EEN JAAR, NIET VAN DE MENS ALLEEN Éi ti reed; rangen de a a inkomt zouden RDEN AGE. ■vestig*) beka ;uwja ïnigir lOUt missaij ZEE 1962 g 191 DOI Veei TF7EER is het Oudejaar. Het zal wel schijn zijrt, dat de jaren steeds korter worden, maar een sterke sohijn is het niettemin. De jaren worden steeds ge concentreerder, steeds gevulder, de gebeurtenissen volgen elkaar steeds sneller op, en daarmede lijken de jaren korter. Niet maar dat er méér gebeurt, doch de mens van vandaag weet het ook spoediger. Tal van inlichtingendiensten staan tot zijn beschikking de krant, de radio, de televisie en samen en in vereni ging beijveren ze zich, hem zo kort als mogelijk is onkundig te houden. De afstand tussen het gebeuren zelf en het ogenblik waarop het te onzer kennis komt, is vrijwel uiterst klein geworden, indien hij al niet geheel is overbrugd en wij allen niet metterdaad oog- en oorgetuigen geworden zijn. Geen wonder dan, dat het jaar meer en meer het karakter krijgt van een samenballing te zijn van velerlei wederwaardigheden. Niet dat het jaar zelf daardoor aan overzichtelijk heid wint. Integendeel, behalve dat het zich kenmerkt door geconcentreerdheid aan gebeurtenissen, kenmerkt het zich niet minder door ingewikkeldheid en verward heid. Het is moeilijk leven in deze eeuw. Dit zal men in elke eeuw wel van de eigen tijd hebben gezegd, maar het komt ons voor, dat er in deze eeuw bijzondere reden toe is. Een jaar valt ook niet gemakkelijk meer te typeren. Nog herinneren we er een van enkele jaren terug. Het leek een jaar van verwachting te mogen heten. Er werd gewaagd van dooi in de internationale betrekkingen en belangrijke besprekingen tussen de grootsten der aarde waren er in het verschiet. Aller- wege was er hoop. Maar daaraan werd toen de bodem ingeslagen. En indien men het daarop volgende jaar een naam had willen geven, dan had men het kunnen betitelen als dat van teleurstelling. Wat moeten we met het jaar dat we thans aan het afsluiten zijn? Men zou het maar dat geldt voor alle jaren kunnen aar duiden als een jaar van de men selijke onvolkomenheden. Welk een moeite bijvoor beeld heeft ook in dit jaar de mens gehad om zijn medemens te vinden. De ontmoeting staat in onze tijd hoog genoteerd en men maakt haar zelfs tot voorwerp van dure studies. Maar zou het niet zijn, omdat er een grote maar onvervulde begeerte naar ontmoeting bestaat en omdat er in wezen zo weinig terecht komt? Er zijn weer muren opgetrokken, dit jaar, en niet alleen dwars door Berlijn, hoewel dat wel een bijzonder sprekend voorbeeld is. Afstand scheppen kunnen we, maar kunnen we ook iets bewerken van harmonie, van eenheid en eensgezindheid? Weten we ook deze afstan den te overbruggen? Ook buiten Berlijn was het al moeilijk genoeg om elkaar te vinden. Denk om een ander, ons zeer toe sprekend voorbeeld te noemen aan Nieuw-Guinea. Nóg staan Indonesië en Nederland onverzoend tegen over elkaar en het is allerminst in een geest van broe derschap dat zij samen het nieuwe jaar ingaan. TT'EN menselijk jaar van menselijke tekortkomingen. Het verlangen naar bestendiging van de vrede was te vuriger naarmate de vrede zelf meer werd be dreigd. Aan dreigementen heeft het inderdaad niet ontbroken. Chroesjtsjef liet een lange reeks van kern bommen tot ontploffing komen als om aan zijn wrevel- achtige stemming meer kracht bij te zetten. En zelfs een man als Nehroe, tot wie vele miljoenen steeds - hadden opgezien als tot een symbool van vreedzaam beraad, betrad de weg van het geweld. Wekt het geen schijn, alsof bestendiging van de vrede nog alleen te bereiken is met zwichten voor de macht? De vrede is bewaard, maar het recht, ook het recht tussen de volken, boette in aan gezag. Toch zal ook de vrede op het recht gefundeerd moeten zijn. Zal in het nieuwe jaar het recht aan waarde kunnen winnen? Het voorbije jaar was zo wel een menselijk jaar, ook en misschien juist in alle pogen om zich even van de aarde te verheffen in wat wel overtrokken overigens ruimtevaart wordt geheten. Desondanks komen we met al onze menselijke betrekkelijkheden van de aarde niet les. Of was er menselijker in de zin van aardser getuigenis mogelijk dan toen ruimtevaarder Gagarin het grootste moment uit zijn leven dat noemde waarop hij lid was geworden van de communistische partij? Met menselijke onvolkomenheid werd het mensdom zelf wel zeer geconfronteerd in het proces dat in ditzelfde jaar werd gevoerd tegen de mens Eichmann. Hij was het bewijs, wat de mens kan worden als deze in zijn onvolkomenheid zich stort in het systeem en daarin zichzelf verliest en óndergaat. Hij was een barre herinnering aan jaren die we trachten te ver geten, en heel zijn wezen was een waarschuwing, hoe diep de mens dalen kan, wanneer l\et leven ontworteld raakt en leeg wordt aan waarden. Een snel vervlogen jaar dus en niet een dat zich ge makkelijk zal vastzetten in ons geheugen. Een jaar dat we nu samen als mensheid gaan afsluiten, samen en gemeenschappelijk, waar we ook wonen, aan deze dan wel aan gene zijde van de Berlijnse muur en van het ijzeren gordijn, in Washington zowel als Moskou, in Djakarta als in Den Haag, in Elisabethstad als in Goa, ja waar al niet. Dit jaar was ons allen geschonken als een gemeenschappelijk bezit, opdat we het ook samen zouden vullen met onze mogelijkheden en onze kansen, met onze verantwoordelijkheden en onze vermogens. Het resultaat moet, nu we het ook gemeenschappelijk gaan beëindigen, wel bescheiden heten. HET heeft geen zin om van dit resultaat op te geven. We weten beter. En enig zelfinkeer, zo bij het naderen van het einde, mag niet overbodig heten. Ook daarom omdat ook nu de afsluiting gevolgd gaat wor den door een nieuw begin. Niet dat er reden is, van het nieuwe jaar méér en beter te verwachten. Ook dat wordt een menselijk jaar, vol van menselijke betrekke lijkheid. Maar juist daarom ligt de noodzaak van be zinning voor de hand en is bereidheid geboden om van de mens zelf af te zien, God zij dank, dit laatste is mogelijk. Want hoe men selijk het jaar, elk jaar moge zijn, hoe ontmoedigend vol van menselijke onvolkomenheid, het is tegelijk anders en méér. Elk jaar blijft een geschenk van de Heer die de eeuwigheid in Zijn hand houdt en ons als mensen daaruit telkens de spanne van een jaar toemeet. Het is niet alleen het jaar van de mens, in diepere zin nog is het Zijn jaar, het jaar des Heren. Als zodanig mag elk jaar heten, welk etiket het ook krijgt opgedrukt van de geschiedschrijver en hoezeer wij ook geneigd zijn het te noemen een jaar van tekort koming en hoezeer we begeren het spoedig te laten opgaan in de vergetelheid. Dit laatste dan echter alleen als zijnde een jaar waarin we mogelijkheden niet hebben benut en kansen hebben gemist of zelfs bedorven. Elk jaar is een jaar dat God ons schenkt, en zoals Hij ons rekenschap vraagt, wat we, als mensheid en ieder onzer voor zich, met dit jaargeschenk hebben gedaan, zo ook mogen we tot Hem naderen met al ons menselijk tekort. Naderen tot Hém? Maar dan toch, omdat Hij eerst is afgedaald tot óns. We hebben immers het Kerstfeest geviefd, het feest van de afdaling van God in onze tijd, de tijd, die tegelijk Zijn tijd is, afdaling in onze aardse aarde en in ons onvolkomen en twijfelmoedig hart. God heeft de tijd genomen, dezelfde tijd van onze gemiste mogelijkheden en kansen, om tot ons te komen, naast ons te gaan staan, bij onze opgetrokken muren en bij onze omvergeworpen conferentietafels, en om ons zo uitzicht te bieden waar de einders zich voor ons schenen te sluiten. /"^EZIEN van het platte vlak van deze wereld blijft alles even gebrekkig, zoals het was in 1961 en zoals het ook in 1962 blijven zal. Maar voor wie de tijd overkoepeld ziet door de eeuwigheid is er niettemin perspectief en komt er ook in het leven een nieuwe dimensie Moeilijk blijft het om de medemens te vinden. Het is nog altijd gemakkelijker om muren op te trekken dan om ze te slechten. Het zal ook in 1962 aan dreigementen niet ontbreken en we zullen nog lang vrede moeten noemen wat daarmee slechts de uiterlijke kenmerken gemeen heeft en misschien niet eens dié. Maar voor wie ziet is toch alles anders, is het, be halve een menselijk jaar, ook een jaar des Heren, het jaar van het Kerstfeest, een jaar van herstelde ver bindingen, in een wereld waarin daarom ook de ont moeting met de medemens mogelijk blijft, waarin nederigheid mogelijk is en de verzoening en het gebed als de hoogste vormen van gemeenschap. Dit geeft moed om, ook na de tekortkomingen in het oude, het nieuwe jaar tegemoet en in te gaan. Immers, alléén gaan we dan niet, ons geleidt des Heren hand. Oudejaar sbijlage 1961 Nieuwe Leidsche Courant

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 15