De schrijver en de
PROCES-VERBAAL
politieke roman over de Verenigde Naties
NOG MEER PENGUINS
VAN OVERZEE
„THREECHEERS FORME"
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 20 APRIL 1963
Allen Drury schreef vervolg
De verschijning van de
Nederlandse vertaling (bij
N.V. Uitgeverij Nijgh Van
Ditmar, Rotterdam/'s-Gra-
venhage) van TheWriter
and the Commissar,
geschreven door George Pa-
loczi-Horvath, met een Inlei
ding van S. Vestdijk, brengt
het naïef-idyllische natuurge
dicht van Guido Gezelle op
Het Schrijverke in herinne
ring. In dat van 1857 daterend
vers zegt de Vlaamse pries
ter o.a.
Wat zie ik toch geren uw
kopke flink
al schrijvend op het waterke
gaan!
De communistische machtheb
bers zien de auteurs niet zo graag
aan het werk. Ze zijn een noodza
kelijk kwaad (blz. 13). Lenin eiste
reeds in 1905 dat ze zouden wor
den een rad en een schroef in het
ene grote mechanisme Oblz. lil).
Stalin droeg hun op ingenieurs
van de menselijke ziel te worden
(blz. 27), Kang Tsjo verklaarde
zich nog in 1957 tegen het bur
gerlijk idee dat schrijvers een spe
ciaal soort mensen zouden zijn met
individuele ambities. Hij was zelfs
tegen het idee van het individuele
genie (blz. 97). De partij weet im
mers meer over literatuur dan de
schrijvers (blz. 53). Bewondering
voor esthetische taal kan onder
bepaalde omstandigheden directe
hulp aan de vijand betekenen (blz.
24). De leuze, dat de literatuur
levende mensen zou moeten uit
beelden, is onjuist (blz. 28). Zij
moet de werkelijkheid niet be
schrijven, maar de werkelijkheid
zoals die volgens de partijlijn be
hoort te zijn. De positieve held in
de roman moet een volmaakt
communist zijn, terwijl de nega
tieve held de kwintessens van al
le burgerlijke snoodheid moet ver-
tegenwoonligen (blz. 28).
„Kopkes flink"
Maar die „kopkes flink" van de
auteurs achter het ijzeren gordijn
bleken moeilijk te beïnvloeden.
De literatuur onderwierp zich ge-
veinsdelijk, zelden uit principiële
afkeer van het communisme, maar
krachtens een weerbarstigheid van
de creatieve geest, die de flink
heid van vele dezer kopkes uit
maakt Heel vaak schrijven zij
zonder aan verboden te denken en
castigeren de kopij dan achteraf.
Dit zien de autoriteiten niet „ge
ren". Maar aan de andere kant
gedogen ze niet dat de auteurs
Ïet schrijven, dat er geen litera-
ur zou zijn. Schrijven mag, dus
is schrijven verplicht. En zo
draagt de partij:
O Schrljverkee, achrljverkes,
zegt mtj dan,
met twintigen zljt gij en meer.
en ls er geen eer die 't mij zeggen
kan:
Wat schrijft en wat schrijft gij zo
zeer?
Waar de Jonge priester retori
sche vragen stelt, oefent de staat
via zijn functionarissen censuur
uit En er is geen ene auteur die
daaraan ontkomt. Wat schrijf je
daar? Gepsychologiseer! (een ban
vloek, zie blz. 28). Je oefent kri
tiek uit, dat is verraad aan de
goede zaak!
Auteur zijn achter het ijzeren
gordijn betekent: het moeilijkste
en gevaarlijkste beroep uitoefe
nen. Van de journalist geldt het
zelfde (blz. 123). Daarbij komt dat
zij in terreurperioden, vanwege
hun gelijkgeschakelde en daar
door op zijn best middelmatige
produkten, bij het lezerspubliek
niet in tel zijn. Hier staat tegen
over, dat in perioden van ont
spanning en dooi de auteurs
enorm populair worden (blz. 124).
Valt de vorst weer in, dan mo
gen ze blij zijn als ze, na open
bare schuldbelijdenis, mogen blij
ven leven om zich te beteren. „In
de communistische wereld kan
men de schrijvers in zes catego
rieën verdelen: 1. zij die een
schrijfverbod krijgen: 2. zij die
durven schrijven; 3. zij die het
wagen niet te schrijven; 4. zij die
het niet wagen te schrijven; 5.
zij die het niet wagen, niet te
schrijven; 6. partijfunctionarissen
die zich voordoen als schrijvers"
(blz. 122).
De auteurs
Zo zijn de auteurs afwisselend
verwend en gedood (blz. 14), bij"
duizenden gelikwideerd (blz. 14),
tot werkloze en dus praktisch vo
gelvrij verklaard (blz. 27). Chroesj-
tsjef oordeelde in 1957, dat de
Hongaarse opstand niet zou zijn
uitgebroken, als er op tijd een
paar schrijvers waren neerge
schoten (blz. 11). De auteurs heb
ben de heldenmoed van het zwij
gen betracht (blz. 25), soms de
autoriteiten een oorvijg toege
diend (blz. 57), soms berouw be
tuigd over vroegere betuigingen
van berouw (blz. 27). Hun eigen,
echte werk dook vaak onder en
raakte zo in brede kring toch
bekend, zó bekend, dat de toe
hoorders op een clandestiene le
zing de zich vergissende of aar
zelend-lezende meester konden
souffleren (blz. 79). Bij de besten
overwint de angst, onwaardig te
zijn, de vrees voor de dood (blz.
89).
„Wat schrijft gij zo zeer?"
Soms een satire, zoals die over
Khan Achmet. Deze machtige
man (lees: do Sowjet-realiteit»,
die maar één hand en één oog
had. wilde afgebeeld worden te
paard en in het strijdgewoel.
Schilder no. 1 portretteerde hem
met twee ogen en twee handen.
Hij werd verbannen. Nummer 2
beeldde de tyran af zoals hij was:
éénogig en éénhandig. Vanwege
dit naturalisme vond de schilder
een vroegtijdige dood. De derde
schilder geeft zijn held weer „en
profil", zodat de ontbrekende
rechterhand en het niet aanwezi
ge rechteroog buiten de voorstel
ling vallen.
llllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
„Over het algemeen is alles verboden,
maar alles wat mag, is verplicht."
MOSKOUS GEZEGDE
George Paloczi-Horvath
trun. na vijf jaar gevangenschap,
tijdens welke periode vrouw en
zoon stierven, dicht:
...In die tijd
werd hij gewekt uit de slaap,
verblind door een zoeklicht,
gedompeld in water,
zijn vingers gebroken
tot zijn lichaam zo licht werd,
zo transparant
dat men zijn geest kon zien
opgevouwen als een embryo in
moeders schoot.
Plotseling stond in de deur een
vreemde bewaker
met de trekken van zijn dode
en de ogen van zijn zoon.
Hij hoorde trompetten schal
len. Hij zag
de engelen van Sodom.
De Chinezen
„Een flink eind verder
oosten schijnen eerst de ware gru
welen een aanvang te nemen",
oordeelt Vestdijk in zijn Inleiding.
„De Russen menen wij nog te be
grijpen, de Chinezen niet meer;....
hun politiek drijven heeft voor ons
alle allures van het niet-menselij-
ke, het monsterlijke van een totaal
andere, niet meer voelbare we
reld. Bovendien hebben wij het
vermoeden, dat ook de Russen de
Chinezen niet begrijpen, en in elk
geval als de dood voor hen zijn"
(blz. 8). In dit licht verkrijgen G'e-
zelles dichtregels nu wij ze een
maal toch aan het misbruiken
zijn, iets lugubers:
„Wij schrijven", zo sprak het,
„al krlnklend af
het gene onze Meester, weleer,
ons makend en lerend, te
schrijven gaf,
één lesse, niet min nochte
Precies: de communistische au
teur mag maar één lesse schrij
ven, de les die zijn harde meester
hem te schrijven geeft. Niet min
nochte meer. De gyrinus natans
doet dat met vreugde en schrijft
'den heiligen Name van God'. De
geknechte schrijver achter het ij
zeren gordijn probeert met moei
te de hem opgedrongen les vorm
te geven en weet daarbij tussen
de regels door nog wel wat an
ders te verstaan te geven, hoewel
dat in strenge tijden uiterst moei
lijk is. De litérature dirigée (blz.
38) hanteert een versteende par
tijtaal (blz. 60), een taal. terugge
bracht tot dertig lofformules (blz.
71) en de geringste afwijking
maakt verdacht.
In november 1960 heb ik in on
ze krant enigszins uitvoerig over
persoon en werk van George Pa
loczi-Horvath geschreven. Dit ge
schiedde naar aanleiding van een
kort bezoek dat hij aan Neder
land bracht, in verband met de
verschijning van de Hollandse ver
taling van zijn boek over Chroesj-
tsjef. Laat ik nu alleen memore
ren dat hij in 1908 geboren is uit
een Hongaars-Calvinistische, adel
lijke familie. Hij heeft vijf jaren
in Hongaarse gevangenissen door-
Sebracht. Zijn vrijlating, tijdens
e periode van de „dooi", be
schouwt hij als een wonder. Schrij
ven is voor hem een biologische
noodzakelijkheid, zoals hij het in
een persoonlijk gesprek uitdrukte.
In 1959 won hij de Atlantic Non-
Fiction Prize. Door afwisseling
van politieke en literaire onder
werpen blijft hij fris. Hij kent
Russisch en heeft in Moskou ge
woond. Belangrijk is vooral, dat
hij zijn werken over het commu
nisme en de toestanden in de
landen achter het ijzeren gordijn
alleen en uitsluitend baseert op
communistische bronnen. Even
belangrijk is dat hij vertrouwd
is met de subtielste nuances van
het partij-jargon. Er zijn wester-
se sowjetologen. die op dit punt
i- ernstig tekort schieten, zegt hij.
Controverse
nogal wat te doen
geweest over de
schrijverkes. Him
pretentie is, dat zij
de geest vertegen
woordigen. In ze
kere zin is dat
waar. De grondfout
zijn economisch ma
terialisme, wordt
reusachtig zicht
baar waar het in
reusachtige lan
den reusachtige
macht bezit. Sta
lin heeft van de
Sowjetunie een mo
noliet gemaakt, één
brok graniet ge
lijkend, schijnbaar
zonder scheur.
Kunst kan alleen
in een sfeer van
geestelijke vrij
heid ontstaan (ook
weldenkende, doc
trinair aangelegde
christenen verge
ten dit wel eens).
De staat ziet de
enorme invloed en
het culturele be
lang van de kunst
in. Hij eist kunst
en maakt die met
een onmogelijk
door vooraf te de
creteren wat ze
behandelen zal en
hoe dat gebeuren
moet. Nooit kan
hij zijn grondfout
erkennen. Hierbij
komt ook een psychologische
grondfout. De mensen zijn nu
eenmaal zo geschapen, dat ze
globaal in twee groepen zijn te
verdelen: rekkelijken en precie-
zen. Het is een kwestie van psy
chologische structuur. Ook in de
kerkelijke twisten gaat veel op de
ze tweeheid terug (zeker niet al
les). Maar in het communisme is
rekkelijkheid een doodzonde. Het
keert zich dus weliswaar niet te
gen „het menselijk ras", zoals de
auteur aan het slot van zijn boek
concludeert (een conclusie die
door Vestdijk afgewezen wordt),
maar zeker tegen de niet-doctri-
naire geesten binnen het eigen
machtsbereik.
Somber
Vestdijk ls somber gestemd.
„Dat de geest in laatste Instantie
ln staat ls Iedere bedreiging te
overwinnen, ls een stelling, die te
genwoordig niet veel aanhangers
meer telt; de ervaringen in de
tweede wereldoorlog hebben het
tegendeel wel bewezen. Maar
waar de geest nog niet door de
vijand is aangetast, staat hij toch
niet geheel machteloos" (blz. 10).
Ik geloof dat pas als het wereld*
communisme over de hele lijn zou
zegevieren, die innerlijke contro
verse tussen dwang en geest in de
beslissende, dodelijke worsteling
zou geraken. Indien het althans
van te voren zichzelf niet aan
zijn onmogelijke doctrine zou heb
ben gewurgd. Want de aarde be
slist niet over de aarde.
Heeft de lezer nog even geduld?
Er zijn nog enkele belangrijke din
gen te zeggen. In de eerste plaats
over de creatieve fantasie, die in
vrijheid moet kunnen opereren.
Men begrijpt dit het beste wan
neer men het ziet als een uitvin
dend denken. Zonder dat is een
voortgang van de cultuur onmoge
lijk. Uit het onlangs bij Kok te
Kampen verschenen boekje van
dr. H- R. Rookmaker, Kunst en
Amusement, blijkt duidelijk hoe
ook bij een belijdend christen, die
zich intensief met kunstvragen en
kunstkritiek bezighoudt, die con
troverse tussen letter en geest, soe
pelheid en doctrine tot een inner
lijk conflict kan leiden. Hij weet
met zijn gebondenheid aan de
Schrift eigenlijk geen raad, om
dat" hij de neiging heeft, de Bijbel
ietwat doctrinair te hanteren en
dan in conflict geraakt met de
sfeer van het vrije vinden en uit
vinden, waarin alleen de kunst
kan ontstaan en gedijen. Hier ge
schiedt op sympathieke wijze, bin
nen de geestelijke ruimte v
mens, wat in de
schrikkelijke strijd betekent tus
sen schrijver en commissaris, tus
sen individuele geest en dwang.
Veranderd
In de tweede en laatste plaats:
de Openbaring van Johannes was
vroeger een prachtig boek om in
drukwekkende preken met kosmi
sche vergezichten aan te ontlenen.
Men zag die laatste dingen min of
meer helder aankomen, maar leef
de nog in veiligheid. Dit is ver
anderd. De werkelijkheid is zo ont
zettend geworden, dat die brave
visionaire preken mijlen achter
bleven en uit het gezicht raakten.
Het boek (vanmorgen heb ik juist
weer de lezing ervan beëindigd) is
tegelijk dichterbij gekomen en
moeilijker geworden. Maar één
ding is ook voor de theologische
leek duidelijk: a. niet de materie
beslist, maar de geest; b. niet de
menselijke geest, maar het meta
fysische, anders gezegd de demo
nen; c. uiteindelijk beslist de Geest
van God en van het Lam.
Religie is hier het centrale
woord. Wereldheerschappij zonder
wereldreligie, die dus wezenlijk
op het metafysische gericht is,
kan. niet Jang bestaan. Onder de
wereldheerschappij van het com
munisme is een bloeiende kunst
niet denkbaar, wel onder die van
de antichrist. Alleen dan is het
mogelijk wat de Chinezen nu al
willen maar niet bereiken: „geef
uw hart over" (blz. 111).
C. RIJNSDORP.
Het schijnt wel een privilege van de Amerikanen te zijn ro
mans te schrijven, zo groot van aanpak en zo uitvoerig, dat
men zich afvraagt, hoe de auteur de moed en de tijd kon op
brengen voor zulk een omvangrijk werk. We kennen de roman
„U.S.A." van John dos Passos, die in zo'n anderhalf duizend
bladzijden (en dan nog van het begin tot het einde boeiend)
het leven van zijn hoofdfiguren gedurende een dertigtal jaren
beschreef en die hen daarbij een groot deel van de Verenigde
Staten liet bereizen, waarvan hij dan weer met kennis van
zaken verslag uitbracht. Op een ander niveau heeft Upton
Sinclair zijn bijna niet meer overzichtelijke reeks over Lanny
Budd geschreven. En op een meer journalistiek gebied viel
het indringende en uitputtende werk van John (Inside U.S.A.)
Gunther op. Bij dit drietal heeft zich enkele jaren geleden de
auteur Allen Drury gevoegd.
Ook hij heeft in
„Advise and Con
sent" met een ver
bluffend resultaat
een hoeveelheid
personen inge
voerd, waarvan de
lezer de eerste
twintig bladzijden
duizelt, maar die
men daarna steeds
beter gaat kennen
en waarderen. Al
len Drury schoot
in 1959 met dit
„Advise and Con
sent" midden in de
roos. -Deze jour
nalist van origine,
die door zijn werk
in de hoofdstad
Washington een
goede gids werd in
de Ametrikaanse
politieke doolhof,
zag zijn omvang-
de politiek (en het
maken daarvan) in
de Verenigde Sta
ten niet alleen be
kroond met de eer
volle Pulitzerprijs,
maar ook twee jaar
op de lijst van
bestsellers staan.
Bovendien werd er
d«or Otto Premin-
ger een film van
gemaakt, die een
even belangstellend onthaal van
het grote publiek kreeg als zijn
roman.
machine van politiek spel en
tegenspel in het nadeel van Lef-
fingwell draaide.
We ontmoeten in het Washing
ton van Drury sympathieke en
onsympathieke figuren, mensen,
die werkelijk, integer en eer
lijk, de belangen van hun land
willen dienen en anderen, die al
leen maar de carrière en het
belang van zichzelf zien. We be
merken, hoe bijvoorbeeld de in
tegere Senator van Utah Brig-
ham Anderson aan die intriges
ten offer valt en we zien, hoe
de kleurrijke Seabright B. Coo-
ley, de president van de Senaat,
intrigeert, en op welke manie
ren de hardwerkende en eerlijke
Bob Munson, die de leider van
de meerderheid in de Senaat
is, probeert de afgevaardigden
rijp te maken voor de benoe
ming van Leffingwell. We ma
ken kennis met de prachtig ge
tekende Orrin Knox van Illinois,
die aspiraties voor het president
schap heeft, maar die uiteinde
lijk in de plaats van Leffing
well „secretary of state" wordt,
als de president, die zo pro-Lef-
fingwell was, is overleden en
Harley M. Hudson, de vice-pre-
van Washington naar de Verenig
de Naties in New York.
Zo komen nu als belangwek
kende en vaak schilderachtige
figuren naar voren: „Terrible
Terry", de M'Bulu van Mbue-
le. Senator Harold Fry, afge
vaardigde Cullee Hamilton en
Felix Labaiya-Sofra, de ambas
sadeur van Panama.
Vijf delen
Vervolg
De Slsyfus-arbeld, die Al
len Drury met „Advise and
Consent" op zich heeft geno
men, heeft hem kennelijk nog
lang niet schrijvensmoe ge
maakt, want deze maand ls bij
de Londense uitgeverij Michael
Joseph een vervolg verschenen
op zijn eerste succesrijke boek.
,,A Shade of Difference" is de
titel en wij ontmoeten daarin
opnieuw de hoofdfiguren, die ons
na lezing van „Advise and Con
sent" vertrouwd en sympathiek
waren geworden: Orrin Knox,
Bob Munson, de sluwe oude vos
Seabright B. Cooley, president
Hudson, de ambassadeurs van
India.Rusland, Groot-Britannië,
Frankrijk, waarbij het enige
verschil is, dat de ambassadeur
van India in het eerste boek
Krishna Kapur en in het twee
de Krishna Khaleel heet. Maar
Drury heeft ook een grote hoe
veelheid nieuwe karakters in „A
Shade of Difference" ingevoerd,
want hij verplaatste zijn verhaal
In vijf delen,
vier naar zijn hoofdpersonen
noemde, schildert Drury minu
tieus de gebeurtenissen bij de
Verenigde Naties, waar „Terri
ble Terry" in de algemene ver
gadering de zaak van zijn Afri
kaanse land is komen bepleiten.
En ook nu weer ziet de vaar
dige schrijver kans zijn lezers
mee te voeren en de weg te wij
zen in het labyrint, zowel van de
Amerikaanse binnenlandse poli
tiek als van de grotere wereld
omvattende politiek in de Ver
enigde Naties. Hij plaatst voor
al de grote controverse tussen
het Westen en Rusland enerzijds
en tussen het Westen en de ge
kleurde volkeren anderzijds cen
traal en zoals (om nog eens met
een grote voorganger te verge
lijken) John dos Passos in
„U.S.A." met zijn „The Came
ra Eye" en „Newsreel" steeds
een inzicht gaf in de tijd, waar
in zijn hoofdpersonen leefden,
zo laat Drury (zij het minder
opvallend) de persvertegenwoor
digers die rol spelen.
Allen Drury heeft In 784 blad
zijden een era beschreven, een
tijdperk, waarin wij allen leven,
vol verwikkelingen, moeilijk te
overzien, maar boeiend. En het
is zijn grote verdienste, dat hij
zijn gefingeerde personen een
echtheid heeft gegeven, die on
getwijfeld du ingewijde Ameri
kaanse lezers zal doen zoeken
naar de werkelijke man, die
achter de verzonnen romanfi
guur van Drury schuilgaat, want
de echten hebben zonder twijfel
model gestaan voor de gero
mantiseerde werkelijkheid van
Allen Drury.
A Shade of Difference, door
Allen Drury. Uitgave Michael
Joseph, Londen.
Politiek
In „Advise and Consent" heeft
Allen Drury beschreven, hoe en
door wie de politiek van dè Ver
enigde Staten gemaakt wordt en
hij heeft zijn visie in roman
vorm gegeven op de Senaat
vooral, maar ook op alle poli
tici, die in Washington hun domi
cilie hebben. Drury heeft van
zelfsprekend denkbeeldige figu
ren ingevoerd en waarschijnlijk
ALLE IS DRURY
-. kroniek van een era
de echte Senatoren, die hij ken
de, qua uiterlijk én karakter zó
grondig door elkaar gemengd,
dat zij zichzelf in zijn roman
niet meer konden herkennen.
In 624- pagina's heeft- hij ver
teld, wat zich allemaal afspeel
de (grote en kleine menselijke
drama's vindt men er aan de lo
pende band) toen de president
der V.S. had besloten Robert A.
Leffingwell minister van buiten
landse zaken te maken. De Se
naat moest die voordracht goed
keuren en weigerde, omdat de
Roem kreeg hij op zijn pad.
Hij stierf met orden begiftigd
(ongezocht, zo wordt er
verteld).
Soms is er een rechtstreekse
ernst, zo brandend, zo profetisch,
dat men er stil van wordt De
Poolse dichter Mieczyslaw Jas-
Zoveel over de persoon van de
auteur. Maar dit artikeltje is niet
volledig als we ten slotte niet nog
even stilstaan bij de fundamente
le controverse tussen schrijver en
commissaris, tussen doctrine en
scheppende fantasie. Er is de
laatste tijd in ons kleine landje
ZELFWERKZAAMHEID VAN
DE LEZER VEREIST
De zesde roman van Robert
Pinget, getiteld L' I n q u i s i-
t o i r e, moest wel bij Les
Editions de Minuit verschijnen,
niet zozeer omdat ook al de
voorafgaande bij deze uitgeve
rij waren uitgekomen, maar
vooral omdat op de stamburcht
van de groep Le Nouveau Ro
man alle literaire experimen
ten op een gunstige ontvangst
mogen rekenen. De toneelstuk
ken van Samuel Beckett, de ro
mans van Alain Robbe-Grillet,
Michel Butor, Claude Simon en
Nathalie Sarraute, het is alles
uitgegeven door Les Editions de
Minuit.
Gewaagd experiment
Men mag hier wel van een ge
waagd experiment spreken. Een
ongenoemde rechter-commissa-
ris neemt een getuige een verhoor
af in de zaak der plotselinge ver
dwijning van de sekretaris van
een paar vermogende heren, be
woners van een kasteel in Zuid-
Frankrijk. Dat verhoor gaat zon
der enige onderbreking door tot
het een boekdeel vult van bijna
vijfhonderd pagina's. De rechter
stelt telkens nieuwe, bondig-gefor-
muleerde vragen of spoort aan tot
antwoorden en grijpt in bij af
dwalingen of pogingen tot uitwij
ken. Geen wonder, dat de onder
vraagde. een bejaard man, op het
laatst tekenen van vermoeidheid
vertoont, zich uit in verwarde zin
nen en eindelijk volledig zwijgt.
Afgezien van de meerdere of
mindere belangwekkendheid van
de antwoorden, blijft het grote be
zwaar het statisch karakter van
het verhaal. Er gebeurt niets in
en in het relaas van wat gebeurd
zou kunnen zijn wordt door de
verteller opzettelijk zulk een dich
te sluier gelegd over de concrete
feiten dat de doorsnee-lezer in de
mist blijft staan en zich buitenge
sloten gevoelt met het gevolg dat
zijn aandacht verflauwt en de
belangstelling verdwijnt en het
hem vergaat als de ondervraagde.
Heren en knechten
De oude man spreekt over zijn
leven en werk op een bezitting,
niet ver van een provinciestad met
veel toeristenverkeer gelegen.
Meer dan over zichzelf vertelt hij
over de medebewoners, de eige
naren, vrijgezellen van middelba
re leeftijd; hun talrijk personeel;
hun vrienden van gelijke en min
dere stand, die ook weer hun eigen
kring hebben; hun leveranciers,
dorps- en stadsbewoners; een
staalkaart van het maatschappe
lijk bestel waaraan alleen de
werkmansstand ontbreekt. Feesten
en feestjes, privé-vermaken, per-
gerechtelijk verhoor
ROBERT PINGET
soonlijke neigingen, die soms nu
eens uitvoerig beschreven, dan
weer even aangeroerd, soms
slechts gesuggereerd. De samen
leving van een brede maatschap
pelijke laag in een bepaalde streek
wordt zo opengelegd en doorzocht.
Veel moois wordt daarbij niet op
gedolven. Een enkele maal tref
fen schilderachtige bijzonderheden
als spiritistische bedrijvigheden,
die uitlopen op contact met over
ledenen en op toekomstvoorspel
lingen. De beschrijvingen van hui
zen, hun indeling en meubilering
zijn breed uitgewerkt en vullen
soms bladzijde na bladzijde. Het
zelfde geldt voor enkele feesten
met hun uitgebreide voorbereidin
gen, roezemoezig verloop en wan
ordelijk einde.
Persoonlijk element
Tientallen bij tientallen perso
nen worden een ogenblik onder de
schijnwerper gebracht, te kort en
te onvolledig echter om tot leven
te komen. Sterker belicht worden
de verdwenen sekretaris en de
tweede, jongere huisknecht, maar
ook zij blijven schimmige figuren
in het half-duister. We komen tot
vermoedens zonder iets zeker te
weten. Dat is naar de bedoeling
van Pinget. Hij wil suggereren
zonder zich duidelijk uit te spre
ken. De oude man gebruikt zijn
doofheid en geheugenverlies om
zijn vage antwoorden te veront
schuldigen. als de vragen hem op
gevaarlijk terrein brengen. Hij is
daarentegen breedsprakig, als een
onderwerp hem ligt en hem on
schuldig toeschijnt.
Het duidelijkst zien we de on
dervragende zelf. Vaak dringt in
zijn woorden het subjectief ele
ment naar voren; hij spreekt dan
over zijn jonge jaren, zijn over
leden vrouw, het jonge gestorven
zoontje, zijn positie in het rijke-
manshuis en zijn eenzame ouder
dom. Het verblijf in een spiritis
tisch milieu heeft hem niet onbe
roerd gelaten; occultisme is het
bijgeloof van de Franse plattelan
der komen versterken. Op een be
paald moment ziet hij de Boze
staan achter de rechter en wil niet
verder spreken voordat deze het
kruisteken heeft gemaakt. Vol
gens hem bewerken speldeprikken
op de foto van een vijand, werke
lijk of vermeend, diens vroegtij
dige dood.
Zijn persoonlijkheid komt ook
uit in een volkse humor en een
fatsoensbesef dat halt houdt voor
bepaalde woorden en weigert bij
zonderheden te geven omtrent be-
paèlde feiten. Pinget heeft zijn
man laten spreken in uiterst een
voudige taal en verbrokkelde zin
nen met de typische fouten van de
onontwikkelde die voor de gele
genheid grijpt naar deftige woor
den en dan mistast. Aan een der
gelijke fout is de titel van de ro
man ontleend, een nietbestaand
woord, kruising van „inquisition"
en „requisitoire".
Een brok leven
deze vraag kan zonder meer noch
bevestigend noch ontkennend wor
den geantwoord. De zwakke kan
ten ervan springen in het oog: het
geeft te veel en biedt de doorsnee
lezer vermoeiende lectuur. Niet
alleen door de voortdurende ver
springing van de onderwerpen,
maar ook door de schrijfwijze, die
wel natuurgetrouw is immers
zo zou een onontwikkeld, zenuw
achtig, oud man bij een rechter
lijk verhoor vermoedelijk spre
ken maar een gespannen aan
dacht vraagt. Daar komt bij dat
de auteur geen enkele onderverde
ling heeft aangebracht en alle
leestekens, behalve een schaarse
komma, over boord heeft gewor
pen, waarbij de hoofdletters wel
moesten volgen.
In dergelijke dingen wekt dit
boek de herinnering aan La Route
des Flandres van Claude Simon,
die tot dezelfde groep behoort, Si
mon wist echter geleidelijk een
mozaïek op te bouwen en een con
centratie van aandacht te berei
ken die we bij Pinget niet vinden.
Het weefsel van Pingets verhaal
is zo vol en zo bont, dat een sterke
loep ternauwernood voldoende is
om het patroon te onderscheiden.
Anderzijds echter, wie de schrij
ver wil volgen op zijn weg en
meer houdt van wandelen dan van
rennen, zal langzaam aan een
brok leven uit de Franse provin
cie voor zich zien oprijzen met ve
le aspecten, nu eens komische,
dan weer tragische; ook wel er
gerlijkeen zedfs schandaal-verwek
kende. Om de verbanden te vin
den tussen personen en toestanden
J.n deze bijna-monoloog van hon
derden bladzijden is, naast geduld,
combinatievermogen en intelligen
tie nodig. Dat ook dan nog veel
duister blijft en de lezer niet ver
der komt dan vermoedens, is
geer. onhandigheid van Pinget,
die heus wel weet wat schrijven
is hij geeft hier zijn elfde boek
maar opzet. Immers, is in het
leven zoals het reilt en zeilt, ieder
verband duidelijk? Soms komen
pas na vele jaren de verbindings
lijnen tussen wat voor ons oog uit
eenvalt naar boven; soms blijven
we tevergeefs tasten. In zijn
streven het echte mensenleven
Het was wel onvermijdelijk, dat
dit boek zeer verschillend werd
beoordeeld: er is ruimte voor ge
gronde kritiek, maar, van uit een
andere gezichtshoek, ook voor
warme waardering bij erkenning
van de gebreken. Bij de prijzen
tombola van deze winter verwierf
het boek maar één stem bij de
jury voor de Prix Goncourt, maar
bij de toekenning van de Prix Fe-
mina, zowel als bij die van de
Prix Rejiaudot kwam het onmid
dellijk achter de bekroonde roman
en deed alleen de dubbele voor-
zittersstem Pinget de prijs missen.
Enkele bijzonderheden over
de schrijver mogen hier nog vol
gen. In 1920 te Genève geboren,
is hij al jong in Frankrijk ge
komen, waar hij klassieke lette
ren en rechten heeft gestudeerd,
het laatste met de advokaten-
bevoegdheid als eindresultaat.
Gedurende vijf jaar heeft hij
zich aan de schilderkunst ge
wijd; in 1950 is zelfs een tentoon
stelling van zijn werk georgani
seerd. In later jaren heeft hij
veel gereisd en een jaar lang
is hij leraar in Engeland ge
weest. Een tiental boeken, waar
onder een toneelstuk en enkele
essays, zijn aan dit boek vooraf
gegaan dat speelt in dezelfde
streek in Zuid-Frankrijk, waar
verscheidene der vorige zijn
gesitueerd en waar hij terdege
thuis is.
V. D. PANNE
Vorige week wijdden wij reeds een korte bespreking aan
enkele boeken, die de Engelse uitgeverij Penguin in haar
transatlantische reeks van Amerikaanse auteurs het licht
heeft doen zien. In diezelfde serie heeft Penguin Ltd. nog
een aantal andere opmerkelijke pocketuitgaven verzorgd,
waarin men kennis kan nemen van de prestaties van Ame
rikaanse en Canadese schrijvers van dit ogenblik en van
wat eerder.
-g- Dangling Man (geschreven door de in Canada geboren en
in Chicago opgegroeide Saul Bellow) is het in dagboek
vorm gegoten verhaal van een jonge man, die in de winter
van 1942 in een armzalige éénkamerwoning in Chicago
wacht op zijn papieren voor dienstneming in het leger. Die
papieren blijven nogal lang in de bureaucratische molen ste
ken en de jonge man krijgt de tijd om zijn gedachten aan
het papier toe te vertrouwen. Een navrant en goed geschre
ven boek, dat destijds Bellow's eersteling was.
-g- The Ballad of the Sad Café (van de hand van Carson Mc-
Cullers, een schrijfster, die een poëtische gevoeligheid paart
aan de gave om een verhaal boeiend te vertellen) verscheen
voor het eerst in 1951. Het maakt in deze Penguin-pocket
deel uit van een serie bijzonder knappe korte verhalen.
The Wapshot Chronicle (een komisch verhaal vol waarlijk
humoristische trekjes van John Cheever, die een regelmati
ge medewerker van „The New Yorker" is). Cheever is niet
ten onrechte-wel eens vergeleken met O. Henry. We le
zen hier, hoe de familie Wapshot een bezoek brengt aan
Washington en daar in die grote stad beleven de plattelan
ders hun soms wat gechargeerde, maar altijd amusante
avonturen.
The Colossus of Maroussi van Henry Miller, wiens gerucht
makende boek Kreeftskeerkring onlangs in het Nederlands
verscheen en ook door onze medewerker C. Rijnsdorp uit
voerig wérd besproken, is een boek, waarin deze „lone ri
der" van de Amerikaanse literatuur zijn vakantiebezoek aan
Griekenland in het oorlogsjaar 1940 beschrijft.
-g- Selected Short Stories. In deze Penguin Modern Classic
zijn vier novellen bijeengebracht van Henry James (Daisy
Miller, The Last of the Valerii, The Real Thing en The
Lesson of the Master). James, de Amerikaan, die zijn va
derland verliet en domicilie koos in Engeland toont in deze
„lange korte verhalen" reeds zijn grote talent.
4f- I thought of Daisy is één van de 25 boeken, die Edmund
Wilson (een Amerikaans auteur, die ook bekendheid kreeg
door zijn wetenschappelijke werken, o.a. „The Scrolls from
the Dead Sea") schreef. Met warmte en oprechtheid schil
dert hij het leven in de artiestenwijk Greenwich Village in
New York, juist na de eerste wereldoorlog.
The Middle of the Journey is tot dusverre de enige roman,
die de in de Anglo-Amerikaanse literatuur zeer gewaardeer
de criticus en essayist Lionel Trilling heeft geschreven. Hij
situeert zijn verhaal in een dorp in New England, even voor
de oorlog en laat zijn geboeide lezers kennismaken met
de zieke John Laskell en diens vrienden, de Crooms, met
sterk-communistische neigingen.
een humor, die aanspreekt
Wie een werkelijk amusant en met een groot gevoel voor
humor geschreven boek kan appreciëren (en wie kan dat
niet?) zal er goed aan doen het door de Canadese auteur
Donald Jack geschreven „Three Cheers for Me" te lezen,
dat zojuist is verschenen bij de Uitgeverij Heincmann in
Londen.
P.S. Een storende zetfout ln het
artikel over Rimbaud (Zondags
blad 13-4-'63) vraagt correctie: de
invloed van Les Chants de Maldo-
ror op de jonge dichter is niet
„onmisbaar", maar onmlsken-
I Het is het in de „ik-vorm"
geschreven verhaal over de
I Canadese predikantszoon Bar-
I tholomew Bandy, de wat link-
Ise, slungelige dorpsjongen, die
als vrijwilliger getekend heeft
om in de Eerste Wereldoorlog
Iin Europa te gaan meevechten
en die niet alleen zichzelf iet
wat vertekend in een juist-vol-
I doende gebogen lachspiegel
bekijkt, maar die ook blijk
geeft met een grote dosis hu-
mor zijn medemensen te be-
Het zou niet vreemd zijn, als
I we deze Bartholomew Bandy
I binnen niet al te lange tijd in
een kostelijke film zouden te-
I rugzien, want het verhaal lijkt
I daarvoor wel geschreven te
air het zou
v. d. P.
waarschijnlijk zijn, dat deze
Canadese jongen, die in het
nog primitieve vliegerkorps
van de Britse strijdkrachten
furore maakt, in de literatuur
een even onvergetelijke figuur
zal gaan worden als bijvoor
beeld Don Camillo van Gua-
reschi, waarbij dan direct de
acteur Fernandel de aangewe
zen acteur zou zijn om de rol
van Bandy te spelen, omdat
de Canadese vlieger wel wat
op deze Fransman lijkt.
„Three Cheers for Me" is
?en verademing, waarbij men
ot de laatste bladzij de adem
inhoudt en een hartelijke lach
niet kan onderdrukken. Dus:
„Three Cheers for Bandy and
for Donald Jack".
J. van H.