■■■■Hl DeKuyper-herdenking1937 /ify* ZONDAGSBLAD ZATERDAG 13 OKTOBER 1962 DE WERELD 25 JAAR GELEDEN G. PUCHINGER „Partijman, zeker! Maar daardoor vertvekker van krachten, die eens de roem van ons volk ivoren." Dr. H. COLIJN. Rede Kuyperherdenking te Amsterdam. Vrijdag 29 oktober 1937. Uit: Eeuwgetijde voor Abraham Knyper door JAN DE MARE. „Te feller rijst zijn beeld. Een niet te dooven vlam, die doove kolen kwam Verrakelen tot vuur, dat in een gloed ging pronken Dr. A. Kuyper-herdcnkingsnumnier van het weekblad „De Refor matie". 29 oktober 1937, pag. 33. Het zal de komende weken vijfentwintig jaar geleden zijn dat de honderdjarige geboorte dag van dr. Abraham Kuyper in Nederland gevierd werd. Men kan terecht zeggen in Nederland, want het valt ook achteraf nog eens op vanuit hoeveel volksgroepen, vooral in de pers, aan deze herden king is deelgenomen. Zelfs het „Nieuw Israelietisch Weekblad" van 29 oktober en 5 november 1937 herdacht hem op pagina I 1 met het artikel „Dr. A. Kuyper in woord en daad". Kuyper en wij Om Kuypers optreden historisch te begrijpen kan men twee we gen bewandelen: men kan hem plaatsen naast zijn grote voorgan ger, staatkundige leermeester en oudere vriend, Groen van Prins- terer; men kan hem daarente gen ook plaatsen tegen de ach tergrond van het geslacht dat di rect na hem kwam, de genera tie aldus die ,,op de kussens zat" gedurende zijn honderdjarig geboortefeest. Het eerste is reeds niet eenvoudig; het laatste is be paald moeilijk voor ons, ons die op zovele wijzen verbonden zijn aan diegenen die vijfentwintig jaar geleden over Kuyper heb- oen geschreven en gesproken. Hier toch doet zich aan ons het bijna onoplosbare raadsel voor: wat was voor en bovenal wat was van deze generatie het ge heim? Wanneer men alle overbe kende, ui die dagen gangbare cli- ché's en termen weglaat, wat be woog de leiders van vijfentwintig jaar geleden? Wij kunnen ze scherp becritiseren of trachten hun erfenis te redden, maar men kent het voorgeslacht niet aleer men gespeurd heeft naar het ge heim van hun idealen en emoties. Kuyper begrijpen wil voor óns thans onder meer zeggen: dóór dringen in de intieme drijfveren van de generatie die na hem kwam, gevormd door zijn idea len of groot geworden in de strijd er tegen. Dit geeft voor ons nog eens geheel indirect de ac tuele betekenis aan die Kuyper ook voor onze tijd heeft. Men heeft eens zijn volgelingen en tegenstanders trachten te ver klaren uit de woorden en daden van Kuyper. Maar thans geldt te vens dat wij Kuyper eerst kunnen verstaan in zijn betekenis voor vandaag, wanneer wij inzicht hebben verkregen in hetgeen de generatie na hem heeft bewogen. En er is geen geslacht in de ge schiedenis raadselachtiger dan het geslacht dat vlak vóór ons heeft gearbeid. Van het heden staat het reeds weer zo ver ver wijderd, en als men het in de geschiedenis wil ontmoeten, kan men de klacht niet onderdrukken: te dichtbij, nóg te dichtby om werkelijk te kunnen zien! De liberalen Daar is allereerst de nakome lingschap van Kuypers oude te genstanders: de liberalen. Het valt op hoe welwillend de li berale nabloei der dertiger jaren in zijn oordeel over Kuyper is ge weest gedurende deze Kuyperher- denking. Geen woorden van ver bittering over de wonden die hij sloeg, van teleurstelling over zijn overwinning of van spijt over de greep waarmee hij hen aangreep. Kwam het vanwege de sterke af finiteit die Kuypers politieke op volger Colijn met de liberale eco nomen en empirebuilders had? Naast de wezenlijke geloofsge- meenschap die Kuyper en Colijn verbond is hun verschil ln le vensloop niet te ontkennen: was Kuyper opgevoed aan de univer siteit en op de kerkeraad, Colijn ontving zijn eigenlijke vorming in het Indische Leger en aan de Bataafse Petroleum Maatschap pij, het wereldconcern, waarbin nen Colijn op later leeftijd door persoonlijke ondervinding leerde wie de liberalen in de omgang nu eigenlijk waren. Colijn wist zich van harte vol geling van Kuyper, die de reli gieuze antithese er bij zijn vol gelingen had ingehamerd; maar op de .Koninklijke" had Colijn binnenskamers en in aangename samenwerking de liberale econo men en empirebuilders leren ken nen, waarmee Kuyper nooit an ders dan als tegenstander gehan deld had in Kamer en pers, van af katheder en departement. Het politieke Calvinisme nu is na Kuypers dood vrijwel uitslui tend vertegenwoordigd geweest door Colijn, en dit noopte op hun beurt de liberalen Colijns politie ke voorganger Kuyper met an dere ogen te bezien. De neerslag daarvan is te vin den in de liberale pers in 1937, die in één jaar goedmaakte wat ze in tientallen jaren aan haat en antipathie over Kuyper had uitgegoten. Men kan daartoe artikelen-van jhr. ir O. C. A. van Lidth de Jeu- de en dr. P. H. Ritter jr. in „De Telegraaf" als voorbeeld aanha len. maar het duidelijkst spreekt wellicht een herdenkingsartikel in „De Avondpost" van donderdag 28 oktober 1917 van de bekende prof. mr, A, C. Josephus Jltta, „Hoe weinig vrijzinnigen heb ben indertijd de organische staatsleer van Dr. Kuyper we ten te waardeeren, met haar leerstuk van de souvereiniteit in eigen kring, dat zoo typisch aan den Nederlandschen volks aard beantwoordt. Het Calvinisme van Dr. Kuy per is een der hechtste bolwer ken gebleken tegen de dreigen de gevaren van het Marxisme en het fascisme, waartegen het liberalisme de massa niet vol doende bleek te kunnen be schutten. Intuïtief heeft menig liberaal in het voorjaar van dit jaar op grond van dergelijke overwe gingen zijn stem aan de anti revolutionaire lijst gegeven. Dr. Kuyper heeft gezegd, dat het boetekleed den man niet ontsiert. Hij verklaarde dat met een pretentie, alsof hij zelfs van meening was, dat het boetekleed den man siert. De vrijzinnigen hebben tegen Dr. Kuyper niet zoo gezondigd, dat zij aan zijn herdenkings feest slechts in het boetekleed kunnen deelnemen. Maar wel past het hun op grond van hun vrijzinnige beginselen Dr. Kuy per thans grooter waardeering te schenken, dan zij hem tij dens zijn leven hebben gegund." De socialisten Ook de socialisten, tijdens zijn ministerschap zijn felste haters, die de zg. „lintjeskwestie" met ware uitgelatenheid aangrepen om de machtige politieke tegen stander de morele doodsteek te geven (hetgeen ze op nationaal niveau ook gelukt is!), brachten in 1937 late hulde voor wat Kuy per in de politieke arena had be tekend. Zij deden het op die ty pisch persoonlijke wijze waarin de tweede generatie der socialis ten soms hebben uitgemunt als het aankwam op menselijke waardering voor de politieke te genstander. Ik laat als voorbeeld een kleine „socialistische drie star" volgen, één der „Oproerige Krabbels" van A. B. KGeerefto- per) uit het dagblad de „Voor- „De honderdste geboortedag van Dr. Abraham Kuyper, die gisteren gevierd werd, heeft tot velerlei huldiging van de grote figuur aanleiding gege ven. Zo ergens een herdenking van dezen man op haar plaats is, dan is het in de courant. Want een dagbladschrijver als hij is uitzondering geweest en gebleven. Hij had het hoogste, dat te bereiken valt: een volko men eigen stijl, met het rhyth- me, de kracht en de statigheid van de Statenbijbel. Vele zegs- ijzen, door hem geschapen, zijn levende taal geworden. Mannen als deze gaan in de legende over en ook de meest- gezaghebbende geschiedkundige vermag daar niets tegen. Ten hoogste bereikt die den eenza men studeerder. Maar de le gende leeft m het volk. Bij de Kuyper-besprekingen in deze dagen, eerst zeventien jaren toch na zijn verscheiden, was dit reeds duidelijk te bespeu ren. De oude hartstochten, die deze vechter, meer misschien dan wie ook vóór hem, heeft opgewekt, zijn dood. De groot heid van de figuur heeft ze overleefd. Voor beschouwing is afstand nodig. Op die afstand overwint de voorkeur voor de goede kanten de tegenzin tegen de andere. Beter kan het niet. Hoe wèl heugt het mij, dat ik als jongeling in het kranten schrijversvak hem heb mogen interviewen, toen hij zeventig werd. Welk een ontvangst viel het jochie bij dezen koning van het openbare leven te beurt. Reeds de begroeting aan de deur: „Zo, collega!". Maar meer nog verbluft was ik door zijn kledij. Een calvinistische ingetogenheid van zwart op wit was mijn verwachting. De man, die daar vóór me stond, droeg een fluwelen vest met veel rood, een brede das van in 't oog vallende kleur, en daarop een daverende speld. En met kinderlijke trots vertelde hij van het sprekend hand schrift, dat hem van jongs af eigen was geweest. Ten bewijze waarvan hij een dik boek voor den dag haalde. Het was zijn academisch proefschrift. Men onderschatte de beteke nis van zulk een optreden van een grootmachtige tegenover een jeugdige beginner niet. Niets prikkelt sterker de be geerte om het beste te leveren, waartoe men in staat is. Een van zijn herdenkers heeft deze week geklaagd, dat hij zoo persoonlijk is bestreden. Wie Troelstra's Gedenkschrif ten op wil slaan, kan daaruit er varen, hoe geheel anders Kuy per zelf daar tegenover stond. Deze zelf-o verwinning getuigt wellicht sterker voor hem dan al het andere. Kuyper voelde zich bovenal Hollander. Maar de vraag blijft over, of hij misschien niet in menig ander, vooral groter land beter tot zijn recht ware gekomen." Welk een eerlijke erkenning je gens Kuyper, in een periode dat de tweede generatie socialisten nog op scherpe voet van oorlog stond met zijn politieke opvolger jaardag, niet minder royaal in een artikel zou tekenen. Er spreekt een nobele rust uit dit stukje, die het kenmerk is van journalistieke kracht! De Calvinisten De Calvinisten, en vooral de kerkelijk-gereformeerden ver keerden in 1937 in een tamelijk paradoxale situatie, die zij des tijds zelf niet doorzagen, en wel licht ook niet konden doorzien, omdat niemand kon voorzien wat komende was. In de gereformeerde kerken toch woedde een hevige strijd via diverse kerkelijke weekbladen als De Heraut, De Reformatie, Cal vinistisch Weekblad en Credo, over zaken die in theologicis di verse leerstukken raakten, die Kuyper als dogmaticus aan de orde had gesteld. De eerste te kenen kondigden zich aan van een dwingende hertoetsing van eigen overtuiging, denkwereld en spraakgebruik. Deze werd in ster ke mate geleid door de Kamper dogmaticus prof. dr. K. Schilder, die in zijn vurig élan qua journa list doet terugdenken aan de jon ge Kuyper in zijn eerste Stan daardjaargangen. En zo kon het gebeuren dat er m de dertiger jaren een zekere dualiteit ontstond in grote delen van het gereformeerde kerkvolk: onder Colijn leefde men ln poli- ticis kalm en waardig, en stond brede kabinetten voor, mits onder Colijns leiding: maar in de kerk was men polemisch, en wenste men eigen bezit onder de hamer te brengen, met het doel alles op nieuw te taxeren, dan wel men polemiseerde tégen deze polemiek, of zweeg geërgerd over zoveel po- Juist in deze periode viel de Kuyper-herdenking. Het valt niet te ontkennen dat de herdenkingsnummers die de diverse kerkelijke gereformeerde weekbladen uitgaven, ook nu nog het raadplegen ten volle waard zijn. En om de inhoud én om de tendens der artikelen, die ons vandaag nog aantonen ieder der genoemde bladen zich in welke interne strijdsituatie bevond. Eén in dankbare erkenning voor Kuypers levenswerk, on derscheidden zij zich qua stijl en opzet. „Calvinistisch Weekblad" had de liberale hoogleraar Eige- man, de rooms-katholieke baron Van Wijnbergen, de socialist Wiardi Beekman en andere niei- gereformeerden uitgenodigd over Kuyper te schrijven. In „De Reformatie" trad de rich ting van de Wijsbegeerte der Wetsidee sterk naar voren, en prof. dr. V. Hepp schreef in „Credo" zijn bekend geworden artikel „Kuyper als Kerkvader". Daarnaast stonden de uitge breide herdenkingsnummers van „De Standaard" en van de Vijf Samenwerkende Christelijke Dagbladen. Hierin kreeg het na tionale accent van de Kuyper- herdenking meer plaats. Men kan niet anders dan er kennen dat Kuyper door de pers in het jaar 1937 groots en loyaal herdacht is. en hij had er recht op. war.t hij is één der schep pers geweest van ae twintigste eeuwse pers in Nederland. Daarnaast valt te noemen de Kuyperherdenking op 29 oxtober in het Concertgebouw onder lei ding van Colijn, waar Colijn, J. Ridderbos, A. Anema, V. H. Rutgers, C. Smeenk en K. Dijk het woord voerden. Hier was het vooral de mas sieve, de universele Kuyper in zijn volle uitgroei, die herdacht werd, in een zaal waarin de ge reformeerden voor één dag ver enigd waren met vrijwel alle Men gaf hem een geweer, door James Dean Danderson. Uitgave Ad. M. C. Stok, Zuid- Hollandse Uitgevers Mij. Den Haag. Een der aangrijpendste trage dies in de spanning tussen oost en west is de Hongaarse opstand in het najaar van 1956. Wij heb ben het verloop daarvan adem loos gevolgd, wij hebben de vluch1~,:",Ten gezien, die er het gevolg van waren en die gedesil- iu- en ontmoedigd of ook wel een enkele maal met onver- woestba -. optimisme en ver- t -. in '.e toekomst zich aan hebtan toevertrou 1. En wij hebben ons na afloop beschaamd gevoeld door onze eigen onmacht, die ons moest beperken tot het voord en tot wat daden van hulpverlening. Wat daar precies is geschied, is ons moeilijk voor te stellen, al konden wij uit brokstukken, uit verhalen van de vluchtelingen staatkundige leiders van Neder land, welke laatsten eveneens gekomen waren, als uiting van hulde voor Kuypers arbeid. Wie achteraf de lijst der offi ciële gasten overziet in het Con certgebouw. kan deze feestvie ring tevens opvatten als een hoogtepunt in de geschiedenis van het Nederlandse Calvinisme gedurende de eerste helft der twintigste eeuw. Achteraf valt op dat over één Kuyper vrijwel gezwegen werd: dat was de jonge, zeer polemische Kuyper, die eens niemand had ontzien, en die zijn gemoed iede re dag in De Standaard uitstortte. Was men déze Kuyper vergeten? Sprak men niet gaarne op dat moment over de jonge Kuyper? Had men het gedaan, men ware wellicht plots geconfronteerd ge weest met verschijnselen binnen eigen kring die men nauwelijks kon doorzien.... De levensresul taten van Kuypers arbeid zijn onmiskenbaar, door vijand en vriend erkend, maar de wegen waarlangs hij aanvankelijk zijn doel bereikte, zijn ook nu nog volop waard in een hernieuwde Kuyper-discussie betrokken te worden. Het valt op dat men juist in die strijdbare kerkelijke jaren aan de zeer persoonlijke strijdwijze van Kuyper weinig aan dacht heeft besteed! Er is een verzwegen Kuyper die om her nieuwde aandacht vraagt: niet alleen de strijder voor zijn over tuiging en de profeet die ten strijde riep, maar ook de niet af latende, zeer persoonlijke pole mist, die strijdmethoden in de journalistiek gebruikte, die op zijn minst met het oog op het jongste verleden in de gerefor meerde kerken, om nieuwe toet sing vragen! Maar zulks geldt niet alleen Kuypers wondende polemieken, het geldt ook ten diepste zijn geestelijke ontwikkeling als ge heel. Velen menen dat Kuyper, bij de sterke verandering van het hedendaags cultuurpatroon in de gereformeerde wereld zijn tijd ge had heeft. De vraag dient gesteld of wie zo spreekt zich niet te zeer vast legt op het gebruik dat in de af gelopen halve eeuw van Kuypers werk is gemaakt, op de nterpre- tatie die zijn naaste volgelingen aan de geschriften van Kuyper hebben gegeven. Terecht is er op gewezen dat nog andere asoecten in Kuyper zijn te vinden dan de officieel erkende. Dit geldt niet alleen zijn politieke arbeid, dit geldt ook zijn veelzijdige spiritua liteit, en zelfs zijn theologie. Men gaf hem een geweer zelf en van de westerse journa listen, die de opstand van nabij maakt- ons als met een legpuzzel een wellicht wat ge keurd beeld vormen. Sanderson heeft dat beeld wil len vasthouden in „Men gaf .iem een geweer", waarbij hij -ijn schijnwerper vooral richt op het oerendste deel van dat ld: de j d met haar om- stulmighcid, haar onbeheerst heid, maar ook haar afhankelijk heid en "-alisme. .Men gaf hem een geweer" is een roman, die stoelt op de werkelijkheid. Sardcrson heeft die werliclijiJ.cid zoveel ige- üjk onaangetast willen laten, de beschreven feiten voor zichzelf willen laten spreken. Daardoor i- een element in makomen indrukwekkende soberheid. Dc ver', ng is van Co Kars er ..et zijn verdienste, dat ook in het Nederland- die eenvoud be waard bit "L „Men gaf hem een geweer" is een boek, dat ons veel heeft te zeggen. zou hieruit kunnen bestaan dat een volgende generatie nieuwe schatten uit Kuypers werk op graaft! Er zijn „Kuypermonumenten" die wellicht hun tijd gehad heb ben, die evenzeer voor de afge lopen jaren noodzakelijk waren als voor een komend geslacht niet meer evident van waarde. Maar nieuwe Kuyperstudie zou nieuwe schatten kunnen opdelven uit zijn onmetelijke rijke werken: geen generatie kan ooit zonder ge volg voor eigen vorming zijn machtige gestalte ontmoeten, mits wij hem niet alleen in zijn officiële geschriften, maar ook in zijn journalistiek en zijn per soonlijke briefwisseling leren ken- Prof. dr. A. Berkhof over Kuyper Ten slotte is daar een woord van de in 1937 pas afgestudeerde H. Berkhof, die in het december nummer 1937 van het S.S.R.-or- gaan „Libertas ex Veritate" wel licht het rijpste woord schreef over Kuyper, met het oog op de toekomst. Het getuigt van kritiek jegens velen zijner volgelingen, maar onderstreept de blijvende waarde van Kuyper voor komen de geslachten: „Kuypers theologie wordt van verschillende zijden aangevallen. Ze heeft voor ons op verre na niet meer de richtende beteekenis die ze voor zijn tijdgenooten had. Re®ds dat moet er ons van te rughouden. om, op voorstel van Prof. Hepp, Kuyper tot kerkva der te proclamereeren. Wij den ken in onze situaties over veel anders. Maar die situatie zelf waarin wij denken, is in hooge mate een schepping van Kuyper. Daarin ligt zijn onschatbare be teekenis voor het heden. Dat Ne derland in zijn levensopenbarin gen niet geheel gesaeculariseerd is, dat de Christenen vanuit hun minderwaardigheidsgevoel als „nachtschool" zijn ópgewaakt tot getuigenis tegen de geest der eeuw op alle terrein, dat daardoor het openbare leven van Nederland ra dicaal is omgestempeld deze machtige omzetting van ons natio nale en kerkelijke leven, waarvan wij nog dagelijks de vruchten plukken, is Kuypers werk ge weest. Aan de waardeering voor zijn voorgangers en medewerkers doen we door deze erkenning niets af; maar zonder Kuyper is de toestand van nu ondenkbaar. Het dankbare nageslacht dat zich met den herdachte confron teert zal moeten scheiden Kuyper den denker en den man van de daad. Niet in de diepte maar in de breedte ligt zijn beteekenis. Van zijn gedachten hebben we kunnen lecren. Maar van zijn daden le- I Proefballon verschijnt elite veertien dagen in het zondagsblad. voor iedere geaceep- teerde inzending is er een ponfiriupl. stmur m.v.p. I foto's tekeningen, gedichten ideeën of tv at je nog meer hebt naar de re- dak tie ..nmlmte voor ons" von deze krant. i JJe letters voor mijn ogen beginnen te bewegen. Wisselen van plaats. Vormen spottende woorden. Vervor- i men tot zwarte stippen: bacteriën door het oog van een microscoop. 1^ Met één slag plet ik de diertjes. Bladzijden als zerken met uitgebrei- I de tekst: Egyptisch begraven. Ik breng het boek terug, vul het a a gat. Deze week waren de gaten zeld- PH i zaam. Achter de boeken de planten, het raam. \J i Door de planten kijk ik naar bui- 1 ten, kijk neer op de straat. 1 De zon verdeelt de straat oneerlijk. 1 In de zonzijde een vrouw, gebogen over 1 haar tuintje. De vrouw spit bloembollen 1 om. Als dank voor hun bloei? Haar vel j schittert bij een losgelaten naad. Schilders halen hun ladders in. Ze zijn 1 het hout aankleden moe. Groen j grauw ondergoed. Tussen mij en de zonkant spelen kin- 1 deren. Een rode bal zweeft van stem tot 1 stem. Schreeuw bij stagnatie. Ik keer de planten de rug toe. Niets kan ik langer volhouden, dan een paar minuten. Strakgetrokken trekken, asbakken vol voedsel, de etensbak van een zieke hond: uiterlijk van het innerlijk. Onrust in armen, benen en lichaam. l Constant revolutie. Het ene staatshoofd na het andere wordt afgezet. Woelwater in mijn mond. Eén vraag houdt me bezig. Zou ze nog terugkomen? Soms kwam ze. Vooral voor en na het slapen. De slaap onrustig als een pas gevangen vo- §g i gel. IN DEZE ruimte-voor-iedereen-die- maar-iets-heeft dit keer ojn. een verhaal van Johan Marnand (Leiden) en als een late staart van dierendag no geen serie foto's van Fred van der Poel (Den Haag). Op de regelen onder die platen hebben twee ruimte- insiders zitten zwoegen. Geluid op trap en portaal. Het geluid, dat zij alleen kan maken Draaien van deurknop en heupen. De ene keer het gezicht verborgen achter een spanbord vol met protest. Zwijgende demonstra tie. Een andere keer, de lach, het blauw niet louter lucht met diepte. Het opge stoken zwart, beneden in de spiegel goedgekeurd. Willige woorden bleven als graten in je keel steken. Maar ik weet, dat dit alles bedrog is. Je kunt een voudig niet komen. De afspraak was een week. Een week zonder jou. Een straf voor mij voor die ene avond met hoe- heet-ze-ook-weer. Morgen is de week om. Daarvoor ligt de avond, de nacht, de eeuwigheid. De kamer beklemt me als een duikers- pak: belemmert me in mijn bewegingen. Het rubber de muren. Het kijkglas het raam. Ik moet er uit, zuurstofgebrek. Portaal, trap en hospita vliegen als het landschap in een trein voorbij. Mijn hospita zwaait naar de trein. Eindelijk frisse lucht, de straat. De schilders fietsen hun ladders weg. De vrouw kijkt tevreden naar de naak te grond. Juist wil ik de hoek omslaan, of daar zie ik haar aankomen. Ze schudt de fiets van zich af. De stalen punten van haar hakken ratelen steeds harder naar me toe. In de stilte van mijn jas fluistert ze: „Goed ik kom terug, op een voorwaar de, je laat ze lopenhoe heet ze ook weer.... hierna geen ander. Anders! Ik knikte. De onrust was verdwenen bij haar komst. De kinderen hadden hun spel in de steek gelaten. Ze joelden achter ons. De rode bal botst tegen mijn benen. Zullen we ergens gaan eten? Nee, niet boven. Daar ruikt het zo naar rubber, naar rook. JOHAN MARNAND (LEIDEN) lllllllllllllllllllllllllllllllllll Er was eens een aap op Terschelling die dagenlang op een duin sting Hij zei: 't Is hier best, maar zo koud als de nou, nou, maar weer in m'n boom hing. Er was eens een vogel in Vogelkop die hing in een vlaag haar echtgenoot op. Ze zei: „'k Heb geen spijt uant ik voel me bevrijd, maar voor d'eieren is het een rotstrop." e SS 6! 0 tm OL Een oude papegaai uit Bennekom vertelde aan een verlepte boterblom een zeer lang verhaal in een onzinnige taal want hij was nog dover dan stom. tot .'d»11 je mt - Een wolf uit het centrum van Londer had daar eens een „brokje" gevonden Hij keek eens flink scheel en dus diep in zijn keel, schrok en gichclde „o wat een zonde ER UIT GELICHT J. D. (Rotterdam). Ze (die platen) zei den ons weinig, nL bijna niks, op eentje Bram v. d. B. (Sliedrecht). De direktie dankt u hartelijk! Van kunstmanen weten we overigens weinig, hooguit iets van proefballonnen. Arie V. (Katwijk aan Zee), 't Klonk of je het net op de zondagsschool had ge- Hans D. (Rotterdam). We zien d'er zo wit van als een beddelaken. Dick van Z. (Katwijk aan Zee). Stuur het eens naar Garmt Stuifezand. P.S. Pa pa fume une pipe. H. A. S. (Den Haag). Je valt wel enorm in herhalingen. Overigens: wat zou je zeg gen van een nieuwe kanariepiet? De foto's waren (stukken) beter. Eén houden we. R. W. van der K. (Boskoop). Waar heb jij die originele ideeën vandaan, zeg? Loes de V. (Rotterdam). Is 't niet om te huilen?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 17