Het huwelijk van de
Hertog van Windsor
E
E
E
0)
0
K
0)
0)
Critici in het eigen kamp
Niet generaliseren s.v.p.
3
3
K
962
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 23 JUNI 1962
Kees
•dingen.
ftal bo-
Wacht
ihrijven
genoten
ijk dat
I, Zuid-
DE WERELD
25 JAAR
GELEDEN
door
G. PUCHINGER
..Verstandigheid is een eigenschap, die ik nooit bijzonder heb gewaardeerd,
hoe nuttig zij ook moge zijn".
KONING EDWARD VIII
(Zomer 1936)
„De enige moedige (of doe ik beter te zeggen: roekeloze?) eigenschap van me is» dat ik me
niet bekommer om gevolgen".
HERTOGIN VAN WINDSOR
„Een vrouw vertelt"
(Pag. 242)
Vijfentwintig jaar geleden
vond het huwelijk plaats van de
ïertog en de hertogin van Wind
sor. Het feit is deze maand in
de wereldpers niet of nauwe
lijks herdacht: een blijvende
wond aan beide zijden voor
kwam een verzoening tussen de
vroegere koning en het konink
lijke Groot-Brittannië, verergerd
door het feit dat geen van bei
de vergeten konden wat vijf
entwintig jaar geleden geschied
Ballingschap
Noch de Tweede Wereldoorlog,
noch het premierschap van Chur
chill (de meest loyale politieke
connectie van de hertog van
Windsor), noch de dood van ko
ning George VI en die van Konin
gin Mary in de vijftiger jaren,
noch het morganatisch huwelijk
van prinses Margret konden eni
ge verandering brengen in de po
sitie van de hertog en de herto-
Windsor. Een lot dat hij
bij zijn troonsafstand niet voor
zien en volgens zich zelf niet ver
diend had, trof hem: een constan
te ballingschap, die alleen maar
afgewisseld werd door een enkel
zeer kort bezoek aan Engeland,
waarbij slechts incidentele ont
moetingen met familieleden plaats
vonden. En bij zulke bezoe
ken ging de hertog dan nog steeds
alléén: zijn vrouw heeft nimmer
een stap gezet in énig koninklijk
paleis sinds zij zijn bruid werd.
Over dat alles heerst verbitte
ring bij de Windsors, maar de
Engelsen zien, ook waar het
probleem" van de hertog van
Windsor al meer tot het grijze
verleden behoort, geen reden
om ook maar iéts in zijn status
te wijzigen.
D- Hertog -n de Hertogin van
Windsor, gefotografeerd tijdens een
bezoek aan Palm Beach Florida
Mémoires
vaij
smul-
nichtje
Ga jij
bezoek!
inl
Hoe is
op je
teijden,
''gehad,i
l.i ,i ruin-
riendin-
dat jij
ent. Is
eens op
r £1;
j geecj
Ie sala-i
t feesi
est? I».
de re-|
al heel
largriel
Jullie!
Beiden, de hertog én de herto
gin van Windsor, publiceerden
hun mémoires, en in zeker op
zicht hebben ze er goed aan ge
daan: ze hebben ons zeer con
creet him opinies en overwegin
gen meegedeeld, en verborgen ons
niet onder schijn van woorden wat
ons nu werkelijk interesseert,
noch vertelden zij ons in eigen
woorden hetgeen wij reeds wisten.
Toch kunnen hun mémoires
geen goed hebben gedaan aan de
breuk met de koninklijke familie
in Engeland: beider mémoires
worden gekenmerkt door een
totaal gebrek aan begrp voor de
visie van het officiële Engeland;
en wanneer de hertog van Wind
sor één ding in zijn mémoires
bewezen heeft, is het dat hij totaal
ongeschikt was voor het koning
schap.
worden door begrip voor het
standpunt van de andere partij,
kan de conclusie na het lezen
van de mémoires van de herto
gin van Windsor niet anders
zijn dan, dat ze iedere verzoe
ning in de toekomst onmogelijk
gemaakt heeft.
,,De koning zal Londen niet ver
laten. Mijn dochters zouden niet
kunnen vertrekken zonder mij. En
ik zal de koning niet verlaten."
Beider mémoires geven niets
weer van de geest waarin konin
gin Elisabeth met bovenstaande
woorden in doodsgevaar stand
hield in het volbrengen van haar
plicht. De hertog en hertogin van
Windsor verdedigen uitsluitend
éigen verlangens en wensen, me
nende dat deze te passen waren
in het Britse koningschap, en zij
verdedigen hun levenskijk met
een overtuigdheid van een per
soonlijk betrokkene, en veroorde
len hun tegenstanders als mensen
die een geborneerde kijk hebben
op het hofleven. Nimmer hebben
zij begrepen wat de oude koningin
Mary in juli 1938 nog eens aan
haar zoon schreef: ,,Je scheen
niet in staat te zijn de zaak van
enig ander gezichtspunt te zien
dan vanuit het jouwe... Ik geloof
niet dat je je ooit de schok gerea
liseerd hebt waarin jouw houding
je familie en de natie heeft ge
nacht... Mijn gevoelens voor jou
ils je moeder blijven de zelf
de... Maar met dat al, gedurende
mijn gehele leven heb ik mijn va
derland boven alles gesteld, en
dat kan ik nu heel eenvoudig niet
meer veranderen!"
I deze conflicten betrokken partij-
I en en personen, maar vast staat
1 dat het gedrag der Windsors niét
verbaast vanwege hun vaste wil
1 om tot een huwelijk te komen.
1 maar wél vanwege hun verbazing
alle tegenstand die het plan
1 opriep.
Onze verbazing wekt het daar-
1 entegen op dat iemand, die in de
Victoriaanse aera is opgevoed,
irin de echtgenotes van konin-
5" en met de grootste zorgvul-
igheid werden gekozen en gewo-
gen, niet verstond dat mrs. Simp-
1 son niet alleen geen enkele aan
trekkelijkheid bezat vooor Groot-
Britannië als Koningin, maar dat
haar beoordeling als gescheiden
vrouw, die alleen geleefd had in
1 een oppervlakkig mondain socie-
ty-leven, van geen slecht maar
zeker ook geen cultureel of poli
tiek hoog gehalte, algeheel in
haar nadeel uitviel.
Enig begrip voor deze zwaar
wegende factor missen wij alge
heel, zowel in de mémoires van
de hertog als die van de hertogin.
I 7ouden zij dit begrepen hebben.
wellicht was het conflict voorko-
n, of hadden zij begrip be-
toond voor de tegenstand die in
I het koninkrijk en in feite in de
Eehele wereld ontstond tegen de
euze van koning Edward VIII.
Mrs. Simpson ontmoeten wij in
haar mémoires zeker niet als een
slechte vrouw, maar zij mist alle
hogere idealen, zij mist vóór al
les de adel die ook de eenvoudig
ste verwerft die verantwoordelijk
heid heeft gedragen, en het merk
waardige is dat zij de koning
al meer scheen te doen delen in
haar eigen levenssfeer, die ge
kenmerkt werd door een leven
conform eigen wensen en het af
schudden van maatschappelijke
verantwoordelijkheid. Men krijgt
de indruk uit beide mémoires dat
Mrs. Simpson meende dat de taak
van koningin vrijwel bestond uit
een publiek societyleven. zoals
zij dat de laatste twee jaar in het
geheim met de kroonprins en ko
ning had gedeeld. Zij kon ook nog
niet de woorden kennen van Ko
ningin Elisabeth, toen gedurende
Mei 1937
Mei 1937 was voor Groot-Britan-
nië een belangrijke maand: Ko
ning George VI en koningin Eli
sabeth werden in de West-Minster
Abbey te Londen gekroond, en
kort daarop trad de prime minis
ter Stanley Baldwin af, en werd
opgevolgd door Neville Chamber
lain.
In die zelfde maand vond, op
de 3e, de scheiding plaats van de
a s. echtgenote van de hertog van
Windsor van haar tweede echtge
noot Ernest Aldrich Simpson. De
hertogin van Windsor schreef la
ter in haar mémoires: „Aange
zien Davids broer echter op de
twaalfde mei zou worden ge
kroond. vonden we beiden, dat het
beter was ons huwelijk tot in ju
ni uit te stellen!" (pag. 323).
Maat wat de hertog van Wind
sor gehoopt of gewenst mocht
hebben, de spanningen met het
Engelse hof weken niet. De .Sun
day-Referee" meldde dat 's Her-
togs jongste broer, de hertog van
Kent, en hun zuster, de princess
royal, tegenwoordig zouden zijn
bij de huwelijksvoltrekking even
als de vermaarde Engelse staats
lieden Winston Churchill en Lloyd
George en Lord en Lady Mount-
batten.
Maar niets daarvan, geen énke
le gast van koninklijke bloede
woonde het huwelijksfeest als ge
tuige of gast bij, en geen enke
le figuur van naam en formaat
vereerde zijn gewezen koning met
zijn tegenwoordigheid. Vast aan
eengesloten bleef Engeland staan
in zijn afwijzing van de daad des
konings.
Slechts George Ladbrook, de
chauffeur van de hertog, die
reeds 18 jaar in dienst was, en
zijn zoontje, dat petekind van de
hertog was. woonde uit de oude
vertrouwde personeelskring het
huwelijksfeest bij. Het was deze
chauffeur die de bru:d in decem
ber 1936 geholpen had bij het naar
Frankrijk reizen, terwijl Enge
land gedurende de koningscrisis
in brand stond.
Verrassingen
Een onaangename verrassing
wachtte de hertog voor zijn hu
welijksdag.
De onaangename was de Ko
ninklijke mededeling op 28 mei
dat noch zijn a.s. vrouw noch zijn
kinderen de titel Koninklijke
Hoogheid mochten voeren. Wel
was het zijn vrouw toegestaan de
hertogstitel te dragen maar haar
eventuele kinderen zouden niet
als koningskinderen bejegend mo
gen worden.
De Hertogin van Windsor be
schrijft ons in haar mémoires
hoe Edward het bericht ontving:
David hoopte, dat zijn familie
een minder stroeve houding zou
aannemen. zodra de kroning
maar eenmaal voorbij was, en
dat althans enkele leden daarvan
tegenwoordig zouden zijn bij de
huwelijkssluiting.
Maar er hing hem alweer een
we süae boven het hoofd, en wel
een die bijzonder vernederend
was voor hem. Sir Ulick Alexan
der, zijn voormalige Keeper of
the Privy Purse en een trornv
vriend van hem, belde David op
om hem te vertellen, dai Walter
Monckton naar de bruiloft kwam
en een brief van de koning mee
bracht, waarin ,,niet veel goeds"
stond als ik me de woorden
wel herinner. In deze brief deel
de de Koning mede, dat de eer-
ste-ministers van Engeland en de
Dominions als hun mening te
kennen hadden gegeven, dat Da
vid door afstand te doen van de
troon, ook afstand had gedaan
van zijn koninklijke titels. Aan
gezien hij niet meer voor opvol
ging in aanmerking kwam, had
hij volgens de Koning verder
ook het recht op de titel „Konink
lijke Hoogheid" verloren.
Maar de Koning wilde hem in
het genot daarvan laten en maak
te hem dientengevolge opnieuw
tot Z.K.H. Hij voegde er evenwel
aan toe, dat hij op grond van de
Letters Patent van Koningin Vic
toria niet bevoegd was deze titel
ook uit te breiden tot zijn vrouw.
De Koning besloot met de hoop
uit te spreken, dat deze pijnlijke
stap, waartoe hij genoodzaakt
was geweest, niet als een „bele
diging" zou worden opgevat. Da
vid zou voortaan Zijne Koninklij
ke Hoogheid de Hertog van Wind
sor heten, terwijl ik alleen maar
de hertogin van Windsor zou zijn.
Dit besluit kwam er op neer, dat
men het mij in strijd met elke
traditie onmogelijk maakte mijn
plaats naast mijn koninklijke
echtgenoot in te nemen, terwijl
ook aan de eventuele nakomelin
gen uit ons huwelijk deze titel
werd onthouden.
David was woedend over deze
brie! Hij riep uit: ..Ik ken Ber
tie ik weet, dat hij deze brief
niet op eigen initiatief had kun
nen schrijven. Waarom doen zij
mij dat in Gods naam op dit
ogenblik aan?"
Het gemaakte verschil tussen
ons beiden kwam mij niet bijzon
der belangrijk voor. Maar niets
in heel de nasleep van de troon
afstand heeft David meer ge
griefd dan deze nodeloze hatelijk
heid.... Hij kon het niet over zijn
hart verkrijgen zijn broer de
schuld te geven, daar deze. zoals
hij wist. voor een krachtige druk
was bezweken. Maar dit optre
den had todh een latere verkoe
ling tussen beiden ten gevolge.
Het is een open vraag, of het op
treden van de Koning op dit punt
juridisch gerechtvaardigd was
In ieder geval is deze slagboom
een feit, en zolang dat het geval
is. zal David nimmer tot een ver
zoening bereid zijn." (pag. 325-
326)
Van geheel andere aard was
het verrassende feit dat vlak
voor de huwelijksdag bekend
werd dat één geestelijke van de
Engelse kerk. op eigen initiatief,
bereid was het huwelijk van Ed
ward kerkelijk in te zegenen, hoe
wel hij huwde met een geschei
den vrouw.
Anderson Jardine, die conform
het Anglicaanse kerkrecht niet
gerechtigd was dit huwelijk te
voltrekken, ontving direct na zijn
aankomst in Frankrijk van de
bisschop van Durham het volgen
de telegram: ,,U bezit geen epis
copale vergunning of toestem
ming om de hertog van Windsor
en mevrouw Simpson in de echt
te verenigen. Aangezien uw ver
gunning is ingetrokken, bent u
niet bevoegd en niet in staat, dit
huwelijk op wettige wijze in te
zegenen".
Bishop Fulham. die verantwoor
delijk xs voor de Anglicaanse
Kerk op het vasteland van Noord
en Centraal Europa, publiceerde
nog tevens de volgende verkla-
ring: „Indien het waar is dat de
eerwaarde heer Anderson Jardi
ne op zich heeft genomen het
kerkelijke huwelijk van de Her
tog van Windsor in te zegenen,
dan wenst Bisschop Fulham, on
der wiens jurisdictie de gehele
Anglicaanse Kerk in Frankrijk
valt, te verklaren, dat deze pries
ter hiertoe overgaat, zonder dat
de bisschop daarin heeft toege
stemd, of er zelfs iets van weet".
Aan de Europese journalisten
verklaarde de geestelijke na zijn
aankomst in Frankrijk, dat hij
uit eigen beweging, en „slechts
gehoor gevend aan de stem van
zijn geweten" de hertog van
Windsor had aangeboden zijn hu
welijk kerkelijk in te zegenen.
De hertogin van Windsor
schreef over deze gebeurtenis in
haar mémoires: „Toen gebeurde
er iets prettigs. Herman ontving
een brief van de predikant van de
St. Paul te Darlington, ds. R.
Anderson Jardine, die aanbood
om naar Frankrijk te komen ten
einde ons huwelijk te voltrekken.
David was in de wolken en belde
George Allen in Londen op om
hem te verzoeken, contact op te
nemen met deze geestelijke, en
indien George een gunstige in
druk van hem kreeg, meteen de
nodige maatregelen te treffen, op
dat ds. Jardine naar Candé zou
kunnen komen. De dag voor de
bruiloft arriveerde hij daar. Naar
uiterlijk en wijze van optreden
scheen het een typische platte
landsdominee te zijn. Ik vond het
nogal dapper van hem om een
schrobbering van zijn bisschop te
riskeren door ons te trouwen. Da
vid en ik ontvingen hem dan ook
dankbaar als een man Gods",
(pag. 324)
Het is merkwaardig dat ook uit
dit voorval blijkt dat de Windsors
nimmer enig begrip hebben ge
had voor regels en mores, mits
alles slechts liep gelijk zij het
wensten. Dat ds. Jardine niet al
leen ongehoorzaam aan zijn bis
schop was, maar ook het Engelse
kerkrecht overtrad, was iets dat
bij de Windsors niet scheen te tel
len. Een merkwaardige houding
voor de hertog, die eens de voor
naamste „wethouder" van Enge
land was geweest, en voor de
hertogin van Windsor, die meende
dat zij geschikt zou zijn geweest
om als koningin van Engeland op
te treden!
Huwelijksdag
Op dinsdag 18 mei was het con
tract der huwelijkse voorwaarden
opgemaakt, gebaseerd op de
scheiding der goederen. Op don
derdag 3 juni, op een stralende
zomerdag, vod op Chateau de
Candé te Monts de huwelijks
plechtigheid plaats van de hertog
van Windsor, eens koning Ed
ward VIII van Engeland.
Eén dag stond het 1485 inwo
ners tellende Franse dorp in het
centrum der wereldbelangstel
ling. De weinige hotels waren
propvol met buitenlanders, die
echter weinig van de huwelijks
plechtigheid konden meemaken,
want de dag van het huwelijk
waren de toegangswegen tot het
kasteel over een breedte van 10
km afgesloten.
De huwelijkssluiting was voor
de inwoners van het doip echter
een geweldige gebeurtenis. Over
al in het dorp Monts stak men de
Op de morgen van de huwe
lijksdag ontving het bruidspaar
niet minder dan 20.000 brieven.
En dat waar het dorpje slechts 1
postbode en 1 hulppostbode ken
de. Zij hadden reeds 16 uur ex
tra moeten werken voor de ver
zending van de zeer vele huwe-
lijkskaarten die de hertog had
verstuurd.
Naast enkele genodigden woon
den slechts de leden van het kas-
teclpersoneel de huwelijksplech
tigheid bij. Het huwelijk werd op
donderdagmorgen 11.45 voltrok-
Het aantal l.o.-leerkrachten, dat op het stuk tan Peter Smid: ,JHet probleem van de
onderwijzer cn de normale mens" heeft gereageerd is zó groot, dat we A beslist niet alle
brieven kunnen meenemen, B uil de vele post dus regels moeten lichten en C er zelf bij
inschieten, omdat er geen punt komma aan uit krantenpapier meer voor de ruimteredac
tie overblijft. Geen „Ruimte voor om" dus deze ueek, temeer daar we voor de Jou-af-
deling" een vrij lang stuk binnenkregen, dal we toch in z'n geheel wilden meenemen.
Eerst echter het woord aan de schrijvende onderwijzers in:
W I
ken door de burgemeester van
Monts. die tevens de arts van het
dorp was, de heer Mercier.
De muziekzaal van het kasteel
was in een kapel herschapen, en
hierheen togen, na de huwelijks
voltrekking door de burgemees
ter, het bruidspaar met zijn gas
ten om 12 uur, waar ds. Jardine
het huwelijk kerkelijk bevestigde.
De hertog was in jacquet gekleed
de bruid in het blauw.
Voor de hertog trad majoor
Metcalfe als getuige op. voor de
bruid fungeerde Mr. Rogers als
getuige.
Daarna vierde men met cham
pagne en gebak 's middags het
huwelijksfeest. De Franse minis
ter-president Léon Blum zond een
schitterende bloemenmand.
Om 6.15 vertrok het bruidspaar
die middag via Venetië naar
Oostenrijk, naar kasteel Wasser-
leonburg.
De hertogin van Windsor
schreef over deze dag in haar
mémoires slechts het volgende:
„Qp
schorlc mij ten huwelijk,
moet een ontzaglijk gevoel
opluchting voor hem zijn geweest,
dat hij de verantwoordelijkheid
voor mij aan een ander kon over
dragen. Hier wil ik er alleen van
zeggen, dat het een ogenlblik van
opperst geluk was. Alles wat ik
had doorgemaakt en geleden, was
vergeten", (pag. 328)
Blijvende strijd
Maar reeds tijdens de huwe
lijksreis kwamen de overwegin
gen inzake al wat tot deze dag
geleld had. De hertogin merkt
hierover in haar mémoires op:
„Slechts één ding wierp een scha
duw over ons geluk. Nadat de
eerste vreugderoes van het weer
samenzijn en elkaar ontdekken
voorbij was, vervielen we onver
mijdelijk in nabetrachtingen over
de gebeurtenissen, die tot de
troonsafstand hadden geleid. Ik
veronderstel dat het zo wel zal
rijn gegaan met alle paren, die
een hevige crisis hebben moeten
doormaken. „Had ik maar dit ge
daan en als jij dat maar had
gedaan wanneer ik maar had
geweten...." Dat eindeloze steeds
opnieuw doorleven van een on
herroepelijk verleden werd bijna
tot een obsessie, tot David op een
avond wanhopig zei: „Schat,
wanneer we op deze manier
voortgaan, zullen we het nooit
eens worden. Laten we er dus lie
ver maar een streep onder zet
ten". We beloofden elkaar plech
tig nooit weer over de troonsaf
stand te zullen beginnen en we
hebben het tot op de dag van
heden ook niet meer gedaan",
(pag. 327)
Engeland, het hof en het kabi
net bleven inmiddels voor goed
afwijzend staan tegenover het hu
welijk van de hèrtog van Wind
sor.
Ook in Engelands moeilijkste
jaar, in 1940, toen de hertog en
zijn vrouw in Spanje strandden,
en zij hoopten dat Engeland ver
geten en vergeven zou. vooral nu
Winston Churchill aan de rege
ring was, bleek er geen verande
ring mogelijk in de houding je
gens het hertogelijk paar.
De hertog van Windsor bood
Churchill zijn diensten aan, maar
vroeg tevens zijn volle rechten op
als koninklijke Prins, alsmede
een gelijkwaardige positie van
zijn vrouw in het Engelse publle-
Hij eiste op dat moment dat
koning George VI, al was het
slechts één keer, ook de hertogin
van Windsor ten hove zou ontvan
gen.
Maar men weigerde pertinent.
Men bood de hertog het gouver
neurschap aan van de Bahama-
eilanden, ver weg van Londen en
het Hof. Maar zonder enige ont
vangst ten hove vooraf. De posi
tie werd aanvaard, maar toen hij
later een andere, meer centrale
post vroeg, bood men hem de
Bermuda-eilanden aan, een ge
bied dat evenzeer was gelegen in
een uithoek van het Britse Em
pire. De hertog wees deze nieuwe
functie af.
De hertog mocht in de vijftiger
jaren als broer en zoon zijn
plaats innemen in de begrafenis
stoet van koning George VI en
koningin Mary, maar standvastig
bleef Engeland in zijn afwijzing
van de hertogin.
En zo is het tot op vandaag ge
bleven
Ambteloos bleef de hertog over
de wijde wereld rondzwerven met
zijn vrouw, zoekende naar er
kenning van zijn positie, een er
kenning echter die hem niet ge
schonken werd. omdat hij en zijn
vrouw weigerden te veretaan wel
ke de gevoelens waren die men
in Engeland koesterde en bleef
koesteren jegens de vrouw die
met haar huwelijk aan Groot-
Brittannië zijn koning had ontno-
Nu. na vijfentwintig jaren, nu
een nieuwe generatie over Enge
land regeert, is hij de ballirvg go-
bleven: en nu de hardwerkende
koning George VI is heengegaan,
die op zo nobele wijze de plaats
van Edward VHI innam, schijnt
ia.
het trotse
onmogelijker dan ooit.
Het hoofd van de Herv. School in Stel
lendam, de heer D. J. Minderhoud, vindt
dat Peter niet mag generaliseren. Natuur
lijk zullen de onderwijzers-typen, zoals ze
ln de krant gestalte hebben gekregen, nog
bestaan. De onderwijzer van vandaag is
echter iemand die zijn taak met liefde
verricht. Hij staat niet meer boven, maar
naast zijn pupillen. Ten slotte wenst hij
Peter geluk toe met zijn „normaal" zijn.
„Dacht je dat wij altijd precies weten
waar Giethoorn ligt, hoeveel liter water
er in een bak van lxlxl meter gaat,
hoe deze vogel en die plant heet? Nee,
dat weten we heus niet allemaal. Maar
wél weet de onderwijzer van nü iets van
muziek, tekenen, creatief spel en het sa
menstellen van leerstofkernen. De mees
ters die als „rotsblokken van kennis en
overwicht" ter kerke schrijden, al glim
lachjes en hoofdknikjes ten beste gevend,
is het uitstervende ras der schoolmees
ters; dat der onderwijzers is echter in de
meerderheid", schrijft Ad van den Berg,
die (uiteraard) onderwijzer is en in Wer
kendam woont. Hij verzoekt Peter Smid
beleefd doch dringend dit verschil tussen
meester en onderwijzer niet te verwaar
lozen. Hij verzoekt het zelfs de ruimte-re-
daktie, waarbij we even willen aanteke
nen dat „Ruimte voor jou" volledig voor
de verantwoording komt van de „jou",
die in deze hoek zijn of haar mening
mag zeggen!
Uit Den Haag komt van Koos Alkema
(23 jaar) o.m. de opmerking dat hij het
misselijk vindt dat, wanneer een aantal
studenten eens een minder geslaagde grap
uithaalt, er mensen zijn die dan direkt
spreken van „die studenten". Dat een
jong student als Smid zo „eng-hartig"
over de onderwijzers meende te moeten
schrijven, had de heer Alkema niet ver
wacht. Peter moet overigens wel uit een
begaafd geslacht komen als zijn jongere
broer net van de lagere school nu
al zijn „memoires" bijhoudt. „Zouden het
niet de memoires van je grootvader zijn
geweest?" wordt gevraagd aan Peter, die
volgens deze briefschrijver wellicht wat
moeilijk uit zijn puberteit kan komen.
Koos Alkema roept hem wat dit laatste
betreft bemoedigend toe dat het met moed
houden vast wel lukken zal.
Een ge pensionnee rd schoolhoofd, dc heer
T. Tij nistra uit Lelden neemt het wel
héél hoog op. Hij vindt Peters brief een
onze kant. „Een stukje
mertijd? U moet wel
uw hoofd hebben
de komkom-
komkommersap in
dit te durven plaat-
lichten we uit déze brief. (Zoals
reeds gezegd blijft ruimte voor jou
dc verantwoording van de jou. in dit ge
val Peter Smid, die deze hoek vult!).
De heer J. G. C. H.. de heer E. J. de
Boer en de heer W. Bos, belden te Voor
burg, een onderwijzeres uit Rotterdam,
Nanneke Roest uit Leiderdorp (kleuter
leidster), én de ongeveer vijftien andere
schrijvende onderwijzers kunnen we (he
laas) niet meer aan het woord laten. Sa
menvattend zouden we willen zeggen, dat
men als één blok de onderwijzer anno
1962 een heel andere figuur vindt dan de
meester van vroeger en dat Peter
wordt beschouwd als een student die on
danks zijn nog jeugdige leeftijd blijkbaar
jaren achterloopt. Waarmee Peter het zo
gezegd kan doen en waarmee wij de zaak
dan maar willen afsluiten. Wie hierna
nog dringend iets wil zeggen.... hij of zij
kennen ons adres!
DE EEUWIGE VROUW (2)
Nog even een paar regels over de
„eeuwige vrouw", die ons altijd maar
weer glimlachend vanaf de advertentiepa
gina's er toe wil bewegen vooral dit of
dat toch te kopen (ruimtereacties van
twee weken geleden). Wel, ook de heer
D. M. Biesheuvel uit Hoogvliet is niet
van deze dame gecharmeerd. Om door
middel van sex z'n waren aan te prijzen
vindt hij niet alleen zo-zo, maar ook veel
te Amerikaans. Wat ons (al gegeven)
antwoord op dit probleem betreft; zó on
vriendelijk zijn we toch niet geweest,
mijnheer Biesheuvel?
tussen het bniidS'
paar van vijfentwintig jaar gelc-
Britse Empire
Voorlopigzonder commentaar onzer
zijds een stuk van Leonard F. Mak, dat
naar ons gevoel roept om uw en jouw
éérlijke mening over het probleem, dat
hij hier aansnijdt onder de titel:
<A
0)
t
Enige tijd geleden wijdde drs. G. Pu-
chinger in zijn artikelenserie „De wereld
25 jaar geleden" in dit blad een beschou
wing aan de polemist E. du Perron. Wat
daarbij vooral opviel, was dat Puchinger
een objectief beeld gaf van Du Perrons
betekenis voor onze letterkunde, objectief,
in zoverre hij niet de banvloek over Du
Perron uitsprak, door hem in het hoekje
van de niet-christelijke en dus verwerpelij
ke auteurs te drukken. Hij ging zelfs zover
zijn lieve lezers zonder verder commentaar
mee te delen dat Du Perron atheïst was.
Wellicht dat de tijdsduur, die sinds Du
Perrons optreden verstreken is, op het be
trachten van deze objectiviteit van invloed
is geweest, in ieder geval verdient Puchin-
gers plausibele houding in dezen navol
ging bij hen die zich geroepen voelen in
een krant die onder een christelijke vlag
vaart, contemporaine literatuur te beoorde
len. Te vaak nog wordt door deze recen
senten een uit literair oogpunt gezien on
aanvaardbaar criterium gesteld, nl. de
overweging of het besproken werk een al
dan niet christelijke en dan liefst ortho
dox-christelijke geest ademt. Het is het
goed recht van een christelijke krant en
men zou zelfs kunnen verdedigen dat het
haar taak is om de lezer erop te wijzen
dat „het geestelijke huis van het christe
lijke westen wordt gesloopt", zoals C.
Rijnsdorp onlangs deed of men het daar
nu mee eens is of niet maar om een
literair werk af te wijzen op grond van het
feit dat het niet in het vakje „christelijke
lectuur" past, is op zijn zachtst uitgedrukt
wel wat vreemd. Dat sommige recer
ten deze maatstaf echter nog steeds
Alfred
Koaamanns jongste roman „De Misdaad'.
Aan het feit dat hij daarbij een bespre
king van Prisma's Vreemde-woordenboek
betrok, wat nog vreemder is dan Prisma's
woordenboek, gaan we voorbij. Waar het
hier om gaat. is nl. dat Risseeuw deze ro
man verwerpt, omdat er een realisme uit
zou spreken, dat met de Bijbel niet in
overeenstemming is te brengen. Dit rea
lisme is in het onderhavige geval de be
schrijving van een masochist. „Wat", zo
vraagt Risseeuw zich af. „kunnen auteurs
als Kossmann ons na de Bijbel nog voor
nieuws vertellen over het menselijk te
kort?" En hij geeft zelf het antwoord al:
..Bitter weinig". „Maar wat", zo vragen
wij ons op onze beurt af, „willen recensen
ten als Risseeuw na de Bijbel dan nog voor
nieuws horen over het menselijk tekort?"
Risseeuw behoorde te weten dat de Bijbel
voldoende uitsluitsel geeft over het mense
lijk tekort en dat er in dit opzicht niet bit
ter weinig, maar zelfs helemaal niets
nieuws te vertellen ls. Kossmann kan dus
wel ophouden met schrijven en niet alleen
kiest, want met de Bijbel in de hand we
ten we al genoeg. Kennelijk heeft de heer
Risseeuw over het hoofd gezien dat het
waarschijnlijk helemaal niet in de bedoe
ling van Kossmann lag om iets nieuws te
vertellen in de zin zoals bv. een krant dat
doet. De schrijver heeft een probleem ge
steld en dat op zijn wijze uitgewerkt; aan
de criticus is de taak om te bepalen of hij
daarin op bevredigende wijze is geslaagd,
niet om na te gaan of de auteur iets ver
teld heeft waarover de Bijbel hem in het
onzekere liet. Te veronderstellen dat een
schrijver daartoe in staat zou zijn, achten
wij niet bijzonder christelijk.
Om misverstanden te voorkomen zij er
met nadruk op gewezen dat Risseeuw in
zijn negatief oordeel over „Dc Misdaad"
bepaald niet alleen staat Deze regels zijn
ook niet als een apologie bedoeld. De be
doeling ervan is slechts om aan te tonen
dat de grond waarop sommige protestantse
recensenten een roman afwijzen, geen al
gemene geldigheid bezit. Ongewild werken
zij er daardoor misschien wel aan mee
dat literatuur, door protestanten geschre
ven, naar objectieve normen beoordeeld be
neden de maat blijft Dat met name jon
geren. zoals Risseeuw met leedwezen con
stateert. het genre literatuur als door Koss
mann bedreven, als toonaangevend be
schouwen, is niet zo verwonderlijk indien
men bedenkt dat door protestantse schrij
vers geen alternatief op gelijkwaardig ni
veau wordt gesteld.
Samenvattend kunnen wij stellen dat wij
met betrekking tot de toekomst van de pro
testantse literatuur weinig hoopvol gestemd
zijn, zolang de critici in het eigen kamp
de ogen gesloten houden voor het feit dat
Alfred Kossmann. ondanks het mislukken
van zijn Jongste roman, een belangrijker
schrijver is dan verschillende anderen uit
wat we de „erkende" reeksen zullen noe
men. En bij de mogelijkheid dat zij dit
over 25 jaar wel zullen inzien, zijn wij nu
niet gebaat
LEONARD F. MAK