En het kind vroeg
HUN EERSTE KERSTFEEST
IN KOREA
KERSTBIJ LAGE 1962
TOEN ze het briefje van haar zus
ter ontving durfde ze de enveloppe
bijna niet openmaken, bang als ze
was, dat het een uitnodiging zou
bevatten voor een Kerstfeestviering en ze
haalde verlicht adem toen dit niet het ge
val bleek te zijn.
„Lieve Mariette las ze zou je ons
een groot plezier willen doen en op de
vooravond van Eerste Kerstdag baby
sit willen spelen? Jan en ik moeten nood
zakelijk bij de Van Wamelens op bezoek
en we kunnen niemand krijgen om op Jan
neman te passen. We durven het jou vra
gen omdat we weten, dat jij toch maar al
leen bent en geen zin hebt ergens heen te
gaan. Je kunt 's nachts bij ons slapen na
tuurlijk en desnoods de volgende dag bij
ons blijven. Ziemaar. Mogen we op je re
kenen?"
MET een nors gezicht had Mariette Le-
maire het briefje in kleine snippers ge
scheurd. Ja natuurlijk, daar was het weer.
Jou durven we het vragenje bent toch
maar alleen hebt geen zin ergens heen
te gaan.
Een ogenblik dacht ze er over terug te
schrijven, dat ze voor de eer bedankte, dat
ze wel ergens heen ging, dat Janneman maar
elders ondergebracht moest worden, dat ze
het vertikte, dat ze niet van plan was
Maar tenslotte had ze toch geschreven dat
ze kwam. Ach, waarom ook niet. Wat deed
het er toe waar en bij wie ze zat. Misschien
was het wel beter, dat ze niet op haar flat
je bleef. Dat ze weg ging, weg van de her
inneringen, die zich juist met de Kerstdagen
weer aan haar zouden opdringen. Herinnerin
gen aan vroeger, aan gelukkiger dagen, toen
de toekomst nog zo zonnig leek, toen vader
en moeder nog leefden, en Gerard.
Haar blik was afgedwaald naar het grote
portret op de piano, het portret van een jon
geman met lachende ogen. Heel even maar
had ze er naar gekeken. Toen had ze zich
afgewend. Na al die jaren bleef de wond nog
hevig schrijnen.
ACHT jaren, dacht ze peinzend. Acht jaren
waren voorbijgegaan sinds die avond,
waarop een inspecteur van politie haar kwam
vertellen, dat Gerard op een onbewaakte
overweg door een
trein was gedood.
Hij heeft beslist
niet geleden, zei
hij nog bij wijze
van troost. Ze had
er niet op geant
woord. Ze had hem
slechts aangekeken
vierkant uit, en daarmee was de zaak voor
haar afgedaan. Een jaar later deed hij nog
een poging, weer zei ze nee.
Ze leidde haar eigen leventje. Noch tij
dens noch na de kantooruren liet zij ook maar
iemand tot haar privé-leven toe. Ze kreeg
de naam van excentriek te zijn en ze wist
het. maar het ging langs haar heen.
Haar zuster en haar zwager, die in een
andere stad woonden, bezocht zij zelden.
Alleen op verjaardagen kwam ze er toe naar
hen toe te gaan. Het was, alsof zij jaloers
was op hun geluk en toen de kleine Jan was
geboren, stuurde zij niet eens een gelukwens.
Diep in haar hart was ze er van overtuigd,
dat ze het kind haatte...
T\IE avond op weg naar haar zuster hoopte
U ze vurig, dat het kind naar bed zou zijn,
dat ze het niet zou zien.
Ze zat in de trein bij het raam en ze keek
naar het voorbijglijdende landschap en op
de perrons naar de drukte, naar de uittocht
van mensen, gepakt en gezakt, die het Kerst
feest bij familie gingen vieren. Op een van
de perrons liep haar compartiment vol en ze
zag met wrevel, dat er een dame met een
kind tegenover haar kwam zitten. Ze keer
de zich weer demonstratief naar het raam.
alsof ze te kennen wilde geven, dat ze niet
bereid was tot een gesprek. Maar dat ge
sprek kwam toch. En het kind leidde het in.
Het leidde het in, toen het. na Mariette
ernstig te hebben opgenomen, eensklaps
vroeg: „Ben je boos?".
Mariette deed alsof ze de stem niet hoor
de, maar het kind vroeg ten tweede male
en het legde daarbij eèn handje op haar
knie: „Ben je boos?"
„Boos", zei Mariette stroef, „boos? Waar
om zou ik boos zijn?"
Het kind haalde verlegen de schoudertjes
graniet gehouwen
gezicht en instem
mend geknikt. De
inspecteur had nog meer gezegd. Hij
had nog woorden van deelneming gesta
meld, maar Mariette had daarnaar niet eens
geluisterd. Zij was naar de deur gelopen,
had haar geopend en met een gebaar van de
hand de inspecteur te kennen gegeven, dat
hij kon vertrekken. En hij was blij, toen hij
buiten stond.
Ze had maanden later pas de krant dur
ven lezen, waarin het ongeluk stond beschre
ven. Toen had ze ook de foto gezien. De foto
van een totaal vernielde auto, waaruit Ge
rard levenloos te voorschijn was gehaald. Ge
rard, die op weg was naar haar omdat ze de
volgende dag in het huwelijk zouden treden.
Op hetzelfde ogenblik waarop ze van de
dood van haar verloofde vernam, verander
de haar leven. Het was in die eerste dagen
alsof zij met hem gestorven was. Het was
alsof zij dromend door de straten ging. Zij
kon schrikken als zij werd aangesproken of
gegroet.
Haar vader raadpleegde een studievriend,
een psychiater, en deze voerde lange gesprek
ken met haar, maar al zijn woorden waren
afgestuit op een pantser van onwil en stug
heid. Ten slotte had hij de moed opgegeven
iets te bereiken. En men had de hoop, dat
de tijd, die alle wonden heelt, ook deze
wond zou helen.
Maar die hoop bleek ijdel. Mariette Lemaire
wilde niet, dat haar verdriet sleet. Zij koes
terde het alsof het een kostbaar kleinood
was. En ze hield het voor zich alleen. Ze
keerde zich van iedereen af, en men zei,
dat ze een harde vrouw was geworden, met
een hart, harder dan staal. Ze trok zich te
rug uit haar grote vriendenkring. Abrupt
brak ze alle vriendschapsbanden af. Ze wei
gerde de uitnodigingen die haar gewerden,
telkens weer en ten slotte was er niemand
meer, die contact met haar zocht. Ze was
alleen en ze vond het best.
TOEN haar vader en moeder waren ge
storven ging ze op een flatje wonen. Om
dat ze een knappe verschijning was, kreeg
zij na enkele jaren een huwelijksaanzoek. De
zoon van haar directeur, «en veelbelovende
jongeman, vroeg haar hand. Ze lachte hem
EEN KERSTVERHAAL
door
H. J. WAALWIJK
Mariette moest wel antwoorden wilde ze
niet onbeleefd zijn.
„Nee", antwoordde ze kort, „ik ga geen
Kerstfeest vieren. Ik ga babysitten bij mijn
zuster."
„Ach", zei de moeder meewarig, „wat is
dat jammer. U bent dus vanavond zogezegd
in dienst. Maar dan gaat u toch zeker mor
gen of overmorgen
wel ergens Kerst
feest vieren?"
„Waarom zou ik
dat doen?", viel
Mariette fel uit.
„Vanavond pas ik
op het kind van
morgenochtend
vroeg^ga ^ik weer
Een ogenblik zweeg de moeder. Toen zei
ze, en het was alïof ze meer tot zichzelf
sprak dan tot Mariette:
„Hoe is het mogelijk, dat er mensen zijn
aan wie het Kerstfeest zo maar zonder meer
voorbijgaat".
En toen rechtstreeks tot Mariette: „Het
heeft voor u natuurlijk geen betekenis".
„Niet in het minst", zei Mariette hard.
..Helemaal niets. Het zegt mij niets, het
doet me niets, ik blijf er koud onder".
..Merkwaardig", mompelde de moeder.
„Wat is merkwaardig?", stoof Mariette op.
„Dat ik niet in Kerstfeest geloof?"
„Inderdaad", zei de moeder, „dit en dat
andere".
„Welke andere?", vroeg Mariette opgewon-
„bat u niet aan het Kerstfeest doet, zoals
u zelf zegt, maar dat u vanavond toch bij
een kind bent."
MARIETTE kon tevreden zijn. Janneman
lag op bed. Het zou rustig zijn in huis.
„Je vindt het verder wel", zei haar zuster.
„In de keuken staat alles voor je gereed. En
hier heb je wat tijdschriften. Wil je een boek
lezen, ga je maar naar de kast en zoek
je wat uit. Keus genoeg. We hopen tijdig
thuis te zijn. Mocht het je te laat worden,
dan weet je waar je slaapt. En denk er nog
eens rustig over na wat je morgen doet. Je
bent van harte welkom, dat weet je". En
toen ineens in een vlaag van diep gemeend
■medelijden: „Toe, Mariette, ik ben je enige
zuster. Waarom ben je zo halsstarrig. Blijf
morgen nu gezellig bij ons".
Ze legde haar arm om Mariette's schou
der. maar Mariette duwde haar ruw weg.
„Nee", zei ze. „nee, nee, en nog eens nee,
ik blijf niet. ik ga weg. Wat gaat dat jullie
feitelijk aan?"
Haar zwager fronste de wenkbrauwen.
„Kom", zei hij kalm, „kom, dat moet Ma
riette zelf weten. Ze kan gaan en staan waar
ze zelf wil. We zullen wel zien wat ze doet".
ZE HAD zich behaaglijk in een stoel ge
nesteld en ze keek naar de kerstboom in
de hoek van de kamer. Ze keek naar de
brandende kaarsen en naar de kleurige glas-
figuurtjes, die in het groen waren gestoken.
En de jaren gleden terug.
Zo was het vroeger ook geweest Thuis.
Een kerstboom met brandende kaarsen in de
hoek van de kamer en haar zuster en zij
kerstliederen zingend, een vader, die het
kerstverhaal vertelde cn een moedc-i die
chocolademelk schonk. Ze zag het tafereel
tje weer helemaal voor zich.
„Voorbij", kreunde ze. „allemaal voorbij
Wat had ze zich met Gerard verheugd over
de Kerstdagen als zij eens getrouwd zouden
zijn. Een kerstboom -ouden ze kepen, een
hele grote, die tot aan de zoldering zou rei
ken. Ze zouden hem alleen maar versieren
met kaarsen, die ze 's avonds zouden ontste
ken en dan zouden ze
Ze dacht: „Het heeft geen zin meer daar
aan te denken. Met Gerards dood is ook de
toekomst dood gegaan. Er is alleen nog maar
een verleden, zelfs het heden is niets".
Ze sloot de ogen en ze probeerde iets van
de warmte te vinden, die ze vroeger in haar
hart had gevoeld bij een brandende kerst
boom. Maar de warmte bleef uit.
En ze herhaalde nog eens: „Het is voor
bij...."
ZE hoorde gerucht achter zich en verschrikt
draaide ze het hoofd om. Ze zag, dat de
kamerdeur heel voorzichtig werd geopend.
Langzaam draaide de deur verder en toen
ineens, met een sprong, stond het kind in de
kamer.
Het keek haar lachend, maar ook een
tikkeltje nieuwsgierig aan.
„Dag?", zei het vertrouwelijk.
„Dag?", antwoordde Mariette. „Dag? Mag
jij zo maar uit bed komen? Ga eens heel
snel terug naar je kamer?"
„Nee", zei het, terwijl het heftig met het
hoofd knikte. „Nee, ik ga niet naar bed. Ik
wil de boom zien".
„Janneman". zei Mariette boos, „je bent
een stoute jongen. Als je niet doet wat ik zeg
vertel ik alles aan pappie en mammie cn dan
krijg je morgen een flink pak op je broek".
„Phoe", antwoordde de jongen, „jij bent
dus een klikspaan".
Hij liep op haar toe en klom op haar
schoot.
kun jij bidde
„Even naar de lichtjes kijken", bedelde hij
lief. „even maar".
„Goed, even dan", gaf Mariette toe.
De jongen vlijde zich tegen haar aan.
„Mooi, hè!", begon hij. En toen: „Heb jij
ook een kerstboom?"
De vraag sneed Mariette door de ziel.
„Nee", zei ze schor, „ik heb geen kerst
boom".
Hij keek haar ongelovig aan.
„Geen kerstboom?" vroeg hij nadrukke
lijk. „Hoe kan jij dan het Kerstfeest vie-
janneman", zei Mariette beslist, „nou
moet je naar bed."
„Nee", zei de jongen, „ik blijf op. Ik blijf
net zo lang op tot pappie en mammie terug
zijn.
Hij sloeg plotseling zijn armpjes om haar
hals en zoende haar wild.
„Vind je dat leuk?" vroeg hij lachend.
„Nee", zei Mariette kort.
„Nee?" vroeg hij verbaasd, „vind je het
niet prettig?"
Mariette knikte ontkennend, de lippen stijf
op elkaar geklemd.
„Nee", zei ze daarna nog eens.
De jongen staarde haar aan.
„O", zei hij, „o, mag het niet, en waarom
„Daarom niet", antwoordde Mariette.
Hij bleef haar aankijken.
En toen, terwijl er rimpels in zijn voor
hoofdje trokken, vroeg hij:
„Hou-jij soms niet van kinderen?"
En voordat Mariette wist wat ze zei was
het^woord haar mond ontglipt.
DE jongen liet zich van haar schoot op de
grond glijden.
Ostentatief keerde hij haar de rug toe.
Juist was Mariette van plan wat vriende
lijks te zeggen toen hij zich weer naar
haar toedraaide en boos zei:
„Dan kan jij ook niet van de Here Jezus
houden, want Die was ook een kind. Lekker".
„Luister Janneman", begon Mariette, „jij...
„Nee", viel de jongen haar in de rede.
„Nee, en ik zal tegen mammie en pappie
zeggen, dat jij niet van kinderen houdt, en
ik zal het ook tegen de Here Jezus vertellen.
Weet jij wel wie de Here Jezus is?"
Zijn gezichtje verried een en al spanning.
„Nou?", vroeg hij toen het antwoord uit
bleef.
Mariette bewoog haar lippen, maar zij
bracht geen woora uit.
De jongen klom weer op haar schoot.
„Je bent dom", zei hij kort en bondig.
„Wie weet dat nu niet! Zal ik het je dan
eens vertellen?"
Hij wachtte haar antwoord niet af.
..Heel. heel. heel lang geleden begon hij
leefden er een vader en een moeder, en die
kregen een kindje. Maar ze waren heel, heel
arm, zo arm, dat ze niet eens geld hadden
om een wieg te kopen. En ja, wat moesten
ze toen doen. Nou hadden ze gelukkig een
stal achter het huis staan. En toen zei de
vader: „Laten we het kindje daar maar neer
leggen, bij de koeien, dan heeft het het lekker
warm. De moeder vond het goed en toen
brachten ze het kindje naar de stal en legde
het in het hooi".
Even wachtte hij.
„En toen het dan daar in het hooi lag
kwamen er een heleboel mensen binnen om
het kindje te bekijken. Hoe weten jullie dat
er hier een kindje ligt?, vroeg de vader. O,
zeiden de mensen, er staat een hele mooie
ster boven de stal en engeltjes hebben ver
teld. dat heden de Here Jezus is geboren
en die willen we nou wel eens zien. want
de Here Jezus is op aarde gekomen om ons
te helpen, en we hebben het zo moeilijk,
daarom! O, zei de vader, kijk dan maar
goed. En dat deden de mensen ook. Ze ston
den allemaal om het kindje heen. Maar het
kindje moest slapen en daarom zei de moe
der tegen de mensen: Nou moeten jullie al
lemaal weg. maar morgen mag je terugko
men. en overmorgen ook. Jullie mogen net
zo dikwijls terugkomen als je zelf wilt."
Weer wachtte hij een ogenblik.
„Maar nou ging hij verder kunnen
we de Here Jezus niet meer zien want Hij
is in de hemel, maar we kunnen wel met
Hem praten Dan doe je gewoon je ogen
dicht en begin je maar. En Hij luistert naar
je, altijd. Mammie zegt het zelf. Mammie
zegt dat de Here Jezus precies weet wat we
denken en wat we doen. Hij ziet van uit de
hemel op ons neer, en Hij zorgt voor ons en...
MARIETTE luisterde met gesloten ogen.
Jawel, dacht ze. Hij zorgt voor ons. Maar
Gerard heeft Hij van me afgenomen, Hij
heeft m'n hele leven verwoest. Waarom mocht
ik niet met Gerard trouwen? Wat hadden we
voor kwaad gedaan? Waarom moest het alle
maal zo gebeuren?
Hij weet wat voor ons het beste is",
hoorde ze de jongen zeggen. „Hij heeft ons
lief, en
Mooie liefde, dacht Mariette bitter, voor
mij is liefde wat anders. Liefde, als je de
■mens al'es ontneemt wat hij heeft?
daarom moeten wij Hem liefheb
ben....". vervolgde de iongen.
Ook dat nog, dacht Mariette, Hem liefheb-
maar dat doen de mensen niet. de
mensen willen niets van Hem weten en daar
heeft de Here Jezus veel verdriet om.
maar dat kan de mensen niets schelen en
dat komt omdat ze er niets van begrijpen
en omdat ze nooit bidden
Bidden?, dacht Mariette. bidden?
mammie zegt zelf, dat als je veel
bidt dan komt de Here Jezus in je hart wo
nen cn dan wordt alles goed, maar mammie
zegt, dat de mensen dat nooit proberen. Ik
doe het wel. ik bid elke dag, voor mammie
en voor pappie, enneook voor jou", voeg
de hij er haastig aan toe.
Hij draaide zijn gezicht naar haar toe om
het effect van de laatste mededeling er
van af te lezen.
Verschrikt staarde hij haar aan.
„Je huilt", zei hij ernstig, terwijl hij zijn
vingertjes over haar wang liet gaan. „Je
huilt. Vond je het verhaal van de Here Je-
en ze probeer
de te lachten.
Het is ook mooi", zei hij wijs. En toen:
.Bid jij ook?".
Mariette schudde het hoofd.
„Nee", zei ze eerlijk, „nee, maar ik zal
het gaan proberen".
„Ik zal het je leren", zei de jongen. „Sluit
je handen en doe je ogen dicht en zeg me
na: Here Jezus, wil in mijn hart komen
wonen en wil me helpen. Amen".
Mariette sloot de ogen en vouwde de han
den en begon: Here Jezus, komVer
der bracht ze het niet. Ze trachtte zich nog
goed te houden tegenover de jongen, maar
het lukte niet. Ze liet de tranen maar de
vrije loop en de jongen, die dacht dat ze
huilde omdat ze het gebed niet kon nazeg
gen, suste: „O, ineens kun je dat nooit. Je
moet het veel keren doen. Doe je dat dan
Hij vleide: „Hé toe. laten we nog eens
zingen van de herdertjes, of wil ik het je
voorzingen?".
„Doe dat maar", zei Mariette, en ze luis-
Op 25 december 1950
Bij de schuttersput prijkte ook een boom
Misschien droegen zij niet eens
de hoop in het hart, dat zij, hoe
bescheiden ook, het Kerstfeest zou
den kunnen vieren, dat de Chi
nezen hen op die dag met rust
zouden laten. Want aan de voor
avond van het feest van vrede op
aarde reden zware vrachtauto's
het Nederlands Detachement Ver
enigde Naties in Korea over we
gen, die besneeuwd waren en glad,
van Suwon naar Hwanggangni,
waar het nadere opdrachten zou
ontvangen. En toen in Holland de
kerstbomen werden ontstoken,
stonden zij in hun schuttersput,
maar bij die schuttersput prijk
te net als thuis een „boom", tot
grote verwondering van de Ameri
kanen, die afwachtten wat er voor
hen zou worden gedaan.
Het was hun eerste Kerstfeest in Korea.
Het bataljon wist toen al waar het aan toe
was. Het wist toen al. dat zijn taak meer
zou zijn dan die van een bezetter. Het zei
niet meer: het stelt niet veel voor, sinds
het op die 23ste november, dus een maand
tevoren, in Pusan was ontscheept. Het had
ontdekt, dat het allemaal klopte wat tij
dens de reis was verteld.
Wegen
Want dat was Korea, het land van de
morgenstilte, waar in de winter een ijzi
ge noordenwind kan waaien en het kwik
kan dalen tot 20 a 30 en soms tot 40 graden
onder het vriespunt, en in de zomer ty
phoons met windsnelheden tot 200 kilome
ter per uur, gepaard gaande met zware
slagregens, over het land kunnen trekken.
Op 23 november werd het detachement
ontscheept en de dag daarna maakten de
Nederlanders zich op om naar Taegu te
vertrekken. De reis zou gaan per trein. Die
trein was snel bestegen, maar de locomo
tief liet uren op zich wachten en daardoor
kregen ze gelegenheid zich in te stellen
op een ander gevolg van het Koreaanse
conflict, het ontbreken niet alleen van eni
ge verwarming maar ook van ramen en
deuren bij de meeste rijtuigen, zodat de
vorst vrfj spel had. Zeven uur deden ze
ten slotte over een afstand, die hemelsbreed
een 90 doch langs de spoorlijn ruim 120
kilometer bedroeg Maar het kleine kon
vooi, dat materieel per auto over de weg
vervoerde, had er bijna veertien uren voor
nodig, daarmee een voorproefje krijgend
van de uitermate slechte wegen
Front
Ja, dat was Korea. Toen ze ln Taegu met
materieel waren uitgerust en hun be
kwaamheid theoretisch hadden bewezen,
vertrokken ~ij naar het front, naar Suwon.
Op 3 december ging de verbindingsoffi
cier vooruit, spoedig langs de weg gevolgd
door veertig kwartiermakers op negen mo
torvoertuigen. En toen ging het detache
ment op mars.
Luitenant-kolonel M. D Schaafsma. die
de geschiedenis van het Nederlands Deta
chement Verenigde Naties in Korea in een
boek heeft vastgelegd (Uitgave Staatsdruk
kerij» heeft in sobere woorden over di'
reis naar Suwon gesch: even
„Voor het detachement was het daag.
daarop vroeg dag: 03.00 reveille. 06.00 af
mars, een honderd man in een convooi van
jeeps en van vrachtauto's naar Suwon, de
overigen te voet naar het station. Hier her
haalde zich wat te Pusan was voorgevallen,
eerst twee uur na het instappen verscheen
de locomotief. Ruim twintig uur duurde
de reis in nog slechtere rijtuigen, want nu
ontbraken niet alleen vrijwel alle ruiten
en ^portieren maar hier en daar ook halve
Koud
IJskoud was het. Elk stoppen soms aan
stations, soms om onverklaarbare redenen
midden in het terrein werd uitgebuit
om een verwarmend vuurtje te stoken van
al wat maar brandbaar was Toch gaven de
mannen waar zij hongerige en slechts in
schamele kleding gehulde Koreanen aan
troffen, hun snoeperij, hun eten, soms een
overjas weg.
Koud was het. Ijskoud. Maar de stem
ming was best. Er werd muziek gemaakt,
gezongen, o.m. Sinterklaasliedjes, uiter
aard met de nodige soldateske varianten,
vooral toen ergens verweg in de nacht de
schoten klonken. Stil werd he'. heel stil.
toen nadat op 5 december tegen 08.00 uur
Suwon was bereikt, in het grauwe morgen
licht een trein met vluchtelingen uit het
noorden binnenrolde, een trein vol mense
lijke ellende. Weggegeven werd wat er nog
weg te geven viel. Tijdens de mars naar
hot stadje kort daarop kor het detachement
alweer zingen Zo zijn soldaten nu eenmaal
en dat is goed. Doch de rauwe werkelijk
heid was weei een stap naderbij gekomen,
Die trein had, duidelijker dan met vele,
vele woorden, een van de dingen getoond
waarom het in Korea ging".
Opilruelil
ln Suwon zouden ze verder voor nun
iak worden opgeleid en oefeningen hou
ten Zij hooiden lezingen aan over de
Chinese vechtwijze _-n tenslotte volgde een
demonstratie in het optreden van infante
rie met tanks en kregen ze nog schiet- en
gevechtsinstructie op collectieve wapens.
En er stond nog een b3taljensoefening op
het programma in het verkennen en in-
"ichlcn van een ste'üng. gevo'gd door een
"•igen aanval daarop.
Het was toen 20 december. Maar die ba
il jonsoefening verviel. Het Nederlands
Detachement Verenigde Naties diende te
worden verplaatst. De mogelijkheid be
stond, dat het bij de gevechten zou worden
betrokken. En het liep tegen Kerstfeest,
waar ze zich allen zo op hadden verheugd,
omdat het hen met hun gedachten dichter
bij huis bracht.
Op 21 december vertrokken kwartier
makers naar de nieuwe bestemming. Het
detachement zou daags daarop volgen, ge
heel per auto. Maar de toegezegde auto's
arriveerden eerst op 22 december na 22.00
uur. Doch een uur later verliet het detache
ment Suwon, voorlopig de laatste plaats
waar het in weerwil van alle verrichtingen
toch nog tijd had gevonden voor ontspan
ning.
Bitter koud was het toen de autocolonne
zich in beweging zette, bitter koud. Tussen
besneeuwde bergen kronkelde de weg kilo
meter na kilometer. Glad was het ook. De
wagens gleden near links en naar rechts.
Toch bereikte de colonne liaar einddoel op
23 december tussen 07.00 en 08.00 zonder
ongevallen.
Geen dak
In Suwon hadden ze nog een dak boven
het hoofd gehad, in Hwanggangni was daar
geen sprake van. Hier lag nog slechts de
staf in iets dat op een gebouw leek. Voor
de troep schoot er niets over dan schutters-
putten te graven, terwijl de thermometer 25
graden onder het vHespunt wees.
Maar ze wisten van improviseren. Ze sta
ken hun handen uit de mouwen en be
kleedden hun „woningen" met ergens ge
vonden stro. En zo begon het Neder
landse Detachement Verenigde Naties in
Korea aan de voorbereidingen van het
Kerstfeest. ..Want, net als thuis, de „boom"
moest er zijn. Jn er kwamen bomen, bij
haast elke schuttersput".
Ze keken uit naar die 25ste december en
intussen betrokken ze stellingen en liepen
ze patrouille. De wegen rond het kamp
werden verkend en er werden inlichtingen
ingewonnen over guerrilla-aktiviteit in de
omgeving.
De uren vergleden, de dag ging voorbij
en de avond kwam. En de avond werd ge
volgd door een nieuwe morgen. En naar
mate de klok de tijd wegtikte, kregen ze
meer hoop. dat het toch voor hen. in de
schuttersput een Kerstfeest zou worden
zonder geweervuur en zonder aanvallen.
Hollaiid
En ze redden het. „Op Kerstavond werden
pakketten uitgereikt, gezonden door de Ne
derlanders in Japan. Het was een grote ver
rassing en misschien verwarmde het ge
baar nog meer dan de inhoud, die tot op
het pakmateriaal bruikbaar bleek. Het ge
kleurde papier leverde een prachtige ver
siering voor de kerstbomen
Aalmoezenier en legerpredlkant hielden
kerkdiensten. Het werd een viering in goe
de. Nederlandse stijl. De Amerikaanse in
tendance leverde Eerste Kerstdag op haar
wijze een bijdrage in de vorm van kal
koenen.
Maar belangrijker dan de kal
koen was de post die kwam, al
was zij oud, de jongste krant da
teerde van 10 en 11, de jongste
brief van 1 december Nee, het
liep met de veldpost nog niet als
het moest het was zeer onaan*
genaam".
Zo verliep hun eerste Kerstfeest
in Korea. Nog ongestoord. En het
was op tijd. Want de volgende dag
reden de auto's voor. Ze gingen
een nieuwe plaats innemen.