De schrijver en de PROCES-VERBAAL politieke roman over de Verenigde Naties NOG MEER PENGUINS VAN OVERZEE „THREECHEERS FORME" ZONDAGSBLAD ZATERDAG 20 APRIL 1963 Allen Drury schreef vervolg De verschijning van de Nederlandse vertaling (bij N.V. Uitgeverij Nijgh Van Ditmar, Rotterdam/'s-Gra- venhage) van TheWriter and the Commissar, geschreven door George Pa- loczi-Horvath, met een Inlei ding van S. Vestdijk, brengt het naïef-idyllische natuurge dicht van Guido Gezelle op Het Schrijverke in herinne ring. In dat van 1857 daterend vers zegt de Vlaamse pries ter o.a. Wat zie ik toch geren uw kopke flink al schrijvend op het waterke gaan! De communistische machtheb bers zien de auteurs niet zo graag aan het werk. Ze zijn een noodza kelijk kwaad (blz. 13). Lenin eiste reeds in 1905 dat ze zouden wor den een rad en een schroef in het ene grote mechanisme Oblz. lil). Stalin droeg hun op ingenieurs van de menselijke ziel te worden (blz. 27), Kang Tsjo verklaarde zich nog in 1957 tegen het bur gerlijk idee dat schrijvers een spe ciaal soort mensen zouden zijn met individuele ambities. Hij was zelfs tegen het idee van het individuele genie (blz. 97). De partij weet im mers meer over literatuur dan de schrijvers (blz. 53). Bewondering voor esthetische taal kan onder bepaalde omstandigheden directe hulp aan de vijand betekenen (blz. 24). De leuze, dat de literatuur levende mensen zou moeten uit beelden, is onjuist (blz. 28). Zij moet de werkelijkheid niet be schrijven, maar de werkelijkheid zoals die volgens de partijlijn be hoort te zijn. De positieve held in de roman moet een volmaakt communist zijn, terwijl de nega tieve held de kwintessens van al le burgerlijke snoodheid moet ver- tegenwoonligen (blz. 28). „Kopkes flink" Maar die „kopkes flink" van de auteurs achter het ijzeren gordijn bleken moeilijk te beïnvloeden. De literatuur onderwierp zich ge- veinsdelijk, zelden uit principiële afkeer van het communisme, maar krachtens een weerbarstigheid van de creatieve geest, die de flink heid van vele dezer kopkes uit maakt Heel vaak schrijven zij zonder aan verboden te denken en castigeren de kopij dan achteraf. Dit zien de autoriteiten niet „ge ren". Maar aan de andere kant gedogen ze niet dat de auteurs Ïet schrijven, dat er geen litera- ur zou zijn. Schrijven mag, dus is schrijven verplicht. En zo draagt de partij: O Schrljverkee, achrljverkes, zegt mtj dan, met twintigen zljt gij en meer. en ls er geen eer die 't mij zeggen kan: Wat schrijft en wat schrijft gij zo zeer? Waar de Jonge priester retori sche vragen stelt, oefent de staat via zijn functionarissen censuur uit En er is geen ene auteur die daaraan ontkomt. Wat schrijf je daar? Gepsychologiseer! (een ban vloek, zie blz. 28). Je oefent kri tiek uit, dat is verraad aan de goede zaak! Auteur zijn achter het ijzeren gordijn betekent: het moeilijkste en gevaarlijkste beroep uitoefe nen. Van de journalist geldt het zelfde (blz. 123). Daarbij komt dat zij in terreurperioden, vanwege hun gelijkgeschakelde en daar door op zijn best middelmatige produkten, bij het lezerspubliek niet in tel zijn. Hier staat tegen over, dat in perioden van ont spanning en dooi de auteurs enorm populair worden (blz. 124). Valt de vorst weer in, dan mo gen ze blij zijn als ze, na open bare schuldbelijdenis, mogen blij ven leven om zich te beteren. „In de communistische wereld kan men de schrijvers in zes catego rieën verdelen: 1. zij die een schrijfverbod krijgen: 2. zij die durven schrijven; 3. zij die het wagen niet te schrijven; 4. zij die het niet wagen te schrijven; 5. zij die het niet wagen, niet te schrijven; 6. partijfunctionarissen die zich voordoen als schrijvers" (blz. 122). De auteurs Zo zijn de auteurs afwisselend verwend en gedood (blz. 14), bij" duizenden gelikwideerd (blz. 14), tot werkloze en dus praktisch vo gelvrij verklaard (blz. 27). Chroesj- tsjef oordeelde in 1957, dat de Hongaarse opstand niet zou zijn uitgebroken, als er op tijd een paar schrijvers waren neerge schoten (blz. 11). De auteurs heb ben de heldenmoed van het zwij gen betracht (blz. 25), soms de autoriteiten een oorvijg toege diend (blz. 57), soms berouw be tuigd over vroegere betuigingen van berouw (blz. 27). Hun eigen, echte werk dook vaak onder en raakte zo in brede kring toch bekend, zó bekend, dat de toe hoorders op een clandestiene le zing de zich vergissende of aar zelend-lezende meester konden souffleren (blz. 79). Bij de besten overwint de angst, onwaardig te zijn, de vrees voor de dood (blz. 89). „Wat schrijft gij zo zeer?" Soms een satire, zoals die over Khan Achmet. Deze machtige man (lees: do Sowjet-realiteit», die maar één hand en één oog had. wilde afgebeeld worden te paard en in het strijdgewoel. Schilder no. 1 portretteerde hem met twee ogen en twee handen. Hij werd verbannen. Nummer 2 beeldde de tyran af zoals hij was: éénogig en éénhandig. Vanwege dit naturalisme vond de schilder een vroegtijdige dood. De derde schilder geeft zijn held weer „en profil", zodat de ontbrekende rechterhand en het niet aanwezi ge rechteroog buiten de voorstel ling vallen. llllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll „Over het algemeen is alles verboden, maar alles wat mag, is verplicht." MOSKOUS GEZEGDE George Paloczi-Horvath trun. na vijf jaar gevangenschap, tijdens welke periode vrouw en zoon stierven, dicht: ...In die tijd werd hij gewekt uit de slaap, verblind door een zoeklicht, gedompeld in water, zijn vingers gebroken tot zijn lichaam zo licht werd, zo transparant dat men zijn geest kon zien opgevouwen als een embryo in moeders schoot. Plotseling stond in de deur een vreemde bewaker met de trekken van zijn dode en de ogen van zijn zoon. Hij hoorde trompetten schal len. Hij zag de engelen van Sodom. De Chinezen „Een flink eind verder oosten schijnen eerst de ware gru welen een aanvang te nemen", oordeelt Vestdijk in zijn Inleiding. „De Russen menen wij nog te be grijpen, de Chinezen niet meer;.... hun politiek drijven heeft voor ons alle allures van het niet-menselij- ke, het monsterlijke van een totaal andere, niet meer voelbare we reld. Bovendien hebben wij het vermoeden, dat ook de Russen de Chinezen niet begrijpen, en in elk geval als de dood voor hen zijn" (blz. 8). In dit licht verkrijgen G'e- zelles dichtregels nu wij ze een maal toch aan het misbruiken zijn, iets lugubers: „Wij schrijven", zo sprak het, „al krlnklend af het gene onze Meester, weleer, ons makend en lerend, te schrijven gaf, één lesse, niet min nochte Precies: de communistische au teur mag maar één lesse schrij ven, de les die zijn harde meester hem te schrijven geeft. Niet min nochte meer. De gyrinus natans doet dat met vreugde en schrijft 'den heiligen Name van God'. De geknechte schrijver achter het ij zeren gordijn probeert met moei te de hem opgedrongen les vorm te geven en weet daarbij tussen de regels door nog wel wat an ders te verstaan te geven, hoewel dat in strenge tijden uiterst moei lijk is. De litérature dirigée (blz. 38) hanteert een versteende par tijtaal (blz. 60), een taal. terugge bracht tot dertig lofformules (blz. 71) en de geringste afwijking maakt verdacht. In november 1960 heb ik in on ze krant enigszins uitvoerig over persoon en werk van George Pa loczi-Horvath geschreven. Dit ge schiedde naar aanleiding van een kort bezoek dat hij aan Neder land bracht, in verband met de verschijning van de Hollandse ver taling van zijn boek over Chroesj- tsjef. Laat ik nu alleen memore ren dat hij in 1908 geboren is uit een Hongaars-Calvinistische, adel lijke familie. Hij heeft vijf jaren in Hongaarse gevangenissen door- Sebracht. Zijn vrijlating, tijdens e periode van de „dooi", be schouwt hij als een wonder. Schrij ven is voor hem een biologische noodzakelijkheid, zoals hij het in een persoonlijk gesprek uitdrukte. In 1959 won hij de Atlantic Non- Fiction Prize. Door afwisseling van politieke en literaire onder werpen blijft hij fris. Hij kent Russisch en heeft in Moskou ge woond. Belangrijk is vooral, dat hij zijn werken over het commu nisme en de toestanden in de landen achter het ijzeren gordijn alleen en uitsluitend baseert op communistische bronnen. Even belangrijk is dat hij vertrouwd is met de subtielste nuances van het partij-jargon. Er zijn wester- se sowjetologen. die op dit punt i- ernstig tekort schieten, zegt hij. Controverse nogal wat te doen geweest over de schrijverkes. Him pretentie is, dat zij de geest vertegen woordigen. In ze kere zin is dat waar. De grondfout zijn economisch ma terialisme, wordt reusachtig zicht baar waar het in reusachtige lan den reusachtige macht bezit. Sta lin heeft van de Sowjetunie een mo noliet gemaakt, één brok graniet ge lijkend, schijnbaar zonder scheur. Kunst kan alleen in een sfeer van geestelijke vrij heid ontstaan (ook weldenkende, doc trinair aangelegde christenen verge ten dit wel eens). De staat ziet de enorme invloed en het culturele be lang van de kunst in. Hij eist kunst en maakt die met een onmogelijk door vooraf te de creteren wat ze behandelen zal en hoe dat gebeuren moet. Nooit kan hij zijn grondfout erkennen. Hierbij komt ook een psychologische grondfout. De mensen zijn nu eenmaal zo geschapen, dat ze globaal in twee groepen zijn te verdelen: rekkelijken en precie- zen. Het is een kwestie van psy chologische structuur. Ook in de kerkelijke twisten gaat veel op de ze tweeheid terug (zeker niet al les). Maar in het communisme is rekkelijkheid een doodzonde. Het keert zich dus weliswaar niet te gen „het menselijk ras", zoals de auteur aan het slot van zijn boek concludeert (een conclusie die door Vestdijk afgewezen wordt), maar zeker tegen de niet-doctri- naire geesten binnen het eigen machtsbereik. Somber Vestdijk ls somber gestemd. „Dat de geest in laatste Instantie ln staat ls Iedere bedreiging te overwinnen, ls een stelling, die te genwoordig niet veel aanhangers meer telt; de ervaringen in de tweede wereldoorlog hebben het tegendeel wel bewezen. Maar waar de geest nog niet door de vijand is aangetast, staat hij toch niet geheel machteloos" (blz. 10). Ik geloof dat pas als het wereld* communisme over de hele lijn zou zegevieren, die innerlijke contro verse tussen dwang en geest in de beslissende, dodelijke worsteling zou geraken. Indien het althans van te voren zichzelf niet aan zijn onmogelijke doctrine zou heb ben gewurgd. Want de aarde be slist niet over de aarde. Heeft de lezer nog even geduld? Er zijn nog enkele belangrijke din gen te zeggen. In de eerste plaats over de creatieve fantasie, die in vrijheid moet kunnen opereren. Men begrijpt dit het beste wan neer men het ziet als een uitvin dend denken. Zonder dat is een voortgang van de cultuur onmoge lijk. Uit het onlangs bij Kok te Kampen verschenen boekje van dr. H- R. Rookmaker, Kunst en Amusement, blijkt duidelijk hoe ook bij een belijdend christen, die zich intensief met kunstvragen en kunstkritiek bezighoudt, die con troverse tussen letter en geest, soe pelheid en doctrine tot een inner lijk conflict kan leiden. Hij weet met zijn gebondenheid aan de Schrift eigenlijk geen raad, om dat" hij de neiging heeft, de Bijbel ietwat doctrinair te hanteren en dan in conflict geraakt met de sfeer van het vrije vinden en uit vinden, waarin alleen de kunst kan ontstaan en gedijen. Hier ge schiedt op sympathieke wijze, bin nen de geestelijke ruimte v mens, wat in de schrikkelijke strijd betekent tus sen schrijver en commissaris, tus sen individuele geest en dwang. Veranderd In de tweede en laatste plaats: de Openbaring van Johannes was vroeger een prachtig boek om in drukwekkende preken met kosmi sche vergezichten aan te ontlenen. Men zag die laatste dingen min of meer helder aankomen, maar leef de nog in veiligheid. Dit is ver anderd. De werkelijkheid is zo ont zettend geworden, dat die brave visionaire preken mijlen achter bleven en uit het gezicht raakten. Het boek (vanmorgen heb ik juist weer de lezing ervan beëindigd) is tegelijk dichterbij gekomen en moeilijker geworden. Maar één ding is ook voor de theologische leek duidelijk: a. niet de materie beslist, maar de geest; b. niet de menselijke geest, maar het meta fysische, anders gezegd de demo nen; c. uiteindelijk beslist de Geest van God en van het Lam. Religie is hier het centrale woord. Wereldheerschappij zonder wereldreligie, die dus wezenlijk op het metafysische gericht is, kan. niet Jang bestaan. Onder de wereldheerschappij van het com munisme is een bloeiende kunst niet denkbaar, wel onder die van de antichrist. Alleen dan is het mogelijk wat de Chinezen nu al willen maar niet bereiken: „geef uw hart over" (blz. 111). C. RIJNSDORP. Het schijnt wel een privilege van de Amerikanen te zijn ro mans te schrijven, zo groot van aanpak en zo uitvoerig, dat men zich afvraagt, hoe de auteur de moed en de tijd kon op brengen voor zulk een omvangrijk werk. We kennen de roman „U.S.A." van John dos Passos, die in zo'n anderhalf duizend bladzijden (en dan nog van het begin tot het einde boeiend) het leven van zijn hoofdfiguren gedurende een dertigtal jaren beschreef en die hen daarbij een groot deel van de Verenigde Staten liet bereizen, waarvan hij dan weer met kennis van zaken verslag uitbracht. Op een ander niveau heeft Upton Sinclair zijn bijna niet meer overzichtelijke reeks over Lanny Budd geschreven. En op een meer journalistiek gebied viel het indringende en uitputtende werk van John (Inside U.S.A.) Gunther op. Bij dit drietal heeft zich enkele jaren geleden de auteur Allen Drury gevoegd. Ook hij heeft in „Advise and Con sent" met een ver bluffend resultaat een hoeveelheid personen inge voerd, waarvan de lezer de eerste twintig bladzijden duizelt, maar die men daarna steeds beter gaat kennen en waarderen. Al len Drury schoot in 1959 met dit „Advise and Con sent" midden in de roos. -Deze jour nalist van origine, die door zijn werk in de hoofdstad Washington een goede gids werd in de Ametrikaanse politieke doolhof, zag zijn omvang- de politiek (en het maken daarvan) in de Verenigde Sta ten niet alleen be kroond met de eer volle Pulitzerprijs, maar ook twee jaar op de lijst van bestsellers staan. Bovendien werd er d«or Otto Premin- ger een film van gemaakt, die een even belangstellend onthaal van het grote publiek kreeg als zijn roman. machine van politiek spel en tegenspel in het nadeel van Lef- fingwell draaide. We ontmoeten in het Washing ton van Drury sympathieke en onsympathieke figuren, mensen, die werkelijk, integer en eer lijk, de belangen van hun land willen dienen en anderen, die al leen maar de carrière en het belang van zichzelf zien. We be merken, hoe bijvoorbeeld de in tegere Senator van Utah Brig- ham Anderson aan die intriges ten offer valt en we zien, hoe de kleurrijke Seabright B. Coo- ley, de president van de Senaat, intrigeert, en op welke manie ren de hardwerkende en eerlijke Bob Munson, die de leider van de meerderheid in de Senaat is, probeert de afgevaardigden rijp te maken voor de benoe ming van Leffingwell. We ma ken kennis met de prachtig ge tekende Orrin Knox van Illinois, die aspiraties voor het president schap heeft, maar die uiteinde lijk in de plaats van Leffing well „secretary of state" wordt, als de president, die zo pro-Lef- fingwell was, is overleden en Harley M. Hudson, de vice-pre- van Washington naar de Verenig de Naties in New York. Zo komen nu als belangwek kende en vaak schilderachtige figuren naar voren: „Terrible Terry", de M'Bulu van Mbue- le. Senator Harold Fry, afge vaardigde Cullee Hamilton en Felix Labaiya-Sofra, de ambas sadeur van Panama. Vijf delen Vervolg De Slsyfus-arbeld, die Al len Drury met „Advise and Consent" op zich heeft geno men, heeft hem kennelijk nog lang niet schrijvensmoe ge maakt, want deze maand ls bij de Londense uitgeverij Michael Joseph een vervolg verschenen op zijn eerste succesrijke boek. ,,A Shade of Difference" is de titel en wij ontmoeten daarin opnieuw de hoofdfiguren, die ons na lezing van „Advise and Con sent" vertrouwd en sympathiek waren geworden: Orrin Knox, Bob Munson, de sluwe oude vos Seabright B. Cooley, president Hudson, de ambassadeurs van India.Rusland, Groot-Britannië, Frankrijk, waarbij het enige verschil is, dat de ambassadeur van India in het eerste boek Krishna Kapur en in het twee de Krishna Khaleel heet. Maar Drury heeft ook een grote hoe veelheid nieuwe karakters in „A Shade of Difference" ingevoerd, want hij verplaatste zijn verhaal In vijf delen, vier naar zijn hoofdpersonen noemde, schildert Drury minu tieus de gebeurtenissen bij de Verenigde Naties, waar „Terri ble Terry" in de algemene ver gadering de zaak van zijn Afri kaanse land is komen bepleiten. En ook nu weer ziet de vaar dige schrijver kans zijn lezers mee te voeren en de weg te wij zen in het labyrint, zowel van de Amerikaanse binnenlandse poli tiek als van de grotere wereld omvattende politiek in de Ver enigde Naties. Hij plaatst voor al de grote controverse tussen het Westen en Rusland enerzijds en tussen het Westen en de ge kleurde volkeren anderzijds cen traal en zoals (om nog eens met een grote voorganger te verge lijken) John dos Passos in „U.S.A." met zijn „The Came ra Eye" en „Newsreel" steeds een inzicht gaf in de tijd, waar in zijn hoofdpersonen leefden, zo laat Drury (zij het minder opvallend) de persvertegenwoor digers die rol spelen. Allen Drury heeft In 784 blad zijden een era beschreven, een tijdperk, waarin wij allen leven, vol verwikkelingen, moeilijk te overzien, maar boeiend. En het is zijn grote verdienste, dat hij zijn gefingeerde personen een echtheid heeft gegeven, die on getwijfeld du ingewijde Ameri kaanse lezers zal doen zoeken naar de werkelijke man, die achter de verzonnen romanfi guur van Drury schuilgaat, want de echten hebben zonder twijfel model gestaan voor de gero mantiseerde werkelijkheid van Allen Drury. A Shade of Difference, door Allen Drury. Uitgave Michael Joseph, Londen. Politiek In „Advise and Consent" heeft Allen Drury beschreven, hoe en door wie de politiek van dè Ver enigde Staten gemaakt wordt en hij heeft zijn visie in roman vorm gegeven op de Senaat vooral, maar ook op alle poli tici, die in Washington hun domi cilie hebben. Drury heeft van zelfsprekend denkbeeldige figu ren ingevoerd en waarschijnlijk ALLE IS DRURY -. kroniek van een era de echte Senatoren, die hij ken de, qua uiterlijk én karakter zó grondig door elkaar gemengd, dat zij zichzelf in zijn roman niet meer konden herkennen. In 624- pagina's heeft- hij ver teld, wat zich allemaal afspeel de (grote en kleine menselijke drama's vindt men er aan de lo pende band) toen de president der V.S. had besloten Robert A. Leffingwell minister van buiten landse zaken te maken. De Se naat moest die voordracht goed keuren en weigerde, omdat de Roem kreeg hij op zijn pad. Hij stierf met orden begiftigd (ongezocht, zo wordt er verteld). Soms is er een rechtstreekse ernst, zo brandend, zo profetisch, dat men er stil van wordt De Poolse dichter Mieczyslaw Jas- Zoveel over de persoon van de auteur. Maar dit artikeltje is niet volledig als we ten slotte niet nog even stilstaan bij de fundamente le controverse tussen schrijver en commissaris, tussen doctrine en scheppende fantasie. Er is de laatste tijd in ons kleine landje ZELFWERKZAAMHEID VAN DE LEZER VEREIST De zesde roman van Robert Pinget, getiteld L' I n q u i s i- t o i r e, moest wel bij Les Editions de Minuit verschijnen, niet zozeer omdat ook al de voorafgaande bij deze uitgeve rij waren uitgekomen, maar vooral omdat op de stamburcht van de groep Le Nouveau Ro man alle literaire experimen ten op een gunstige ontvangst mogen rekenen. De toneelstuk ken van Samuel Beckett, de ro mans van Alain Robbe-Grillet, Michel Butor, Claude Simon en Nathalie Sarraute, het is alles uitgegeven door Les Editions de Minuit. Gewaagd experiment Men mag hier wel van een ge waagd experiment spreken. Een ongenoemde rechter-commissa- ris neemt een getuige een verhoor af in de zaak der plotselinge ver dwijning van de sekretaris van een paar vermogende heren, be woners van een kasteel in Zuid- Frankrijk. Dat verhoor gaat zon der enige onderbreking door tot het een boekdeel vult van bijna vijfhonderd pagina's. De rechter stelt telkens nieuwe, bondig-gefor- muleerde vragen of spoort aan tot antwoorden en grijpt in bij af dwalingen of pogingen tot uitwij ken. Geen wonder, dat de onder vraagde. een bejaard man, op het laatst tekenen van vermoeidheid vertoont, zich uit in verwarde zin nen en eindelijk volledig zwijgt. Afgezien van de meerdere of mindere belangwekkendheid van de antwoorden, blijft het grote be zwaar het statisch karakter van het verhaal. Er gebeurt niets in en in het relaas van wat gebeurd zou kunnen zijn wordt door de verteller opzettelijk zulk een dich te sluier gelegd over de concrete feiten dat de doorsnee-lezer in de mist blijft staan en zich buitenge sloten gevoelt met het gevolg dat zijn aandacht verflauwt en de belangstelling verdwijnt en het hem vergaat als de ondervraagde. Heren en knechten De oude man spreekt over zijn leven en werk op een bezitting, niet ver van een provinciestad met veel toeristenverkeer gelegen. Meer dan over zichzelf vertelt hij over de medebewoners, de eige naren, vrijgezellen van middelba re leeftijd; hun talrijk personeel; hun vrienden van gelijke en min dere stand, die ook weer hun eigen kring hebben; hun leveranciers, dorps- en stadsbewoners; een staalkaart van het maatschappe lijk bestel waaraan alleen de werkmansstand ontbreekt. Feesten en feestjes, privé-vermaken, per- gerechtelijk verhoor ROBERT PINGET soonlijke neigingen, die soms nu eens uitvoerig beschreven, dan weer even aangeroerd, soms slechts gesuggereerd. De samen leving van een brede maatschap pelijke laag in een bepaalde streek wordt zo opengelegd en doorzocht. Veel moois wordt daarbij niet op gedolven. Een enkele maal tref fen schilderachtige bijzonderheden als spiritistische bedrijvigheden, die uitlopen op contact met over ledenen en op toekomstvoorspel lingen. De beschrijvingen van hui zen, hun indeling en meubilering zijn breed uitgewerkt en vullen soms bladzijde na bladzijde. Het zelfde geldt voor enkele feesten met hun uitgebreide voorbereidin gen, roezemoezig verloop en wan ordelijk einde. Persoonlijk element Tientallen bij tientallen perso nen worden een ogenblik onder de schijnwerper gebracht, te kort en te onvolledig echter om tot leven te komen. Sterker belicht worden de verdwenen sekretaris en de tweede, jongere huisknecht, maar ook zij blijven schimmige figuren in het half-duister. We komen tot vermoedens zonder iets zeker te weten. Dat is naar de bedoeling van Pinget. Hij wil suggereren zonder zich duidelijk uit te spre ken. De oude man gebruikt zijn doofheid en geheugenverlies om zijn vage antwoorden te veront schuldigen. als de vragen hem op gevaarlijk terrein brengen. Hij is daarentegen breedsprakig, als een onderwerp hem ligt en hem on schuldig toeschijnt. Het duidelijkst zien we de on dervragende zelf. Vaak dringt in zijn woorden het subjectief ele ment naar voren; hij spreekt dan over zijn jonge jaren, zijn over leden vrouw, het jonge gestorven zoontje, zijn positie in het rijke- manshuis en zijn eenzame ouder dom. Het verblijf in een spiritis tisch milieu heeft hem niet onbe roerd gelaten; occultisme is het bijgeloof van de Franse plattelan der komen versterken. Op een be paald moment ziet hij de Boze staan achter de rechter en wil niet verder spreken voordat deze het kruisteken heeft gemaakt. Vol gens hem bewerken speldeprikken op de foto van een vijand, werke lijk of vermeend, diens vroegtij dige dood. Zijn persoonlijkheid komt ook uit in een volkse humor en een fatsoensbesef dat halt houdt voor bepaalde woorden en weigert bij zonderheden te geven omtrent be- paèlde feiten. Pinget heeft zijn man laten spreken in uiterst een voudige taal en verbrokkelde zin nen met de typische fouten van de onontwikkelde die voor de gele genheid grijpt naar deftige woor den en dan mistast. Aan een der gelijke fout is de titel van de ro man ontleend, een nietbestaand woord, kruising van „inquisition" en „requisitoire". Een brok leven deze vraag kan zonder meer noch bevestigend noch ontkennend wor den geantwoord. De zwakke kan ten ervan springen in het oog: het geeft te veel en biedt de doorsnee lezer vermoeiende lectuur. Niet alleen door de voortdurende ver springing van de onderwerpen, maar ook door de schrijfwijze, die wel natuurgetrouw is immers zo zou een onontwikkeld, zenuw achtig, oud man bij een rechter lijk verhoor vermoedelijk spre ken maar een gespannen aan dacht vraagt. Daar komt bij dat de auteur geen enkele onderverde ling heeft aangebracht en alle leestekens, behalve een schaarse komma, over boord heeft gewor pen, waarbij de hoofdletters wel moesten volgen. In dergelijke dingen wekt dit boek de herinnering aan La Route des Flandres van Claude Simon, die tot dezelfde groep behoort, Si mon wist echter geleidelijk een mozaïek op te bouwen en een con centratie van aandacht te berei ken die we bij Pinget niet vinden. Het weefsel van Pingets verhaal is zo vol en zo bont, dat een sterke loep ternauwernood voldoende is om het patroon te onderscheiden. Anderzijds echter, wie de schrij ver wil volgen op zijn weg en meer houdt van wandelen dan van rennen, zal langzaam aan een brok leven uit de Franse provin cie voor zich zien oprijzen met ve le aspecten, nu eens komische, dan weer tragische; ook wel er gerlijkeen zedfs schandaal-verwek kende. Om de verbanden te vin den tussen personen en toestanden J.n deze bijna-monoloog van hon derden bladzijden is, naast geduld, combinatievermogen en intelligen tie nodig. Dat ook dan nog veel duister blijft en de lezer niet ver der komt dan vermoedens, is geer. onhandigheid van Pinget, die heus wel weet wat schrijven is hij geeft hier zijn elfde boek maar opzet. Immers, is in het leven zoals het reilt en zeilt, ieder verband duidelijk? Soms komen pas na vele jaren de verbindings lijnen tussen wat voor ons oog uit eenvalt naar boven; soms blijven we tevergeefs tasten. In zijn streven het echte mensenleven Het was wel onvermijdelijk, dat dit boek zeer verschillend werd beoordeeld: er is ruimte voor ge gronde kritiek, maar, van uit een andere gezichtshoek, ook voor warme waardering bij erkenning van de gebreken. Bij de prijzen tombola van deze winter verwierf het boek maar één stem bij de jury voor de Prix Goncourt, maar bij de toekenning van de Prix Fe- mina, zowel als bij die van de Prix Rejiaudot kwam het onmid dellijk achter de bekroonde roman en deed alleen de dubbele voor- zittersstem Pinget de prijs missen. Enkele bijzonderheden over de schrijver mogen hier nog vol gen. In 1920 te Genève geboren, is hij al jong in Frankrijk ge komen, waar hij klassieke lette ren en rechten heeft gestudeerd, het laatste met de advokaten- bevoegdheid als eindresultaat. Gedurende vijf jaar heeft hij zich aan de schilderkunst ge wijd; in 1950 is zelfs een tentoon stelling van zijn werk georgani seerd. In later jaren heeft hij veel gereisd en een jaar lang is hij leraar in Engeland ge weest. Een tiental boeken, waar onder een toneelstuk en enkele essays, zijn aan dit boek vooraf gegaan dat speelt in dezelfde streek in Zuid-Frankrijk, waar verscheidene der vorige zijn gesitueerd en waar hij terdege thuis is. V. D. PANNE Vorige week wijdden wij reeds een korte bespreking aan enkele boeken, die de Engelse uitgeverij Penguin in haar transatlantische reeks van Amerikaanse auteurs het licht heeft doen zien. In diezelfde serie heeft Penguin Ltd. nog een aantal andere opmerkelijke pocketuitgaven verzorgd, waarin men kennis kan nemen van de prestaties van Ame rikaanse en Canadese schrijvers van dit ogenblik en van wat eerder. -g- Dangling Man (geschreven door de in Canada geboren en in Chicago opgegroeide Saul Bellow) is het in dagboek vorm gegoten verhaal van een jonge man, die in de winter van 1942 in een armzalige éénkamerwoning in Chicago wacht op zijn papieren voor dienstneming in het leger. Die papieren blijven nogal lang in de bureaucratische molen ste ken en de jonge man krijgt de tijd om zijn gedachten aan het papier toe te vertrouwen. Een navrant en goed geschre ven boek, dat destijds Bellow's eersteling was. -g- The Ballad of the Sad Café (van de hand van Carson Mc- Cullers, een schrijfster, die een poëtische gevoeligheid paart aan de gave om een verhaal boeiend te vertellen) verscheen voor het eerst in 1951. Het maakt in deze Penguin-pocket deel uit van een serie bijzonder knappe korte verhalen. The Wapshot Chronicle (een komisch verhaal vol waarlijk humoristische trekjes van John Cheever, die een regelmati ge medewerker van „The New Yorker" is). Cheever is niet ten onrechte-wel eens vergeleken met O. Henry. We le zen hier, hoe de familie Wapshot een bezoek brengt aan Washington en daar in die grote stad beleven de plattelan ders hun soms wat gechargeerde, maar altijd amusante avonturen. The Colossus of Maroussi van Henry Miller, wiens gerucht makende boek Kreeftskeerkring onlangs in het Nederlands verscheen en ook door onze medewerker C. Rijnsdorp uit voerig wérd besproken, is een boek, waarin deze „lone ri der" van de Amerikaanse literatuur zijn vakantiebezoek aan Griekenland in het oorlogsjaar 1940 beschrijft. -g- Selected Short Stories. In deze Penguin Modern Classic zijn vier novellen bijeengebracht van Henry James (Daisy Miller, The Last of the Valerii, The Real Thing en The Lesson of the Master). James, de Amerikaan, die zijn va derland verliet en domicilie koos in Engeland toont in deze „lange korte verhalen" reeds zijn grote talent. 4f- I thought of Daisy is één van de 25 boeken, die Edmund Wilson (een Amerikaans auteur, die ook bekendheid kreeg door zijn wetenschappelijke werken, o.a. „The Scrolls from the Dead Sea") schreef. Met warmte en oprechtheid schil dert hij het leven in de artiestenwijk Greenwich Village in New York, juist na de eerste wereldoorlog. The Middle of the Journey is tot dusverre de enige roman, die de in de Anglo-Amerikaanse literatuur zeer gewaardeer de criticus en essayist Lionel Trilling heeft geschreven. Hij situeert zijn verhaal in een dorp in New England, even voor de oorlog en laat zijn geboeide lezers kennismaken met de zieke John Laskell en diens vrienden, de Crooms, met sterk-communistische neigingen. een humor, die aanspreekt Wie een werkelijk amusant en met een groot gevoel voor humor geschreven boek kan appreciëren (en wie kan dat niet?) zal er goed aan doen het door de Canadese auteur Donald Jack geschreven „Three Cheers for Me" te lezen, dat zojuist is verschenen bij de Uitgeverij Heincmann in Londen. P.S. Een storende zetfout ln het artikel over Rimbaud (Zondags blad 13-4-'63) vraagt correctie: de invloed van Les Chants de Maldo- ror op de jonge dichter is niet „onmisbaar", maar onmlsken- I Het is het in de „ik-vorm" geschreven verhaal over de I Canadese predikantszoon Bar- I tholomew Bandy, de wat link- Ise, slungelige dorpsjongen, die als vrijwilliger getekend heeft om in de Eerste Wereldoorlog Iin Europa te gaan meevechten en die niet alleen zichzelf iet wat vertekend in een juist-vol- I doende gebogen lachspiegel bekijkt, maar die ook blijk geeft met een grote dosis hu- mor zijn medemensen te be- Het zou niet vreemd zijn, als I we deze Bartholomew Bandy I binnen niet al te lange tijd in een kostelijke film zouden te- I rugzien, want het verhaal lijkt I daarvoor wel geschreven te air het zou v. d. P. waarschijnlijk zijn, dat deze Canadese jongen, die in het nog primitieve vliegerkorps van de Britse strijdkrachten furore maakt, in de literatuur een even onvergetelijke figuur zal gaan worden als bijvoor beeld Don Camillo van Gua- reschi, waarbij dan direct de acteur Fernandel de aangewe zen acteur zou zijn om de rol van Bandy te spelen, omdat de Canadese vlieger wel wat op deze Fransman lijkt. „Three Cheers for Me" is ?en verademing, waarbij men ot de laatste bladzij de adem inhoudt en een hartelijke lach niet kan onderdrukken. Dus: „Three Cheers for Bandy and for Donald Jack". J. van H.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 18