Jean-Louis Curtis
Nieuw©
dichtbundels
Van fresco naar portret
TEKENT EEN
PSYCHISCHE
EVOLUTIE
NIEUWE BOEKEN (lÉSi
voor Sinterklaas
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 24 NOVEMBER I9M
In de Franse letteren neemt
Jean-Louis Curtis onder de
schrijvers van de tweede rang
een eervolle plaats in. Zijn acht
ste roman Cygne sauvage, en
kele maanden geleden versche
nen, heeft zijn reputatie ^och
verhoogd noch geschaad. Was
hij in de eerste vijf romans zo
als in enkele essais voorname
lijk de zedenbeschrijver van de
moderne tijd, in de laatste geeft
Zedenschilder
Reeds de meervoudige vorm
van de eerste romantitels wijst
een bepaalde richting uit. Het
gaat hem er daar niet om een
enkeling ten voeten uit te tekenen,
een psychische ontwikkeling vast
te leggen of ziels-conflicten te
stellen en uit te werken. Neen, hij
beitelt fresco's van bepaalde mi
lieus in bepaalde omstandigheden,
meer of mmder breed opgevat.
Zo in Les Forêts de la nuit
(1947), dat welverdiend de Prix
Goncourt verwierf. Hij durft het
aan in dit boek, zo kort na de be
zettingsjaren en de bevrijding,
weer te geven wat hij heeft mee
gemaakt in de jaren 40—45. Daar
toe voert hij de lezer soms naar
Parijs. maar meestal naar een
Zuid-Frans stadje aan de voet
van de Pyreneeën en deze be
grijpt dat Orthez. gelegen in Le
Beam, het stadje waar de auteur
kinderjaren en jeugd heeft door
gebracht. hem wordt gepresen
teerd. Hij maakt kennis met col
laborateurs en profiteurs, ook met
overtuigde aanhangers van Pé-
tain, maar evenzeer met strijders
uit de verzetsbeweging. De zwarte
handel bloeit; vrouwen die bezwij
ken voor de mannelijke kwalitei
ten der bezetters, ontbreken niet;
jonge mannen, soms meer avon
turier dan patriot, wagen hun le
ven. Na de Duitse aftocht worden
rekeningen vereffend, maar handi
ge schipperaars weten hun plaats
te behouden en zelfs naar voren
te dringen in het maatschappe
lijk bestel.
Na vijftien jaar blijft dit tweede
boek van Curtis nog een boeiend
stuk werk, levendig en gevoelig
geschreven, soms ironisch, nooit
bitter en altijd op de onontbeerlij
ke optische afstand van de be
schreven objecten, die een voor
waarde is voor het slagen van een
arbeid als Curtis in dit boek on
dernam.
In Chers corbeaux (1951) teken
de de schrijver een zekere jeugd
van Saint-Germain des Prés, de
literaire wijk van Parijs, toen in
volle fleur, hun debuut als aan
komende schrijvers en toneelmen
sen. de naïeve wijze waarop ze
zich laten exploiteren en de dui
zend kleine drama's van aantrek
ken en afstoten, die zich tussen
hen afspelen. Maar in dit bo,ek is
de humor doortrokken van een
soms wrange spot.
uit eigen kring en vooral met veel
goede relaties. Hij heeft een troef
in handen waarmee hij haar bij
zijn zoon onmogelijk kan maken;
ze heeft een clandestien liefdes
avontuur gehad met een jong in
genieur, die haar niet wil loslaten.
Zij, van haar kant, kent ten fa
miliegeheim waardoor ze zijn po
litieke loopbaan kan laten dood-
In het spel tussen deze twee
mensen blijkt Pauline de sterkste;
de machtige man buigt het hoofd,
ieder der beide partijen zwijgt;
het huwelijk gaat door en de on
gewenste schoondochter wordt de
voornaamste medewerkster van
de opkomende politicus, wiens
ster snel rijst.
Bij Pauline constateert de le
zer vooral de vlugge geest, de
vaardige tong en een koele on
verschrokkenheid. Bij de poorten
van haar zieleleven houdt de
schrijver echter halt en zo blijft
er veel vaags in de onafgewerkte
tekening. Duidelijker staan voor
ons de twee dametjes met haar
complexen en gefrustraerde ver
langens. Trouwens, geheel het
milieu van kleine-stadsnotabe-
len met de stille veten en het ge
noeglijke roddelen is verdienste
lijk weergegeven.
Wat nu de bedoe ing van de
schrijver aangaat, de boektitel
La Parade „de afweer" zegt het.
Hoe zich te verdedigen tegen de
knellende eisen der samenleving,
tegen de adat in bepaalde krin
gen? Door wapen tegen wapen
te stellen, zoals het jonge meisje,
in wie schijnbare naieviteit en
innerlijke geslepenheid samen
gaan, het zo meesterlijk doet.
raking met een jong Amerikaan,
die met zijn jeugdige moeder,
een weduwe. Frankrijk bereist.
Er groeit een vriendschap, die
Gilles een nieuwe wereld binnen
voert. Geen materiële zorgen,
geen metafysische problemen,
een soepelheid van manieren, een
gemakkelijkheid van optreden,
die de jongeman, zo hoekig en
onzeker in zijn doen en laten,
met bewondering vervullen. En
daarbij veel meer kennis en cul
tureel besef dan Gilles in zijn
Europees vooroordeel verwachtte.
Hij is als betoverd, verwaarloost
oudere vriendschappen en wordt,
naïeve jongen als hij is, prompt
verliefd op Stanfords moeder.
Dijkbreuk
Zonder het bewust te willen
speelt ze een leuk spel met Gil
les, voor wie haar vriendelijkheid
een diepere grond heeft. Als de
dag van de terugreis r.adert,
spreekt hij in een brief zijn ge
voelens uit en hoopt op een re
flex. Evenwel, op de afscheids
partij, die ter ere van de ver-
trekkenden wordt
gegeven,schenkt de
vereerde vrouw
hem geen bijzonde
re aandacht en
Stanford, reeds
enige tijd geprik
keld door de har
telijkheid tussen
zijn moeder en Gil
les, stoot de jongen
in kille woorden
Dan komt het tot
een dijkbreuk van
zijn opgekropte
emotionaliteit; hij
slaat op Stanford
los en rent de hal
ve nacht door de
Parijse straten. Als
het vliegtuig de
Amerikanen mee
voert, is Gilles een
man geworden in zijn liefdesver
driet en gekrenkte trots.
Ruimte
Curtis heeft in dit boek een psy
chologische studie willen geven.
Een jonge man, geklemd in zijn
dogmatische verstarring en ver
achting voor de moderne maat
schappij en het society-leven,
„een wilde zwaan maakt kennis
met de vreugden des' levens en
milde opvattingen omtrent de
mens en het menselijk bestaan;
hij zwemt lustig mee in de ge
noeglijke, ruime vijver der
Frans-Amerikaanse vriendschap
pen. Maar hij vergist zich daar
bij in de inhoud en de waarde der
elementen die het Amerikaanse
leven beheersen en zo eindigt
zijn feest in een pijnlijke ont
nuchtering.
Toegegeven zij, dat het boek
geen achtergrond heeft en de le
zer geen boodschap brengt, rnaar
Curtis is een elegant verteller en
schrijft in zeer verzorgde taal.
Sommige typen zijn in enkele lij
nen raak getekend; Curtis kent
Parijs even goed als zijn ge
boortestad en misschien nog be
ter. De dialogen zijn spits, soms
geladen, zoals dat trouwens ook in
La Parade het geval was. In de
ze auteur steekt een 'oneelschrij-
ver en deze laatste roman zcy de
stof kunnen leveren voor een uit
stekend toneelstuk of boeiende
film.
Eén bezwaar: de naïeve, ro
mantische Gilles ons voor te stel
len als student in de exacte we
tenschappen en daarbij ook nog
geboren Parijzenaar, dat is een
te sterk beroep op onze goedge
lovigheid.
DR. M. C. v. d. PANNE
Jean-Louis Curtis. La Parade.
Uitgave Julliard; id. Cygne sau
vage, uitgave Julliard.
,.L'Amour verf van Leo Ross
„Uit hei nest geroofd"
„Mei hei geloof op de tong"
r t
Het langste gedicht uit de bundel L' a m
Ross (een uitgave van Em. Querido's Uitgeverij N.V.. Amster
dam) is gewijd aan Hans Lodeizen. Dit verraadt zowel voorkeur
als invloed en wat voor schande is daarin gelegen? Te midden
van de vele „zware" dichters onder de jongeren: cynici, ag
nostici, lijdelijken die zich laten drijven en het leven alleen
maar ondergaan, zijn er toch ook nog enkele „lichte" poëten,
zoals Lodeizen er een is geweest. Het leven was voor Lodeizen
met zijn zieke lichaam zwaar, maar hij heeft daarop gereageerd
met lichte verzen, die iets' aan zich hadden van een Mozart-
sfeer.
Ross voelt zich
ongetwijfeld
niet toevallig dat hij ook een
gedichtje op de Salzburger
heeft geschreven,
zelf
die sfeer als een zwerm vlugge, zwar
te pijlen die de zon
plotseling afschoot, de zwa
luwen vielen
Zlriïi" o^gSr-LoS °"'ren, te snel om ee
had zijn eigen dichtstijl wensje te prevelen
Ross lag ik wist dat ik hierop gewacht
had, voor ik mij
ziel uitleverde aan
dit hongerige dier
Uit het nest geroofd
die gereed. Hij past hem toe
als een techniek, die hij af- met lijf
keek en verder ontwikkelde.
Bij het doorlezen gaat men dit mensen schouderopha-
toch als een bezwaar voelen. i„„j i„„»„
Een aan Lau-tse toegeschreven ,end Ie"te noemen.,
uitspraak luidt: „Het zware
is de wortel van het lichte."
Deze spreuk is op treffende
wijze van toepassing op Lo-
deizens poëzie. Bij Ross ont
breekt het halfverzwegen ver- Karei Jonckheere heeft on-
driet niet, maar het is niet de gebundelde poëzie bijeenge-
wortel waarop al het lichte te- bracht onder de titel Uit het
ruggaat. Laat ik hem niette- nest geroofd; het boekje is ver
min recht doen met het vers schenen bij De Bezige Bij te
„Zwaluwen" voor u over te Amsterdam en De Ontwikke-
schrijven. ling te Antwerpen. Men kent
Jonckheeres geestigheid en
Theedrinkend en koekjes pi e- slagvaardigheid, die zich hier
senterend manifesteren in een dubbele
aan de verloofde van mijn inleiding: de eerste raillerend,
zuster, converseerde ik de tweede meer serieus. Hij
in de damescoupé van onze maakt aardige opmerkingen,
kamers en suite zoals „In
als een mier, nerveus tas
tend met m'n voelhorensioe
toen langs de openslaande ^zit
deuren sproeiend leeftijd, een lichaam
geen gewicht, een tong
verhaal verlie-
onszelf, in een vers
e ons terug". Kijk
toe, daar zit een dichter. Hij
gezicht maar geen
vinden
Starheid
Overgang
De in 1960 verschenen roman
La Parade laat de overgang zien
op een andere werkwijze; de fres
co versmalt zich tot een milieu
tekening, waarin een enkele fi
guur naar voren treedt. Het ver
haal speelt zich weer af in de
Béarn, de geboortestreek van Cur
tis.
Pauline, een meisje van lagere
komaf, petekind en beschermelin
ge van twee bejaarde, rijke dames,
is heimelijk verloofd met Simon,
de enige zoon van een grootgrond
bezitter, die begrijpelijkerwijze
een schoondochter had gewenst
Het nieuwste boek
auteur, Cygne sauvage,
concentreerder dan het vooraf
gaande. Een twintigjarige Parij
se student pit de middenstand,
aanstaand ingenieur, is heftig
progressief. Zijn vader, ook so
cialist, maar van de oude stem
pel, noemt hem een marxistische
monnik en Jeróme, zijn gees
telijke leidsman, waarschuwt de
ze Gilles tegen te grote gespan
nenheid. Het liefst zou de jongen
tot directe actie overgaan: alge
mene staking, bestorming van het
Elysée, ontbinding van het Par
lement, snelle afwikkeling van
de Algerijnse kwestie en wat niet
al meer. Zoals „geluk" het kern
woord was van de oude socialis
ten. is het voor hem „rechtvaar
digheid". Geen halfheid, geen
compromissen! Deze samentrek
king op één ding gaat samen met
minachting voor alle andere sec
toren van het leven. Het lichame
lijk element is geen aandacht
waard, het culturele zeer weinig
en in liefdesaangelegenheden is-
Gilles een onbeschreven blad.
Deze starfe Principienreiter
komt nu door een toeval in aan-
voor u besproken
De Vrijheidsvaarders, door
Hugh Popham. Vertaling Jan
Hardenberg. Uitgave N.V. Kon-
ninklijke Uitgeverij Erven J. J.
Tijl, Zwolle.
Een groep Estlandse vluchtelin-
hen op de Atlantische Oceaan heett
opgepikt uit een zinkende vissers
boot. De toegang tot de V S. werd
hen geweigerd en met het geroof
de schip hopen zij een plaats te
kunnen bereiken waar hen asyl
wordt verleend.
Dit is het begin van een avon
tuurlijke zwerftocht door de Ca-
raïbische Zee. Ondanks zijn aan
vankelijke tegenstand wordt de ka
pitein van het geroofde schip
steeds meer een medeplichtige
van de vluchtelingen. Gedreven
door liefde voor het Estlandse
meisje Lydia.'en afschuw van het
lot der statenlozen, geeft hij schip
en loopbaan op een verovert de
vrijheid voor de vluchtelingen.
Hoewel in dit boek de aandacht
wordt gevest.gd op de positie van
mensen zonder nationaliteit, is het
toch in de eerste plaats een epos
op zee en scheepvaart. Uit wel
haast iedere bladzijde spreekt de
liefde die de schrijver voor de
zee koestert.
Zeg ctms eerlijk. Tammy, door
.ld Ricketts Sumner. Uitgave
H. P. Leopold N..V, Den Haag.
„Zeg eens eerlijk, Tammy" is
een vervolg op het meisjesboek
„Tammy ontdekt de wereld",
maar het kan ook heel best afzon
derlijk worden gelezen. Tammy,
die tot haar zeventiende jaar sa
men met haar grootvader op een
woonschuit een primitief leven
heeft geleid, komt in aanraking
met de beschaafde wereld. Het
spreekt vanzelf, dat zij de eerste
tijd voor een hele omschakeling
komt te staan, maar met vee!
moed en durf treedt ze een voor
haar geheel onbekend leven bin
nen. Voor de buitenwereld mag
Tammy dan veranderen, innerlijk
blijft zij het naïeve, nuchtere na
tuurkind, dat door haar onbevan
genheid en ongecompliceerdheid
zo charmant is. Dit boek. dat vlot
ls geschreven, zal door het oudere
meisje stellig gewaardeerd wor-
Een Rotterdams kind en an
dere verhalen, door Clara Eg.
gink. Uitgave J. M. Meulenhoff,
Amsterdam.
Dat de dichteres Clara Eggink
geen groot romanschrijfster is,
vertelt zij zelf als terloops in een
van de verhalen, die in deze bun
del zijn opgenomen. Die verhalen
zijn hoofdzakelijk bespiegelingen
over een vrije jeugd en het ver
langen dat op latere leeftijd naar
die vrijheid uitgaat. De herinne
ringen van het Rotterdamse meis
je, dat in Delfshaven is opge
groeid lijken ons hoofdzakelijk
boeiend voor Rotterdammers, die
een getrouwe schildering krijgen
van hun stad-van-voor-de-oorlog.
Het eerlijkst is Clara Eggink in
de korte schets Schrijftafeltjes,
waarin zij de ijdelheid die kinde
ren beweegt tot schrijven aan de
kaak stelt en die als autobiogra
fisch werk mag worden gelezen.
De vertelling bereikt echter ner
gens de spanning van het verhaal.
Een zelfde bezwaar is aan te voe
ren tegen de schetsen Egypte,
waar de schrijfster een aantal ja
ren woonde, en Afrika's oostkust.
Omnibus, door J. Visser-Roo-
sendaal. Uitgave Bosch Keu-
ning N.V. Baarn (BK Boeken-
kring).
Gezien het feit. dat de uitgever
van een andere omnibus het kort
geleden in een televisie-uizending
zwaar te verduren heeft gehad,
lijkt het riskant een goed woord
te zeggen over het verzamelwerk
dat thans bij Bosch en Keuning
is verschenen. De literaire waar
de van de drie bijeen gebrachte
romans is immers bepaald niet
groot, maar we zijn er deson
danks van overtuigd dat ze gre
tig gelezen zullen worden. Me
vrouw Visser kan namelijk een
verhaal vertellen en dat blijkt ook
uit de drie Westfriese boerenro
mans die in haar omnibus een
herdruk beleven. Zowel „De Wach
ter" als „Eerst ik" en „In 't laat
ste kwartier" getuigen van haar
vertelkunst. En daarom menen
we ondanks het bestaan van
de televisiesectie van de V.P.R.O.
de verschijning van de omni
bus onbekommerd te kunnen toe
juichen.
Wij hebben er z
den van, dat Sinterklaas wel dik
wijls een kijkje zal gaan ne
men op de grammofoonplaten-
markt. Een kleine of grote
plaat is zulk een plezierig ge-
schënk! Daarom zullen wij de
goed heilig man maar eens een
handje helpen en een collectie
„van alles wat" voor hem uit
stallen: een brokje opera, jubi
leumplaten, barokmuziek, mo
derne muziek, zangplaten, ge
zellige plaatjes. En misschien
heeft u er ook wel wat aan!
Concertgebouworkest
Laten wij met de jubileumpla
ten beginnen. Het Concertgebouw
orkest viert zijn 75-jarig bestaan
in dit winterseizoen en zoals men
weet, is de Koningin naar het
grote jubileumconcert in Amster
dam komen luisteren. Daar werd
haar overhandigd de allernieuw
ste opname van het Concertge
bouworkest, nl. Philips 835127 A Y
(mono L09015L) waarop Bernard
Haitink Mahler's Eerste Symfo
nie dirigeert. Een bijzonder mooie
plaat, die in een prachtig ver
zorgd en heel instructief album
steekt. Dat Mahler's muziek is
uitgekozen voor deze ereplaat,
vinden wij bijzonder zinvol. Im
mers, hiermee wordt meteen ge-
eerd een figuur, die het Amster
damse orkest zijn wereldnaam
gegeven heeft en dip zich onophou
delijk voor Mahler heeft ingezet,
n.l. Willem Mengelberg. Maar
wie nu niet veel van Mahler
houdt, kan bij een andere jubi
leum uitgave terecht, n.l. Phi
lips 610115VR, waarop Bernard
Haitink het Concertgebouworkest
dirigeert in Smetana's „Die Mol-
dau" en Tsjaikowski's „Capriccio
Italicn". Er. ook hierbij is een
kostelijk album gegeven, waarin
Hélène Nolthenius een geestig
praatje houdt over „Feest in het
Concertgebouw". Maar naar mijn
smaak overtreft de laatste jubi
leumplaat de twee voorgaande,
nl Pierre Montcux dirigeert het
Concertgebouworkest in Beetho
ven's 3e Symfonie, de Eroïca
(Philips A02247L). Hier hoort men
een werkelijk meesterlijke opvat
ting van de Eroïca. De tempi.
TERES A BERGANZA, hier ah
Oitavia in Monteverdi's Vlncoro
nazione di Poppea. is snel tot d>
hoogste toppen van de zangkunst
junge Nonne". Wolf's lied „Ver-
borgeuheit" komt met Jensen's
„Altar" samen met de Bacharia
„Oh, tarry yet, my dearest Sa
viour" (uit Cantate nr. 11) voor
op Dccca BX 90.018. Dan zijn
Decca BX 90.014 met Mahler's
liederen „Ich bin der Welt ab-
handen gekommen", „Ich atmet'
einen Linden Duft" en ,,Um Mit-
ternacht" (begeleid door de Wie
ner Philharmoniker onder Bruno
Walter), alsook de Vier Ernste
Gesange van Brahms op Decca
BX 90.019, werkelijk een aanwinst
voor de Kathleen-Ferrier disco
theek. En wat te zeggen van de
aardige, fijnzinnig gezongen
volksliedjes op BX90.013! Brahms'
Alt-rhapsodie (met het London
Philharmonic Choir and Orches
tra onder Clemens Krauss) op
Decca BX90.015, de twee aria's
uit Handel's Messiah, „0 thou
that tellest" en „He was despi
sed" (met het London Philharmo
nic Orchestra onder Sir Adrian
Boult) op Decca BX 90.011 alsook
Handel-aria „Art thou troubled"
en de Gluck-aria „Che puro ciel"
op Decca BX 90.017 vullen deze
nieuwe serie aan. De wonderlijke
schoonheid van Kathleen Fer-
rier's stem komt goed op deze
nieuwe opnamen uit, die dus voor
een gedeelte herdrukken zijn, en
het zijn vooral de liederen, die
mij zeer getroffen hebben.
Aafje Heynis
Teresa Berganza
Maar wij weten zeker dat ieder
een verrukt zal zijn over Decca
LXT6005, waarop de Spaanse zan
geres Teresa Berganza, begeleid
Sööf haar echtgehoot FeiiX La-
vllia een Spaans en Italiaans reci
tal geeft. Men luistert met bewon
dering naar deze mangnifieke
stem, die zo moeiteloos (colora
turen!) en zo helemaal doorleefd
zingt. In de Italiaanse aria's is
het de puurste bel canto en in
de Spaanse liederen komt het ty
pische Spaanse timbre, dat „hars
achtig" klinkt, tevoorschijn. Men
moet eens letten op de prachtige
liederen van Granados en op de
Saeta, de hymne aan Maria, van
Furina. Zó kan alleen maar een
rasechte Spaanse zingen. Felix
Lavilla begeleidt perfect hij is
een uitnemend pianist met een
glanzend, parelend toucher. Voor
elke discotheek een topplaat.
Opera
Tot slot een opera-opname en
drie platen Voor „specialisten^'.
De opera-opname betreft Brit
ten's Peter Grimes, waarvan de
hoogtepunten staan op Decca SXL
2309. Zoals men wellicht weet, is
de Peter Grimes vaak door de
Nederlandse Opera opgevoerd en
met heel veel succes. Want dit
is misschien wel het beste werk
van Benjamin Britten. Hij schrijft
hier dramatische soms aangrij
pende muziek en zijn behande
ling van de stem gaat nooit te
gen het natuurlijke gebruik of te
gen het woordaccent in. Integen
deel zelden zijn hier tekst en.
muziek zo sterk tot een eenheid tenipdustne betekent ons land
versmolten. Op deze plaat zin- stipje. Maar toch begint cr
gen Peter Pears (titelroli, Claire m het buitenland belangstelling
Watson, David Kelly. Orven Bran-
nigan
geen spraak: hij schreef zo
pas een gediéht. Terwijl hij
bezig was, is hij aan alles ont
stegen. Nu daalt hij langzaam
terug naar zijn voeten. Hij
maakt het moment door tus
sen zakken en landen. Zijn ge
dicht bestaat maar hij heeft
het nog niet herlezen." Met
andere woorden: het ei is ge
legd en de handige Karei rooft
het. Natuurlijk is het onmoge
lijk 130 bladzijden verzen van
26 dichteressen en dichters bijna
een gros uit het nest geroofde eie
ren, stuk voor stuk in de hand te
nemen. Op de achterkant van
Het boekje staat het zo aardig
geformuleerd: „Er is niet naar
stromingen en modes gekeken,
er staan v.eel aambeelden in
de smidse van Moeder Vlaan
deren. De reeks zet in met de
grijze maar nog soepel-handi-
ge prins der kunstedelsmeden
Jan van Nijlen. De expres
sionisten uit de jaren 20—30
schuiven hun thans volrijpe
Gaston Burssens naar voren.
Eenzame a-stromers voegen
zich tussen de gelederen. Klas
siekers zoals Herwig Hensen
zorgen voor een tijdeloos ac
cent. Veertigers, vijftigers, zes
tigers, een- en tweeënzestigers
zijn mild vertegenwoordigd.
Hugo Claus moet reeds ach
ter zich kijken." Van Pieter
G. Buckinx (geb. te Kortessem
1903) citeer ik het ook op dit
seizoen toepasselijke vers
AVOND.
De lippen wegen zwaar.
Dor als hakhout rusten de han
den op elkaar.
Tweede bundel
Hans Bouma heeft alweer een
tweede bundel gedichtjes uitge
geven: Met het geloof op de
tong een uitgave van J. N.
Voorhoeve te Den Haag. Ook uit
dit werk blijken duidelijk een op
recht, en enthousiast geloof en
een spontane dichterlijke drang
die zich bedienen van wat meer
een manier is dan een techniek:
het stapelen van vergelijking
op vergelijking, waardoor het
ene beeld het andere verdringt
zodat er tenslotte niets over
blijft dan een druk gebaren
de dichter. Want dat krijgt men
dan: niet een baren, maar ge-
Het is de van ouds bekende
retoriek, op verkleinde schaal
en met nieuwere middelen toe
gepast. Wil geloof en enthousias
me tot poëzie worden, dan dient
er een transformatie plaats te
vinden, die hier is overgeslagen.
Er ontbreekt een schakel in het
proces. En er komt onherroepe
lijk een ogenblik, niet alleen voor
Bouma maar voor veel heden
daagse beeldmaniakken: dat al
les met alles is vergeleken en
dat de hele voorraad aan spreek
woorden en spreekwoordelijke
gezegden is verbruikt. Toch zoU
ik Bouma de raad willen geven
met dichten voort te gaan en
desnoods met publiceren. Het is
de proef op de som wat zijn ta
lent betreft. Maar men kan nog
niet zien wat het eindelijk re
sultaat zal zijn: verzen die op
werkelijke transformatie berusten
en dan als authentieke poëzie
kunnen gelden, op welk niveau
dan ook, of een eindeloos
overhoop halen van de
beeldenkraam. Ik hoop zo van
harte het eerste. Het vers „Or
gelspel" is een onbedoelde paro
die op het dilettantisch ge
knoei van zekere kerkorganis
ten, die nog niet begrepen heb
ben dat de kunst van het im
proviseren alleen kan worden be
oefend op de basis van een bre
de en algemene muzikale cul
tuur. De dichter vergeve mij in
dit geval het citeren, maar de
verleiding is te groot
Het orgel is mijn paard,
de kerk m'n speelveld;
hier voeren wij onze kunst
jes uit:
in pijlsnelle vaart
dwars door de voetangels
van kruisen en mollen
over gapende tertsen quin-
ten galopperen,
om het snelst langs toonlad-
van de verraderlijkste aard
de toren in steigeren
en dan hals over kop,
her en der losse noten mee
sleurend
en onder stampende akkoor
den verpletterend,
weer in octaven naar beneden
springen
om tenslotte dampend en be
zweet
in de kerk uit de toon te val
len
Nii
Trager worden de gebaren.
Het heeft geen haast meer
wat nog gedaan moet worden.
Winterlijk staren de ogen
naar het voorjaar van weleer.
Doffer worden de woorden.
Het heeft geen zin meer
wat nog gezegd moet worden.
Koorden zijn de woorden
waarmee wij gegeseld worden.
daarvoor dan ook de kerkeraad
aan zijn broek, omdat hij aller
lei „fremde und wunderliche
Töne hineingemischet" had
waardoor de gemeente „konfun-
dieret" was geworden. Het ge
dichtje moest dan ook voor de
eerstgenoemde soort organisten
(ik spreek de goede niet te na)
worden verboden, ze zouden het
misschien al te mooi vinden!
Intussen hoopt men Bouma op
hieuw te ontmoeten met verzen
die gewoon zeggen wat ze be
doelen. Dit is. ook buiten de
poëzie, vaak het moeilijkste!
C. RIJNSDORP
de structuur, de
spanning en ontspanning kort
om alles is zo zeldzaam juist be
keken en op zijn waarde herleid,
dat men deze overbekende mu
ziek als 't ware weer voor het
eerst beleeft. Welk een vakman
schap. welke een ervaring als mu-
Deze vrouw mag
niet branden
Deze vrouw mag niet bran
den, spel in drie bedrijven,
van Christopher Fry, in de
bewerking van Bert Voeten.
Wending-Toneelbibliotheek, se
rie V, deel 2. Uitgave Boeken
centrum N.V., Den Haag.
Christopher Fry's „aprilstuk":
„Deze vrouw mag niet bran
den". waarmee de Haagsche Co-
medie op 1 januari 1955 het
nieuwe jaar opende en dat toen
tot repercussies in de Haagse
raad heeft geleid (vanwege on
eerbare en godslasterlijke taal),
heeft thans in de Nederlandse
bewerking van Bert Voeten een
plaats gekregen in de Wending-
toneelbibliotheek.
Rijkelijk laat en enigszins ver
wonderlijk. omdat men inmid
dels ruimschoots de gelegenheid
heeft gehad te kunnen constate
ren. dat dit stuk niet tot de
„klassieken" van Fry zal gaan
behoren. Daarvoor is het te ver
ward. te vaag en te amorf.
Uiteraard geeft het enkele spe
cimina van Fry's geniale poëti
ca en Bert Voetens bewerking
is evenzeer adaequaat, maar dit
alles is in dit geval niet vol
doende om deze uitgave te recht
vaardigen.
Ev. G.
spreekt hieruit.
I Musici
Het beroemde kamerorkest
I Musici jubileert óók. Het be
staat tien jaar en in deze tien
jaar heeft het een belangrijke rol
gespeeld in de herleving van de
I7e en 18e eeuwse Italiaanse mu
ziek. De interpretatie van I Musi
ci heeft als voorbeeld gewerkt
voor menig ander kamerensemble
en terecht heeft Philips voor dit
jubileum een heel mooie opname,
m een even mooi geïllustreerde al
bum. uitgegeven n.l. G03090L,
waarin de twaalf Italianen Concer-
ti van Vivaldi. Corelli, Albinoni,
Manfredini uitvoeren. Onze Ne
derlandse hoboïst Evert van
Tright is de voortreffelijke solist
in een hoboconcert van Albinoni
en Gastone Tassinari kwinkeleert
lustig in een Vivaldi fluitconcertje
genaamd de „distelvink". Mu
ziekjes, die iedereen helemaal
vrolijk maken!
Kathleen Ferrier
De vele en vele bewonderaars
van Kathleen Ferrier zullen wel
erg blij zijn met de Kathleen Fer
rier Memorial Series, die negen
EP'tjes (45 t.) bevat. Hieronder
zijn een aantal nooit op EP ver
schenen opnamen, o.a. van het
recital, dat zij in 1949 voor de
Noorse Radio gaf. Zo staat op
Deca BX 90.016 twee noviteiten,
Purcell's „Hark, the echoing air"
en Handel's „How changed the
vision" naast „Like the love-lorn
turtle" uit Handel's „Atalanta".
Op Decca B 90.012 komen voor
de Wolf-liedereu „Der Gartner",
„Auf ein altes Bild" en „Auf einer
Wanderung" naast Schubert's
„Gretchen am Spinnrade" en „Die
ook 45 t. plaatjes verschenen
men beleeft zeer zeker zijn vreug
de aan Philips 411923 SE (uit
Klassiek Verzoekprogramma),
waarop zij zingt twee Handel-
aria's. de een uit de Messiah,
„O thou that tellest good tidings
to Zion" en de ander uit de Judas
Maccabaeus" nl. „Father of Hea-
v'n". De Wiener Symphoniker on
der Hans Gillesberger begeleiden.
De mooie sonore stem doet
het ook goed in Fontana
494023EE, waarin uit Handei's
Dettingen Te Deum fragmenten
gekozen zijn. Op de ene kant
staat „O Lord! in thee have I
trusted", waarin zij zingt met
het koor van de Nederlandse
Bachverenigmg, orkest en orgel
onder leiding van dr. Anthon van
der Horst. Op de andere kant zijn
het Annette de la Bije. Arjan
Blanken. David Hoilestelle èn
Aafje Heynis die uitvoeren „Thou
sittest at the right hand of God"
en „We therefore pray thee. help
thy servants". Het is een opna
me uit de Holland-Festivalopvoe
ring in Gouda en men hoort dus
het publiek wel een beetje op de
achtergrond.
komen voor de Nederlandse
enkelen te muziek en daaraan heeft de
Britten zelf diri- stichting Donemus (waar men
geert het koor en orkest van de de partituren van Nederlandse
Royal opera House, Covent Gar-
Contrast
En nu een felle tegenstelling:
twee EP-tjes van de Mastreeeh-
tcr Staar, de een met beroemde
opera-koren i Philips 412103SE),
de ander met Mozart's Ave Ve-
rum. Palestrina O Bone Jesu,
Handel's ..Hallelujah" en Las-
cia ch'io pianga" (Philips
412102SE) en daartegenover een
ragfijne delicatesse op Decca
SEC 5113: Peter Pears zingt oud-
Engelse liederen begeleid op de
luit door Julian Bream. Men
moet ervan houden! De Maas-
treechter Staar zingt met Gusto
in de operakoren (soldatenkoor uit
de Faust, Pelgrimskoor uit de
Tannhauser) en wij vinden de be
werkingen van Mozart en Handel
ronduit lelijk. Van Peter Pears
zou men kunnen zeggen, dat hij
wat gemaniëreerd voordraagt,
maar het is zo enorm muzikaal
en intelligent zoals hij het lied
aanpakt, als „Have you seen but
den, Londen. Het is een indruk
wekkende plaat geworden, waar
uit men deze opera in al haar
kwaliteiten goed leert kennen. En
dat is heus de moeite waard.
Nederlandse muziek
Voor de „specialisten" hebben
wij gereserveerd de opnamen van
de Donemus Audio-
Visual Series 1962.
nr. 1 2 en
Het is allerr
een Sweelin. .-
plaat DA VS 6201
met het Neder
lands Kamerkoor
o.a. in Psalm 68
en 81 en met Piet
Kee, orgel, enJan-
ny van Wering, cla-
vecimbel, uitgege-
de Sweelinckher-
denking. Zoals bij
deze serie, waarop
men zich abonne
ren moet bij Done
mus, altijd het ge
val is, staat een
korte inleiding
plus de partituren
van de uitgevoerde
werken in het er
bij gegeven album.
De klank van het
kamerkoor zweeft
hier en daar, naar
Piet Kee's weerga
ve van de Chroma
tische Fantasie als
ook Janny van We-
ring's spelin„Mein
junges Leben hat
ein End" is uitste-
Het doel van de-
is, belangrijke Ne
derlandse muziek
op de plaat vast te
leggen. Immers, in
productie van de
grammofoonpla-
composlties kan krijgen) hard
meegewerkt.
Op DAVS 6202 wordt
zen aan de 75-jarige Daniel Ruy-
neman, die in de ontwikkeling
van de moderne muziek in ons
land een grote rol gespeeld heeft.
Hoe hij zijn tijd vooruit was, be
wijzen de „Hiëroglyphen" uit 1918
en hoe hij nu nog midden in de
hedendaagse muziek staat, hoort
men aan de Réflexions nr. 4 uit
1961. Hier wordt de moderne taal
gehanteerd met een bewonde
renswaardige gemakkelijkheid en
een duidelijkheid. Op deze zelfde
plaat staat verder de „Improvi
sations and Symphonies" van Pe
ter Schat, muziek in de meest
volstrekte seriële taal. Schat voegt
een element van improvisatie toe,
dat dus de uitvoerenden te verwe
zenlijken hebben. Het Danzi-kwin-
tet. dat ook Ruyneman's Réfle
xions meesterlijk speelt, toont
zich tegen deze opgave wel opge
wassen. Maar althans voor ons
is het meest interessante het
volgen van de geschreven tekst,
die men steeds opnieuw kan be
luisteren.
De derde plaat DAVS 6203 be
vat minder geavanceerde muziek:
Dicpenbrock's Electra-suite, ge
speeld door het Concertgebouwor
kest onder Haitink. en de Sin-
fonietta van Jan Mul, gespeeld
door het Utrechts Stedelijk Orkest
onder Paul Hupperts. De opname
van Diepenbrock betekent een
waardige hulde aan deze Neder
landse componist, die in 1862. dus
honderd jaar geleden geboren
werd. En zijn Electra-muziek. ge
voed door de taal van de laat
romantiek. behoort tot de beste
voorbeelden van de Nederlandse
muziekliteratuur. Zij past geheel
en al in de sombere noodlotssfeer
van de gelijknamige tragedie van
Sophocles. De Sinfonietta van
Jan Mul is een aardige, dansante
muziek. Oorspronkelijk was zij be
doeld als een Sonate voor piano,
maar toen Sonia Gaskell er een
choreografie op schreef voor Ma
rianne Hilarides en Jaap Flier,
orkestreerde Jan Mul zijn compo
sitie. Het knapte er. eerlijk ge
zegd. wel van op!
Heel wat platen zijn de revue
gepasseerd en met alle smaken
is zo veel mogelijk rekening ge
houden. Wij beloven u vóór de
Kerstdagen nog een dergelijke
„etalage", waaruit u kiezen kunt.
Dra. H. E. Kokee-van den Berg»