BAARLE MSSMJ Klederdrachten ontdekten we een uniek museum In Tante Corrie zorgde er voor ZATERDAG 3 NOVEMBER 1962 Gesticht uit piëteit voor een vader Dal de ene vrouw de andere ofschoon ze elkaar nooil eer der zagen om de hals valt en zacht begint te wenen, ontroerd als ze wordt door de prestaties van die ander, moge dan wat erg sentimenteel schijnen, voor ons werd zulk een gemoedsaandoe ning toch wel verklaarbaar, toen we eenmaal zelf met die pres taties waren geconfronteerd. Dit gebeurde de vorige week in Baarle Nassau, .n kilometer of twintig ten zuiden van Breda, suikergoed geveltje de 65-jari- ge gobelinwerkster C o r r y Gouwenberg Geeraerts woont, die zich tot taak heeft ge steld, de grote roem van h: der vend te houden. In dat huis ar beidt ze vaak tot diep in de nacht, spaarde zij moeite noch tot museum in te richten, schonk al één kamer aan de gemeente die op haar beurt dit vorstelijk gebaar beloonde, door aan dat museum zowel als aan de betrok ken straat de naam van haar va der te verbinden. Reeds bij de eerste kennisma king werd het ons duidelijk, met een van oorsprong Belgische te doen te hebben, die haar nationa le koffie-filter nog altijd in ere houdt. Alle stoelen in de huiska mer waren met echte gobelin be kleed en aan elke wand hingen één of meer gobelin-schilderijtjes, gevat in lijstjes en bedekt door glas, met afmetingen van 18 bij 24 centimeter. Het waren stuk voor stuk bloemmotieven, door haar met grote kunstzinnigheid en jobsgeduld uit ragfijne wol ge- Kunst1 ,.Van d i e dingen heb ik er al zóveel cadeau gedaan zei ze goedsmoeds. .Allemaal ter gele genheid van trouwpartijen. Maar nu hou ik er toch eens mee op al nam ik me dat al zo dikwijls voorEr zit namelijk ruim een week werk in, met dagen van 10 tot 12 uurJaren heb ik het voor de handel gedaan, doch dat is tegenwoordig niet meer nodig, 'k Doe het nü uitsluitend uit lief voor de kunst". ..Ja. uit liefde voor de kunst", 'herhaalde ze. daarbij positief schuddend met haar blonde ha ren, terwijl ze haar man, de heer Niew Couwenberg (76), een mee warige blik toewierp. Gelukkig echter bleek ook hij, als zijnde een voormalig huisschil der en dus met het omgaan met kleuren vertrouwd, in de steeds zeldzamer wordende kunst van zijn echtgenote op te gaan Zodat hij maar zelden tegensputtert, als 's avonds het televisietoes ?1 uitgeschakeld blijven moet Mevrouw Couwenberg ..nee, zegt u alstublieft T uiis er nu eerst aan herinneren, dat de gobelin-kunst haar baker mat in België had. Het was im mers de Belgische wever en ver ver Jean Gobelin, die zich er al mee bezig hield m de vijftiende eeuw. Hij verhuisde met zijn hele familie naar Frankrijk, vestigde zich in 1450 aan de heek Bièvre, nabij Parijs, waar zijn „tapisserie tde Baarto Een ander doek laaaiÈMk J3I1 „Zegt u alstublieft Tante Coi facon de Flandres" dermate de belangstelling trok. dat in de Franse hoofdstad een uitgebreide gobelin-nijverheid ontstond, die dank zij de bescherming van de Franse koningen haar stempel ging drukken op een groot deel van Parijs. Daar is nü zelfs nog een Avenue des Gobelins. Naar noorden Van Frankrijk uit verbreidde die kunst zich naar het noorden, dus naar België en ook naar óns land, waar men voor het eerst omstreeks 1630 ermee begon. In die dagen was het nl. een zekere Van der Gucht, die het werk van twee Vlamingen, vader en zoon Spiemick, overnam. Zodoende had eenmaal Delft vermaarde gobelinwevers binnen haar mu ren. Maar ook Middelburg, waar Jan de Maecht en Hendrik de Vaileer een reputatie verwierven. Voorts was zeer bekend Joseph Thibaul. vooral door zijn tafere len uit de historie van Haarlem, waarvan er nog steeds in het stadhuis aldaar worden bewaard. En ook de Amsterdamse wever Baert had een grote naam, ter wijl er verder in Leiden en an dere plaatsen bekwame gobelin werkers hebben gewoond. Na 1700 evenwel trad een ma laise in en verdween die schone kunst gehéél uit ons land. De één schrijft dit toe aan gebrek aan opdrachten, daar gobelins nimmer zó goedkoop zijn ge weest. De ander meent, dat de publieke belangstelling steeds ver minderde, doordat er iets essen tieels uit de gobelinkunst verlo ren was gegaan. Had het nage slacht niet meer dat fijne gevoel voor het mengen van de verschil lende kleuren wol'' Of was men n.et meer in staat, die oude verf soorten te bereiden, die aan de gloed en zulke tere tinten gaven? Hoe het ook zij, ook in België en Frankrijk onderging de gobe lin-nijverheid een geweldige in zinking en later werd er bitter wein.g meer van gehoord. Voor het weinige, dat er in België op dit gebied nog in stand bleef, toonde echter een elfjarige Vlaamse jongen, Desiré Geeraerts geboren 4 juni 1866 in Meche- len speciale interesse. Hij ging in de leer bij de grote Mechelse kunstenaar Bragm.ers en zocht en speurde naar een bepaalde soort wol, wikte en woog soms langdurig met verfsoorten, buitte zijn sterk ontwikkeld kleurgevoel danig uit en slaagde er ten slotte in gobelins te vervaardigen, die alles uit het verleden nog aan zienlijk overtroffen.- Zelf maakte hij de ontwerpen, zelf verfde hij de wol en zelf nam hij achter het weefgetouw plaats, om dan nog tastend en aanschouwend met die geverfde woldraden te manipule ren. Had hij toch nog niet het goede geel bijvoorbeeld, dat het weven van een bepaald object vereiste, dan draaide hij er een strengetje groen doorheen, of een strengetje blauw of wat dan ook. net zo lang. tot hij de hoogste na tuurgetrouwheid had bereikt De siré Geeraerts was met dat al ontwerper, verver en wever tege lijk. Toen Tante Corrie nog slechts enkele maanden oud was trok „paatje" zoals later al zijn 6 kinderen hem noemden van Mechelen naar Kiel. bij Antwer pen, waar hij voor zich zelf be gon in een klein atelier. Helaas bleek niemand van die kinderen in staat, zich de kunst van vader eigen te maken Behalve dan Tan te Corrie, die „paatje" al jong ter. zijde stond. Ook zij was eif jaar toen ze ermee begon Leer plicht kende men destijds nog niet, zodat het geen moeilijkhe den gaf als zij de school ver zuimde. Bleef er Op 24-jarige leeftijd trouwde ze. En hoewel haar man géén wever was. bleef ze werkzaam op het atelier. Hetgeen nogal eenvoudig was, daar ze bij vader ging inwo nen. Hard. heel hard heeft Tante Corrie daar die kunst beoefend, daar de vraag naar deze gobelins al gauw niet meer te stuiten was. Men had al wel enkele meisjes in dienst, doch steeds vaker meldden zich de handelaren, die wegen zochten én vonden, om hoge win sten met deze Antwerpse produk- ten te maken. Die handelaren waren geen ge wone kooplieden maar antiquairs vol van slimheid en vernuft. Zij betaalden betrekkelijk weinig voor zo'n droom van een wandtapijt, vloerkleed, of tafelkleed, verfom faaiden opzettelijk die art.stieke pronkjuwelen, verzonden ze al of niet met antieke meubelen naar Parijs, van Parijs naar Antwer pen terug en zo maar verder, tot dal ze half Europa waren door ge weest. om ze ten slotte naar Ame rika te sturer. met de boodschap dat ze de eeuwen al hadden ge trotseerd. Een dergelijke voorstelling van zaken was mogelijk, daar de wij ze, waarop de wol was gesponnen, in niets afweek van de aloude me thode. En de kleurnuanceringen waren buitengewoon mooi. daar Desiré Geeraerts met het haast ongelooflijke aantal van veertien- duizend kleurennuances opereerde. Hoe tijdverslindend deze manier van weven was moge blijken uit het feit. dat soms één centimeter weven een volle dag in beslag Sjacheraars „Aan dat prachtige werk van va der". zei Tante Corrie niet zonder bitterheid, „hebben die sjacheraars miljoenen franken verdiend, om dat „paatje" met veel te weinig genoegen nam. En dit kon hij doen. daar hij zich dag en nach' in zijn kunst uitleefde en ook de ateliermeisjes op den duur bij kans veertig met weinig - met andere eisen en dit kon niet. Ik ben daarna heel kort met een dokter getrouwd geweest, doordat die weldra overleed. En in 1937 trad ik in het huwelijk met een Hollander, met wie ik het nu al 25 jaar best kan v.nden. Vader was inmiddels al de ze ventig gepasseerd; een vrouw had nij niet meer en dus g,ng hij mee naar Baarle Nassau, waar mijn 1 12 jaar het vermaarde café-restaurant „Het wapen van Nassau" exploiteerde. Daar ik al tijd een grote liefhebster van ko ken was. nam ik de leiding van de keuken op me en meer en meer van het hele bedrijf, dat voortaan heette: „Het wapen van Nassau onder de naam Tante Corrie". Ik beschouwde het van stonde af aan als een eer, de dorstigen te laven, de hongerigen te spijzen en de be drukten te troosten. Want er komt in een café nogal eens een bedruk te binnenstappen. En dan was het me een voorrecht hem na een goe de kop koffie (of wat anders en een opbeurend woord weer mon ter te zien vertrekken. Vooral m'n koffie was mijn trots daar ik daarvoor altijd als devies heb gehad: „Zwart als de nacht, sterk als een leeuw, heet gelijk de hel en zoet gelijk de liefde". Intussen was vader in staat, dank zij een heel klein hokje bij de achter het café gelegen garage zijn gobelin-weven voort te zetten, terwijl we in het restaurant een zaaltje inrichtten, waar zijn pro- dukten konden worden uitgestald. Dat kreeg de naam van „Japanse kamer", omdat vader altijd veel Japanse motieven en Japanse voorstellingen (ontleend aan Ja panse platenboeken) in zijn gobe lins had verwerkt en ik enkele (zeer) grote kleden met zulke voorstellingen uit Antwerpen naar Baarle Nassau meegenomen had. Het grootste, met afmetingen van 3 bij 1 meter, stelt een groep geisha's voor in een theetuin. Som migen van hen ziet men zwanen voederen aan de rand van een vij ver. Drie geisha's zijn aan tafel gezeten en schenken thee. Met nog vijf andere doeken in dit gen re en een Japans scherm vormde het de voornaamste kunststukken van die kamer. Vader werkte aan die zeven schone dingen zeven Er werden drieduizend tin ten in verwerkt! Hij deed dat des tijds in opdracht van m'n tweede man zaliger* die ze hem dan ook heeft betaald. Er is nog eens een film van gemaakt en ze hebben vader te vens gefilmd terwijl hij aan het weven was. Toen die f.lm gereed kwam en voor het eerst in de bioscoop werd afgedraaid, kwam men bij ons informeren waar va der bleef. Hij was toch uitgenodigd. Men wist jammer genoeg niet dat hij al een week ziek te bed lag En één uur nadat de film was vertoond overleed hij op 24 november 1942. In de familie grafkelder te Antwerpen is zijn stoffelijk overschot bijgezet Aan de slag In de nu volgende jaren kreeg ik weer zo'n verlangen naar de gobelinkunst, dat we op 1 april 1950 uit het Horecabedrijf stapten en in de garage gingen wonen Deze was geheel verbouwd, een architect zorgde voor een exclu sieve gevel, ik kreeg weer de be schikking over een klein atelier en bracht de Japanse Kamer over naar ons nieuwe huis. Voorts kreeg ik er. door met wa re hartstocht aan de slag te gaan. nog zóveel gobelins bij, dat ik daarmee eer. tweede kamer kon vullen, 't Werd een museum, ter ere van mijn onvergetelijke „paatje". Op de plaats waar nu deze woonkamer is. heeft hij zijn laatste draden wol door zijn vin gers laten gaan. Ik liet door de Tilburgse beeld houwer Van den Berg een borst beeld op sokkel van hem maken, gaf het een plaats in de Japanse kamer al is niet alles daarin Japans, maar dan toch wel Oos ters en op 10 mei 1953 werd dit museum door de burgemeester, en in tegenwoordigheid van vele anderen, officieel geopend. Op die dag bood ik de gemeente de Japanse kamer aan. Wellicht vraagt u zich af. waar om ik dit aanbed niet aan Ant werpen heb gedaan. Dat kón ik eenvoudig al d.e gobelins van fauteuils en schilderijen uitstraalt: Bloemfigu ren en bloemmotieven, allemaal! Maar niettegenstaande dat aan tinten en tonen zó rijk en veelvul dig, dat men de onweerstaanbare neiging in zich op komen voelt, diep door de neus adem te halen om de geur van al die bloemen „Steek voor steek zelf ge daan". licht ze toe. En onder die gobelins bevinden zich alleriei stijlen: Egyptische. Louis XIII, Louis XIV enz., enz. We noem den deze kamer de Engelse ka mer, omdat het kind een naam moest hebben, maar ze doet eer-- der denken aan tutti frutti.. Dan schrijdt ze zacht over de vloertapijten helaas geen go belins naar de kamer van haar vader, waarvan de wanden bijna geheel verborgen worden door z ij n werk. Zij kocht er wat Japans meubilair bij, Japanse lampen en wat dies meer zij en wist de verlichting zodanig aan te brengen, dat de sfeer de bezoeker merkbaar treft. Meer critische ogen zouden stellig wel aanmerkingen kunnen maken, doch zij gelieven dan te beden ken. dat in de eerste plaats aan dacht voor de onnavolgbaar ge weven gobelins wordt gevraagd. Tante Corrie geeft z.ch daarna grote moeite om ons het verschil uit te leggen tussen het w e e f- werk van haar vader en het steek werk van haarzelf. Voor steekwerk is een stramien nodig van jute of canvas, en bedient men zich van een kleine naald waarmee zij zonder meer haar fantasie bot laat vieren, zowel wat het ontwerp als de kleuren betreft. Voor weefwerk behoeft men een weefgetouw, waaronder een tekening of schilderstuk op karton is aangebracht. De wever gebruikt, in plaats van één en dezelfde naald, diverse houten klosjes of „fluutjes" waarop telkens een andere kleur wol is ge wonden die op alle mogelijke manieren door het vissersgaren van het weefgetouw worden ge stoken, doch getrouw de lijnen van het ontwerp volgen. Het is dus principieel iets anders. Z ij koos in haar jeugd echter al steekwerk. omdat er toen juist meer vraag naar kwam. Met r.a- me voor het herstellen van tafel kleden m het Vleeshuis, teAnt werpen en voor het repareren van grondtapijten. in het Ant werpse stadhuis. 2000 Uren Een zeer fraaie proeve van haar steekwerk Is nog te vinden in de Kerk van O L. Vrouwe van Bijstand in Baarle Nassau. Het is een gobelin van 45 bij 60 c m., waaraan ze 2000 uren. d.i. circa een half jaar. arbeid had. Dat is het enige in Holland vervaardig de doek dat ze verkocht. Het stelt een O.L. Vrouwe voer, zoals Michel Angelo ze schilder- in welke schilderij Tante en reproductie maakte. (Tussen twee haakjes: grote schilders als Rubens maakten speciaal voor de wevers schilde rijen op karton). Genoemde parochiekerk liet er een koperen lijst voor maken, als mede de verdere entourage ter gezamenlijke waarde van 8.000. Zoveel geld spendeert men niet aan een doek, als het weinig te betekenen heeft... Hoe hield ze het vol, 6 maan den lang dagelijks 10 a 12 uur met zoiets bezig te zijn?... Zelfs geen zondag sloeg ze over.... Haar verklaring luidt: ..Als Ik me eenmaal aan zo'n gobelin heb gezet, moet ze af, zo gauw mo gelijk." En daartoe zit ze dan tot aan haar schouders tussen de wol. wol in honderd en meer kleuren. Waarbij het nóg kan vóórkomen, dat ze behoefte heeft aan een tus sentint. Ze splitst in die gevallen een draad in tweeën om daar na dat „halve" draadje met ..hal ve" draadjes van andere kleurton) te vermengen tot een nieuw draadje te draaien. Door het ge bruik van slechts één naald komt elk ogenblik de schaar erbij te pas. een manoeuvre, die bij het weven achterwege kan blijven. Onlangs is ze voor de tweede keer aan een Onze Lieve Vrouwe van Bijstand begonnen, weer naar Michel Angelo. doch nu bestemd voor hèt Museum. En als die ook af is wil ze haar stikwerk weer „zo maar" voortzetten. Dan te kent ze midden op het stramien slechts een kruis en tovert er vanuit het snijpunt der beide lij nen al dan niet symmetrische figu ren op. Net naar het haar lijkt. Ten besluite vertelt Tante Corrie ons nog een kleine geschiedenis, die voor zich zelf spreekt. Kussen Ik rraak Wai gegoede meisje! i•edeelir tan liet drie nieter tellende een groep geisha's r uerd. Het is nu al vele tien iel wie het niet i de vreugde van Toen mijn-man stierf ,n 1932 hij was werkzaam bij de Poste rijen hield k op m£t het ate lier. Er kwamen andere meisje® de liederlijke waarop men in m'n geboorteland met dat machtige werk van m'n vader was omgesprongen. Als Tante Corrie ons nu. uitno digt tot een bezichtiging van het ..Desiré Geeraerts-Museum",moe ten we zelf enkele kamerdeuren openen en sluiten. Dan staan we cr opeens middenin. Eerst wor den we haast dronken van de zo imponerende schoonheid, die van Zij woonde enige tijd In een villa met een grote tuin te Becr- se. tussen Turnhout en Antwer pen gelegen. Achter in die tuin had zc. genietend van het mooie weer, plaats genomen op een kussen, waarvan de overtrek be stond uit een door haar vervaar digde gobelin. Bij het vallen van de avond ging ze naar binnen en vergat haar kussen mee tc nemen. Aanvankelijk miste zc het niet, doch toen dit wel het geval was waar het gebleven was. Pas twee jaar later keerde ze op dc be wuste plek rug. Daar lag zo waar haar kussen nog. Het had die twee jaar bloot gestaan aan alle denkbare weersinvloeden, maar het vertoonde nog de zelf de frisse kleuren. En niets bleek er verteerd. Integendeel, het blaakte van gezondheid Als ook die ervaring ons deel achtig is geworden, zwijgt tante Corrie in alle talen. Waarna ome Nies een streep onder het onder houd zet door droogjes op te mer ken: En ik mag nergens aan komen Alleen maar draadjes oprapen van de vloer...." j* gl» stammend uit een ver verleden De klederdrachten, waarvan er nog vele in ons land be staan, doch waarvan er veel meer zijn geweest, behoren tot dat deel van het volks eigen, dat langzaam maar ze ker verloren gaat. De tijd, die rationeel en praktisch is, is hier niet vreemd aan. Evenmin trouwens de opmars van de stad als stad, die een vervaging van de grenzen met het platteland met zich draagt, zomede de aloude so ciologische wet dat geen men senkind graag tot een „gete kende" minderheidsgroep wil behoren. Het is daarom goed dat de uitgeverij Contact te Amster dam de prachtige serie De Schoonheid van ons Land met een standaardwerk over de kle derdrachten heeft afgesloten De tekst van dit achttiende en laatste deel is van prof. dr. F. W. S. van Thienen. hoogleraar aan de Rijksacademie van Beel dende Kunsten te Amsterdam, en de heer J. Duyvetter, hoofd van de afdeling klederdrachten van het Rijksmuseum voor Volkskunde „Het Nederlands Openluchttheater" te Arnhem. De meeste van de ongeveer tweehonderd kleuren- en zwart- wit-foto's zijn van de bekende fotograaf Cas Oorthuys, doch ook het Nederlands Openlucht museum heeft er een twintigtal ter beschikking gesteld. De te keningen proeven van kunde en vooral van geduld zijn door de reeds genoemde heer Duyvetter gemaakt Verdwijnen Is het aan de ene kant zo, al dus het boek. dat er. als ge volg it één van de boliverkei klederdrachten. Market lieve broodbezorgsterlj' beschouwd (Marken, Volendam, Bunschoten. Spakenburg. Stap horst en Rouveen), zijn er ver schijnselen. die erop wijzen dat zekere elementen in de oude traditie aan het verdwijnen zijn. Dat dit jammer is. zal wel niemand wagen te betwijfelen. Met de traditie der drachten immers verdwijnt ook een groot stuk eigen, Nederlandse cul tuur. Deze traditie is bijzonder belangrijk geweest voor de vor ming en veredeling van smaak. Wordt de traditie verjaagd, dan maakt de banaliteit terstond zijn intrede, heus niet alleen op het gebied der kledij. Voortreffelijk Prof. Van Thienen wijst er in dit verband op hoe voortreffe lijk dikwijls het gevoel voor vorm en proporties is op het terrein van de klederdrachten, en hoe bijzonder altijd de smaak voor kleur en kleurcom binaties is. Het wonderlijk sa menstel van bonte kleurtjes op i moder de invloed mode-elementen, vervormin gen in bepaalde klederdrachten voorkomen, aan de andere kant komt het steeds veelvuldiger voor dat de dracht geheel wordt afgelegd. Zelfs in streken, die als „bolwerken" moeten worden Marken mag soms nog waagd lijken, het zal voorkomen dat de getroffen combinatie banaal of ordinair is. Cruys Voorbergh vertelt in zijn boek Erfenis der Eeuwen dat hij op Marken een proef ge nomen heeft, welke uit het kie zen en combineren van kleuren door verschillende vrouwen be stond. Daarbij was hij telkens verbaasd over de lende zekerheid, w meest onverwachte elkaar werden gelegd tot een verrassend geheel. In vergelijking met het buiten land. aldus prof Van Thienen, is men in Nederland nooit tot uitbundigheden gekomen. Wel zijn of waren er tai van kleu righeden m de dracht, doch de silhouet blijft meestal somber. Overdrijvingen, die men in kap pen van Zuid-Beveland ontdekt i brede uitwelving aan beide zij den van het gelaat), in de hoog opgeplooide schouderdoeken van Axel en de t tijf uitstaande, zwaar gesteven kraplappen van Bunschoten en Spakenburg, zijn betrekkelijk kort geleden ont staan. De enige overdrijving uit de oude tijd is de zogeheten Duitse muts der Friese vrou wen. die van het einde der achttiende eeuw dateert. Eenvoudig Betrekkelijk eenvoudig is het een verklaring te vinden voor de „Regentendracht' van de ze ventiende eeuw, zo stelt de hooggeleerde. De soliditeit van het materiaal en het sobere zwart drukten vanzelf uit dat de dragers zich verre wensten te houden van alle frivoliteiten. Dc dragers van de „Regenten dracht" zijn er zich vermoede lijk nooit van bewust geweest_ dat hun costuum zich logisch ontwikkeld heeft uit de Spaanse mode ten tijde van koning Phi lips II. Dat dus wat karakteris tiek was als expressie van de levenshouding van de „Spaanse Erfvijand", bleek evenzeer een volmaakte uitingsvorm te zijn voor dc geestesgesteldheid van de deftige burgerij in het vroeg zeventiende-eeuwse Nederland. Klederdrachten is een boek. dat vooral voor de komende ge neraties een dankbaar studie object zal zijn. omdat, zoals reeds werd opgemerkt. het volkseigen op dit stuk langzaam maar zeker verdwijnt. De preci- elk kledingstuk werd gewerkt, maakt dit laatste deel van dc serie Schoonheid van ons Land tot een kostbaar naslagwerk. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 13