Jean-Louis Curtis Nieuw© dichtbundels Van fresco naar portret TEKENT EEN PSYCHISCHE EVOLUTIE NIEUWE BOEKEN (lÉSi voor Sinterklaas ZONDAGSBLAD ZATERDAG 24 NOVEMBER I9M In de Franse letteren neemt Jean-Louis Curtis onder de schrijvers van de tweede rang een eervolle plaats in. Zijn acht ste roman Cygne sauvage, en kele maanden geleden versche nen, heeft zijn reputatie ^och verhoogd noch geschaad. Was hij in de eerste vijf romans zo als in enkele essais voorname lijk de zedenbeschrijver van de moderne tijd, in de laatste geeft Zedenschilder Reeds de meervoudige vorm van de eerste romantitels wijst een bepaalde richting uit. Het gaat hem er daar niet om een enkeling ten voeten uit te tekenen, een psychische ontwikkeling vast te leggen of ziels-conflicten te stellen en uit te werken. Neen, hij beitelt fresco's van bepaalde mi lieus in bepaalde omstandigheden, meer of mmder breed opgevat. Zo in Les Forêts de la nuit (1947), dat welverdiend de Prix Goncourt verwierf. Hij durft het aan in dit boek, zo kort na de be zettingsjaren en de bevrijding, weer te geven wat hij heeft mee gemaakt in de jaren 40—45. Daar toe voert hij de lezer soms naar Parijs. maar meestal naar een Zuid-Frans stadje aan de voet van de Pyreneeën en deze be grijpt dat Orthez. gelegen in Le Beam, het stadje waar de auteur kinderjaren en jeugd heeft door gebracht. hem wordt gepresen teerd. Hij maakt kennis met col laborateurs en profiteurs, ook met overtuigde aanhangers van Pé- tain, maar evenzeer met strijders uit de verzetsbeweging. De zwarte handel bloeit; vrouwen die bezwij ken voor de mannelijke kwalitei ten der bezetters, ontbreken niet; jonge mannen, soms meer avon turier dan patriot, wagen hun le ven. Na de Duitse aftocht worden rekeningen vereffend, maar handi ge schipperaars weten hun plaats te behouden en zelfs naar voren te dringen in het maatschappe lijk bestel. Na vijftien jaar blijft dit tweede boek van Curtis nog een boeiend stuk werk, levendig en gevoelig geschreven, soms ironisch, nooit bitter en altijd op de onontbeerlij ke optische afstand van de be schreven objecten, die een voor waarde is voor het slagen van een arbeid als Curtis in dit boek on dernam. In Chers corbeaux (1951) teken de de schrijver een zekere jeugd van Saint-Germain des Prés, de literaire wijk van Parijs, toen in volle fleur, hun debuut als aan komende schrijvers en toneelmen sen. de naïeve wijze waarop ze zich laten exploiteren en de dui zend kleine drama's van aantrek ken en afstoten, die zich tussen hen afspelen. Maar in dit bo,ek is de humor doortrokken van een soms wrange spot. uit eigen kring en vooral met veel goede relaties. Hij heeft een troef in handen waarmee hij haar bij zijn zoon onmogelijk kan maken; ze heeft een clandestien liefdes avontuur gehad met een jong in genieur, die haar niet wil loslaten. Zij, van haar kant, kent ten fa miliegeheim waardoor ze zijn po litieke loopbaan kan laten dood- In het spel tussen deze twee mensen blijkt Pauline de sterkste; de machtige man buigt het hoofd, ieder der beide partijen zwijgt; het huwelijk gaat door en de on gewenste schoondochter wordt de voornaamste medewerkster van de opkomende politicus, wiens ster snel rijst. Bij Pauline constateert de le zer vooral de vlugge geest, de vaardige tong en een koele on verschrokkenheid. Bij de poorten van haar zieleleven houdt de schrijver echter halt en zo blijft er veel vaags in de onafgewerkte tekening. Duidelijker staan voor ons de twee dametjes met haar complexen en gefrustraerde ver langens. Trouwens, geheel het milieu van kleine-stadsnotabe- len met de stille veten en het ge noeglijke roddelen is verdienste lijk weergegeven. Wat nu de bedoe ing van de schrijver aangaat, de boektitel La Parade „de afweer" zegt het. Hoe zich te verdedigen tegen de knellende eisen der samenleving, tegen de adat in bepaalde krin gen? Door wapen tegen wapen te stellen, zoals het jonge meisje, in wie schijnbare naieviteit en innerlijke geslepenheid samen gaan, het zo meesterlijk doet. raking met een jong Amerikaan, die met zijn jeugdige moeder, een weduwe. Frankrijk bereist. Er groeit een vriendschap, die Gilles een nieuwe wereld binnen voert. Geen materiële zorgen, geen metafysische problemen, een soepelheid van manieren, een gemakkelijkheid van optreden, die de jongeman, zo hoekig en onzeker in zijn doen en laten, met bewondering vervullen. En daarbij veel meer kennis en cul tureel besef dan Gilles in zijn Europees vooroordeel verwachtte. Hij is als betoverd, verwaarloost oudere vriendschappen en wordt, naïeve jongen als hij is, prompt verliefd op Stanfords moeder. Dijkbreuk Zonder het bewust te willen speelt ze een leuk spel met Gil les, voor wie haar vriendelijkheid een diepere grond heeft. Als de dag van de terugreis r.adert, spreekt hij in een brief zijn ge voelens uit en hoopt op een re flex. Evenwel, op de afscheids partij, die ter ere van de ver- trekkenden wordt gegeven,schenkt de vereerde vrouw hem geen bijzonde re aandacht en Stanford, reeds enige tijd geprik keld door de har telijkheid tussen zijn moeder en Gil les, stoot de jongen in kille woorden Dan komt het tot een dijkbreuk van zijn opgekropte emotionaliteit; hij slaat op Stanford los en rent de hal ve nacht door de Parijse straten. Als het vliegtuig de Amerikanen mee voert, is Gilles een man geworden in zijn liefdesver driet en gekrenkte trots. Ruimte Curtis heeft in dit boek een psy chologische studie willen geven. Een jonge man, geklemd in zijn dogmatische verstarring en ver achting voor de moderne maat schappij en het society-leven, „een wilde zwaan maakt kennis met de vreugden des' levens en milde opvattingen omtrent de mens en het menselijk bestaan; hij zwemt lustig mee in de ge noeglijke, ruime vijver der Frans-Amerikaanse vriendschap pen. Maar hij vergist zich daar bij in de inhoud en de waarde der elementen die het Amerikaanse leven beheersen en zo eindigt zijn feest in een pijnlijke ont nuchtering. Toegegeven zij, dat het boek geen achtergrond heeft en de le zer geen boodschap brengt, rnaar Curtis is een elegant verteller en schrijft in zeer verzorgde taal. Sommige typen zijn in enkele lij nen raak getekend; Curtis kent Parijs even goed als zijn ge boortestad en misschien nog be ter. De dialogen zijn spits, soms geladen, zoals dat trouwens ook in La Parade het geval was. In de ze auteur steekt een 'oneelschrij- ver en deze laatste roman zcy de stof kunnen leveren voor een uit stekend toneelstuk of boeiende film. Eén bezwaar: de naïeve, ro mantische Gilles ons voor te stel len als student in de exacte we tenschappen en daarbij ook nog geboren Parijzenaar, dat is een te sterk beroep op onze goedge lovigheid. DR. M. C. v. d. PANNE Jean-Louis Curtis. La Parade. Uitgave Julliard; id. Cygne sau vage, uitgave Julliard. ,.L'Amour verf van Leo Ross „Uit hei nest geroofd" „Mei hei geloof op de tong" r t Het langste gedicht uit de bundel L' a m Ross (een uitgave van Em. Querido's Uitgeverij N.V.. Amster dam) is gewijd aan Hans Lodeizen. Dit verraadt zowel voorkeur als invloed en wat voor schande is daarin gelegen? Te midden van de vele „zware" dichters onder de jongeren: cynici, ag nostici, lijdelijken die zich laten drijven en het leven alleen maar ondergaan, zijn er toch ook nog enkele „lichte" poëten, zoals Lodeizen er een is geweest. Het leven was voor Lodeizen met zijn zieke lichaam zwaar, maar hij heeft daarop gereageerd met lichte verzen, die iets' aan zich hadden van een Mozart- sfeer. Ross voelt zich ongetwijfeld niet toevallig dat hij ook een gedichtje op de Salzburger heeft geschreven, zelf die sfeer als een zwerm vlugge, zwar te pijlen die de zon plotseling afschoot, de zwa luwen vielen Zlriïi" o^gSr-LoS °"'ren, te snel om ee had zijn eigen dichtstijl wensje te prevelen Ross lag ik wist dat ik hierop gewacht had, voor ik mij ziel uitleverde aan dit hongerige dier Uit het nest geroofd die gereed. Hij past hem toe als een techniek, die hij af- met lijf keek en verder ontwikkelde. Bij het doorlezen gaat men dit mensen schouderopha- toch als een bezwaar voelen. i„„j i„„»„ Een aan Lau-tse toegeschreven ,end Ie"te noemen., uitspraak luidt: „Het zware is de wortel van het lichte." Deze spreuk is op treffende wijze van toepassing op Lo- deizens poëzie. Bij Ross ont breekt het halfverzwegen ver- Karei Jonckheere heeft on- driet niet, maar het is niet de gebundelde poëzie bijeenge- wortel waarop al het lichte te- bracht onder de titel Uit het ruggaat. Laat ik hem niette- nest geroofd; het boekje is ver min recht doen met het vers schenen bij De Bezige Bij te „Zwaluwen" voor u over te Amsterdam en De Ontwikke- schrijven. ling te Antwerpen. Men kent Jonckheeres geestigheid en Theedrinkend en koekjes pi e- slagvaardigheid, die zich hier senterend manifesteren in een dubbele aan de verloofde van mijn inleiding: de eerste raillerend, zuster, converseerde ik de tweede meer serieus. Hij in de damescoupé van onze maakt aardige opmerkingen, kamers en suite zoals „In als een mier, nerveus tas tend met m'n voelhorensioe toen langs de openslaande ^zit deuren sproeiend leeftijd, een lichaam geen gewicht, een tong verhaal verlie- onszelf, in een vers e ons terug". Kijk toe, daar zit een dichter. Hij gezicht maar geen vinden Starheid Overgang De in 1960 verschenen roman La Parade laat de overgang zien op een andere werkwijze; de fres co versmalt zich tot een milieu tekening, waarin een enkele fi guur naar voren treedt. Het ver haal speelt zich weer af in de Béarn, de geboortestreek van Cur tis. Pauline, een meisje van lagere komaf, petekind en beschermelin ge van twee bejaarde, rijke dames, is heimelijk verloofd met Simon, de enige zoon van een grootgrond bezitter, die begrijpelijkerwijze een schoondochter had gewenst Het nieuwste boek auteur, Cygne sauvage, concentreerder dan het vooraf gaande. Een twintigjarige Parij se student pit de middenstand, aanstaand ingenieur, is heftig progressief. Zijn vader, ook so cialist, maar van de oude stem pel, noemt hem een marxistische monnik en Jeróme, zijn gees telijke leidsman, waarschuwt de ze Gilles tegen te grote gespan nenheid. Het liefst zou de jongen tot directe actie overgaan: alge mene staking, bestorming van het Elysée, ontbinding van het Par lement, snelle afwikkeling van de Algerijnse kwestie en wat niet al meer. Zoals „geluk" het kern woord was van de oude socialis ten. is het voor hem „rechtvaar digheid". Geen halfheid, geen compromissen! Deze samentrek king op één ding gaat samen met minachting voor alle andere sec toren van het leven. Het lichame lijk element is geen aandacht waard, het culturele zeer weinig en in liefdesaangelegenheden is- Gilles een onbeschreven blad. Deze starfe Principienreiter komt nu door een toeval in aan- voor u besproken De Vrijheidsvaarders, door Hugh Popham. Vertaling Jan Hardenberg. Uitgave N.V. Kon- ninklijke Uitgeverij Erven J. J. Tijl, Zwolle. Een groep Estlandse vluchtelin- hen op de Atlantische Oceaan heett opgepikt uit een zinkende vissers boot. De toegang tot de V S. werd hen geweigerd en met het geroof de schip hopen zij een plaats te kunnen bereiken waar hen asyl wordt verleend. Dit is het begin van een avon tuurlijke zwerftocht door de Ca- raïbische Zee. Ondanks zijn aan vankelijke tegenstand wordt de ka pitein van het geroofde schip steeds meer een medeplichtige van de vluchtelingen. Gedreven door liefde voor het Estlandse meisje Lydia.'en afschuw van het lot der statenlozen, geeft hij schip en loopbaan op een verovert de vrijheid voor de vluchtelingen. Hoewel in dit boek de aandacht wordt gevest.gd op de positie van mensen zonder nationaliteit, is het toch in de eerste plaats een epos op zee en scheepvaart. Uit wel haast iedere bladzijde spreekt de liefde die de schrijver voor de zee koestert. Zeg ctms eerlijk. Tammy, door .ld Ricketts Sumner. Uitgave H. P. Leopold N..V, Den Haag. „Zeg eens eerlijk, Tammy" is een vervolg op het meisjesboek „Tammy ontdekt de wereld", maar het kan ook heel best afzon derlijk worden gelezen. Tammy, die tot haar zeventiende jaar sa men met haar grootvader op een woonschuit een primitief leven heeft geleid, komt in aanraking met de beschaafde wereld. Het spreekt vanzelf, dat zij de eerste tijd voor een hele omschakeling komt te staan, maar met vee! moed en durf treedt ze een voor haar geheel onbekend leven bin nen. Voor de buitenwereld mag Tammy dan veranderen, innerlijk blijft zij het naïeve, nuchtere na tuurkind, dat door haar onbevan genheid en ongecompliceerdheid zo charmant is. Dit boek. dat vlot ls geschreven, zal door het oudere meisje stellig gewaardeerd wor- Een Rotterdams kind en an dere verhalen, door Clara Eg. gink. Uitgave J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Dat de dichteres Clara Eggink geen groot romanschrijfster is, vertelt zij zelf als terloops in een van de verhalen, die in deze bun del zijn opgenomen. Die verhalen zijn hoofdzakelijk bespiegelingen over een vrije jeugd en het ver langen dat op latere leeftijd naar die vrijheid uitgaat. De herinne ringen van het Rotterdamse meis je, dat in Delfshaven is opge groeid lijken ons hoofdzakelijk boeiend voor Rotterdammers, die een getrouwe schildering krijgen van hun stad-van-voor-de-oorlog. Het eerlijkst is Clara Eggink in de korte schets Schrijftafeltjes, waarin zij de ijdelheid die kinde ren beweegt tot schrijven aan de kaak stelt en die als autobiogra fisch werk mag worden gelezen. De vertelling bereikt echter ner gens de spanning van het verhaal. Een zelfde bezwaar is aan te voe ren tegen de schetsen Egypte, waar de schrijfster een aantal ja ren woonde, en Afrika's oostkust. Omnibus, door J. Visser-Roo- sendaal. Uitgave Bosch Keu- ning N.V. Baarn (BK Boeken- kring). Gezien het feit. dat de uitgever van een andere omnibus het kort geleden in een televisie-uizending zwaar te verduren heeft gehad, lijkt het riskant een goed woord te zeggen over het verzamelwerk dat thans bij Bosch en Keuning is verschenen. De literaire waar de van de drie bijeen gebrachte romans is immers bepaald niet groot, maar we zijn er deson danks van overtuigd dat ze gre tig gelezen zullen worden. Me vrouw Visser kan namelijk een verhaal vertellen en dat blijkt ook uit de drie Westfriese boerenro mans die in haar omnibus een herdruk beleven. Zowel „De Wach ter" als „Eerst ik" en „In 't laat ste kwartier" getuigen van haar vertelkunst. En daarom menen we ondanks het bestaan van de televisiesectie van de V.P.R.O. de verschijning van de omni bus onbekommerd te kunnen toe juichen. Wij hebben er z den van, dat Sinterklaas wel dik wijls een kijkje zal gaan ne men op de grammofoonplaten- markt. Een kleine of grote plaat is zulk een plezierig ge- schënk! Daarom zullen wij de goed heilig man maar eens een handje helpen en een collectie „van alles wat" voor hem uit stallen: een brokje opera, jubi leumplaten, barokmuziek, mo derne muziek, zangplaten, ge zellige plaatjes. En misschien heeft u er ook wel wat aan! Concertgebouworkest Laten wij met de jubileumpla ten beginnen. Het Concertgebouw orkest viert zijn 75-jarig bestaan in dit winterseizoen en zoals men weet, is de Koningin naar het grote jubileumconcert in Amster dam komen luisteren. Daar werd haar overhandigd de allernieuw ste opname van het Concertge bouworkest, nl. Philips 835127 A Y (mono L09015L) waarop Bernard Haitink Mahler's Eerste Symfo nie dirigeert. Een bijzonder mooie plaat, die in een prachtig ver zorgd en heel instructief album steekt. Dat Mahler's muziek is uitgekozen voor deze ereplaat, vinden wij bijzonder zinvol. Im mers, hiermee wordt meteen ge- eerd een figuur, die het Amster damse orkest zijn wereldnaam gegeven heeft en dip zich onophou delijk voor Mahler heeft ingezet, n.l. Willem Mengelberg. Maar wie nu niet veel van Mahler houdt, kan bij een andere jubi leum uitgave terecht, n.l. Phi lips 610115VR, waarop Bernard Haitink het Concertgebouworkest dirigeert in Smetana's „Die Mol- dau" en Tsjaikowski's „Capriccio Italicn". Er. ook hierbij is een kostelijk album gegeven, waarin Hélène Nolthenius een geestig praatje houdt over „Feest in het Concertgebouw". Maar naar mijn smaak overtreft de laatste jubi leumplaat de twee voorgaande, nl Pierre Montcux dirigeert het Concertgebouworkest in Beetho ven's 3e Symfonie, de Eroïca (Philips A02247L). Hier hoort men een werkelijk meesterlijke opvat ting van de Eroïca. De tempi. TERES A BERGANZA, hier ah Oitavia in Monteverdi's Vlncoro nazione di Poppea. is snel tot d> hoogste toppen van de zangkunst junge Nonne". Wolf's lied „Ver- borgeuheit" komt met Jensen's „Altar" samen met de Bacharia „Oh, tarry yet, my dearest Sa viour" (uit Cantate nr. 11) voor op Dccca BX 90.018. Dan zijn Decca BX 90.014 met Mahler's liederen „Ich bin der Welt ab- handen gekommen", „Ich atmet' einen Linden Duft" en ,,Um Mit- ternacht" (begeleid door de Wie ner Philharmoniker onder Bruno Walter), alsook de Vier Ernste Gesange van Brahms op Decca BX 90.019, werkelijk een aanwinst voor de Kathleen-Ferrier disco theek. En wat te zeggen van de aardige, fijnzinnig gezongen volksliedjes op BX90.013! Brahms' Alt-rhapsodie (met het London Philharmonic Choir and Orches tra onder Clemens Krauss) op Decca BX90.015, de twee aria's uit Handel's Messiah, „0 thou that tellest" en „He was despi sed" (met het London Philharmo nic Orchestra onder Sir Adrian Boult) op Decca BX 90.011 alsook Handel-aria „Art thou troubled" en de Gluck-aria „Che puro ciel" op Decca BX 90.017 vullen deze nieuwe serie aan. De wonderlijke schoonheid van Kathleen Fer- rier's stem komt goed op deze nieuwe opnamen uit, die dus voor een gedeelte herdrukken zijn, en het zijn vooral de liederen, die mij zeer getroffen hebben. Aafje Heynis Teresa Berganza Maar wij weten zeker dat ieder een verrukt zal zijn over Decca LXT6005, waarop de Spaanse zan geres Teresa Berganza, begeleid Sööf haar echtgehoot FeiiX La- vllia een Spaans en Italiaans reci tal geeft. Men luistert met bewon dering naar deze mangnifieke stem, die zo moeiteloos (colora turen!) en zo helemaal doorleefd zingt. In de Italiaanse aria's is het de puurste bel canto en in de Spaanse liederen komt het ty pische Spaanse timbre, dat „hars achtig" klinkt, tevoorschijn. Men moet eens letten op de prachtige liederen van Granados en op de Saeta, de hymne aan Maria, van Furina. Zó kan alleen maar een rasechte Spaanse zingen. Felix Lavilla begeleidt perfect hij is een uitnemend pianist met een glanzend, parelend toucher. Voor elke discotheek een topplaat. Opera Tot slot een opera-opname en drie platen Voor „specialisten^'. De opera-opname betreft Brit ten's Peter Grimes, waarvan de hoogtepunten staan op Decca SXL 2309. Zoals men wellicht weet, is de Peter Grimes vaak door de Nederlandse Opera opgevoerd en met heel veel succes. Want dit is misschien wel het beste werk van Benjamin Britten. Hij schrijft hier dramatische soms aangrij pende muziek en zijn behande ling van de stem gaat nooit te gen het natuurlijke gebruik of te gen het woordaccent in. Integen deel zelden zijn hier tekst en. muziek zo sterk tot een eenheid tenipdustne betekent ons land versmolten. Op deze plaat zin- stipje. Maar toch begint cr gen Peter Pears (titelroli, Claire m het buitenland belangstelling Watson, David Kelly. Orven Bran- nigan geen spraak: hij schreef zo pas een gediéht. Terwijl hij bezig was, is hij aan alles ont stegen. Nu daalt hij langzaam terug naar zijn voeten. Hij maakt het moment door tus sen zakken en landen. Zijn ge dicht bestaat maar hij heeft het nog niet herlezen." Met andere woorden: het ei is ge legd en de handige Karei rooft het. Natuurlijk is het onmoge lijk 130 bladzijden verzen van 26 dichteressen en dichters bijna een gros uit het nest geroofde eie ren, stuk voor stuk in de hand te nemen. Op de achterkant van Het boekje staat het zo aardig geformuleerd: „Er is niet naar stromingen en modes gekeken, er staan v.eel aambeelden in de smidse van Moeder Vlaan deren. De reeks zet in met de grijze maar nog soepel-handi- ge prins der kunstedelsmeden Jan van Nijlen. De expres sionisten uit de jaren 20—30 schuiven hun thans volrijpe Gaston Burssens naar voren. Eenzame a-stromers voegen zich tussen de gelederen. Klas siekers zoals Herwig Hensen zorgen voor een tijdeloos ac cent. Veertigers, vijftigers, zes tigers, een- en tweeënzestigers zijn mild vertegenwoordigd. Hugo Claus moet reeds ach ter zich kijken." Van Pieter G. Buckinx (geb. te Kortessem 1903) citeer ik het ook op dit seizoen toepasselijke vers AVOND. De lippen wegen zwaar. Dor als hakhout rusten de han den op elkaar. Tweede bundel Hans Bouma heeft alweer een tweede bundel gedichtjes uitge geven: Met het geloof op de tong een uitgave van J. N. Voorhoeve te Den Haag. Ook uit dit werk blijken duidelijk een op recht, en enthousiast geloof en een spontane dichterlijke drang die zich bedienen van wat meer een manier is dan een techniek: het stapelen van vergelijking op vergelijking, waardoor het ene beeld het andere verdringt zodat er tenslotte niets over blijft dan een druk gebaren de dichter. Want dat krijgt men dan: niet een baren, maar ge- Het is de van ouds bekende retoriek, op verkleinde schaal en met nieuwere middelen toe gepast. Wil geloof en enthousias me tot poëzie worden, dan dient er een transformatie plaats te vinden, die hier is overgeslagen. Er ontbreekt een schakel in het proces. En er komt onherroepe lijk een ogenblik, niet alleen voor Bouma maar voor veel heden daagse beeldmaniakken: dat al les met alles is vergeleken en dat de hele voorraad aan spreek woorden en spreekwoordelijke gezegden is verbruikt. Toch zoU ik Bouma de raad willen geven met dichten voort te gaan en desnoods met publiceren. Het is de proef op de som wat zijn ta lent betreft. Maar men kan nog niet zien wat het eindelijk re sultaat zal zijn: verzen die op werkelijke transformatie berusten en dan als authentieke poëzie kunnen gelden, op welk niveau dan ook, of een eindeloos overhoop halen van de beeldenkraam. Ik hoop zo van harte het eerste. Het vers „Or gelspel" is een onbedoelde paro die op het dilettantisch ge knoei van zekere kerkorganis ten, die nog niet begrepen heb ben dat de kunst van het im proviseren alleen kan worden be oefend op de basis van een bre de en algemene muzikale cul tuur. De dichter vergeve mij in dit geval het citeren, maar de verleiding is te groot Het orgel is mijn paard, de kerk m'n speelveld; hier voeren wij onze kunst jes uit: in pijlsnelle vaart dwars door de voetangels van kruisen en mollen over gapende tertsen quin- ten galopperen, om het snelst langs toonlad- van de verraderlijkste aard de toren in steigeren en dan hals over kop, her en der losse noten mee sleurend en onder stampende akkoor den verpletterend, weer in octaven naar beneden springen om tenslotte dampend en be zweet in de kerk uit de toon te val len Nii Trager worden de gebaren. Het heeft geen haast meer wat nog gedaan moet worden. Winterlijk staren de ogen naar het voorjaar van weleer. Doffer worden de woorden. Het heeft geen zin meer wat nog gezegd moet worden. Koorden zijn de woorden waarmee wij gegeseld worden. daarvoor dan ook de kerkeraad aan zijn broek, omdat hij aller lei „fremde und wunderliche Töne hineingemischet" had waardoor de gemeente „konfun- dieret" was geworden. Het ge dichtje moest dan ook voor de eerstgenoemde soort organisten (ik spreek de goede niet te na) worden verboden, ze zouden het misschien al te mooi vinden! Intussen hoopt men Bouma op hieuw te ontmoeten met verzen die gewoon zeggen wat ze be doelen. Dit is. ook buiten de poëzie, vaak het moeilijkste! C. RIJNSDORP de structuur, de spanning en ontspanning kort om alles is zo zeldzaam juist be keken en op zijn waarde herleid, dat men deze overbekende mu ziek als 't ware weer voor het eerst beleeft. Welk een vakman schap. welke een ervaring als mu- Deze vrouw mag niet branden Deze vrouw mag niet bran den, spel in drie bedrijven, van Christopher Fry, in de bewerking van Bert Voeten. Wending-Toneelbibliotheek, se rie V, deel 2. Uitgave Boeken centrum N.V., Den Haag. Christopher Fry's „aprilstuk": „Deze vrouw mag niet bran den". waarmee de Haagsche Co- medie op 1 januari 1955 het nieuwe jaar opende en dat toen tot repercussies in de Haagse raad heeft geleid (vanwege on eerbare en godslasterlijke taal), heeft thans in de Nederlandse bewerking van Bert Voeten een plaats gekregen in de Wending- toneelbibliotheek. Rijkelijk laat en enigszins ver wonderlijk. omdat men inmid dels ruimschoots de gelegenheid heeft gehad te kunnen constate ren. dat dit stuk niet tot de „klassieken" van Fry zal gaan behoren. Daarvoor is het te ver ward. te vaag en te amorf. Uiteraard geeft het enkele spe cimina van Fry's geniale poëti ca en Bert Voetens bewerking is evenzeer adaequaat, maar dit alles is in dit geval niet vol doende om deze uitgave te recht vaardigen. Ev. G. spreekt hieruit. I Musici Het beroemde kamerorkest I Musici jubileert óók. Het be staat tien jaar en in deze tien jaar heeft het een belangrijke rol gespeeld in de herleving van de I7e en 18e eeuwse Italiaanse mu ziek. De interpretatie van I Musi ci heeft als voorbeeld gewerkt voor menig ander kamerensemble en terecht heeft Philips voor dit jubileum een heel mooie opname, m een even mooi geïllustreerde al bum. uitgegeven n.l. G03090L, waarin de twaalf Italianen Concer- ti van Vivaldi. Corelli, Albinoni, Manfredini uitvoeren. Onze Ne derlandse hoboïst Evert van Tright is de voortreffelijke solist in een hoboconcert van Albinoni en Gastone Tassinari kwinkeleert lustig in een Vivaldi fluitconcertje genaamd de „distelvink". Mu ziekjes, die iedereen helemaal vrolijk maken! Kathleen Ferrier De vele en vele bewonderaars van Kathleen Ferrier zullen wel erg blij zijn met de Kathleen Fer rier Memorial Series, die negen EP'tjes (45 t.) bevat. Hieronder zijn een aantal nooit op EP ver schenen opnamen, o.a. van het recital, dat zij in 1949 voor de Noorse Radio gaf. Zo staat op Deca BX 90.016 twee noviteiten, Purcell's „Hark, the echoing air" en Handel's „How changed the vision" naast „Like the love-lorn turtle" uit Handel's „Atalanta". Op Decca B 90.012 komen voor de Wolf-liedereu „Der Gartner", „Auf ein altes Bild" en „Auf einer Wanderung" naast Schubert's „Gretchen am Spinnrade" en „Die ook 45 t. plaatjes verschenen men beleeft zeer zeker zijn vreug de aan Philips 411923 SE (uit Klassiek Verzoekprogramma), waarop zij zingt twee Handel- aria's. de een uit de Messiah, „O thou that tellest good tidings to Zion" en de ander uit de Judas Maccabaeus" nl. „Father of Hea- v'n". De Wiener Symphoniker on der Hans Gillesberger begeleiden. De mooie sonore stem doet het ook goed in Fontana 494023EE, waarin uit Handei's Dettingen Te Deum fragmenten gekozen zijn. Op de ene kant staat „O Lord! in thee have I trusted", waarin zij zingt met het koor van de Nederlandse Bachverenigmg, orkest en orgel onder leiding van dr. Anthon van der Horst. Op de andere kant zijn het Annette de la Bije. Arjan Blanken. David Hoilestelle èn Aafje Heynis die uitvoeren „Thou sittest at the right hand of God" en „We therefore pray thee. help thy servants". Het is een opna me uit de Holland-Festivalopvoe ring in Gouda en men hoort dus het publiek wel een beetje op de achtergrond. komen voor de Nederlandse enkelen te muziek en daaraan heeft de Britten zelf diri- stichting Donemus (waar men geert het koor en orkest van de de partituren van Nederlandse Royal opera House, Covent Gar- Contrast En nu een felle tegenstelling: twee EP-tjes van de Mastreeeh- tcr Staar, de een met beroemde opera-koren i Philips 412103SE), de ander met Mozart's Ave Ve- rum. Palestrina O Bone Jesu, Handel's ..Hallelujah" en Las- cia ch'io pianga" (Philips 412102SE) en daartegenover een ragfijne delicatesse op Decca SEC 5113: Peter Pears zingt oud- Engelse liederen begeleid op de luit door Julian Bream. Men moet ervan houden! De Maas- treechter Staar zingt met Gusto in de operakoren (soldatenkoor uit de Faust, Pelgrimskoor uit de Tannhauser) en wij vinden de be werkingen van Mozart en Handel ronduit lelijk. Van Peter Pears zou men kunnen zeggen, dat hij wat gemaniëreerd voordraagt, maar het is zo enorm muzikaal en intelligent zoals hij het lied aanpakt, als „Have you seen but den, Londen. Het is een indruk wekkende plaat geworden, waar uit men deze opera in al haar kwaliteiten goed leert kennen. En dat is heus de moeite waard. Nederlandse muziek Voor de „specialisten" hebben wij gereserveerd de opnamen van de Donemus Audio- Visual Series 1962. nr. 1 2 en Het is allerr een Sweelin. .- plaat DA VS 6201 met het Neder lands Kamerkoor o.a. in Psalm 68 en 81 en met Piet Kee, orgel, enJan- ny van Wering, cla- vecimbel, uitgege- de Sweelinckher- denking. Zoals bij deze serie, waarop men zich abonne ren moet bij Done mus, altijd het ge val is, staat een korte inleiding plus de partituren van de uitgevoerde werken in het er bij gegeven album. De klank van het kamerkoor zweeft hier en daar, naar Piet Kee's weerga ve van de Chroma tische Fantasie als ook Janny van We- ring's spelin„Mein junges Leben hat ein End" is uitste- Het doel van de- is, belangrijke Ne derlandse muziek op de plaat vast te leggen. Immers, in productie van de grammofoonpla- composlties kan krijgen) hard meegewerkt. Op DAVS 6202 wordt zen aan de 75-jarige Daniel Ruy- neman, die in de ontwikkeling van de moderne muziek in ons land een grote rol gespeeld heeft. Hoe hij zijn tijd vooruit was, be wijzen de „Hiëroglyphen" uit 1918 en hoe hij nu nog midden in de hedendaagse muziek staat, hoort men aan de Réflexions nr. 4 uit 1961. Hier wordt de moderne taal gehanteerd met een bewonde renswaardige gemakkelijkheid en een duidelijkheid. Op deze zelfde plaat staat verder de „Improvi sations and Symphonies" van Pe ter Schat, muziek in de meest volstrekte seriële taal. Schat voegt een element van improvisatie toe, dat dus de uitvoerenden te verwe zenlijken hebben. Het Danzi-kwin- tet. dat ook Ruyneman's Réfle xions meesterlijk speelt, toont zich tegen deze opgave wel opge wassen. Maar althans voor ons is het meest interessante het volgen van de geschreven tekst, die men steeds opnieuw kan be luisteren. De derde plaat DAVS 6203 be vat minder geavanceerde muziek: Dicpenbrock's Electra-suite, ge speeld door het Concertgebouwor kest onder Haitink. en de Sin- fonietta van Jan Mul, gespeeld door het Utrechts Stedelijk Orkest onder Paul Hupperts. De opname van Diepenbrock betekent een waardige hulde aan deze Neder landse componist, die in 1862. dus honderd jaar geleden geboren werd. En zijn Electra-muziek. ge voed door de taal van de laat romantiek. behoort tot de beste voorbeelden van de Nederlandse muziekliteratuur. Zij past geheel en al in de sombere noodlotssfeer van de gelijknamige tragedie van Sophocles. De Sinfonietta van Jan Mul is een aardige, dansante muziek. Oorspronkelijk was zij be doeld als een Sonate voor piano, maar toen Sonia Gaskell er een choreografie op schreef voor Ma rianne Hilarides en Jaap Flier, orkestreerde Jan Mul zijn compo sitie. Het knapte er. eerlijk ge zegd. wel van op! Heel wat platen zijn de revue gepasseerd en met alle smaken is zo veel mogelijk rekening ge houden. Wij beloven u vóór de Kerstdagen nog een dergelijke „etalage", waaruit u kiezen kunt. Dra. H. E. Kokee-van den Berg»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 18