Twee vreemde mannen kwamen
in de vroege morgen
Een gezellige wedstrijd
mei mooie prijzen
6
KERSTBIJ LAGE 1961
6
HET GEBEURDE IN DE HONGERWINTER VAN 1944:
#,PJm Pim word eens wekker. Vooruit, jong, 't is tijd De jongen in het ruw
houten getimmerte, dat als ledikant dienst deed, lichtte het hoofd van het kussen en keek door zijn
oogleden heel even naar de man, die hem bij de schouder heen en weer schudde. Dan liet
hij zijn hoofd weer op het kussen ploffen. Slapen wilde hij, alleen maar slapen. Maar weer
was er de stem, wat dringender nu: „Vooruit Pim, schiet op. We moeten over een half uur klaar
zijn - -
De twee mannen waren wat
achteraf blijven staan.
„Nodig je ons helemaal niet uit
in je buitenverblijf?", vroeg Thijs,
„ik vind het hier maar bar koud
en die twee jongens zullen het
ook niet zo heel erg
heb-
Pim van der
Wal schoot over
eind en was nu in
eens wakker. Hij
wreef door zijn
blonde haardos en
ging op de rand
van het bed zitten.
»Hoe laat is het?"
▼roeg hij.
„Over halfzes",
antwoordde zijn
vader, „en Je weet,
dat we om zes
uur kant en klaar
moeten zijn. Je
sliep als een blok
beton, is het niet,
ik zou me maar
snel wassen als ik
jou was, dan zal
ik even kijken, of
cr nog wat te
De jongen liep
naar een hoek van
het kleine kamer
tje, waar een melk
bus stond en daar
uit tapte hij een
emaille schaal vol
water. Toen hij
zich gewassen had,
werd hij eigenlijk
pas goed helemaal
En eensklaps
voelde hij ook de
grote spanning van
nauwelijks begon
nen dag. Hij keek
naar zijn vader,
dio in het flauwe
schijnsel van de
«tal lantaarn bezig
was om, zo goed
en zo kwaad als het ging, het ont
bijt klaar te maken.
Zo goed en zo kwaad als het
ging, want ln die donkere decem
berdagen van het i*ar *944VlWioS
voedsel een grote kostbaarheid.
Het was immers oorlog en al was
het voor de mensen uit het dorp
op het eiland, waar Pim van der
Wal woonde heel wat gemaKkekj-
ker om aan eten te komen dan
voor de mensen uit de grote ste
den. toch was er ook daar gebrek.
Het westen van Nederland
zuchtte nog altijd onder de Dud;
se bezetting en de ..Hongerwinter
ALLE mensen, ook zij. die zo
dicht bij het reeds bevrijde
gebied van Noord-Brabant woon
den. Zoals Pim van der Wal en
zijn vader.
Gretig beet de jongen in de bo
terhammen, die zijn vader had
klaargemaakt.
,,Het is maar goed, dat we gis
termiddag bij die boer aangeland
zijn, want anders hadden we het
met die half-gare witte bonen
moeten doen, Pim", zei Van der
Wal. die nu ook op één van de
oude. wrakke stoelen was gaan
zitten, welke het meubilair van
het kamertje vormden.
„Zouden ze op tijd zijn?" vroeg
Pim tussen twee happen door.
„Als er niks tussen gekomen is,
dan zullen ze zeker op tijd zijn.
Zo moeten met alles rekening
houden. Met het tij en met de
Duitsers. Ben je bang?"
Pim keek naar zijn vader. Hij
schudde het hoofd. Nee. bang was
hij niet, al wist hij heel goed, dat
wat zij straks zouden gaan doen,
helemaal niet ongevaarlijk was.
Het was de eerste keer, dat hu
mee mocht. Zijn vader had het
met een paar andere mannen uit
het dorp besproken. Op een
avond, toen ze daar achter de
dijk in één van de huizen bij el
kaar hadden gezeten. Arend van
der Wal had het toen zo voorge
steld: „Kijk, als ik alleen in mijn
roeiboot zit, dan zouden die Duit
sers wel eens argwaan kunnen
krijgen, maar als ik mijn jongen
bij me heb. die per slot van re
kening pas dertien jaar is, dan
zullen ze waarschijnlijk eerder
geloven, dat ik alleen maar voor
m:jn broodje in die griend aan het
vissen ben. En daarom vind ik,
dat het het beste is. als Pim
voortaan met die reisjes mee
gaat...."
Pim was bij die bespreking niet
aanwezig geweest en toen hij er
van hoorde, was hij trots geweest,
dat zijn vader zo'n groot vertrou
wen in hem stelde. Zijn moeder
had nogal wat bezwaren gehad,
maar Arend van der Wal had be
slist. dat het nodig was voor de
goede zaak. En daar moest Pims
moeder zich dan wel bij neerleg
gen. Voortaan zou ze op sommige
dagen en nachten ongerust moe
ten zijn over haar man en over
„We lopen heus niet in zeven
sloten tegelijk", had Arend van
der Wal gezeed. „we passen wel
goed op onszelf, moeder."
En nu zaten Arend en zijn zoon
Pim van der Wal dus in die
griendwerkershut te wachten.
HUITEN was er alleen maar het
geluid van de wind en van het
water, dat tegen de roeiboot klots
te. dat het donkere riet in bewe
ging bracht, dat hier en daar al
tot ijs geworden was. omdat de
vorst langzaam maar zeker be
zit was gaan nemen van het land
en van de grienden en de gorzen,
maar gelukkig nog niet zo hevig,
dat het water volkomen gestold
was. Er dreven wel wat schotsen
in de nauwe sleuven, die zij met
hun roeiboot te bevaren hadden
gekregen gisteren, maar Arend
van der Wal had gezegd en
Pim geloofde zijn vader onvoor
waardelijk dat het grote ver
schil tussen eb en vloed het ge
heel dichtvriezen van de vaargeu
len nog wel een paar dagen zou
tegenhouden. De stroom was im
mers tè snel om de vrieskou ge
legenheid te geven het water
werkelijk In haar kille- greep te
krijgen.
„Ze blijven lang weg, vader",
zei Pim.
„Ze zullen op tijd zijn. Ze zijn
altijd op tijd. Stipt. Je kunt er
je horloge op gelijk zetten."
Arend van der Wal blies de
walmende lantaarn uit en maak
te de deur van de griendhut open.
Een ijskoude vlaag sloeg naar
binnen. Pim volgde zijn vader
naar het stukje wal, dat nauwe
lijks twee meter bij de deur van
daan in een tamelijk steile hel
ling eindigde. Ofschoon de lamp
toch maar heel weinig licht had
gegeven, moest de jongen aan het
donker wennen, voordat hij in
staat was om iets te zien. Dan
zag hij de roeiboot, die zachtjes
deinde op de golfslag in de kreek.
Hij zag ook enkele ijsschotsen.
die traag voorbijdreven, langs de
boot schuurden en dan in het riet
bleven steken.
„Ze kunnen nu ieder ogenblik
hier zijn", fluisterde Pim's vader,
„het is bijna zes uur."
Pim voelde een brok in zijn
keel komen, en plotseling had hij
het veel kouder dan toen hij pas
buiten was. Hij rilde. Het was als
of zijn vader het gezien had. „Ben
je zenuwachtig, jong?", zei de
fluisterstem, „kalm aan maar. er
zal niks bijzonders gebeuren."
Pinf antwoordde niet. Hij slik
te een paar keer en begon dan in
zichzelf te tellen. Nog een paar
minuten, dat was dan misschien
120 of 140 seconden. Dan moesten
Hij was nog niet bij 100. toen.
hij Iet geluid van roeiriemen
hoorde, die behoedzaam in het
water werden gebracht door be
hendige handen. „Daar zijn ze",
hij riep luider, dan hij zelf ge
wild had. en zijn vader legde be
straffend zijn hand op de schou
der van de jongen. „Niet zo
hard", mompelde Arend van der
Wal, „je kunt niet voorzichtig ge
noeg zijn." Pim probeerde in het
donker het gezicht van zijn va
der te zien. Hij wist, dat hij een
fout had gemaakt en hij vroeg
zich af, of zijn vader daar kwaad
om was. Maar voordat hij daar
nog verder over kon nadenken,
hoorde hij de fluisterstem naast
zich al zeggen: „Maar zo ver
schrikkelijk is het ook weer niet,
Pim, want ze zijn het werkelijk."
A AN hun voeten schoof een roei-
-'*■ boot tegen de modderige wal.
en daarna met een licht bonkend
geluid tegen hun gemeerde schui
tje.
„Hé, Arend, pak dat touw even
aan", kwam de stem van Thijs
de G-oeij en Pim dook naar vo
ren, opgelucht, dat hij nu iets an
ders kon doen dan maar afwach
ten. Hij greep het touw en maak
te het vast aan het dunne wilge
boompje. dat vlak bij het griend-
werkershuisje stond.
Arend van der Wal hielp Thijs
bij het beklimmen van de hoge
wal en ook de twee mannen, die
diep in de kragen van hun jassen
gedoken, op de bank van de roei
boot hadden gezeten werden om
hoog getrokken.
„Precies op tijd, Thijs", zei hij.
Thijs de Goeij grijnsde. „Waar
om praat je zo zacht, man, er
is hier geen sterveling in een om
trek van vijf kilometer?", vroeg
hij met lichte spot in zijn stem.
„Je kunt nooit voorzichtig ge
noeg zijn. hebben ze mij altijd
voorgehouden", antwoordde
Arend van der Wal een tikje ge-
ergerd.
„Daarom hoef je het toch nog
niet te overdrijven", merkte Thijs
de Goeij op.
Arend van der Wal kende de
wat overmoedige Thijs maar al
te goed en als dat niet zo was ge
weest, zou hij misschien kwaad
geworden zijn.
Pim vond eigenlijk, dat zijn va
der die Thijs maar eens op zijn
nummer moest zetten. Maar
Arend van der Wal zweeg. Hij
liep naar de deur van het huisje
en de anderen volgden.
TOEN van der Wal de stallan
taarn opnieuw had aangesto
ken. keek Pim een tikje nieuws
gierig naar de twee mannen. Nog
altijd diep gedoken in de kragen
van hun oude. haveloze jassen
bleven ze wat terzijde staan.
Thijs de Goeij wees naar de
mannen en zei tegen Pim: „Hé,
makker, jij gaat toch op de Mu
lo, is het niet, vertel jij dan onze
vrienden eens, wat we precies gaan gebeuren. Ze zouden langs
gaan doen. Want mijn koeter- allerlei sluipwegen naar het be-
waals verstaan zg op geen stuk- vrijde gebied
Wat verlegen stapte Pim
richting van de beide
Hello, boy", zei één
twee zacht.
Hello", zei Pim en
niet goed. hoe hij verder moest
gaan. Engels wi
gebracht
de hadden, v
en. zwijgen ei
de die voor
zorgen.
toch wel heel
erg moeilijk.
„We go", begon hij, „we go
laatsten geweest op die weg
en Arend van der Wal en zijn
zoon moesten nu de allerlaatste
étappe voor hun rekening nemen:
Hij wist niet, of het helemaal de griend uit. de rivier over naar
goed was, maar de gezichten van het vrije land van Brabant. Dat
de twee
heerste nog over het griendenge-
bied
Hier in de kreken was er wei
nig kans. dat ze door de Duitsers
Brabant worden overvallen zouden worden. En na
dat ze afscheid hadden genomen
van Thijs de Goeij, voeren ze
langzaam tussen de ijsschotsen
hun transport zouden door. Arend van der Wal roeide
de ene kreek in en de andere uit.
Hij kende de weg in deze doolhof
de als zijn broekzak.
Er werd nu niet meer gespro-
i alles wat zij te doen
zoveel mogelijk te
te volgen,
der Wal baalde
de riemen boven water en
het bootje uitdrijven. „Zeg hen",
liet
IM was dankbaar, heel dank
baar, dat zijn vader terug
Hij zuchtte opgelucht, toen
lachten. De lang
ste
i de 1
i, dat Pim heel
goed Engels
sprak en dat gaf
de jongen moed
om verder te
gaan. „We bring
you in the boat."
Hij geloofde zelf
niet. dat de le
raar op school
het helemaal met
ge-
'n Verhaal voor de jeugd
door
J. G. LINDT
w,volkomen. Wat hadden ze begrepen
de Goeij met al zijn bra- V°1 vertrouwen, dat de gevaarlij- sluis durfden
niet Had gepresteerd, wist k» onderneming zou «lagen.
elkaar te krijgen. Hij pim van der Wal voelde zich
Langzaam, maar zeker nader
den ze de plaats, die in deze hele
onderneming het grootste gevaar
zou opleveren. Want daar bij het
sluisje, dat zij
moesten passe
ren, om de grote
ken, konden wel
eens Duitsers pa
trouilleren.
ZELDEN waag-
den zij zich in
het griendenge-
bied zelf, want
zij wisten heel
goed, dat er voor
een onbekende
geen mogelijk
heid was om
daar de weg te
vinden. Maar op het dijkje bij de
sluis durfden ze wel te komen.
Daar hadden ze immers vaste
grond onder hun voeten. Ea wat
voerde een gesprek met de twee uiterst belangrijk, nu hij hier in ^.55 ®e5fUr,f"" t,roePje
Amerikaanse piloten, die zii on- dip erienriwerkershut als tolk kon Du'tsers de wacht hield bij de
Amerikaanse piloten, die zij
der hun hoede hadden gekregen.
Het ging niet erg vlot, maar z
begrepen elkaar tenminste. Hij
die griendwerkershut als tolk kon
fungeren. Hij vertelde zijn vader
en Thijs wat de mannen zeiden
en hoewel hij af en toe over de
moeilijke Engelse woorden strui-
Pim wilde er niet aan denken
hij keek naar zijn vader, die
onverstoorbaar met zekere slagen
kou uit hun woorden opmaken. j^wi*h?jtoch hrt geaprïk
hoe ze twee dagen tevoren ergens uaando honden ban0 zlJn. Zouden die pile
gaan schieten, als er gevaar
minuut of twintig dreigde? Zouden ze hun revolvers
-_.i der Wal op zijn nog wel hebben? Misschien had-
boer- grote zakhorloge en hij zei: „Pim, den ze die wel weggegooid, om-
geluk- Zeg de mannen, dat het tijd is dat het te gevaarlijk was om wa
rn verder te gaan." pens te dragen. De Duitsers had-
Pim vertaalde met Tt is time" den dat streng verboden en als
in? imSSaili ttol^en z'ï aangehouden zouden worden
1 de twee Amerikanen stonden
schoten. Ze waren bij
derij terecht gekomen
kig hadden daar Nederlanders ge
woond. die deze twee vliegers
wilden helpen om te ontsnappen.
Ze waren eerst heel bang geweest C1«
dat de boer en zijn vrouw de °P-
Duitsers zouden waarschuwen,
maar dat was niet gebeurd. Ze
waren naar een huis gebracht,
waar ze een man hadden ont- gen half
gefouilleerd, dan mochten zij
n geen geval gewapend zijn.
Pim keek omhoog naar de hel-
i der Wal (jere sterrenlucht en hij voelde de
ïs nu te- kou in zijn oren bijten. Hij zat
de duisternis heel gespannen op de achterbank
:i hij, „dat ze nu heel stil
ten zijn". Pim fluisterde
nothing. You know". De
knikten. Ze hadden het begrepen.
Het roeibootje gleed tussen het
riet en Arend sprong op een wal
letje, dat daarachter verborgen
lag.^„Ik ga even kijken", zei hij
En binnen enkele seconden was
hij onhoorbaar tussen het riet
die langzaam tot minuten werden.
Pim vond, dat het wel wat lang
duurde, voordat zijn vader terug
kwam van zijn verkenningstocht.
Pim voelde zich nerveus wor
den. Als er wat met zijn vader
gebeurd was Het hamerde in
zijn hoofd. Zouden ze. die Duit
sers. zijn vader gevangen hebben
kunnen nemen? En moest hij dan;
tegen de sterke stroom in, met die
twee vliegers terugroeien naar
de griendwerkershut? En wat
dan? Thijs de Goeij zou al lang
weg ?ijn. En wat zouden die
dat hij een vissersman
Hij mocht daar aan de rand van
de rivier helemaal niet komen.
Dat was verboden gebied.
Al die gedachten spookten door
het brein van Pim van der Wal.
terwijl hij in grote spanning met
de twee Amerikaanse vliegers in
het roeibootje zat. Traag kropen
de minuten voorbij. Dan klonk er
licht gekraak in het riet.
Pim hield de adem in. Nu kon
alles verloren zijn.
De Amerikanen luisterden even
'gespannen als hij. Hij zag, dat ze
onder hun jassen grepen naar de
revolvers, die ze dan toch bij zich
hadden.
Het geluid kwam dichterbij en
daar kwam het gezicht van
Arend van der Wal tussen het
riet tevoorschijn.
Hij stapte weer in de roeiboot
Sn zei op zachte toon: „Ik geloof,
at we boffen. Er is op het dijkje
er maar nauwelijks onderdoor
met hun bootje en even daarna
voeren ze de grote rivier opde
duisternis en de vrijheid tege
moet. Het gevaarlijkste punt wa
ren ze voorbij. Met krachtige sla
gen roeide Arend van der Wal de
rivier over en daar aan de over
kant, stapten de twee Amerikanen
aan wal. Ze waren in veiligheid.
Merry Christmas, boy", zei
één van de piloten, terwijl hij
Pim een stevige hand gaf. „Mer
ry Christmas?" Dat betekende
„Vrolijk Kerstfeest" wist Pim.
En pas op dat ogenblik besefte
hij, dat het vandaag Eerste Kerst
dag was.
Vreemd, dat hij daar nu pas
aan dacht. De roeiboot gleed
weer over het water, terug naar
de griend.. Terug naar het land,
dat op die Eerste Kerstdag van
1944 nog altijd zuchtte onder de
bezetting van een vijand, die
meeedogenloos was.
TV 4 AAR op deze Kerstmorgen
J-*-1 hield de Duitse weermacht
niet de wacht bij het dijkje
langs de griend. Ze dachten ken
nelijk. dat ook de Nederlanders
vandaag „Weihnachten" vierden
en omdat ze dat zelf deden, had
den ze geen wachtposten uitgezet
op de dijk langs de griend. Zon
der moeite konden Arend van
der Wal en zijn zoon de doolhof
weer binnenvaren. Uren later,
tegen de middag bereikten ze het
dofp, waar mevrouw Van der Wal
in angstige spanning en onzeker
heid de terugkeer van haar man
en van haar zoon had afgewacht.
Ze was opgelucht, toen ze hun
vertrouwde voetstappen in het
grind langs het huis hoorde
Pim's avontuur in de griend,
zijn eerste, was ten einde en het
zou niet bij dat ene blijven, nog
vele van die tochten met zijn va
der. Maar die ene van de Eerste
Kerstdag 1944 zou hij nooit van
zijn leven vergeten.
VOOR DE JEUGD:
Beste jongens en meisjes,
De tekenaar Otto Dicke, die de illustra
ties voor dit Kerstnummer weer heeft ge
maakt, heeft ook jullie niet vergeten. Hij
maakte de grote plaat, die hiernaast is
afgedrukt: een gezellig, winters tafereel,
dat zo Hollands is als Holland maar zijn
kan. Toen hij die prent klaar had, kwam
hij op de redactie en zei: „Misschien is het
iets voor de jongens en meisjes om deze
tekening eens mooi in kleur te zetten, als
ze Kerstvakantie hebben."
Mooi maken
We waren het direct met hem eens en we be
sloten om er een gezellige wedstrijd van te
maken. Iedere jongen en ieder meisje kan mee
doen. Je mag kleurkrijt gebruiken, kleurpot
loden of waterverf, dat geeft allemaal niets,
als het maar heel erg mooi wordt
Twee groepen
Want deze plaat verdient het om heel erg
mooi gekleurd te worden, dat zullen jullie alle
maal met ons eens zijn. Wij hebben besloten de
deelnemers in twee groepen te splitsen, nl. de
eerste groep tot acht jaar en de tweede
groep van acht jaar en ouder.
Allemaal meedoen
We rekenen er op, dat we honderden en nog
eens honderden platen gekleurd en wel terug
krijgen. Bij die inzendingen moet dan wel even
precies geschreven worden: je naam, je adres,
je leeftijd en of je een jongen of een meisje
bent. Vooral de leeftijd is erg belangrijk na
tuurlijk, want als je dertien jaar bent, werk
je allicht mooier dan wanneer je nog maar
vijf of zes bent.
Je leeftijd
Daarom is het nodig, dat iedereen aan de
buitenkant van de enveloppe al zet, hoe oud
hij of zij is. Dan kunnen we de inzendingen im
mers al van het begin af goed uit elkaar
houden.
De prijzen
Voor iedere groep zal er een eerste prijs be
schikbaar zijn, die een waarde van 25 gulden
zal hebben en die de winnaar (of winnares)
zelf mag uitkiezen en dan zijn er voor beide
groepen nog een prijs van tien gulden en vier
prijzen van vijf gulden. We zijn erg benieuwd,
wie op deze prijzen beslag zullen weten te
leggen.
Inzendingen
Voor de 15de januari moeten wij alle inzen
dingen in ons bezit hebben. Na die datum kan
het werkelijk niet meer, Zendt de tekeningen
aan de redactie, met links bovenaan de en
veloppe de vermelding „Kleurwedstrijd"
(Leeftijd jaar).