Stefan Zwei?
Bertolt Brechtj
voor u Qelezen
ONMOGELIJKE MENGEN
EEN STRIJD ZONDER
HET RECHTE WAPEN
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 28 JULI 1962
VAN
Duitse
schrijvers
van deze
eeuw
TOT
Het is ditmaal onze taak enkele
werken te bespreken, die over
Duitse schrijvers van deze eeuw han
delen. Weliswaar niet speciaal schrij
vers van onze tijd de meeste van
hen zijn immers vóór of omstreeks
1900 geboren maar wèl auteurs,
die nog steeds richtinggevend zijn.
Brecht behoort tot de meestgespeelde
auteurs, zowel in de D.D.R. als in de
Bundesrepuiblik, Benn heeft enorme
invloed op de jongere lyrische dich
ters. i
Stefan Zweig
In de Colloquium Verlag zijn o.m. monogra
fieën verschenen van Stefan Zwelg en Gott
fried Benn. De schets, die Arnold Bauer i) van
Zweig geeft, bewijst zijn vertrouwdheid met
deze auteur en diens uitgebreide oeuvre.
Zweig, uit een schatrijke Weense koopmans
familie, verwend door het succes, was in me
nig opzicht een tragische figuur, omdat hij
zijn innerlijke tweespalt niet kon overwinnen
en tenslotte (1942) met zijn jonge vrouw vrij
willig uit dit leven is gegaan.
Hij, die zich niet als Oostenrij
ker, maar als Europeaan be
schouwde (de ondertitel van Die
Welt von gestern is: Erinnerun-
gen eines Europaers) behoorde
geestelijk tot de liberale bour
geoisie van de negentiende eeuw
hij zag vooruit naar een Pan-
Europa maar toen de humar
nistische-bovennationale levens
vorm, die hij als ideaal beschouw
de, niet verwezenlijkt werd, mis
te hij de geestelijke draagkracht,
om te kunnen wachten. De enige
hemel, die er voor hem bestond,
was die van de geest, de litera
tuur, de kunst; hij had geen be
grip voor werkelijke gods-dienst,
kon daarom figuren als Calvijn
(in Castelllo gegen Calvin) en
Luther (in: Triumph und Tragik
des Erasmus von Rotterdam)
geen recht doen wedervaren.
Bauer geeft, voor zover dat in
kort bestek mogelijk is, een korte
karakteristiek van de meeste wer
ken, waarbij hij veelal het type
rende weet te treffen, zonder ech
ter diep te graven. Het is echter
nauwelijks te verontschuldigen,
dat hij de zoëven genoemde bio
grafie van Castellio en Calvijn
(met de ondertitel: Ein Gewissen
gegen die Gewalt!) niet eens
noemt, ook niet in de lijst van
Zweigs werken.
De zeer typerende novelle Angst
(1925) is niet genoemd, onder de
biografieën ontbreekt Balzac,
eveneens de bundel Zelt und Welt.
Dit is geen gevolg van een stre
ven naar kortheid, want een on
beduidend toneelstuk als Tersites
wordt wel een vermelding waard
geacht. Een goede inleiding op
Stefan Zweig (de „Seelenjager",
noemt Romain Rolland hem!) is
nog niet geschreven, ook niet door
naar de „Verhirnlichung"" van de
mens streeft. Dit is de éne kant
in Benn; de andere is het zoeken
naar een nieuwe ethiek, die hij
aanvankelijk in het nat.-socialis-
meende te vinden zo capi-
BERTOLT BRECHT
Gottfried Benn
Van de geestelijke voedingsbo
dem van Zweig, de humanistische
traditie van de 19e eeuw („das
goldene Zeitalter der Sicherkeit")
had Benn (1886—1956) reeds van
zijn jeugd af een afkeer en
spotte hij over „die Krone der
Schöpfung. das Schwein. der
Mensch". Hij maakt de leer van
Nietzsche „Gott is tot", tot de zij
ne en trekt daaruit alle conse
quenties. Principieel wil hij elke il
lusie vernietigen. Hij wordt huid-
arts in Berlijn en zijn eerste gedich-
tenbundel Morgue (1912) toont,
dat hij een bijzondere belangstel
ling koestert voor alle sympto-
men van lichamelijke en geeste
lijke ontbinding. Een dergelijke
lyriek werkte als een schok,
vooral onder de adepten van
George's schoonheidscultus. Ook
de vorm is bevreemdend. Benn
jongleert met de taal, kiest veel
al vreemde woorden of bij uit
stek wetenschappelijke termen
om zich bij uitsluiting van ande
ren te beperken tot een bepaal
de intellectuele laag, hij wil geen
weergave van stemmingen (,,Ge-
müt? Geniüt habe ich keins!")
maar een cerebrale opbouw van
zijn poëtische schepping. (,,van
affect tot begrip"), omdat hij
voorzichtig afwegende biografie
van Benn gegeven, met een open
oog voor het dtlalisme van deze
moeilijk te benaderen persoonlijk-,
heid. Benn meent, dat het nihi
lisme alléén overwonnen kan wor
den in het kunstwerk. Maar waar
moet de gewone man, de niet-
kunstenaar dan heen?
Waller Jens
Walter Jens 3) hoogleraar in de
klassieke filologie en tegelijk een
van de beste kenners der moder
ne literatuur, vraagt in zijn
scherpzinnige boek over de huidi
ge Duitse letterkunde: waar is de
heros uit vroeger tijden, waar
heen is toch de „positieve" held
gevlucht, de held over wie in het
Westen weinig, in het Oosten zo
veel wordt gesproken? Wie zingt
nog het lied van de man, die le
venslang de beproeving heeft uit
gehouden?
„Zeker, het gewone leven biedt
weinig stof voor romans, maar
kanker kan tenslotte iedereen be
schrijven, pas bij een verkoudheid
blijkt de meester". Zijn er geen
employés meer, die rustig en zon
der problemen op hun kantoor zit
ten te werken, vergenoegd en met
grote gezinnen, en huisvrouwen
vol levensmoed en slagvaardig
heid? Jens constateert, dat het ge
wone alléén uitgebeeld kan wor
den door het genie en hierop
wachten we nog. Daarvoor heb
ben we de deemoed der vakbe
kwaamheid van de kunstenaar no
dig. die. evenals zijn broeder in
de middeleeuwen, zich meer als
ambachtsman moet beschouwen
en eenvoud moet betrachten. Hoe
is de situatie op dit ogenblik?
„Wir haben Stile. aber keinen
Stil". In Duitsland is geen lite
rair .niddelpunt meer. zoals in
Frankrijk de Académie francaise,
zoals in het Duits taalgebied vroe
ger enkele steden de toon aanga
ven. Wenen omstreeks 1900, Praag
in de tijd van Rilke. Werfel. Kaf
ka. en Berlijn in de twintiger ja
ren. Er is geen primitief platte
land meer, waar het dialect nog
het fascinerende van voor-literai
re glans heeft bewaard. De syn-
thetisch-ordenende macht van Oos-
tenrijk-Hongarije, de metropool
Berlijn en de invloed van de Jood
se intelligentsia, ze zijn verdwe
nen. De taal wordt nu beïnvloed
door de formulering van de na
tuurwetenschappen: gecompri
meerd en exact. Jens behandelt
Iff//////////////////////////////////////////////'/''/''''''''''"''»
Margaretha Ferguson
De roman „Onmogelijke men-
icn", een uitgave van de N.V.
Arbeiderspers te Amsterdam, is
een debuut van de schrijfster
Margaretha Ferguson, die reeds
de aandacht trok door haar bun
del korte, niet onverdienstelijke,
verhalen. Dit debuut verzekert
opnieuw, dat deze schrijfster een
goede pen heeft al is dit boek op
zichzelf naar onze smaak niet erg
Zij heeft de veelheid van haar
gedachten vorm gegeven in lan
ge, vrij zwaarwichtige dialogen
en monologen, die op zichzelf de
aandacht waard zijn, omdat daar
in analyserend de geestesgesteld
heid van vandaag aan de orde
wordt gesteld, echter zonder een
inspirerende verwijzing naar een
verlossing uit deze „onmogelijke
samenleving." Haar figuren
worden niet levend. Men ziet ze
niet en ze wekken als mensen
niet de belangstelling en het me
deleven van de lezer. Door koe
le redeneringen laat zij ze tot
conclusies komen die men aan
vaarden kan of verwerpen, maar
die te theoretisch zijn om ons tot
echt medeleven te boeien. „Ie
dereen is absoluut alleen, de
rest is illusie" is een karakteris
tieke uitdrukking in dit boek van
een der hoofdfiguren. De moder
ne mens is als op zichzelf terug
geworpen. Hij bezit zijn naam en
zichzelf als enige werkelijke rea
liteit en er is in feite niets wat de
ze ban van eenzaamheid door
breekt. Zo wordt de mens een ge
organiseerde massa, overheerst
door het diepste pessimisme, dat
in haar boek tot de laatste blad
zijde zonder hoop blijft. Haar ob
servatie mag dan scherp zijn,
maar de constatering alleen is
niet genoeg en daarom leggen we
dit boek teleurgesteld uit de hand.
H.ST.
veel van gisteren en veel
morgen, is steeds boeiend en
spirerend.
Walter Muschg
Tot gisteren heeft zich beperkt
de niet minder temperamentvolle
literatuurhistoricus uit Basel
Walter Muschg, de auteur van
de bekende Tragische Literatur-
geschichte. Hij richt zijn aandacht
op het Expressionisme 4) omdat
naar zijn mening de morele bood
schap van deze auteurs ook voor
onze generatie van essentiële be
tekenis kan zijn. „De expressio
nistische kunstenaars, diezich
verzetten tegen de decadentie
verschijnselen van de kapitalis
tische industriestaat, meenden,
het bederf met geestelijke mid
delen te kunnen afwenden. Zij wa
ren idealistisch en optimistisch,
zij geloofden aan het goede in de
mens vgl. Leonhard Frank:
Der Mensch is gut!) en aan de
overwinning in de bedreiging van
de ondergang. Zij prediken een
paradijs, een van geweld en on
recht bevrijde aarde". Muschg is
echter ook niet blind voor de „ka
ter", die op de idealistische roes
volgde. Hij weet ook wel. dat ba
nierdragers van het expressio
nisme (Werfel, Döblin) zich la
ter volkomen van de naam van
hun jeugd hebben afgewend.
Voor Muschg is het expressio
nisme veel meer dan een bepaal
de, aan een tijd gebonden richting
in de kunst, het is „het toneel
van een gebeurtenis, die een
nieuw tijdperk heeft ingeluid, en
die op meer dan een generatie
zijn stempel heeft gedrukt". Na
een uitvoerige inleiding bespreekt
hij Trak'i Else Lasker-Schüler,
Ernst Barlach Jahn. enige ro
mans van Döblin en Kafka bij
de laatste beperkt hij zich tot een
beknopte weergave van Emrichs
uitvoerige monografie.
Hans Egon Holthusen
Op een hoog niveau staan de op
stellen van de bekende essayist
Holthusen, die tegenwoordig di
recteur van het Goethe-huis in
New York is. De titel Kritlsches
Verstehen 5) betekent een pro
gramma: zijn doel is niet met
eigen geleerdheid te schitteren,
maar uitsluitend met kritische zin
tot een diep begrijpen van de be
handelde auteur door te dringen,
een werkwijze, die we reeds ken
den uit zijn vroeger hier bespro
ken bundels Ja und Neln en Der
unbehauste Mensch. Het pièce de
résistance is ongetwijfeld het es
say over Brecht. Er ligt een
eigenaardige bekroning in, om de
ze bijdragen te vergelijken met
het boek van de marxistische hoog
leraar Hans Mayer: Brcclit und
die Tradition (6) waarover eerst
een enkel" woord. Mayer steekt
gunstig af bij andere marxisti
sche Brecht-interpretatoren. die
direct met een loflied beginnen,
hij beperkt zich strikt tot zijn
overigens zeer interessant on
derwerp. Hij toont aan, hoe
Brecht, die zich steeds zo grim
mig tegen alle tradities heeft ge
keerd. in hoge mate afhankelijk
is gebleven van het milieu van
zijn jeugd (Augsburg als gcistlgc
Lebensform). In een wonderlijk
ambivalente houding parodieert
Brecht voortdurend de Bijbel,
maar de invloed van Luthers taal
is overal bij hem bemerkbaar;
hij gebruikt de taal van klassie
ke schrijvers als Schiller en Höl-
derlin voor een geheel andere
functie, grijpt telkens terug op
Grieks-Romeinse en Chinese
schrijvers en leeft in een dialec
tische spanning met de traditie.
Is het boekje van Mayer consciën
tieus literair vakwerk. Holthusens
essay staat op een veel hoger ni
veau. Het is een tot grote diepte
gaande analyse van Brechts hele
werk en laat zien. hoe de diver
gerende tendenzen bij deze auteur
toch tot een gesloten geheel terug
zijn te brengen. Vier van de ne
gen bijdragen zijn gewijd aan
boeken, die buiten Duitsland over
Duitse literatuur werden geschre
ven (Erich Heller. René Wellek.
Peter Demetz, Werner Weber).
Als een van de beste kenners der
moderne lyriek (men denke aan
de bloemlezing Ergrlffenes Da-
sein) is Holthusen de aangeweze
ne, om de gedichten van Hans
Magnus Enzensberger kritisch te
beschouwen (Die Zornigen, die
Geselschaft und das Glück).
Door zijn vele contacten met bui
tenlanders kan hij een gefundeerd
oordeel uitspreken over: Deut-
scher Geist im Urteil der Welt.
In zijn opstel Christentum, Dicb-
tung und Christliche Dichtung
staan de woorden: Christelijke
cultuur zegt niet meer en niet
minder, dan dat het kruis voor
aller ogen is opgericht en dat toch
de algemeen bekende toestand
van de menselijke natuur er het
zweet van haar zonden met al
haar bestialiteit en met alle glo
rie van haar natuurlijke gave,
volkomen behouden is gebleven.
„Christelijke rechters presente
ren zich niet meer met toga en
bef. Een mens, die ernst met zijn
doop maakt, is er niet op aange
wezen, in een soort reservaat
voor onschuldige brave mensen
zijn tenten op te slaan ver van de
heirweg van het algemene geestes
leven. maar midden in deze we
reld te staan." Holthusens laatste
bundel bewijst, dat hij ernst
maakt met deze opdracht.
J. H. SCHOUTEN
2. Helmut Uhlig: Gottfried Benn
96 blz. beide Colloquium Verlag
Berlin.
3. Walter Jens: Deutsche Lite-
ratur der Gegenwart 157 blz. 1961
R. Piper Verlag Müncben.
4. Walter Muschg: Von Trakl
zu Brecht. Dichter des Expres-
slonlsmus 1961. R. Piper Verlag
Miinclien 380 blz.
5. Hans Egon Holthusen: Kri
tlsches Verstehen. neue Aufsatze
zur Literatur 1961. R. Piper ver
lag München. 346 blz.
6. Ilans Mayer: Bertold Brecht
und die Tradition Verlag Günther
Ncske. Pfullingen 1961.
Dc titel Le Bonheur et 1c
Salut, die de katholieke schrij
ver Luc Estang aan zijn jong
ste roman heeft gegeven, kan
de christenlezer verwonderen.
Het geluk en het zieleheil kun
nen immers geen tegenstelling
vormen en verdragen zelfs
geen nevenstelling. Het geluk
in de diepste zin des woords
vindt de christen in de verge
ving der zonden en de zeker
heid des heils en de twee
woorden drukken één enkel
begrip uit. Estang heeft „bon
heur" hier dan ook genomen
in de betekenis van liefdesge
luk, de volle uitbuiting van
alle mogelijkheden die de li
chamelijke existentie biedt.
En dan is er maar al te vaak
een heftige strijd tussen wat
de Bijbel noemt vlees en geest.
Deze strijd vormt het thema
van dit boek.
Verleiding
Octave Coincentreau, voor
naamste medewerker van een
Pa.rijs' advocaat-procureur, zelf
doctor in de rechten, man van
middelbare leeftijd en vader
van twee kinderen, die de pu
berteitsjaren juist voorbij zijn,
is door zijn moeder, vroeg we
duwe. opgevoed in streng-room-
se zin. Als de jonge Octave
snakte naar wat meer vrijheid,
klonk het: „II le faut, mon en
fant. Het moet, kind". Zelf had
i haar vroegtijdig weduw-
haar als plicht oplegde ai te
zien van een tweede huwelijk
met een gescheiden man. Zoals
zij had gebogen, zou ook haar
zoon buigen voor de leer der
Kerk en haar leefregels. Deze
opvoeding was geslaagd; Octa-
Een uiteengescheurd leven
Alice, afkomstig uit
Op een namiddag hoort Coin
centreau een straatprediker van
ongewone soort; hij noemt zich
„le marchand du bonheur" en
bindt zijn toehoorders op het
hart zich door geen moraalvoor-
schriften of kerkelijke wetten te
laten weerhouden in de jacht op
geluk, waarop de mens een on
vervreemdbaar recht heeft. Die
woorden haken vast in de geest
van de toehoorder en roepen
iets bij hem wakker.
Diezelfde nacht komt de jonge
vrouw van het bovengelegen ap
partement de hulp van haar bu
ren inroepen; haar veel oudere
man is door een beroerte met
dodelijke afloop getroffen. Aan
stonds zet nu een veroverings
poging in. ondernomen door de
ze Marie-Laure. In een brief
wisseling. begonnen om zakelij
ke aangelegenheden, spreekt ze
zich onomwonden uit en biedt
zich aan in naïeve schaamte
loosheid. Zo legt ze geleidelijk
beslag op het gevoelsleven van
Octave en zweept zijn ingesla
pen zinnelijkheid op. Een onder
houd met zijn biechtvader leidt
er alleen toe, dat hij dieper ziet
in zijn eigen hart. waar twee
spalt heerst: hij aanvaardt Gods
gebod, maar morrend, zonder
liefde.
maatschappelijke en gezinsban
den door, geeft zijn betrekking
prijs, verlaat vrouw en kinde
ren en trekt met Marie-Laure
naar de Middellandse Zeekust,
zoals anderen getrokken zijn
naar de Stille Zuidzee-eilanden
om een nieuw, paradijselijk le
ven te beginnen als in een her
leving van het eerste mensen
paar. Ze vinden een huisje in de
hoogte, niet te ver van de zee,
en dank zij een bescheiden,
meegenomen kapitaaltje, kan nu
een leven aanvangen van genot
en geluk, een feest in gemeen
schap met het feest der natuur,
LUC ESTANG
ene of aan de andere zijde cn
misschien aan beide.
Bij thuiskomst vindt Octave
zijn minnares dood; haar ver
dwijnen zou, zo meende zc, dc
weg vrijmaken voor terugkeer
tot de zijnen. Een enkel vaag
woord doet vermoeden, dat Oc
tave inderdaad de weg terug zal
inslaan'.
Ondertussen, het boek eindigt
zonder slotaccoord; de strijd
tussen aardse begeerten cn Gods
gebod is onbeslist gebleven.
Coincentreau, dc man met ccn
vcrstandsgeloof en ingesnoerd
in een harnas van goede zeden,
niet wortelend in de Liefde,
maar resultaat van opvoeding
en gewenning, kan de strijd niet
winnen. Noch zondebesef noch
vrees voor Godsgericht konden
hem staande houden; ze konc'en
alleen hem beletten onbezorgd
te zondigen. Het rechte wapen
in de strijd, het gebed in geeste
lijke gemeenschap met Jezus
Christus als Verlosser cn Heer
des levens ontbrak hem. Ner
gens in het boek en dat is op
vallend wordt dit wapen ge
hanteerd; het wordt zelfs niet
genoemd.
Het is wel toevallig, dat Picr-
re-Henri Simon, eveneens katho
liek schrijver, in zijn laatste ro
man Le Somnambule (Rotterd.
20-l-'62i hetzelfde onderwerp
heeft behandeld. Ook daar een
„dc zinnelijke verzoeking op
's levens middaghoogte" cn
naar beneden getrokken. Alleen
de vrouwenfiguur is lokaal an
ders. meer aanvaardbaar dan
bij Estang. Marie-Laure is meer
symbool dan levend mens en
vooral haar zelfmoord is het
laatste dat de lezer van haar
zou hebben verwacht.
Van dit boek, zoals van alle
werk van deze auteur, moet ge
zegd worden, dat het met ernst
en toewijding is geschreven en
tot de wortels van het mensen
leven doordringt. Het biedt geen
gemakkelijke lectuur, noch wat
de inhoud, noch wat de vorm be
treft maar het brengt de lezer
een boodschap.
De auteur
De val
HANS EGON HOLTHUSEN
W/OT/W////////////#////////»
Nederland, word wakker!,
door dr. J. Lunlng Prak. Uit
gave N.V. Kosmos, Amster
dam.
De uitgeefster van dit boek
prijst de schrijver om zijn veel
zijdigheid. Hij wordt aan ons
voorgesteld als filosoof, psycho
loog en econoom. Het is dus wel
wat, en in overeenstemming met
deze aankondiging haalt de
schrijver zelf ook het nodige
overhoop. Of hij het met de no
dige vakkundigheid doet, is een
tweede; het lijkt trouwens nau
welijks doenlijk, deze onderschei
dene vakgebieden zo te beheer
sen dat men over de huidige pro
blematiek met kennis van zaken
spreken kan niet alleen, maar
bovendien dit vermag te doen in
een zo kritische geest. Want kri
tiek heeft de schrijver wel; de
titel van zijn publikatie zegt al.
dat we zijn ingeslapen, het is
een duffe boel bij ons, en hij wil
ons krachtdadig wekken. Zulk
een kreet als titel kan de lezer
intussen alleen argwanend stem
men en de argwaan wordt on
der het lezen ook wel gevoed en
bevestigd. Er valt op de inhoud
van de publikatie metterdaad
een en ander aan te merken, zo
wel voor wat betreft de gestelde
diagnose, die overdreven somber
is, als voor wat betreft de re
medie. die, wat de economie
aangaat, naar inflatie riekt. Niet
dat het geschrift waardeloos is;
het is prikkelend en dat kan on
der bepaalde omstandigheden een
verdienste heten, ook -.vaar het
tot een weerwoord en een tegen
spraak uitdaagt
Liefde is eerlijk, beschouwin
gen over de parasieten in de
tuin der liefde, door dr. P.
Quanjard. Uitgave Lannoo,
Ticlt/Den Haag.
Een boekje waarin wijze en te
re dingen worden gezegd over de
liefde in verloving en huwelijk.
Parasieten hebben de eigenschap
dat zij zich heimelijk nestelen in
de tuin. De bijbel spreekt ergens
van kleine vossen die de wijn
gaard bederven; Kuyper heeft dit
thema gebruikt voor een van zijn
mooiste publikaties. Zo kunnen
ook allerlei parasieten in de tuin
van de liefde binnensluipen. Het
is goed om dit te onderkennen.
De schrijver, een man van men
senkennis, wil ons hierbij helpen.
Wanneer de innerlijke val al
heeft plaats gehad, blijven
meestal de concrete gebeurte
nissen niet lang achterwege. Zo
ook hier. Op de briefwisseling
volgen vluchtige ontmoetingen,
die de begeerte alleen prikkelen,
niet bevredigen. Zo groeit de si
tuatie naar een beslissende stap.
Achterbaks gedoe, een vlucht in
de clandestiniteit, waartoe Pa
rijs in ruime mate de gelegen
heid biedt, verfoeit deze man.
die ook op een slechte weg eer
lijk wil blijven. Hij snijdt allf
Onrust
Marie-Laure is volmaakt ge
lukkig; .geph enkèl
knelt haar. Geer,
heeft haar belast met ethische
voorschriften of kerkelijke gebo
den. Ze is als een dier in de wil
dernis: „neem wat je kunt krij
gen, als je er lust in hebt; aan
de andere kant de taak zijn
eigendom te verdedigen".
Zo is het niet met Octave. Hij
heelt behouden wat hij bezat,
het geloof in verstandelijke zin.
Voor hem is God reëel. Zijn ge
bod dwingend en het gericht on
afwendbaar. Hij gevoelt: mijn
geluk is gestolen goed. Als hij
tracht dat gevoel over te dra
gen op zijn minnares, glippen
zijn woorden weg; haar mond
stemt toe, maar haar hart wijst
af.
Wanneer het verzadigingspunt
Een enkel woord over de
schrijver. Deze vijftigjarige
heeft zes bundels gedichten, ver
scheidene essays cn een zeven
tal romans op zijn naam staan,
waaronder vooral do trilogie
Charges d'ames bekendheid
heeft verkregen. Na lange jaren
aan La Croix, het leidende ka
tholieke orgaan, te hebben mee
gewerkt. is hij nu verbonden aan
uitgeverij Les Editions du
schrijft wekelijkse kro-
Seuil
der zinnenlust is bereikt, ver
zwaren verscheidene omstandig
heden Octave's schuldgevoel.
Een ontmoeting met een Parijs'
collega, die hem een geschiede
nis als de zijne vertqlt met
trieste afloop en hem verschrikt
door zijn cynisme, een waardi
ge brief van Alice, zonder hoog
hartigheid, maar ook zonder
smeekbeden, het bezoek der kin
deren, die hem niet verachten,
maar wel vragen terug te ko
men, het bijwonen van een
kerkdienst, de eerste na zes. ze
ven maanden, het wegslinken
der financiën, het dringt alles
hem in een hoek, waar be
nauwdheid, hem overvalt,- De
liefde is gebleven, het geluk is
•verdwenen. -
Het einde
Materieel blijft er maar één
mogelijkheid over: Parijs met
de kans op een passende betrek
king. Maar neen. overal blijven
de deuren gesloten. Als Marie-
Laure werk heeft gevonden,
dwingt Octave haar daarvan af
te zien: een man. onderhouden
door zijn maitresse. eerloze si-
Een onderhoud met dc oude
biechtvader loopt uit op opstan
dige woorden, die God verwijten
zijn geluk te hebben uitgeblust
door het besef van Zijn aanwe
zigheid en hem klem te hebben kundige verdienste,
gezet tussen het ongeluk aan de
...theses", universitaire
proefschriften, over zijn werk
zijn verschenen, de laatste in
juni 1961.
DR. M. C. v. <3. PANNE
Luc. Estang. Lc Bonlieur et
le Salut. Uitg. Les Ed. du
Seuil.
P.S. Nadat bovenstaand arti
kel was geschreven, kwam het I
bericht los. dat de Académie
Francaisc aan Estang voor het
geheel van zijn werk als roman- I
schrijver, dichter en kritlkus de I
Grand Prix dc Littérature 1962
heeft toegekend, een officiële
ratie dus van zijn letter- I
d. P.
De vier liefdes, door C. S. Le
wis. Uitgave W. ten Have n.v.,
Amsterdam.
Ongeveer een jaar geleden ga
ven wij op deze pagina een vrij
uitvoerige bespreking van het
nieuwste boek van C. S. Lewis:
„The Four Loves". Onder de titel
„De vier liefdes", heeft uitgever
Ten Have dit boek in het Neder
lands laten vertalen en het uitge
geven. Lewis beschrijft hierin
vanuit eer. positief christelijk
standpunt op vaak verrassende
wijze „genegenheid", „vriend
schap", „eros" of de zinnelijke
liefde en „caritas". Met dat laat
ste woord zijn we niet helemaal
gelukkig. Het is o.i. een al te ge
makkelijke vertaling van het En
gelse „charity". Caritas heeft in
het Nederlands al te zeer een be
tekenis van liefdadigheid. Het on
derwerp van het vierde hoofdstuk
is eigenlijk die overweldigende
fioddelijke liefde, waarbij verge-
eken onze genegenheid, vriend
schap en eros in het niet verzin
ken. Wie dit boek leest, in het
Engels of de overigens voortreffe-
eigenlijk dat woord „liefde" zo
geweldig is gedegenereerd. Het
boek confronteert ons met wat
echte liefde is en moet zijn en
daarom bestaat het uit meer dan
vier interessante essays. Lewis is
per slot van rekening meer dan
een goed schrijver. Hij is hier op
nieuw een lekenprediker van het
beste soort.
About prints, door S. W. Hay-
ter. Uitgave Oxford University
Press, London, Amen House,
Warwick Square.
Dit Is zelf uitgegeven als een
juweel van drukkunst een
fraai verzorgde publicatie over
de technieken die bij de druk voor
artistieke doeleinden worden toe
gepast. De schrijver Hayter be
toont zich in dit boek een bij uit
stek desikurKiige, zowel naar theo
rie als praktijk. Bovendien is het
boek bijzonder geslaagd geïllus
treerd Voor de geïnteresseerden
is het een duidelijke aanwinst.
De rode paarden, door Mor
ten Korch. Uit het Deens ver
taald door M. J. Molanus-Stam-
perius. Damlatereeks no. 4. Uit
gave J. H. Gottmer, Haarlem.
De rode paarden behoren tot de
stoeterij van het landgoed Ene-
kaer, dat door ziekte van eige
naar Munk en wanbeheer van
diens ondergeschikte Wilier wordt
verwaarloosd. Ole, de zoon van
een koopman die bij Munk een
schuld te vereffenen heeft, offert
zich voor zijn vader op en koopt
het landgoed, waarbij hij de ver
plichting op zieh neemt de hem
onbekende, gehandicapte dochter
Bente te huwen.
Onder beheer van Ole komt het
landgoed geleidelijk aan in bete
re doen. Vooral de stoeterij, waar
aan Bente en Ole hun beste krach
ten geven (waardoor zij zich
van hun groeiende liefde voor el
kaar bewust worden) komt er
glansrijk bovenop: de rode paar
den draven weer op de renbanen
in Charlottenrund en Stockholm,
waar zij zelfs in de prijzen val
len. Aan het geluk van Bente
en Ole ontbreekt dan niets meer.
Het verhaal biedt weinig ver
rassende elementen, doch het is
vlot en boeiend geschreven. Dc
verschillende persoonlijkheden ko
men aardig uit de verf en al
neemt ook Korch zijn toevlucht
tot het traditionele misverstand
tussen de beide gelieven (zodat
men de goede afloop wel kan be
vroeden). de roman is toch niet
van spanning ontbloot.
bij het schrijven van deze boek
jes zeer nauw verbonden was aan
een deel van deze vakbeweging.
Wij hebben echter nergens kun
nen constateren, dat de schrijver
zich aan eenzijdigheid is te bui
len gegaan.
De hele ontwikkeling van de pe
riode van de gilden tot de mo
derne vakbeweging passeert de
revue. Elk der drie grote werkne-
mersvakcentralen in Nederland
krijgt uitvoerige aandacht. In het
tweede deel komt met name het
werk van de vakbeweging aan de
orde en wordt gesproken over za
ken als klassenstrijd, werksta
king, c.a.o., onderlinge samenwer
king. verhouding leiding-leden, de
ongeorganiseerden, het internatio
nale werk en de invloed van de
vakbeweging. Waar de hele so
ciale problematiek vooral in onze
tijd zich in een bijzondere be
langstelling mag verheugen, daar
is het kennis nemen van de in
houd van deze werkjes bijzonder
instructief.
De Nederlandse Vakbeweging
deel I en II, door M. Ruppert.
Uitgave De Erven F. Bohn
N.V., Haarlem.
Voor wie in kort bestek een
goed beeld wil krijgen van de be
langrijke ontwikkelingsgeschie
denis van de Nederlandse vak
beweging vindt in deze beide
werkjes uitstekend materiaal. De
schrijver zelf vraagt er begrip
voor. dat hij niet helemaal ob
jectief staat, omdat hij destijds
Tochten in Midden- en Zuid-
Frankrijk, en Tochten in Zwit
serland en de Franse Alpen,
door Th. Muller Alfeld. Uitgave
G. J, A. Ruys, Amsterdam.
Evenals in de vroeger reeds
van zijn hand verschenen publica
ties betoont ook in deze uilgaven
de schrijver zich een waardevol
cn nuttig gids, in staat om de
toerist bij het reizen ln allerlei
opzicht behulpzaam te zijn en
hem de ogen te openen voor zo
veel schoonheid die te genieten
valt. Kennisneming van deze pu
blikaties maakt de vakantie die
in onze dagen immers tallozen
voert tot ver over de grenzen van
het eigen land tot een te gro
ter genoegen. Tot beel wat wande
lingen in fraaie omgeving worden
we in deze boeken opgewekt.
Mooie foto's en bruikbare kaart
jes wisselen de tekst af. De ver
taling is resp. van Cor Holst en
R. van Onselcn.
Kerk en Koninkrijk, door dr.
C. H. Lindljer. Uitgave W. ten
Have N.V., Amsterdam.
De vraag naar de verhouding
tussen kerk en Koninkrijk Gods
heeft alle eeuwen door de theolo
gen beziggehouden. En niet alleen
de theologen, doch naast en met
hen ook de eenvoudige gelovigen.
Er zijn aanwijzingen, dat de ver
houding tussen deze beide zal
blijven behoren tot die onderwer
pen waaromtrent ons kennen ten
dele zal blijven. De Schriftgege-
vens in een bepaald formule sa
men te brengen, is ondoenlijk.
Wat niet afdoet aan het gelovig
besef, hier van doen te hebben
met evenzovele kernpunten van
het Evangelie. Zodat het begrij
pelijk is, dat er altijd weer over
wordt gestudeerd en gepeinsd on
der een eerbiedig doornemen van
de Bijbel.
Wij achten het ons een voor
recht, melding te mogen maken
van een nieuwe verrijking, die do
reeds omvangrijke literatuur over
dit moeilijke onderwerp thans is
ten deel gevallen, en wel door de
verschijning van bovengenoemd
boek. Als dagblad past er ons
slechts een aankondiging, maar
die vloeit ons dan ook met graag
te uit de pen.
Schriftonderzoek heeft dr. Lin-
dijer gepaard aan grote belezen
heid over dit onderwerp. Dc op
vattingen omtrent de verhouding
tussen kerk en Koninkrijk zijn ve
le en velerlei en ze worden in de
ze studie positief kritisch bezien.
Niet zelden gaan zij mank aan
een zekere eenzijdigheid, hetgeen
niet betekent, dat zij niet op zich
zelf waardevolle bijdragen kunnen
leveren. Kritische kennisneming
kan leid:n tot verheldering in
eigen inzicht.
Het is niet de minste verdiens
te van dit boek. dat het geschre
ven is in fen gemakkelijk toe
gankelijke stijl. Bijzonder ge
boeid heeft ons het slothoofdstuk,
dat ons de betekenis van dc ver
wachting van het Koninkrijk voor
de kerk nabij brengt. In hc'. licht
het Konr.krljk krijn* dc kerk
nieuwe kijk op zichzelf cn op
haar taak. Het hoofdstuk
tevens het boek eindigt met
het treffend gebed: „Leer uw kerk
om op de juiste wijze om het
Rijk te bidden, niet in verouder
de. overspannen vormen, en ook
niet in een verwereldlijkte vorm
die waardeloos geworden is Leer
uw kerk om ernst te maken met
de boodschap van het Rijk".