■■■■Hl
DeKuyper-herdenking1937
/ify*
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 13 OKTOBER 1962
DE WERELD
25 JAAR
GELEDEN
G. PUCHINGER
„Partijman, zeker! Maar daardoor vertvekker van krachten, die eens de roem
van ons volk ivoren."
Dr. H. COLIJN.
Rede Kuyperherdenking te Amsterdam.
Vrijdag 29 oktober 1937.
Uit: Eeuwgetijde voor Abraham Knyper door JAN DE MARE.
„Te feller rijst zijn beeld. Een niet te dooven vlam,
die doove kolen kwam
Verrakelen tot vuur, dat in een gloed ging pronken
Dr. A. Kuyper-herdcnkingsnumnier van het weekblad „De Refor
matie". 29 oktober 1937, pag. 33.
Het zal de komende weken
vijfentwintig jaar geleden zijn
dat de honderdjarige geboorte
dag van dr. Abraham Kuyper
in Nederland gevierd werd.
Men kan terecht zeggen in
Nederland, want het valt ook
achteraf nog eens op vanuit
hoeveel volksgroepen, vooral
in de pers, aan deze herden
king is deelgenomen. Zelfs het
„Nieuw Israelietisch Weekblad"
van 29 oktober en 5 november
1937 herdacht hem op pagina
I 1 met het artikel „Dr. A. Kuyper
in woord en daad".
Kuyper en wij
Om Kuypers optreden historisch
te begrijpen kan men twee we
gen bewandelen: men kan hem
plaatsen naast zijn grote voorgan
ger, staatkundige leermeester en
oudere vriend, Groen van Prins-
terer; men kan hem daarente
gen ook plaatsen tegen de ach
tergrond van het geslacht dat di
rect na hem kwam, de genera
tie aldus die ,,op de kussens
zat" gedurende zijn honderdjarig
geboortefeest. Het eerste is reeds
niet eenvoudig; het laatste is be
paald moeilijk voor ons, ons die
op zovele wijzen verbonden zijn
aan diegenen die vijfentwintig
jaar geleden over Kuyper heb-
oen geschreven en gesproken.
Hier toch doet zich aan ons het
bijna onoplosbare raadsel voor:
wat was voor en bovenal wat
was van deze generatie het ge
heim? Wanneer men alle overbe
kende, ui die dagen gangbare cli-
ché's en termen weglaat, wat be
woog de leiders van vijfentwintig
jaar geleden? Wij kunnen ze
scherp becritiseren of trachten
hun erfenis te redden, maar men
kent het voorgeslacht niet aleer
men gespeurd heeft naar het ge
heim van hun idealen en emoties.
Kuyper begrijpen wil voor óns
thans onder meer zeggen: dóór
dringen in de intieme drijfveren
van de generatie die na hem
kwam, gevormd door zijn idea
len of groot geworden in de
strijd er tegen. Dit geeft voor ons
nog eens geheel indirect de ac
tuele betekenis aan die Kuyper
ook voor onze tijd heeft.
Men heeft eens zijn volgelingen
en tegenstanders trachten te ver
klaren uit de woorden en daden
van Kuyper. Maar thans geldt te
vens dat wij Kuyper eerst kunnen
verstaan in zijn betekenis voor
vandaag, wanneer wij inzicht
hebben verkregen in hetgeen de
generatie na hem heeft bewogen.
En er is geen geslacht in de ge
schiedenis raadselachtiger dan
het geslacht dat vlak vóór ons
heeft gearbeid. Van het heden
staat het reeds weer zo ver ver
wijderd, en als men het in de
geschiedenis wil ontmoeten, kan
men de klacht niet onderdrukken:
te dichtbij, nóg te dichtby om
werkelijk te kunnen zien!
De liberalen
Daar is allereerst de nakome
lingschap van Kuypers oude te
genstanders: de liberalen.
Het valt op hoe welwillend de li
berale nabloei der dertiger jaren
in zijn oordeel over Kuyper is ge
weest gedurende deze Kuyperher-
denking. Geen woorden van ver
bittering over de wonden die hij
sloeg, van teleurstelling over zijn
overwinning of van spijt over de
greep waarmee hij hen aangreep.
Kwam het vanwege de sterke af
finiteit die Kuypers politieke op
volger Colijn met de liberale eco
nomen en empirebuilders had?
Naast de wezenlijke geloofsge-
meenschap die Kuyper en Colijn
verbond is hun verschil ln le
vensloop niet te ontkennen: was
Kuyper opgevoed aan de univer
siteit en op de kerkeraad, Colijn
ontving zijn eigenlijke vorming
in het Indische Leger en aan de
Bataafse Petroleum Maatschap
pij, het wereldconcern, waarbin
nen Colijn op later leeftijd door
persoonlijke ondervinding leerde
wie de liberalen in de omgang
nu eigenlijk waren.
Colijn wist zich van harte vol
geling van Kuyper, die de reli
gieuze antithese er bij zijn vol
gelingen had ingehamerd; maar
op de .Koninklijke" had Colijn
binnenskamers en in aangename
samenwerking de liberale econo
men en empirebuilders leren ken
nen, waarmee Kuyper nooit an
ders dan als tegenstander gehan
deld had in Kamer en pers, van
af katheder en departement.
Het politieke Calvinisme nu is
na Kuypers dood vrijwel uitslui
tend vertegenwoordigd geweest
door Colijn, en dit noopte op hun
beurt de liberalen Colijns politie
ke voorganger Kuyper met an
dere ogen te bezien.
De neerslag daarvan is te vin
den in de liberale pers in 1937,
die in één jaar goedmaakte wat
ze in tientallen jaren aan haat
en antipathie over Kuyper had
uitgegoten.
Men kan daartoe artikelen-van
jhr. ir O. C. A. van Lidth de Jeu-
de en dr. P. H. Ritter jr. in „De
Telegraaf" als voorbeeld aanha
len. maar het duidelijkst spreekt
wellicht een herdenkingsartikel in
„De Avondpost" van donderdag
28 oktober 1917 van de bekende
prof. mr, A, C. Josephus Jltta,
„Hoe weinig vrijzinnigen heb
ben indertijd de organische
staatsleer van Dr. Kuyper we
ten te waardeeren, met haar
leerstuk van de souvereiniteit
in eigen kring, dat zoo typisch
aan den Nederlandschen volks
aard beantwoordt.
Het Calvinisme van Dr. Kuy
per is een der hechtste bolwer
ken gebleken tegen de dreigen
de gevaren van het Marxisme
en het fascisme, waartegen het
liberalisme de massa niet vol
doende bleek te kunnen be
schutten.
Intuïtief heeft menig liberaal
in het voorjaar van dit jaar op
grond van dergelijke overwe
gingen zijn stem aan de anti
revolutionaire lijst gegeven.
Dr. Kuyper heeft gezegd, dat
het boetekleed den man niet
ontsiert. Hij verklaarde dat
met een pretentie, alsof hij
zelfs van meening was, dat het
boetekleed den man siert.
De vrijzinnigen hebben tegen
Dr. Kuyper niet zoo gezondigd,
dat zij aan zijn herdenkings
feest slechts in het boetekleed
kunnen deelnemen. Maar wel
past het hun op grond van hun
vrijzinnige beginselen Dr. Kuy
per thans grooter waardeering
te schenken, dan zij hem tij
dens zijn leven hebben gegund."
De socialisten
Ook de socialisten, tijdens zijn
ministerschap zijn felste haters,
die de zg. „lintjeskwestie" met
ware uitgelatenheid aangrepen
om de machtige politieke tegen
stander de morele doodsteek te
geven (hetgeen ze op nationaal
niveau ook gelukt is!), brachten
in 1937 late hulde voor wat Kuy
per in de politieke arena had be
tekend. Zij deden het op die ty
pisch persoonlijke wijze waarin
de tweede generatie der socialis
ten soms hebben uitgemunt als
het aankwam op menselijke
waardering voor de politieke te
genstander. Ik laat als voorbeeld
een kleine „socialistische drie
star" volgen, één der „Oproerige
Krabbels" van A. B. KGeerefto-
per) uit het dagblad de „Voor-
„De honderdste geboortedag
van Dr. Abraham Kuyper, die
gisteren gevierd werd, heeft
tot velerlei huldiging van de
grote figuur aanleiding gege
ven. Zo ergens een herdenking
van dezen man op haar plaats
is, dan is het in de courant.
Want een dagbladschrijver als
hij is uitzondering geweest en
gebleven. Hij had het hoogste,
dat te bereiken valt: een volko
men eigen stijl, met het rhyth-
me, de kracht en de statigheid
van de Statenbijbel. Vele zegs-
ijzen, door hem geschapen,
zijn levende taal geworden.
Mannen als deze gaan in de
legende over en ook de meest-
gezaghebbende geschiedkundige
vermag daar niets tegen. Ten
hoogste bereikt die den eenza
men studeerder. Maar de le
gende leeft m het volk. Bij de
Kuyper-besprekingen in deze
dagen, eerst zeventien jaren
toch na zijn verscheiden, was
dit reeds duidelijk te bespeu
ren. De oude hartstochten, die
deze vechter, meer misschien
dan wie ook vóór hem, heeft
opgewekt, zijn dood. De groot
heid van de figuur heeft ze
overleefd. Voor beschouwing is
afstand nodig. Op die afstand
overwint de voorkeur voor de
goede kanten de tegenzin tegen
de andere. Beter kan het niet.
Hoe wèl heugt het mij, dat
ik als jongeling in het kranten
schrijversvak hem heb mogen
interviewen, toen hij zeventig
werd. Welk een ontvangst viel
het jochie bij dezen koning van
het openbare leven te beurt.
Reeds de begroeting aan de
deur: „Zo, collega!". Maar
meer nog verbluft was ik door
zijn kledij. Een calvinistische
ingetogenheid van zwart op wit
was mijn verwachting. De
man, die daar vóór me stond,
droeg een fluwelen vest met
veel rood, een brede das van
in 't oog vallende kleur, en
daarop een daverende speld.
En met kinderlijke trots vertelde
hij van het sprekend hand
schrift, dat hem van jongs af
eigen was geweest. Ten bewijze
waarvan hij een dik boek voor
den dag haalde. Het was zijn
academisch proefschrift.
Men onderschatte de beteke
nis van zulk een optreden van
een grootmachtige tegenover
een jeugdige beginner niet.
Niets prikkelt sterker de be
geerte om het beste te leveren,
waartoe men in staat is.
Een van zijn herdenkers
heeft deze week geklaagd, dat
hij zoo persoonlijk is bestreden.
Wie Troelstra's Gedenkschrif
ten op wil slaan, kan daaruit er
varen, hoe geheel anders Kuy
per zelf daar tegenover stond.
Deze zelf-o verwinning getuigt
wellicht sterker voor hem dan
al het andere.
Kuyper voelde zich bovenal
Hollander. Maar de vraag blijft
over, of hij misschien niet in
menig ander, vooral groter
land beter tot zijn recht ware
gekomen."
Welk een eerlijke erkenning je
gens Kuyper, in een periode dat
de tweede generatie socialisten
nog op scherpe voet van oorlog
stond met zijn politieke opvolger
jaardag, niet minder royaal in
een artikel zou tekenen.
Er spreekt een nobele rust uit
dit stukje, die het kenmerk is
van journalistieke kracht!
De Calvinisten
De Calvinisten, en vooral de
kerkelijk-gereformeerden ver
keerden in 1937 in een tamelijk
paradoxale situatie, die zij des
tijds zelf niet doorzagen, en wel
licht ook niet konden doorzien,
omdat niemand kon voorzien wat
komende was.
In de gereformeerde kerken
toch woedde een hevige strijd via
diverse kerkelijke weekbladen als
De Heraut, De Reformatie, Cal
vinistisch Weekblad en Credo,
over zaken die in theologicis di
verse leerstukken raakten, die
Kuyper als dogmaticus aan de
orde had gesteld. De eerste te
kenen kondigden zich aan van
een dwingende hertoetsing van
eigen overtuiging, denkwereld en
spraakgebruik. Deze werd in ster
ke mate geleid door de Kamper
dogmaticus prof. dr. K. Schilder,
die in zijn vurig élan qua journa
list doet terugdenken aan de jon
ge Kuyper in zijn eerste Stan
daardjaargangen.
En zo kon het gebeuren dat er
m de dertiger jaren een zekere
dualiteit ontstond in grote delen
van het gereformeerde kerkvolk:
onder Colijn leefde men ln poli-
ticis kalm en waardig, en stond
brede kabinetten voor, mits onder
Colijns leiding: maar in de kerk
was men polemisch, en wenste
men eigen bezit onder de hamer
te brengen, met het doel alles op
nieuw te taxeren, dan wel men
polemiseerde tégen deze polemiek,
of zweeg geërgerd over zoveel po-
Juist in deze periode viel de
Kuyper-herdenking.
Het valt niet te ontkennen dat
de herdenkingsnummers die de
diverse kerkelijke gereformeerde
weekbladen uitgaven, ook nu
nog het raadplegen ten volle
waard zijn. En om de inhoud
én om de tendens der artikelen,
die ons vandaag nog aantonen
ieder der genoemde bladen zich
in welke interne strijdsituatie
bevond.
Eén in dankbare erkenning
voor Kuypers levenswerk, on
derscheidden zij zich qua stijl en
opzet. „Calvinistisch Weekblad"
had de liberale hoogleraar Eige-
man, de rooms-katholieke baron
Van Wijnbergen, de socialist
Wiardi Beekman en andere niei-
gereformeerden uitgenodigd
over Kuyper te schrijven. In
„De Reformatie" trad de rich
ting van de Wijsbegeerte der
Wetsidee sterk naar voren, en
prof. dr. V. Hepp schreef in
„Credo" zijn bekend geworden
artikel „Kuyper als Kerkvader".
Daarnaast stonden de uitge
breide herdenkingsnummers van
„De Standaard" en van de Vijf
Samenwerkende Christelijke
Dagbladen. Hierin kreeg het na
tionale accent van de Kuyper-
herdenking meer plaats.
Men kan niet anders dan er
kennen dat Kuyper door de pers
in het jaar 1937 groots en loyaal
herdacht is. en hij had er recht
op. war.t hij is één der schep
pers geweest van ae twintigste
eeuwse pers in Nederland.
Daarnaast valt te noemen de
Kuyperherdenking op 29 oxtober
in het Concertgebouw onder lei
ding van Colijn, waar Colijn, J.
Ridderbos, A. Anema, V. H.
Rutgers, C. Smeenk en K. Dijk
het woord voerden.
Hier was het vooral de mas
sieve, de universele Kuyper in
zijn volle uitgroei, die herdacht
werd, in een zaal waarin de ge
reformeerden voor één dag ver
enigd waren met vrijwel alle
Men gaf hem een geweer,
door James Dean Danderson.
Uitgave Ad. M. C. Stok, Zuid-
Hollandse Uitgevers Mij. Den
Haag.
Een der aangrijpendste trage
dies in de spanning tussen oost
en west is de Hongaarse opstand
in het najaar van 1956. Wij heb
ben het verloop daarvan adem
loos gevolgd, wij hebben de
vluch1~,:",Ten gezien, die er het
gevolg van waren en die gedesil-
iu- en ontmoedigd of ook
wel een enkele maal met onver-
woestba -. optimisme en ver-
t -. in '.e toekomst zich aan
hebtan toevertrou 1. En wij
hebben ons na afloop beschaamd
gevoeld door onze eigen onmacht,
die ons moest beperken tot het
voord en tot wat daden van
hulpverlening.
Wat daar precies is geschied,
is ons moeilijk voor te stellen,
al konden wij uit brokstukken,
uit verhalen van de vluchtelingen
staatkundige leiders van Neder
land, welke laatsten eveneens
gekomen waren, als uiting van
hulde voor Kuypers arbeid.
Wie achteraf de lijst der offi
ciële gasten overziet in het Con
certgebouw. kan deze feestvie
ring tevens opvatten als een
hoogtepunt in de geschiedenis
van het Nederlandse Calvinisme
gedurende de eerste helft der
twintigste eeuw.
Achteraf valt op dat over één
Kuyper vrijwel gezwegen werd:
dat was de jonge, zeer polemische
Kuyper, die eens niemand had
ontzien, en die zijn gemoed iede
re dag in De Standaard uitstortte.
Was men déze Kuyper vergeten?
Sprak men niet gaarne op dat
moment over de jonge Kuyper?
Had men het gedaan, men ware
wellicht plots geconfronteerd ge
weest met verschijnselen binnen
eigen kring die men nauwelijks
kon doorzien.... De levensresul
taten van Kuypers arbeid zijn
onmiskenbaar, door vijand en
vriend erkend, maar de wegen
waarlangs hij aanvankelijk zijn
doel bereikte, zijn ook nu nog
volop waard in een hernieuwde
Kuyper-discussie betrokken te
worden. Het valt op dat men
juist in die strijdbare kerkelijke
jaren aan de zeer persoonlijke
strijdwijze van Kuyper weinig aan
dacht heeft besteed! Er is een
verzwegen Kuyper die om her
nieuwde aandacht vraagt: niet
alleen de strijder voor zijn over
tuiging en de profeet die ten
strijde riep, maar ook de niet af
latende, zeer persoonlijke pole
mist, die strijdmethoden in de
journalistiek gebruikte, die op
zijn minst met het oog op het
jongste verleden in de gerefor
meerde kerken, om nieuwe toet
sing vragen!
Maar zulks geldt niet alleen
Kuypers wondende polemieken,
het geldt ook ten diepste zijn
geestelijke ontwikkeling als ge
heel. Velen menen dat Kuyper,
bij de sterke verandering van het
hedendaags cultuurpatroon in de
gereformeerde wereld zijn tijd ge
had heeft.
De vraag dient gesteld of wie
zo spreekt zich niet te zeer vast
legt op het gebruik dat in de af
gelopen halve eeuw van Kuypers
werk is gemaakt, op de nterpre-
tatie die zijn naaste volgelingen
aan de geschriften van Kuyper
hebben gegeven. Terecht is er op
gewezen dat nog andere asoecten
in Kuyper zijn te vinden dan de
officieel erkende. Dit geldt niet
alleen zijn politieke arbeid, dit
geldt ook zijn veelzijdige spiritua
liteit, en zelfs zijn theologie.
Men gaf hem een geweer
zelf en van de westerse journa
listen, die de opstand van nabij
maakt- ons als met een
legpuzzel een wellicht wat ge
keurd beeld vormen.
Sanderson heeft dat beeld wil
len vasthouden in „Men gaf .iem
een geweer", waarbij hij -ijn
schijnwerper vooral richt op het
oerendste deel van dat
ld: de j d met haar om-
stulmighcid, haar onbeheerst
heid, maar ook haar afhankelijk
heid en "-alisme.
.Men gaf hem een geweer" is
een roman, die stoelt op de
werkelijkheid. Sardcrson heeft
die werliclijiJ.cid zoveel ige-
üjk onaangetast willen laten, de
beschreven feiten voor zichzelf
willen laten spreken. Daardoor
i- een element in makomen
indrukwekkende soberheid.
Dc ver', ng is van Co Kars er
..et zijn verdienste, dat ook in
het Nederland- die eenvoud be
waard bit "L
„Men gaf hem een geweer" is
een boek, dat ons veel heeft te
zeggen.
zou hieruit kunnen bestaan dat
een volgende generatie nieuwe
schatten uit Kuypers werk op
graaft!
Er zijn „Kuypermonumenten"
die wellicht hun tijd gehad heb
ben, die evenzeer voor de afge
lopen jaren noodzakelijk waren
als voor een komend geslacht niet
meer evident van waarde.
Maar nieuwe Kuyperstudie zou
nieuwe schatten kunnen opdelven
uit zijn onmetelijke rijke werken:
geen generatie kan ooit zonder ge
volg voor eigen vorming zijn
machtige gestalte ontmoeten,
mits wij hem niet alleen in zijn
officiële geschriften, maar ook in
zijn journalistiek en zijn per
soonlijke briefwisseling leren ken-
Prof. dr. A. Berkhof
over Kuyper
Ten slotte is daar een woord
van de in 1937 pas afgestudeerde
H. Berkhof, die in het december
nummer 1937 van het S.S.R.-or-
gaan „Libertas ex Veritate" wel
licht het rijpste woord schreef
over Kuyper, met het oog op de
toekomst. Het getuigt van kritiek
jegens velen zijner volgelingen,
maar onderstreept de blijvende
waarde van Kuyper voor komen
de geslachten:
„Kuypers theologie wordt van
verschillende zijden aangevallen.
Ze heeft voor ons op verre na
niet meer de richtende beteekenis
die ze voor zijn tijdgenooten had.
Re®ds dat moet er ons van te
rughouden. om, op voorstel van
Prof. Hepp, Kuyper tot kerkva
der te proclamereeren. Wij den
ken in onze situaties over veel
anders. Maar die situatie zelf
waarin wij denken, is in hooge
mate een schepping van Kuyper.
Daarin ligt zijn onschatbare be
teekenis voor het heden. Dat Ne
derland in zijn levensopenbarin
gen niet geheel gesaeculariseerd
is, dat de Christenen vanuit hun
minderwaardigheidsgevoel als
„nachtschool" zijn ópgewaakt tot
getuigenis tegen de geest der eeuw
op alle terrein, dat daardoor het
openbare leven van Nederland ra
dicaal is omgestempeld deze
machtige omzetting van ons natio
nale en kerkelijke leven, waarvan
wij nog dagelijks de vruchten
plukken, is Kuypers werk ge
weest. Aan de waardeering voor
zijn voorgangers en medewerkers
doen we door deze erkenning
niets af; maar zonder Kuyper is
de toestand van nu ondenkbaar.
Het dankbare nageslacht dat
zich met den herdachte confron
teert zal moeten scheiden Kuyper
den denker en den man van de
daad. Niet in de diepte maar in
de breedte ligt zijn beteekenis. Van
zijn gedachten hebben we kunnen
lecren. Maar van zijn daden le-
I Proefballon verschijnt
elite veertien dagen in
het zondagsblad.
voor iedere geaceep-
teerde inzending is er
een ponfiriupl.
stmur m.v.p. I foto's
tekeningen, gedichten
ideeën of tv at je nog
meer hebt naar de re-
dak tie ..nmlmte voor
ons" von deze krant.
i JJe letters voor mijn ogen beginnen
te bewegen. Wisselen van plaats.
Vormen spottende woorden. Vervor-
i men tot zwarte stippen: bacteriën
door het oog van een microscoop. 1^
Met één slag plet ik de diertjes.
Bladzijden als zerken met uitgebrei- I
de tekst: Egyptisch begraven.
Ik breng het boek terug, vul het a a
gat. Deze week waren de gaten zeld- PH
i zaam.
Achter de boeken de planten, het
raam. \J
i Door de planten kijk ik naar bui-
1 ten, kijk neer op de straat.
1 De zon verdeelt de straat oneerlijk.
1 In de zonzijde een vrouw, gebogen over
1 haar tuintje. De vrouw spit bloembollen
1 om. Als dank voor hun bloei? Haar vel
j schittert bij een losgelaten naad.
Schilders halen hun ladders in. Ze zijn
1 het hout aankleden moe. Groen
j grauw ondergoed.
Tussen mij en de zonkant spelen kin-
1 deren. Een rode bal zweeft van stem tot
1 stem. Schreeuw bij stagnatie.
Ik keer de planten de rug toe.
Niets kan ik langer volhouden, dan
een paar minuten.
Strakgetrokken trekken, asbakken vol
voedsel, de etensbak van een zieke
hond: uiterlijk van het innerlijk.
Onrust in armen, benen en lichaam.
l Constant revolutie. Het ene staatshoofd
na het andere wordt afgezet.
Woelwater in mijn mond.
Eén vraag houdt me bezig.
Zou ze nog terugkomen?
Soms kwam ze.
Vooral voor en na het slapen. De
slaap onrustig als een pas gevangen vo- §g
i gel.
IN DEZE ruimte-voor-iedereen-die-
maar-iets-heeft dit keer ojn. een
verhaal van Johan Marnand (Leiden)
en als een late staart van dierendag
no geen serie foto's van Fred van der
Poel (Den Haag). Op de regelen
onder die platen hebben twee ruimte-
insiders zitten zwoegen.
Geluid op trap en portaal. Het geluid,
dat zij alleen kan maken Draaien van
deurknop en heupen. De ene keer het
gezicht verborgen achter een spanbord
vol met protest. Zwijgende demonstra
tie. Een andere keer, de lach, het blauw
niet louter lucht met diepte. Het opge
stoken zwart, beneden in de spiegel
goedgekeurd. Willige woorden bleven als
graten in je keel steken. Maar ik weet,
dat dit alles bedrog is. Je kunt een
voudig niet komen. De afspraak was een
week. Een week zonder jou. Een straf
voor mij voor die ene avond met hoe-
heet-ze-ook-weer.
Morgen is de week om. Daarvoor
ligt de avond, de nacht, de eeuwigheid.
De kamer beklemt me als een duikers-
pak: belemmert me in mijn bewegingen.
Het rubber de muren.
Het kijkglas het raam.
Ik moet er uit, zuurstofgebrek.
Portaal, trap en hospita vliegen als
het landschap in een trein voorbij.
Mijn hospita zwaait naar de trein.
Eindelijk frisse lucht, de straat.
De schilders fietsen hun ladders weg.
De vrouw kijkt tevreden naar de naak
te grond.
Juist wil ik de hoek omslaan, of daar
zie ik haar aankomen. Ze schudt de fiets
van zich af. De stalen punten van haar
hakken ratelen steeds harder naar me
toe. In de stilte van mijn jas fluistert ze:
„Goed ik kom terug, op een voorwaar
de, je laat ze lopenhoe heet ze ook
weer.... hierna geen ander. Anders! Ik
knikte. De onrust was verdwenen bij
haar komst. De kinderen hadden hun
spel in de steek gelaten. Ze joelden
achter ons. De rode bal botst tegen
mijn benen. Zullen we ergens gaan
eten? Nee, niet boven. Daar ruikt het
zo naar rubber, naar rook.
JOHAN MARNAND (LEIDEN)
lllllllllllllllllllllllllllllllllll
Er was eens een aap op Terschelling
die dagenlang op een duin sting
Hij zei: 't Is hier best,
maar zo koud als de nou, nou,
maar weer in m'n boom hing.
Er was eens een vogel in Vogelkop
die hing in een vlaag haar echtgenoot op.
Ze zei: „'k Heb geen spijt
uant ik voel me bevrijd,
maar voor d'eieren is het een rotstrop."
e
SS
6!
0
tm
OL
Een oude papegaai uit Bennekom
vertelde aan een verlepte boterblom
een zeer lang verhaal
in een onzinnige taal
want hij was nog dover dan stom.
tot .'d»11
je
mt -
Een wolf uit het centrum van Londer
had daar eens een „brokje" gevonden
Hij keek eens flink scheel
en dus diep in zijn keel,
schrok en gichclde „o wat een zonde
ER UIT GELICHT
J. D. (Rotterdam). Ze (die platen) zei
den ons weinig, nL bijna niks, op eentje
Bram v. d. B. (Sliedrecht). De direktie
dankt u hartelijk! Van kunstmanen weten
we overigens weinig, hooguit iets van
proefballonnen.
Arie V. (Katwijk aan Zee), 't Klonk of
je het net op de zondagsschool had ge-
Hans D. (Rotterdam). We zien d'er zo
wit van als een beddelaken.
Dick van Z. (Katwijk aan Zee). Stuur
het eens naar Garmt Stuifezand. P.S. Pa
pa fume une pipe.
H. A. S. (Den Haag). Je valt wel enorm
in herhalingen. Overigens: wat zou je zeg
gen van een nieuwe kanariepiet? De foto's
waren (stukken) beter. Eén houden we.
R. W. van der K. (Boskoop). Waar heb
jij die originele ideeën vandaan, zeg?
Loes de V. (Rotterdam). Is 't niet om te
huilen?