Stefan Zwei? Bertolt Brechtj voor u Qelezen ONMOGELIJKE MENGEN EEN STRIJD ZONDER HET RECHTE WAPEN ZONDAGSBLAD ZATERDAG 28 JULI 1962 VAN Duitse schrijvers van deze eeuw TOT Het is ditmaal onze taak enkele werken te bespreken, die over Duitse schrijvers van deze eeuw han delen. Weliswaar niet speciaal schrij vers van onze tijd de meeste van hen zijn immers vóór of omstreeks 1900 geboren maar wèl auteurs, die nog steeds richtinggevend zijn. Brecht behoort tot de meestgespeelde auteurs, zowel in de D.D.R. als in de Bundesrepuiblik, Benn heeft enorme invloed op de jongere lyrische dich ters. i Stefan Zweig In de Colloquium Verlag zijn o.m. monogra fieën verschenen van Stefan Zwelg en Gott fried Benn. De schets, die Arnold Bauer i) van Zweig geeft, bewijst zijn vertrouwdheid met deze auteur en diens uitgebreide oeuvre. Zweig, uit een schatrijke Weense koopmans familie, verwend door het succes, was in me nig opzicht een tragische figuur, omdat hij zijn innerlijke tweespalt niet kon overwinnen en tenslotte (1942) met zijn jonge vrouw vrij willig uit dit leven is gegaan. Hij, die zich niet als Oostenrij ker, maar als Europeaan be schouwde (de ondertitel van Die Welt von gestern is: Erinnerun- gen eines Europaers) behoorde geestelijk tot de liberale bour geoisie van de negentiende eeuw hij zag vooruit naar een Pan- Europa maar toen de humar nistische-bovennationale levens vorm, die hij als ideaal beschouw de, niet verwezenlijkt werd, mis te hij de geestelijke draagkracht, om te kunnen wachten. De enige hemel, die er voor hem bestond, was die van de geest, de litera tuur, de kunst; hij had geen be grip voor werkelijke gods-dienst, kon daarom figuren als Calvijn (in Castelllo gegen Calvin) en Luther (in: Triumph und Tragik des Erasmus von Rotterdam) geen recht doen wedervaren. Bauer geeft, voor zover dat in kort bestek mogelijk is, een korte karakteristiek van de meeste wer ken, waarbij hij veelal het type rende weet te treffen, zonder ech ter diep te graven. Het is echter nauwelijks te verontschuldigen, dat hij de zoëven genoemde bio grafie van Castellio en Calvijn (met de ondertitel: Ein Gewissen gegen die Gewalt!) niet eens noemt, ook niet in de lijst van Zweigs werken. De zeer typerende novelle Angst (1925) is niet genoemd, onder de biografieën ontbreekt Balzac, eveneens de bundel Zelt und Welt. Dit is geen gevolg van een stre ven naar kortheid, want een on beduidend toneelstuk als Tersites wordt wel een vermelding waard geacht. Een goede inleiding op Stefan Zweig (de „Seelenjager", noemt Romain Rolland hem!) is nog niet geschreven, ook niet door naar de „Verhirnlichung"" van de mens streeft. Dit is de éne kant in Benn; de andere is het zoeken naar een nieuwe ethiek, die hij aanvankelijk in het nat.-socialis- meende te vinden zo capi- BERTOLT BRECHT Gottfried Benn Van de geestelijke voedingsbo dem van Zweig, de humanistische traditie van de 19e eeuw („das goldene Zeitalter der Sicherkeit") had Benn (1886—1956) reeds van zijn jeugd af een afkeer en spotte hij over „die Krone der Schöpfung. das Schwein. der Mensch". Hij maakt de leer van Nietzsche „Gott is tot", tot de zij ne en trekt daaruit alle conse quenties. Principieel wil hij elke il lusie vernietigen. Hij wordt huid- arts in Berlijn en zijn eerste gedich- tenbundel Morgue (1912) toont, dat hij een bijzondere belangstel ling koestert voor alle sympto- men van lichamelijke en geeste lijke ontbinding. Een dergelijke lyriek werkte als een schok, vooral onder de adepten van George's schoonheidscultus. Ook de vorm is bevreemdend. Benn jongleert met de taal, kiest veel al vreemde woorden of bij uit stek wetenschappelijke termen om zich bij uitsluiting van ande ren te beperken tot een bepaal de intellectuele laag, hij wil geen weergave van stemmingen (,,Ge- müt? Geniüt habe ich keins!") maar een cerebrale opbouw van zijn poëtische schepping. (,,van affect tot begrip"), omdat hij voorzichtig afwegende biografie van Benn gegeven, met een open oog voor het dtlalisme van deze moeilijk te benaderen persoonlijk-, heid. Benn meent, dat het nihi lisme alléén overwonnen kan wor den in het kunstwerk. Maar waar moet de gewone man, de niet- kunstenaar dan heen? Waller Jens Walter Jens 3) hoogleraar in de klassieke filologie en tegelijk een van de beste kenners der moder ne literatuur, vraagt in zijn scherpzinnige boek over de huidi ge Duitse letterkunde: waar is de heros uit vroeger tijden, waar heen is toch de „positieve" held gevlucht, de held over wie in het Westen weinig, in het Oosten zo veel wordt gesproken? Wie zingt nog het lied van de man, die le venslang de beproeving heeft uit gehouden? „Zeker, het gewone leven biedt weinig stof voor romans, maar kanker kan tenslotte iedereen be schrijven, pas bij een verkoudheid blijkt de meester". Zijn er geen employés meer, die rustig en zon der problemen op hun kantoor zit ten te werken, vergenoegd en met grote gezinnen, en huisvrouwen vol levensmoed en slagvaardig heid? Jens constateert, dat het ge wone alléén uitgebeeld kan wor den door het genie en hierop wachten we nog. Daarvoor heb ben we de deemoed der vakbe kwaamheid van de kunstenaar no dig. die. evenals zijn broeder in de middeleeuwen, zich meer als ambachtsman moet beschouwen en eenvoud moet betrachten. Hoe is de situatie op dit ogenblik? „Wir haben Stile. aber keinen Stil". In Duitsland is geen lite rair .niddelpunt meer. zoals in Frankrijk de Académie francaise, zoals in het Duits taalgebied vroe ger enkele steden de toon aanga ven. Wenen omstreeks 1900, Praag in de tijd van Rilke. Werfel. Kaf ka. en Berlijn in de twintiger ja ren. Er is geen primitief platte land meer, waar het dialect nog het fascinerende van voor-literai re glans heeft bewaard. De syn- thetisch-ordenende macht van Oos- tenrijk-Hongarije, de metropool Berlijn en de invloed van de Jood se intelligentsia, ze zijn verdwe nen. De taal wordt nu beïnvloed door de formulering van de na tuurwetenschappen: gecompri meerd en exact. Jens behandelt Iff//////////////////////////////////////////////'/''/''''''''''"''» Margaretha Ferguson De roman „Onmogelijke men- icn", een uitgave van de N.V. Arbeiderspers te Amsterdam, is een debuut van de schrijfster Margaretha Ferguson, die reeds de aandacht trok door haar bun del korte, niet onverdienstelijke, verhalen. Dit debuut verzekert opnieuw, dat deze schrijfster een goede pen heeft al is dit boek op zichzelf naar onze smaak niet erg Zij heeft de veelheid van haar gedachten vorm gegeven in lan ge, vrij zwaarwichtige dialogen en monologen, die op zichzelf de aandacht waard zijn, omdat daar in analyserend de geestesgesteld heid van vandaag aan de orde wordt gesteld, echter zonder een inspirerende verwijzing naar een verlossing uit deze „onmogelijke samenleving." Haar figuren worden niet levend. Men ziet ze niet en ze wekken als mensen niet de belangstelling en het me deleven van de lezer. Door koe le redeneringen laat zij ze tot conclusies komen die men aan vaarden kan of verwerpen, maar die te theoretisch zijn om ons tot echt medeleven te boeien. „Ie dereen is absoluut alleen, de rest is illusie" is een karakteris tieke uitdrukking in dit boek van een der hoofdfiguren. De moder ne mens is als op zichzelf terug geworpen. Hij bezit zijn naam en zichzelf als enige werkelijke rea liteit en er is in feite niets wat de ze ban van eenzaamheid door breekt. Zo wordt de mens een ge organiseerde massa, overheerst door het diepste pessimisme, dat in haar boek tot de laatste blad zijde zonder hoop blijft. Haar ob servatie mag dan scherp zijn, maar de constatering alleen is niet genoeg en daarom leggen we dit boek teleurgesteld uit de hand. H.ST. veel van gisteren en veel morgen, is steeds boeiend en spirerend. Walter Muschg Tot gisteren heeft zich beperkt de niet minder temperamentvolle literatuurhistoricus uit Basel Walter Muschg, de auteur van de bekende Tragische Literatur- geschichte. Hij richt zijn aandacht op het Expressionisme 4) omdat naar zijn mening de morele bood schap van deze auteurs ook voor onze generatie van essentiële be tekenis kan zijn. „De expressio nistische kunstenaars, diezich verzetten tegen de decadentie verschijnselen van de kapitalis tische industriestaat, meenden, het bederf met geestelijke mid delen te kunnen afwenden. Zij wa ren idealistisch en optimistisch, zij geloofden aan het goede in de mens vgl. Leonhard Frank: Der Mensch is gut!) en aan de overwinning in de bedreiging van de ondergang. Zij prediken een paradijs, een van geweld en on recht bevrijde aarde". Muschg is echter ook niet blind voor de „ka ter", die op de idealistische roes volgde. Hij weet ook wel. dat ba nierdragers van het expressio nisme (Werfel, Döblin) zich la ter volkomen van de naam van hun jeugd hebben afgewend. Voor Muschg is het expressio nisme veel meer dan een bepaal de, aan een tijd gebonden richting in de kunst, het is „het toneel van een gebeurtenis, die een nieuw tijdperk heeft ingeluid, en die op meer dan een generatie zijn stempel heeft gedrukt". Na een uitvoerige inleiding bespreekt hij Trak'i Else Lasker-Schüler, Ernst Barlach Jahn. enige ro mans van Döblin en Kafka bij de laatste beperkt hij zich tot een beknopte weergave van Emrichs uitvoerige monografie. Hans Egon Holthusen Op een hoog niveau staan de op stellen van de bekende essayist Holthusen, die tegenwoordig di recteur van het Goethe-huis in New York is. De titel Kritlsches Verstehen 5) betekent een pro gramma: zijn doel is niet met eigen geleerdheid te schitteren, maar uitsluitend met kritische zin tot een diep begrijpen van de be handelde auteur door te dringen, een werkwijze, die we reeds ken den uit zijn vroeger hier bespro ken bundels Ja und Neln en Der unbehauste Mensch. Het pièce de résistance is ongetwijfeld het es say over Brecht. Er ligt een eigenaardige bekroning in, om de ze bijdragen te vergelijken met het boek van de marxistische hoog leraar Hans Mayer: Brcclit und die Tradition (6) waarover eerst een enkel" woord. Mayer steekt gunstig af bij andere marxisti sche Brecht-interpretatoren. die direct met een loflied beginnen, hij beperkt zich strikt tot zijn overigens zeer interessant on derwerp. Hij toont aan, hoe Brecht, die zich steeds zo grim mig tegen alle tradities heeft ge keerd. in hoge mate afhankelijk is gebleven van het milieu van zijn jeugd (Augsburg als gcistlgc Lebensform). In een wonderlijk ambivalente houding parodieert Brecht voortdurend de Bijbel, maar de invloed van Luthers taal is overal bij hem bemerkbaar; hij gebruikt de taal van klassie ke schrijvers als Schiller en Höl- derlin voor een geheel andere functie, grijpt telkens terug op Grieks-Romeinse en Chinese schrijvers en leeft in een dialec tische spanning met de traditie. Is het boekje van Mayer consciën tieus literair vakwerk. Holthusens essay staat op een veel hoger ni veau. Het is een tot grote diepte gaande analyse van Brechts hele werk en laat zien. hoe de diver gerende tendenzen bij deze auteur toch tot een gesloten geheel terug zijn te brengen. Vier van de ne gen bijdragen zijn gewijd aan boeken, die buiten Duitsland over Duitse literatuur werden geschre ven (Erich Heller. René Wellek. Peter Demetz, Werner Weber). Als een van de beste kenners der moderne lyriek (men denke aan de bloemlezing Ergrlffenes Da- sein) is Holthusen de aangeweze ne, om de gedichten van Hans Magnus Enzensberger kritisch te beschouwen (Die Zornigen, die Geselschaft und das Glück). Door zijn vele contacten met bui tenlanders kan hij een gefundeerd oordeel uitspreken over: Deut- scher Geist im Urteil der Welt. In zijn opstel Christentum, Dicb- tung und Christliche Dichtung staan de woorden: Christelijke cultuur zegt niet meer en niet minder, dan dat het kruis voor aller ogen is opgericht en dat toch de algemeen bekende toestand van de menselijke natuur er het zweet van haar zonden met al haar bestialiteit en met alle glo rie van haar natuurlijke gave, volkomen behouden is gebleven. „Christelijke rechters presente ren zich niet meer met toga en bef. Een mens, die ernst met zijn doop maakt, is er niet op aange wezen, in een soort reservaat voor onschuldige brave mensen zijn tenten op te slaan ver van de heirweg van het algemene geestes leven. maar midden in deze we reld te staan." Holthusens laatste bundel bewijst, dat hij ernst maakt met deze opdracht. J. H. SCHOUTEN 2. Helmut Uhlig: Gottfried Benn 96 blz. beide Colloquium Verlag Berlin. 3. Walter Jens: Deutsche Lite- ratur der Gegenwart 157 blz. 1961 R. Piper Verlag Müncben. 4. Walter Muschg: Von Trakl zu Brecht. Dichter des Expres- slonlsmus 1961. R. Piper Verlag Miinclien 380 blz. 5. Hans Egon Holthusen: Kri tlsches Verstehen. neue Aufsatze zur Literatur 1961. R. Piper ver lag München. 346 blz. 6. Ilans Mayer: Bertold Brecht und die Tradition Verlag Günther Ncske. Pfullingen 1961. Dc titel Le Bonheur et 1c Salut, die de katholieke schrij ver Luc Estang aan zijn jong ste roman heeft gegeven, kan de christenlezer verwonderen. Het geluk en het zieleheil kun nen immers geen tegenstelling vormen en verdragen zelfs geen nevenstelling. Het geluk in de diepste zin des woords vindt de christen in de verge ving der zonden en de zeker heid des heils en de twee woorden drukken één enkel begrip uit. Estang heeft „bon heur" hier dan ook genomen in de betekenis van liefdesge luk, de volle uitbuiting van alle mogelijkheden die de li chamelijke existentie biedt. En dan is er maar al te vaak een heftige strijd tussen wat de Bijbel noemt vlees en geest. Deze strijd vormt het thema van dit boek. Verleiding Octave Coincentreau, voor naamste medewerker van een Pa.rijs' advocaat-procureur, zelf doctor in de rechten, man van middelbare leeftijd en vader van twee kinderen, die de pu berteitsjaren juist voorbij zijn, is door zijn moeder, vroeg we duwe. opgevoed in streng-room- se zin. Als de jonge Octave snakte naar wat meer vrijheid, klonk het: „II le faut, mon en fant. Het moet, kind". Zelf had i haar vroegtijdig weduw- haar als plicht oplegde ai te zien van een tweede huwelijk met een gescheiden man. Zoals zij had gebogen, zou ook haar zoon buigen voor de leer der Kerk en haar leefregels. Deze opvoeding was geslaagd; Octa- Een uiteengescheurd leven Alice, afkomstig uit Op een namiddag hoort Coin centreau een straatprediker van ongewone soort; hij noemt zich „le marchand du bonheur" en bindt zijn toehoorders op het hart zich door geen moraalvoor- schriften of kerkelijke wetten te laten weerhouden in de jacht op geluk, waarop de mens een on vervreemdbaar recht heeft. Die woorden haken vast in de geest van de toehoorder en roepen iets bij hem wakker. Diezelfde nacht komt de jonge vrouw van het bovengelegen ap partement de hulp van haar bu ren inroepen; haar veel oudere man is door een beroerte met dodelijke afloop getroffen. Aan stonds zet nu een veroverings poging in. ondernomen door de ze Marie-Laure. In een brief wisseling. begonnen om zakelij ke aangelegenheden, spreekt ze zich onomwonden uit en biedt zich aan in naïeve schaamte loosheid. Zo legt ze geleidelijk beslag op het gevoelsleven van Octave en zweept zijn ingesla pen zinnelijkheid op. Een onder houd met zijn biechtvader leidt er alleen toe, dat hij dieper ziet in zijn eigen hart. waar twee spalt heerst: hij aanvaardt Gods gebod, maar morrend, zonder liefde. maatschappelijke en gezinsban den door, geeft zijn betrekking prijs, verlaat vrouw en kinde ren en trekt met Marie-Laure naar de Middellandse Zeekust, zoals anderen getrokken zijn naar de Stille Zuidzee-eilanden om een nieuw, paradijselijk le ven te beginnen als in een her leving van het eerste mensen paar. Ze vinden een huisje in de hoogte, niet te ver van de zee, en dank zij een bescheiden, meegenomen kapitaaltje, kan nu een leven aanvangen van genot en geluk, een feest in gemeen schap met het feest der natuur, LUC ESTANG ene of aan de andere zijde cn misschien aan beide. Bij thuiskomst vindt Octave zijn minnares dood; haar ver dwijnen zou, zo meende zc, dc weg vrijmaken voor terugkeer tot de zijnen. Een enkel vaag woord doet vermoeden, dat Oc tave inderdaad de weg terug zal inslaan'. Ondertussen, het boek eindigt zonder slotaccoord; de strijd tussen aardse begeerten cn Gods gebod is onbeslist gebleven. Coincentreau, dc man met ccn vcrstandsgeloof en ingesnoerd in een harnas van goede zeden, niet wortelend in de Liefde, maar resultaat van opvoeding en gewenning, kan de strijd niet winnen. Noch zondebesef noch vrees voor Godsgericht konden hem staande houden; ze konc'en alleen hem beletten onbezorgd te zondigen. Het rechte wapen in de strijd, het gebed in geeste lijke gemeenschap met Jezus Christus als Verlosser cn Heer des levens ontbrak hem. Ner gens in het boek en dat is op vallend wordt dit wapen ge hanteerd; het wordt zelfs niet genoemd. Het is wel toevallig, dat Picr- re-Henri Simon, eveneens katho liek schrijver, in zijn laatste ro man Le Somnambule (Rotterd. 20-l-'62i hetzelfde onderwerp heeft behandeld. Ook daar een „dc zinnelijke verzoeking op 's levens middaghoogte" cn naar beneden getrokken. Alleen de vrouwenfiguur is lokaal an ders. meer aanvaardbaar dan bij Estang. Marie-Laure is meer symbool dan levend mens en vooral haar zelfmoord is het laatste dat de lezer van haar zou hebben verwacht. Van dit boek, zoals van alle werk van deze auteur, moet ge zegd worden, dat het met ernst en toewijding is geschreven en tot de wortels van het mensen leven doordringt. Het biedt geen gemakkelijke lectuur, noch wat de inhoud, noch wat de vorm be treft maar het brengt de lezer een boodschap. De auteur De val HANS EGON HOLTHUSEN W/OT/W////////////#////////» Nederland, word wakker!, door dr. J. Lunlng Prak. Uit gave N.V. Kosmos, Amster dam. De uitgeefster van dit boek prijst de schrijver om zijn veel zijdigheid. Hij wordt aan ons voorgesteld als filosoof, psycho loog en econoom. Het is dus wel wat, en in overeenstemming met deze aankondiging haalt de schrijver zelf ook het nodige overhoop. Of hij het met de no dige vakkundigheid doet, is een tweede; het lijkt trouwens nau welijks doenlijk, deze onderschei dene vakgebieden zo te beheer sen dat men over de huidige pro blematiek met kennis van zaken spreken kan niet alleen, maar bovendien dit vermag te doen in een zo kritische geest. Want kri tiek heeft de schrijver wel; de titel van zijn publikatie zegt al. dat we zijn ingeslapen, het is een duffe boel bij ons, en hij wil ons krachtdadig wekken. Zulk een kreet als titel kan de lezer intussen alleen argwanend stem men en de argwaan wordt on der het lezen ook wel gevoed en bevestigd. Er valt op de inhoud van de publikatie metterdaad een en ander aan te merken, zo wel voor wat betreft de gestelde diagnose, die overdreven somber is, als voor wat betreft de re medie. die, wat de economie aangaat, naar inflatie riekt. Niet dat het geschrift waardeloos is; het is prikkelend en dat kan on der bepaalde omstandigheden een verdienste heten, ook -.vaar het tot een weerwoord en een tegen spraak uitdaagt Liefde is eerlijk, beschouwin gen over de parasieten in de tuin der liefde, door dr. P. Quanjard. Uitgave Lannoo, Ticlt/Den Haag. Een boekje waarin wijze en te re dingen worden gezegd over de liefde in verloving en huwelijk. Parasieten hebben de eigenschap dat zij zich heimelijk nestelen in de tuin. De bijbel spreekt ergens van kleine vossen die de wijn gaard bederven; Kuyper heeft dit thema gebruikt voor een van zijn mooiste publikaties. Zo kunnen ook allerlei parasieten in de tuin van de liefde binnensluipen. Het is goed om dit te onderkennen. De schrijver, een man van men senkennis, wil ons hierbij helpen. Wanneer de innerlijke val al heeft plaats gehad, blijven meestal de concrete gebeurte nissen niet lang achterwege. Zo ook hier. Op de briefwisseling volgen vluchtige ontmoetingen, die de begeerte alleen prikkelen, niet bevredigen. Zo groeit de si tuatie naar een beslissende stap. Achterbaks gedoe, een vlucht in de clandestiniteit, waartoe Pa rijs in ruime mate de gelegen heid biedt, verfoeit deze man. die ook op een slechte weg eer lijk wil blijven. Hij snijdt allf Onrust Marie-Laure is volmaakt ge lukkig; .geph enkèl knelt haar. Geer, heeft haar belast met ethische voorschriften of kerkelijke gebo den. Ze is als een dier in de wil dernis: „neem wat je kunt krij gen, als je er lust in hebt; aan de andere kant de taak zijn eigendom te verdedigen". Zo is het niet met Octave. Hij heelt behouden wat hij bezat, het geloof in verstandelijke zin. Voor hem is God reëel. Zijn ge bod dwingend en het gericht on afwendbaar. Hij gevoelt: mijn geluk is gestolen goed. Als hij tracht dat gevoel over te dra gen op zijn minnares, glippen zijn woorden weg; haar mond stemt toe, maar haar hart wijst af. Wanneer het verzadigingspunt Een enkel woord over de schrijver. Deze vijftigjarige heeft zes bundels gedichten, ver scheidene essays cn een zeven tal romans op zijn naam staan, waaronder vooral do trilogie Charges d'ames bekendheid heeft verkregen. Na lange jaren aan La Croix, het leidende ka tholieke orgaan, te hebben mee gewerkt. is hij nu verbonden aan uitgeverij Les Editions du schrijft wekelijkse kro- Seuil der zinnenlust is bereikt, ver zwaren verscheidene omstandig heden Octave's schuldgevoel. Een ontmoeting met een Parijs' collega, die hem een geschiede nis als de zijne vertqlt met trieste afloop en hem verschrikt door zijn cynisme, een waardi ge brief van Alice, zonder hoog hartigheid, maar ook zonder smeekbeden, het bezoek der kin deren, die hem niet verachten, maar wel vragen terug te ko men, het bijwonen van een kerkdienst, de eerste na zes. ze ven maanden, het wegslinken der financiën, het dringt alles hem in een hoek, waar be nauwdheid, hem overvalt,- De liefde is gebleven, het geluk is •verdwenen. - Het einde Materieel blijft er maar één mogelijkheid over: Parijs met de kans op een passende betrek king. Maar neen. overal blijven de deuren gesloten. Als Marie- Laure werk heeft gevonden, dwingt Octave haar daarvan af te zien: een man. onderhouden door zijn maitresse. eerloze si- Een onderhoud met dc oude biechtvader loopt uit op opstan dige woorden, die God verwijten zijn geluk te hebben uitgeblust door het besef van Zijn aanwe zigheid en hem klem te hebben kundige verdienste, gezet tussen het ongeluk aan de ...theses", universitaire proefschriften, over zijn werk zijn verschenen, de laatste in juni 1961. DR. M. C. v. <3. PANNE Luc. Estang. Lc Bonlieur et le Salut. Uitg. Les Ed. du Seuil. P.S. Nadat bovenstaand arti kel was geschreven, kwam het I bericht los. dat de Académie Francaisc aan Estang voor het geheel van zijn werk als roman- I schrijver, dichter en kritlkus de I Grand Prix dc Littérature 1962 heeft toegekend, een officiële ratie dus van zijn letter- I d. P. De vier liefdes, door C. S. Le wis. Uitgave W. ten Have n.v., Amsterdam. Ongeveer een jaar geleden ga ven wij op deze pagina een vrij uitvoerige bespreking van het nieuwste boek van C. S. Lewis: „The Four Loves". Onder de titel „De vier liefdes", heeft uitgever Ten Have dit boek in het Neder lands laten vertalen en het uitge geven. Lewis beschrijft hierin vanuit eer. positief christelijk standpunt op vaak verrassende wijze „genegenheid", „vriend schap", „eros" of de zinnelijke liefde en „caritas". Met dat laat ste woord zijn we niet helemaal gelukkig. Het is o.i. een al te ge makkelijke vertaling van het En gelse „charity". Caritas heeft in het Nederlands al te zeer een be tekenis van liefdadigheid. Het on derwerp van het vierde hoofdstuk is eigenlijk die overweldigende fioddelijke liefde, waarbij verge- eken onze genegenheid, vriend schap en eros in het niet verzin ken. Wie dit boek leest, in het Engels of de overigens voortreffe- eigenlijk dat woord „liefde" zo geweldig is gedegenereerd. Het boek confronteert ons met wat echte liefde is en moet zijn en daarom bestaat het uit meer dan vier interessante essays. Lewis is per slot van rekening meer dan een goed schrijver. Hij is hier op nieuw een lekenprediker van het beste soort. About prints, door S. W. Hay- ter. Uitgave Oxford University Press, London, Amen House, Warwick Square. Dit Is zelf uitgegeven als een juweel van drukkunst een fraai verzorgde publicatie over de technieken die bij de druk voor artistieke doeleinden worden toe gepast. De schrijver Hayter be toont zich in dit boek een bij uit stek desikurKiige, zowel naar theo rie als praktijk. Bovendien is het boek bijzonder geslaagd geïllus treerd Voor de geïnteresseerden is het een duidelijke aanwinst. De rode paarden, door Mor ten Korch. Uit het Deens ver taald door M. J. Molanus-Stam- perius. Damlatereeks no. 4. Uit gave J. H. Gottmer, Haarlem. De rode paarden behoren tot de stoeterij van het landgoed Ene- kaer, dat door ziekte van eige naar Munk en wanbeheer van diens ondergeschikte Wilier wordt verwaarloosd. Ole, de zoon van een koopman die bij Munk een schuld te vereffenen heeft, offert zich voor zijn vader op en koopt het landgoed, waarbij hij de ver plichting op zieh neemt de hem onbekende, gehandicapte dochter Bente te huwen. Onder beheer van Ole komt het landgoed geleidelijk aan in bete re doen. Vooral de stoeterij, waar aan Bente en Ole hun beste krach ten geven (waardoor zij zich van hun groeiende liefde voor el kaar bewust worden) komt er glansrijk bovenop: de rode paar den draven weer op de renbanen in Charlottenrund en Stockholm, waar zij zelfs in de prijzen val len. Aan het geluk van Bente en Ole ontbreekt dan niets meer. Het verhaal biedt weinig ver rassende elementen, doch het is vlot en boeiend geschreven. Dc verschillende persoonlijkheden ko men aardig uit de verf en al neemt ook Korch zijn toevlucht tot het traditionele misverstand tussen de beide gelieven (zodat men de goede afloop wel kan be vroeden). de roman is toch niet van spanning ontbloot. bij het schrijven van deze boek jes zeer nauw verbonden was aan een deel van deze vakbeweging. Wij hebben echter nergens kun nen constateren, dat de schrijver zich aan eenzijdigheid is te bui len gegaan. De hele ontwikkeling van de pe riode van de gilden tot de mo derne vakbeweging passeert de revue. Elk der drie grote werkne- mersvakcentralen in Nederland krijgt uitvoerige aandacht. In het tweede deel komt met name het werk van de vakbeweging aan de orde en wordt gesproken over za ken als klassenstrijd, werksta king, c.a.o., onderlinge samenwer king. verhouding leiding-leden, de ongeorganiseerden, het internatio nale werk en de invloed van de vakbeweging. Waar de hele so ciale problematiek vooral in onze tijd zich in een bijzondere be langstelling mag verheugen, daar is het kennis nemen van de in houd van deze werkjes bijzonder instructief. De Nederlandse Vakbeweging deel I en II, door M. Ruppert. Uitgave De Erven F. Bohn N.V., Haarlem. Voor wie in kort bestek een goed beeld wil krijgen van de be langrijke ontwikkelingsgeschie denis van de Nederlandse vak beweging vindt in deze beide werkjes uitstekend materiaal. De schrijver zelf vraagt er begrip voor. dat hij niet helemaal ob jectief staat, omdat hij destijds Tochten in Midden- en Zuid- Frankrijk, en Tochten in Zwit serland en de Franse Alpen, door Th. Muller Alfeld. Uitgave G. J, A. Ruys, Amsterdam. Evenals in de vroeger reeds van zijn hand verschenen publica ties betoont ook in deze uilgaven de schrijver zich een waardevol cn nuttig gids, in staat om de toerist bij het reizen ln allerlei opzicht behulpzaam te zijn en hem de ogen te openen voor zo veel schoonheid die te genieten valt. Kennisneming van deze pu blikaties maakt de vakantie die in onze dagen immers tallozen voert tot ver over de grenzen van het eigen land tot een te gro ter genoegen. Tot beel wat wande lingen in fraaie omgeving worden we in deze boeken opgewekt. Mooie foto's en bruikbare kaart jes wisselen de tekst af. De ver taling is resp. van Cor Holst en R. van Onselcn. Kerk en Koninkrijk, door dr. C. H. Lindljer. Uitgave W. ten Have N.V., Amsterdam. De vraag naar de verhouding tussen kerk en Koninkrijk Gods heeft alle eeuwen door de theolo gen beziggehouden. En niet alleen de theologen, doch naast en met hen ook de eenvoudige gelovigen. Er zijn aanwijzingen, dat de ver houding tussen deze beide zal blijven behoren tot die onderwer pen waaromtrent ons kennen ten dele zal blijven. De Schriftgege- vens in een bepaald formule sa men te brengen, is ondoenlijk. Wat niet afdoet aan het gelovig besef, hier van doen te hebben met evenzovele kernpunten van het Evangelie. Zodat het begrij pelijk is, dat er altijd weer over wordt gestudeerd en gepeinsd on der een eerbiedig doornemen van de Bijbel. Wij achten het ons een voor recht, melding te mogen maken van een nieuwe verrijking, die do reeds omvangrijke literatuur over dit moeilijke onderwerp thans is ten deel gevallen, en wel door de verschijning van bovengenoemd boek. Als dagblad past er ons slechts een aankondiging, maar die vloeit ons dan ook met graag te uit de pen. Schriftonderzoek heeft dr. Lin- dijer gepaard aan grote belezen heid over dit onderwerp. Dc op vattingen omtrent de verhouding tussen kerk en Koninkrijk zijn ve le en velerlei en ze worden in de ze studie positief kritisch bezien. Niet zelden gaan zij mank aan een zekere eenzijdigheid, hetgeen niet betekent, dat zij niet op zich zelf waardevolle bijdragen kunnen leveren. Kritische kennisneming kan leid:n tot verheldering in eigen inzicht. Het is niet de minste verdiens te van dit boek. dat het geschre ven is in fen gemakkelijk toe gankelijke stijl. Bijzonder ge boeid heeft ons het slothoofdstuk, dat ons de betekenis van dc ver wachting van het Koninkrijk voor de kerk nabij brengt. In hc'. licht het Konr.krljk krijn* dc kerk nieuwe kijk op zichzelf cn op haar taak. Het hoofdstuk tevens het boek eindigt met het treffend gebed: „Leer uw kerk om op de juiste wijze om het Rijk te bidden, niet in verouder de. overspannen vormen, en ook niet in een verwereldlijkte vorm die waardeloos geworden is Leer uw kerk om ernst te maken met de boodschap van het Rijk".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 17