Geloei of geroddel
in Heusden?
Van haardvuur
tot beeldscherm
Als alles in scherven valt
3£erótUteratuur
lest".
Van Bladel vertelt dan, dat zijn
beders vader, Driek van Diem,
jop het eind van de vorige eeuw
J deze plek een paar beestjes
asld. En hoe ook zijn eigen va-
ir die nu 93 is en nog steeds
dit huis woont twintig
eien had.
J,Totdat ik in de jaren dertig de
ierderij van hem overnam. In
feelfde stal heb ik thans veer-
■in melkkoeien staan en in de
,11 aan de Zusterstraat een
(ard van twintig jaar en een
fintig stuks jong vee."
Beide stallen laat hij ons betre-
h, om de mooie roodbonte bees-
"li in ogenschouw te nemen, 't
jurt daar inderdaad, doch niet
'lar mest of gier, maar naar lek-
gerijpt hooi," dat de koeien
onder het rinkelen van kettingen
regelmatig naar binnen werken.
Ook worden we bij de mestvaalt
en de pulpkuil gebracht, doch we
moeten hem toegeven, dat van
stank beslist niet kan worden ge
sproken zelfs niet als wé er
maar een halve meter van ver
wijderd blijven. Dat is vermoede
lijk alleen het geval, als er wat
?n die
Op de binnenplaats van de boer
derij heerst altijd bedrijvigheid.
Links de mestvaalt, rechts irat
vers aangevoerd bietenloof. En dat
alles tegen een achtergrond van
onbewoonbaar verklaarde wonin
gen, die Van Bladel kocht om
ZONDAGS
BLAD
flieumr Cciitsrljc (JToiiron
ZATERDAG 16 DECEMBER 1961
„(Omwonenden willen kun buren graag kwyi
„Ik heb die berichten over
iwaai en stank van mijn hoer
erij ook gelezen. Waaraan ik
|peens zoveel belangstelling te
anken heb, is me nog niet he
imaal duidelijk", zei ons An-
jnius J. H. van Bladel, een 58-
)rige gastvrije en openhartige
ber te Heusden,
ie reeds 27 jaar
de Putten-
Jraat in dat Bra-
antse vesting-
iadje gelegen "*-■
mgs de Bergse
laas zijn bedrijf uitoefent,
'en nogal veelzijdig bedrijf,
gar het behalve een veehou-
erij ook een aardappelhandel,
fn melkslijterij en een kruide-
lerszaak omvat. Speelt de ja-
►ezie dus misschien een rol?
oei over Heusden", is er
ïven. „Koeien staan op
de voorkamer". „Omwo
nden willen hun buren graag
'kijt".
En een plaatselijk blad wist
(lfs te vertellen, dat als Sinter-
bij Van Bladel door de
jhoorsteen zou kruipen, hij op de
de koeien stranden
[,,Nu moet u weten", aldus Van
lat er geen enkele krant
geweest. Want als dèt
ïbeurd was, hadden de schrij-
frs o.a. kunnen zien, dat de
Ihoorstenen, waarop gedoeld
erd, al lang verdwenen zijn.
ijf jaar geleden namelijk kon ik
het Smalle Zusterstraatje ach-
me, dat een aaneenschakeling
/an krotten, vier onbewoon-
r verklaarde woningen kopen.
ervan stond al leeg en de
jie andere werden een jaar la-
jr ontruimd. Ze waren van Ma-
Luyben, een oude timmer-
uit Vlijmen, die er af wilde
;r slechts,/ 900 voor vroeg. En
r ik gebrek aan stalruimte
lid, heb ik ze van hem overge-
bmen. Er moest wat aan gebro-
Sn en getimmerd worden, maar
«ar ik van die drie nog 300
Sur ontving was ik voor een
iiede 600 voorlopig uit de moei-
jkheden. Wat heb ik daarmee
lisdreven? Ik begrijp best, dat
p boerderij midden in een dorp
stadje niet ideaal is. Maar ik
4 hier nu eenmaal, al van mijn
puwen af. Waar zou ik heen
I Klachten
]Op onze vraag, of hij wel eens
'achten had ontvangen, zei boer
tin Bladel: „Ja, één keer. Dat
j nu ongeveer drie jaar geleden,
n dat was volkomen terecht.
I'hter op het erf had ik een
Ipput liggen, een put vol pulp
peeblad. Toen ik die open
lakte schrok ik er zelf van. Het
nk afschuwelijk, doordat de
nog niet uitgewerkt bleek te
'k Had zoiets nog nooit eer-
-ibeieefd. Daarom kon ik het
niet kwalijk nemen, dat een
.1 m'n drie buren op het ge-
lentehuis had geklaagd. Er
am iemand van de gemeente
ilshoogte nemen. Maar die
i drie dagen te laat. Heel die
lucht was al verdwenen. En
iwel ik er nog steeds een pulp-
lil op na houd, let ik er nu na-
ïrlijk wel extra op, dat ik hem
:t te vlug open. Dan heb je niet
i minste last.
Vandaar, dat ik hier géén
askuil wil hebben. En ook geen
^il met bietenkoppen. Want dat
ul blijft permanent een akelige
fcht verspreiden. Wel heb ik een
estvaalt achter de stal en al is
it nu bepaald geen eau de Co-
Kie, daarover heeft nog nimmer
and bezwaren gemaakt. Je
>rdt er doorgaans ook niets van
Iwaar, waarvan u zich zelf
taks mag overtuigen. Een mest-
hier trouwens altijd ge-
Boer van Bladel lacht er maar wat om
De achterzijde van de woning der
familie Van Bladel, waaraan links
de oude koeienstal grenst. Van de
vensters uit kijkt men op de
binnenplaats der boerderij.
Goed met buren
,,Ik ben zó goed met m'n bu
ren", zegt boer Van Bladel, „dat
ze alle drie voortdurend afval bij
me komen brengen voor m'n
koeien. Ze drogen ook de was al
tijd op m'n erf, ze maken trouw
gebruik van een achteruitgang die
ik voor hen heb gemaakt en nog
wel zodanig, dat de mestvaalt e.d.
aan hun gezicht onttrokken wor
den. Wat kan ik nog méér doen?
Ik ben redelijk genoeg. Dat weet
het gemeentebestuur, dat weten
m'n buren, dat weet iedereen.
Vijanden heb ik dan ook niet. En
toch plotseling zulke stukjes in de
kranten, 'k Zal er maar een beet
je om lachen. Daar blijft een
mens gezond bij.
Maar als de gemeente met een
praktisch voorstel komt ben ik
daar altijd voor te vinden. Dat is
tot dusver niet gebeurd. Wel is
wethouder Verschuur eens bij me
geweest om me te vragen, of ik
die vier huisjes niet wilde ontrui
men en aan de gemeente wilde
verkopen, 'k Heb hem geant
woord, dat hij die huisjes best
van me cadeau zou kunnen krij
gen, als hij maar een plekje wist
voor m'n vee. 't Zou niet eens een
nieuw behoeven te zijn.
Lange tijd hoorde ik toen niets
meer, totdat deze zomer burge
meester Van Delft me vroeg, eens
bij hem op het raadhuis te ko
men praten. Hij adviseerde me
tenslotte, contact op te nemen
met het bureau voor de ruilverka
veling te Vlijmen, teneinde daar
te informeren welke mogelijkhe
den er voor me waren. Ik ben
daar toen heen gegaan, maar
kreeg niet de indruk, dat cr mo
gelijkheden waren. Er is althans
tot nu toe niets uit de bus geko-
Rustig verder
En intussen gaan we maar rus
tig verder. Ik met m'n vee, m'n
twee bunders eigen land en m'n
vijftien bunders gehuurd (bouw
en weide) land. Want je kunt
moeilijk gaan zitten afwachten,
'k Heb zomer en winter genoeg
te doen. En als ik niet een flinke
vrouw en zes flinke kinderen had,
zou ik het nooit kunnen bolwer-
terdam. Hij brengt dan weer
melk van die fabriek mee terug
en gaat daarmee de klanten af.
Zij hebben nl. net als alle ande
re boeren, altijd melk aan parti
culieren verkocht, maar bij ons is
daar een slijterij uit gegroeid. Je
kunt immers al je kinderen geen
boerderij meegeven.
Daarom ben ik ook blij met die
levensmiddelenzaak, die toevallig
te koop kwam bij mijn trouwen,
't Was toen lang geen beste tijd,
ook niet voor de poeren, zodat ik
wat neveninkomsten best kon ge
bruiken. En nu ik nog drie van de
vier dochters thuis heb, weten die
meteen wat ze te doen hebben.
Zelf bemoei ik me nooit met die
zaken, maar m'n vrouw des te
meer. Het enige dat ik er nog
bii doe is een handel in aardap-
pelen. Mijn vader en grootvadei
hebben altijd aardappelen aan
particulieren verkocht en op
grond daarvan had ik aanspraak
op een verkoopvergunning voor
groenten en aardappelen. Groen
ten verbouw ik niet en dus laat ik
die maar voor wat ze zijn. Aard
appelklanten heb ik echter ge-
Dubbele dagen
Op deze manier dan sjouwt het
gezin van boer Van Bladel van
de ene week in de andere om een
bestaan te hebben. Met z'n allen
hebben ze het goed. Doch daarvoor
zijn er dan ook dagelijks acht
mensen in touw. En de dagen zijn
voor hen vaak dubbele dagen.
Waarom er dus sprake zou moe
ten zijn van jaloezie begrijpt in
Heusden eigenlijk niemand. Ook
de weduwe Dankers niet, die er
vlak naast woont. En de familie
Klerx niet, die er ook vlak naast
woont en waarvan de man op de
scheepswerf van Verolme werkt.
En de derde buur, de familie Slui-
kantoor zit, evenmin. Ze gaan al
lemaal goed met elkaar om, kun
nen best de zon in het water zien
schijnen, kortom, het is precies
zoals boer Van Bladel opmerkte:
,.Ik heb in Heusden geen vijan-
Waarom dan toch dat gestook
in die kranten?
Van Bladel weet het niet.
Heel Heusden weet het niet.
Wij ook niet.
Vijf eeuwen interieur- en meu
belkunst van Nederlandse bo
dem in nauwelijks honderd pa
gina's van een pocket dusdanig
naar voren te brengen dat de
expositie de lezer boeit als een
kleurrijke revue, is een presta
tie. Directeur Th. H. Lunsingh
Scheurleer van de afdeling
beeldhouwkunst en kunstnijver
heid van het Rijksmuseum is
daarin geslaagd voor de serie
„Natuur en Cultuur" van de
uitgeversmaatschappij A. W.
Sijthoff in Leiden.
Zijn boekje houdt op levendi
ge wijze de belangstelling gaan
de, verschaft in klare taal in
zicht in de stijlkenmerken en
volgt exact de ontwikkeling van
de interieur- en meubelkunst.
De talloze details omtrent de
rijke verscheidenheid aan crea
tieshun ontwerpers en grote
kunstbeschermers neemt de le
zer haast spelenderwijs in zich
op, daarbij bekoord door de
aantrekkelijk beschreven ach-
verse mest heengereden wordt, rekening genomen. Dat doen we
of wanneer de mestvaalt 's win- electrisch, waarna de melk naar
ters naar het land wordt getrans- de Heusdense zuivelfabriek gaat,
porteerd. Maar hoé dan ook, een onderdeel van de V.Z. te Rot-
m&n.
als alles in scherven valt,
door Peter Ustinov. Vertaling
L. Courtinho-Frensdorf. Uitga
ve Hollandia, Baarn.
Peter Ustinov is een zeer veel
zijdig man. In 1937 werd hij to
neelspeler, in 1940 filmacteur. De
film „Spartacus" leverde hem
verleden jaar een „oscar" op.
Bovendien schreef hij toneelstuk
ken en met „The Loser", in het
Nederlands vertaald onder de ti
tel „...als alles in scherven velt"
begeeft hij zich op het gebied
van de romanliteratuur.
Ondanks zijn continentale naam
is Peter Ustinov Brit. Hij heeft
in Engeland geleefd en gewerkt,
zijn opvattingen, gedachtengang
en ook zijn geborneerdheid zijn
Angelsaksisch.
De Duitse Weimar-republiek en
de daarop gevolgde opkomst van
het nationaal-socialisme en van
Hitier, de aanvankelijke teleur
stelling en wanhoop in Duitsland
na de eerste wereldoorlog en la
ter de vlucht in de nationaal-so-
cialistische „glorie" en de onder
gang, dat alles heeft hij niet van
nabij gezien en nog minder be
leefd. Voor een flegmatieke en
nuchtere Brit is dit alles moeilijk
te begrijpen en het is voor zo ie
mand een hachelijke onderne
ming, over deze onderwerpen een
roman te schrijven. Met als
alles in scherven valt" heeft Pe
ter Ustinov het geprobeerd en hij
is dan ook zeer aan de oppervlak
te gebleven. Met cynische hu
mor, hier en daar tot bijtend sar
casme komend, heeft hij laten
zien, hoe ongerijmd hem dit al
les voorkomt. Hij constateert
feiten en begrijpt de achtergrond
Voor de rest schrijft Ustinov
vlot, maar zijn stijl is meer
journalistiek dan literair. Zijn
boek is leesbaar voor iemand,
die zelf de achtergronden van
hetgeen zich in Duitsland heeft
afgespeeld kent. Maar deze lezer
zal zich er niet door verrijkt ach
ten. Aan degene, die het Duits
land van twintig of dertig jaar
geleden niet heeft gekend, heeft
het weinig te zeggen. Waarschijn
lijk begrijpt hij door zijn eigen
meer continentale instelling en
door hetgeen zijn omgeving heeft
beleefd, er meer van dan de
schrijver zelf.
voor u
besproken
Zak-encyclopedie
postduivensport
Zak-encyclopedie voor de post
duivensport, door G. J. D. Min
gelen. Uitgave In den Toren,
In 19 hoofdstukken heeft een
expert op postduiven gebied een
prachtige informatiebron samen-
gestéld. Er komt heel veel kij
ken voor het beoefenen van een
sport, die reeds vele eeuwen te
rug voor het eerst genoemd wordt.
De indeling van deze vraagbaak
in zakformaat is zo dat man on
middellijk vindt wat men weten
wil. Met 18 foto's en 24 tekenin
gen is het boekje, dat 163 pagi
na's telt, rijk geïllustreerd.
De uitgevers C. F. Callen-
bach te Nijkerk en VV. D. Mei-
nema te Delft hebben bij de
nadering van het Kerstfeest
ook dit jaar weer een groot
aantal goede kinderboeken op
de markt gebracht. De boekjes
zijn over het algemeen keurig
verzorgd, terwijl de inhoud
vrijwel steeds aangepast is aan
de denkwijze van het kind dat
in een christelijk milieu zijn
opvoeding ontvangt.
Bij de bespreking beperken
we ons tot enkele van de boe
ken die in de uitgebreide cate-
logi vermeld zijn. Allereerst de
boekjes'van Callenbach.
Voor de kleinsten heeft K. No-
rel een alleraardigst boekje ge
schreven, dat heet „Anneke en
Rooie Kees." Een meisje ver
huist met haar ouders van het
platteland naar een grote stad.
In het begin is het moeilijk voor
haar om aan de vreemde omge
ving te wennen. Ze wordt echter
trouw bijgestaan door een vriend
je dat rood haar heeft. Na ver
loop van tijd krijgt Anneke vrien
dinnetjes en begint ze Kees uit
te schelden voor „rooie". Aan het
slot wordt alles weer goed en
wordt verteld dat Kees door An
neke tot de Here Jezus wordt ge
bracht. Voor veertig cent is dit
eenvoudig geschreven boekje te
verkrijgen.
Eveneens van K. Norel ver
scheen het boekje Marijke op het
eiland, dat jongens en meisjes
van negen tot dertien jaar laat
genieten van avontuurlijke bele-
Bij zonder leuk
7 tot 10 jaar is
Marlieske, geschreven door Max
de Lange-Praamsma. Op vlotte
wijze vertelt de schrijfster wat
Marlieske doet als ze griep heeft,
hoe ze bevrijdingsdag viert, welk
avontuur ze beleeft en hoe Mar
lieske heitjes verdient.
In duizend vrezen van C. Ol
denburg is een spannend boek,
vol ondeugende streken voor jon
gens van 9 tot 11 jaar. De schrij
ver weet de spanning er koste
lijk in te houden, vooral op het
moment wanneer de Spanjaarden
Rotterdam binnenvallen. Een
avontuurlijk verhaal over een
jongen die volgens een koddebeier
een stroper zou zijn, wordt ver
teld in het boek De stroper van
Heusen van P. de Zeeuw J. Gzn.
Een 'boek dat jongens van 10
tot 15-jaar uren geboeid houdt is
Aart Grimme's In het land van
de Piranhas. Een ingewikkelde
geschiedenis over een Drentse fa
milie die naar Zuid-Amerika emi
greert en zich daar door de moei
lijkheden heen weet te slaan,
waarbij zoon Freek nogal wat
stoutmoedige staaltjes uithaalt.
Aart Grimme schreef ook het
boekje Eggert begrijpt het! Een
spannende passage karakteriseert
dit echt jongensboek:
Bles is een vurig paard en
heeft wel zin in een ri,tje. Be
rend vindt het heel best en zet
hem steeds harder aan. Het zand
weggetje vliegt onder de hoeven
van het dier door, de bomen sui
zen langs hen heen en Eggert
heeft het benauwd genoeg, hoe
graag hij anders zelf ook in het
zadel zit. Hij wipt en wipt op de
brede paarderug en dreigt er ie
der ogenblik af te duikelen.
Het aangekondigde tweede deel
zal voor de jonge lezers zeker een
verrassing zijn.
Ook de uitgeverij Meinema heeft
een serie vlotte boekjes uitgege
ven die niet duur en toch goed
verzorgd zijn. De boekjes Erik
door Jenny Slegers-Kwakkel, Jan
en de sneeuwman door Nel Veer
man en Lientje gaat aan wal
door Dolf Kloek, zijn leuke voor
leesboekjes voor jongens en meis
jes van 5 tot 8 jaar. In het laat
ste boekje vertelt de schrijver hoe
Lientje alleen de grote stad in
gaat, terwijl haar ouders bood
schappen doen. Een vriendelijk
ouderpaar ontfermt zich over het
kind en brengt het weer veilig
thuis. Als vader, die op zoek is
naar zijn dochtertje, ook thuis
komt, is het feest compleet. Het
boekje wijst de kinderen tenslotte
op het Licht der wereld dat op
het Kerstfeest reddend is versche-
Voor iets oudere meisjes die
veel van lezen houden, heeft Jen
ny Slegers-Kwakkel een prettig,
maar moeilijk te lezen boekje ge
schreven dat heet Joke redt het
wel. Helaas zijn de weinige) te
keningen niet erg geslaagd.
Meisjes van acht tot «lf jaar
zullen zeker genieten van de boek
jes Marijke's verjaardag van Jea-
nette van Beilen en Wopke uit
kamperen van Tannie van der
Maas, al was het alleen al van
wege de eenvoudige verteltrant.
Het eerste is bovendien nog leer-
Een ander boek dat speciaal
voor meisjes is bestemd, heet
Jouw naam is sterretje door To
van Thiel. Het vertelt van een
enigst meisje dat bij oom en tan
te gaat logeren terwijl paps en
mams naar Amerika zijn. De
spanning bereikt een hoogtepunt
als het meisie en haar nichtje
's nachts denken dat ze inbrekers
horen. De christelijke sfeer komt
in het boek goed naar voren. Het
hoofdstukje over het vurige spook,
dat alleen komt „als het hard-
stikke-donker" is, had beter ach
terwege kunnen blijven.
Ook de jongens zijn door Mei
nema niet vergeten. Voor hen die
interesse hebben voor de jongste
geschiedenis is het boekje van A.
van Hartingsveldt Woudlopers in
Papoealand zeker boeiend. De
schrijver vertelt over het leven
in Nieuw-Guinea met zijn goeroes,
prauwen en pisangs, de slangen
beten en het bijgeloof van het Pa
poeavolk.
M. C. Capelle schreef een ui
terst spannend jongensboek onder
de titel De list van bootsman
Krijn. De naam van Kees van
Lent st. at er borg voor dat ook
de illustraties voortreffelijk zijn.
Hetzelfde geldt voor het boekje
Trekkers avontuur door H. te
Merwe, waar zelfs politieman
nen en marechaussees aan te pas
komen. Van dezelfde schrijver is
het aardige boekje De zangers
tergrond, die verder reikt dan
de landsgrenzen.
Niet minder dan zevenenze
ventig reproducties van meu
bels en interieurs illustreren de
markantste facetten van dit cul
tuurverschijnsel. Een literatuur
lijst geeft tot in onderdelen aan,
welke mogelijkheden er zijn
voor gespecialiseerde verbre
ding van de kennis.
Mede in dit verband is het
jammer dat de heer Lunsingh
Scheurleer zijn gedegen studie
bij 1919 heeft afgesloten,
waardoor de titel van het boek:
„Van haardvuur tot beeld
scherm" de inhoud niet ten vol
le dekt. Een iets verder door
getrokken lijn zou de kunsthis
torische waarde van het boek
je hebben verbonden met een
educatief element dat van nut
had kunnen zijn voor diegenen
onder de voorstanders van het
moderne interieur die er nog
geen begrip van hebben, wat
wel en niet daarin verantwoord
*2)at koor je dan...
Dat hoor je dan..., door Hen
ri C. van Praag.
Ooievaarreeks nr. 145.
Uitgave Daamen N.V., Den
Haag.
Het boekje van Theo Olof.
„Daar sta je dan" en dat van
Hans Henkemans „Daar zit je
dan", zijn zo populair geworden,
dat de uitgever Bert Bakker in
de voortzetting van zo'n serie
wel wat ziet. Twee uitvoerende
kunstenaars hebben dus iets van
hun podiumervaringen verteld en
nu vond Bert Bakker de beurt
gekomen aan iemand, die „aan
de andere kant van de lijn"
staat. Henri C. van Praag is
muziekrecensent van Het Parool
en in zijn boekje „Dat hoor je
dan..." heeft hij wat losse op
merkingen, wat aardige beleve
nissen en ook wat wetenswaardi
ge mededelingen verzameld. Het
geheel bezit niet de minste pre
tentie en dit heeft ook in de be
doeling van de schrijver gelegen.
Het leest vlot en gezellig en zo
hier en daar schiet men in de
lach bij de grappige voorvallen,
die elke recensent wel eens over
komt. „Veredelde treinlectuur"
zou men het misschien het best
kunnen noemen, ware het niet,
dat in één hoofdstukje heel rake
dingen worden gezegd over „de
eisen, die aan een recensent wor
den gesteld". Alleen dit is niet
van Henri C. van Praag afkom
stig. maar van Jos. de Klerk, de
nestor van de Nederlandse mu
ziekcritici en een van de bemin
nelijkste en wijste mensen, die
er in de concertzaal te vinden
zijn. Jos. de Klerk dan legt de
nadruk op de opvoedende en be
middelende taak van de criticus,
alsook op diens morele verant
woordelijkheid, niet alleen ten
opzichte van de kunst, maar ook
ten opzichte van de gemeenschap.
Zo moet het ook zijq
Herman Berserik maakte kos
telijke illustraties, die eigenlijk
geestiger zijn dan de tekst.
van Doornik, dat verhaalt over de
vervolging van de protestanten in
de tijd van Gpido de Brés. Het
boekje sluit mooi aan bij de her
denking van enige weken gele
den, die de jongeren ontgaan zal
zijn.
Voor jongens en meisjes van 9
tot 12 jaar zijn tenslotte nog twee
boekjes verschenen die zie zeker
het vermelden waard zijn, name
lijk Jos uit de woonwagen, ge
schreven door T. v. d. Roest-
Kleinmeijer, en Den Briel voor
de Prins van Piet Terlouw. In
het eerste boekje wordt op kin
derlijke wijze de tegenstelling
rijk-arm geschilderd met als slot
voor allen een gelukkig Kerst
feest. Het boekje van Terlouw is
meer bestemd voor hen die van
geschiedenis houden. Het wordt
afgewisseld met avonturen op
een schip en op het land. Figu
ren als Coppelstock en Lumey
van der Mark spelen een be
langrijke rol. De tekeningen zijn
in beide boekjes niet zo best of
onnatuurlijk.
L. DE R.