Johanna blijft bij haar zwarte moor ZONDAGS- J L AID Hiruiur Ccifisdic (fonrnnl ZATERDAG 14 OKTOBER 1961 inplaats van om 4 uur maar we gaan steevast om 10 uur naar bed en 's winters nog eer der. In die bedstee slaapt Johan nes en in die slaap ik. Die derde wordt niet meer gebruikt...." Op drie plaatsen in de witte muren zien we twee zwart-bruine deurtjes die 1.30 meter hoog en samen telkens 80 centimeter breed blijken te zijn. De „moos" ..Groot genoeg om door te kruipen", vindt Johanna. En Jo hannes is het daar roerend mee eens. Hij knikt tenminste beves tigend en lacht nu zelfs even. „En dat noemen we de „moos" laat hij erop volgen, al wijzend naar het muurgedeelte vlak naast de achterdeur. Eerst begrijpen we hem niet goed. doch als zijn zuster verdui delijkt. dat daar de vaat gewas sen pleegt te worden, onder het licht van een heel klein raampje het moosraampje in de buurt waarvan ook enkele hand en theedoeken hangen, is meteen alles zo helder als glas. Nabij de „moos" staat nog een antieke wasmachine; èn een ouderwetse heibezem. En dit is dan de complete -inventaris. Of toch nog niet helemaal. Aan de woonkeuken grenst nl. behalve een opkamertje dat geen dienst meer doet en vlak bo ven de kelder is gelegen nog „een beste kamer". We verwach ten daar een groot kabinet met dito tafel en rode-pluche stoelen te zullen aantreffen, maar we blijken ons deerlijk te hebben vergist. Wel staat er een oude ta fel. met schaaltjes eieren erop; wel staat er nog een oude kast; cn nóg een ruw houten kast die Johannes zelf timmerde. Maar dat is dan ook echt het laatste, indien men althans de twee fiet sen niet wenst te rekenen. „Nee", zegt Johanna lachend, „wat dacht u wel? Voor pluche hebben wij geen tijd. Kijk, in dit kamertje liggen nog de origi nele rode tegels. Ze zijn wel erg gescheurd, maar dat hindert hier Gezond Als we de boerin vragen, of er nog wel eens bezoek wordt ont vangen. blijkt dat zo af en toe het geval te zijn. Meestal is het familie en ook een niet te verre buur komt soms eens aan. „Dat heeft een mens nodig", zegt ze. „Voor lezen voelen we niet veel. Het nieuws horen we wel van de radio. Daarom zijn we geabon neerd op de K.R.O.-Gids. En op het blad „De Boerderij". Televi sie willen we niet hebben. Dan komt er niets terecht van naaien en stoppen. Een toneel stuk door de radio gaat beter. Maar alleen natuurlijk tijdens de winteravonden. Goed warm stoken kunnen we het dan ech ter weer niet. Als 't hard vriest moeten we de bloemen in de kelder zetten. Maar nogmaals, we zijn gezond. Vader is hier 92 jaar geworden. Hij stierf in 1944. Moeder overleed al in 1929, nog maar 64 jaar oud. 'k Heb nu nog een zuster (59) in België wonen. Net als wij, ook niet getrouwd. Mijn grootvader kwam uit Bel gië. Die kocht destijds dit huis. want hij had ccn groot gezin. Jo hannes en ik gaan ook nog elke zondag in België naar de kerk. In Meerle. juist over de grens. Dat is maar tien minuten fiet sen en je komt op die weg haast niemand tegen. Meerle is onze parochie. Daar heb ik ook school gegaan, want we zitten hier te ver van de kom van Nieuw-Gm- neken. Alle Nederlanders in de ze streek zijn op Meerle aange wezen. Onze doden worden daar eveneens begraven Soms gaan we nog wel eens op de flets naar Chaam. En van daar met de bus naar Breda. Als we een stuk kleren nodig hebben. Zo eens in de vijf jaar. Want we hebben nu eenmaal niet véél nodig. We werken lie ver. Tot bet zelf boter maken toe Nieutom hoge bouwwerken aan het stationsplein ut Essen. Zó ts de eerste aanblik van deze Ruhrmetropole, wanneer men per trein in Essen aankomt. kostbare stukken aan het mu seum te onttrekken, te ver nielen of te verkopen. Enkele stukken konden na de oorlog met veel moeite worden opge spoord. doch met andere kost baarheden moest de collectie worden aangevuld totdat zij is geworden, wat zij thans is, een juweel, niet in de eerste plaats om de kwantiteit, maar vooral om de kwaliteit.... Ieder, die een kort bezoek aan Essen brengt en dat komt steeds meer en niet al leen bij de Duitsers in zwang wordt aangeraden behalve het Folkwangmuseum, ook de Munster, het Grugapark, Villa Hligel en de Baldeneysee te bezoeken. En niet ten onrech te. Midden in het Esser stads centrum staat de oude. uit de elfde eeuw daterende Munster als een oase van rust in het drukke stadsgewoel. Een der oudste monumenten van de Christenheid in Europa, ge bouwd op de fundamenten van een in 852 gestichte en later afgebrande kerk: Het Grugapark slechts twee en een halve km. van het stadscentrum verwijderd is wellicht in het gehele Ruhrgebied de meest bezoch te 45 ha grond. In 1929 klein ingericht, in 1938 uitgebreid en in 1952 na ernstige oorlogs verwoestingen opnieuw ver groot geopend, biedt het park een rijke verscheidenheid aan bloemenpracht cn -tentoonstel lingen. Dahlia's bloeien er in een als arena aangelegde tuin. duizenden rhododendrons zijn bijeengebracht in een aardig dal. de coniferen staan te pron ken langs een riviertje cn de pracht van de rozentuin trok zoveel bezoekers, dat het mi- niatuurtrelntje. dat kris-kras door het park rijdt er een halteplaats heeft gekregen. Herten, reeën en moefflons hebben er hun eigen ruimte en in het aquarium zijn de meest zeldzame vissen te vin- Bij het park la de Grugahal gebouwd, groter dan de Ener giehal In Rotterdam of de Hou'.rusthal in Den Haag. Iedere avond is daar een druk bezoek, want er is altijd wel wat te doen.... Baldeneysee Drie kilometer ten zuiden van het centraal station be- Sint het Essencr Stadtwald, at de noordelijke, tamelijk steile oever van de 8 km lan ge Baldeneysee bedekt. Hier is het domein voor de wande laar: goede wandelwegen met overal prachtige panorama's, en temidden van de bossen ligt daar het Hügclpark met Villa Hügel, de vroegere wo ning van de familie Krupp, thans als tentoonstellingsge bouw Ingericht en waar vel# congressen worden gehouden. Is men tot de oever van het meer een stuwmeer in de Ruhr afgedaald, dan ziin daar de mogelijkheden om do watersport in al zijn facetten te beoefenen. Stoomboten va ren van oever tot oever, de witte zeilen van de zeilboten bollen zich in de wind, aan zwembaden evenmin gebrek cn de sportvissers dobberen in hun roeibootjes rustig op de M Leven als meer Jan een eeuw geleJen VERSCHOLEN onder hoge iepen staat vlak bU de Belgische grens, ten zuiden van Breda, een merkwaardige Brabantse hofstede, waarvan het adres luidt: Grazenseweg 3, Nieuw-Ginneken, post Chaam. Deze hofstede is niet zo heel groot, maar dat zjjn ze meestal daar niet. Het bijzon dere ervan is echter, dat ze er nog net zo uitziet als drie eeuwen geleden de tijd waarin ze werd gebouwd en dat de mensen, die erop wonen, nog krampachtig aan die tijd proberen vast te houden. teld had, dat boven het kelderraam ook nog altijd een wit kruis werd gehand haafd „om de dui vel buiten te hou den", togen we er met mysterieuze ge voelens heen, even min beseffend hoe moeilijk het is, in die contreien iets op te sporen. De bos- weggetjes zijn er ten naaste bij dichtge groeid. zodat men er voorbij is vóór men het weet; in het rode zand zijn zulk diepe karresporen getrok ken dat automobie len er tot de assen in verdwijnen; en na een fikse regenbui ontstaan er plassen, die zo'n weg soms wel 10 meter aan het oog onttrekken. Men kan zich dus wel voorstellen, in wélk een isolement die boerenfamilies ple gen te vertoeven. Maar goed, na veel zoeken, met een spo radische mogelijk heid tot Informeren, stonden we dan toch nog onverwachts voor een korte, dikke vrouw van zestig jaar, met glad achterover gekamd zwart haar, een tandeloze mond en met een bont schonderschort voor, waar onder een paar donkergrijs ge verfde klompen uitstaken. Vriendelijk De eerste ogenblikken deed ze wat terughoudend, doch weldra ontpopte zij zich als een vriende lijke boerin, Johanna Jansen ge heten. die samen bleek te wonen met haar broer Johannes een vrijgezel, gelijk zij zelf. Met zeke re trots deelde ze ons mede, dat haast alles, op het erf zowel als binnen, nog precies was als toen ze hier werd geboren. Nou ja, tij dens de oorlog was er eens eei£ bom in dq buutt: gevallen, v\yaar door de voorgevel losscheurde en toen moesten de muren worden gerestaureerd. En ook het rieten dak werd in de loop der jaren wel eens wat opgeknapt. Doch voor het overige woonden haar ouders, èn haar grootouders, eigenlijk net eender als zij nu. Dus achter dezelfde getraliede vensters, onder dezelfde grote schouw, met dezelfde linnenkast en ronde tafel en met dezelfde bedsteden. „Hoe het vóór grootvaders tijd is geweest, weet ik niet", zei ze met een diepe zucht, als speet het haar dat ze niet nog verder in het familieleven kon terugblik ken. „Maar ik heb nog wel met eigen ogen gezien, dat in de zij gevel van het huis het getal 1666 _6tond. het stichtingsjaar van de boerderij. Dat getal was met blauwe baksteen in een muur van rode baksteen gemetseld en heeft er tot 1949 in gezeten. Bij de re paratiewerkzaamheden is het ko men te vervallen Enige toegang Dan mogen we binnenstappen door de enige toegang, die het woongedeelte van deze boerderij bezit een donkerbruine achter deur die, ofschoon bijna reikend tot het dak, zó laag is, dat we ons flink moeten bukken. Onmid dellijk daarna echter zwemmen we in de ruimte, daar de grote keukenkamer, waarin we zijn be land, afmetingen blijkt te heb ben van welhaast tien bij tien meter. De vloer bestaat uit ro de tegels, die, ruim tien jaar te rug, ter vervanging van de ori ginele maar overal gescheurde plavuizen, werden aangebracht; de zoldering vertoont nieuwe, on geverfde planken, die vele zak ken vers gedorsen haver torsen, dank zij de weliswaar stokoude, doch onverwoestbaar dikke bal ken. Ook deze balken zijn don kerbruin gekleurd, in tegenstel ling met de wanden, die wit zijn gekalkt. Veel licht dringt er niet door in di* rfooJ'"v4«'rvo**e "Pr'-v. daar het slechts door één enkel venster van kleine ruitjes vallen kan, met aan de buitenzijde nog tal van ijzeren spijlen en aan de binnenkant spichtig opschietende geraniums - zonder - bloemen. Voorts komt er dan nog wat licht door die achterdeur. die thans open staat omdat het weer redelijk is. Zodra de temperatuur echter wat lager wordt of de wind er naar binnen blaast, moet ze potdicht. Als men tenminste niet stik ken wil van de rook. Want te gen de muur, die de afscheiding vormt tussen deze woonkeuken en de koeienstal, staat geen. haard of fornuis, maar ligt een bijna halve meter hoge hoop gloeiende as, waarboven een roetzwarte waterketel van 10 Ii- ger hangt een zgn. „zwarte moor" aan een even sombe re ijzeren ketting. Het is deze ocrprimitleve verwarming, waar mee Johanna Jansen zich nog steeds volkomen gelukkig voelt. Verlangt u nooit naar gas, of ilbhahs naar een flinke kachel?", luut. „Er is hier wel gas, maar 't gaat toch zó best." En meteen wipt ze naar buiten, komt al gauw terug met wat tak jes en verdorde bladeren, die ze boven op de asheuvel gooit om het water in die roetige ketel wat sneller aan de kook te brengen. „Ja, op dat vuur doe ik alles", zegt ze, als we willen weten hoe dat nu met de warme maaltijden moet. „Het vlees braad ik ook zo in een pan aan die- ketting. En als het moet'gaan sudderen klauw ik wat gloeiende as naar voren, waarin ik die pan dan een plaatsje geef. Vervolgens gaat de groente aan de ketting. En ten slotte de pan met aardappelen Wanneer je dat eenmaal gewend bent loopt het allemaal vanzelf." Dat ze ons niets wijs maakt laat ze even later zien, als het water kookt en dit is een grote ge- emailleerde koffiekan verdwijnt, waarin de gemalen bonen al Lig gen te geuren. Die kan krijgt een plaatsje in een afgezonderd heet ashoopje, terwijl de waterketel aan de ketting lustig voortdampt Inderdaad zó gaat het ook. 't Gaat zelfs perfect! En al blijft Brabantse koffie altijd Brabantse koffie, 't is weer eens wat anders en het smaakt dus best. Vlees en spek Ondertussen dwalen grond, die dit bedrijf bijna volko men „selfsupporting" maken. Meubilair valt er op deze boer derij haast niet te ontdekken. On der het raam van het ruime ver trek staat een ruwhouten bank, met vlak daarvoor een kleine, ronde tafel, waarvan het zwart geverniste blad brede krimp- scheuren vertoont, die met wat stopverf zijn volgesmeerd. Aan weerskanten van die tafel één simpele stoel met een planken zitting. Dan nog, meer links naar de schouw, een rechthoekig ta feltje met ernaast een rieten zorgstoel. En tegen dezelfde wand voort, rechts van het raam, een klein kastje of spin netje, met diverse heiligenbeel den, een kruisbeeld en een Ma riabeeld onder glazen stolpen er op. Deze beelden zijn al heel oud, gelijk die ronde tafel, maar het kleine elektrische lampje erboven dateert uit deze eeuw» Even als de radio. Aan de wand recht tegenover de schouw staat ten slotte nog een grote donkerbruine linnpn-an- nex klerenkast, met nog een laat ste simpele stoel ernaast en kunstbloemen onder glazen stol pen er op. Als we er even aan dachtig naar kijken zegt de boe rin: „Die kast stond daar ook bij grootmoeder al. Ze is nooit van haar plaats geweest. Waarvoor zou het ook?" Bijna zou men nu denken dat grootmoeder nooit van haar plaats gefeest was, wan neer Johanna Jansen van zich zelf vertelt, dat ze nog nimmer de zee heeft gezien. Ook Rotter dam, Den Haag en Amsterdam kent ze alleen maar van horen zeggen. Ja zelfs in de steden van Brabant zette ze nooit één voet. Met uitzondering van Bre da waarheen ze reeds als meisje van tien jaar wel eens te voet is gegaan. hoogte van drie meter een zeer lange horizontale balk zorgt voor de begrenzing van deze schouw. Op die balk staan twaalf witte borden, met daartussen een wit- metalen kruisbeeldje. En onder die balk is een muurplank aange bracht. die plaats verleent aan di verse busjes en trommeltjes met waren, welke droog gehouden moeten worden. Ook het gerookte vlees en spek kan men daar in de buurt aantreffen. Ter linkerzijde het soort hekwerkje is afgerasterd dat ,.'t brandijzer" wordt genoemd, staat een grote kist vol houtblokken de enige brandstof die hier wordt gestookt. Vandaar dat er op het erf lange- rekte stapels van liggen, die aan bietenputten doen denken. Het is de oogst van veel snoei- en jaag- werk, des winters verricht op het eigen land. Bij de boerderij zijn nl. 20 ha bouw-, weide- en bos- Dank u wel Als we haar vragen, of wij haar dan Holland eens mogen la ten zien luidt haar zeer besliste antwoord: „Dank u wel, ik wil niet dóód gereden worden! Trouwens, waar zou ze de tijd vandaan moeten halen? 's Zomers staat ze. evenals haar broer 's ochtends om 4 uur op. Want de zes koeien moeten worden gemol ken ook de elf kalveren, de drie paarden, het varken en de kippen vragen van haar hun verzorging. Broer Johannes heeft het immers veel te druk op het land. Momen teel is hij ver in de omtrek aan het aardappels „uitdoen" en hij z<du nooit klaar komen, als hij niet geholpen werd door een knecht en een meid. „Kan hij dan nog een vrouw voor landwerk krijgen?" „Eifeen volk", zegt Johanna, „een zoon en een dochter van wijlen broer Cornelis, van wie de weduwe wat verderop woont. An ders zou het niet lukken...." Juist als het klokje aan de muur het middaguur van 4 ge slagen heeft, komt Johannes bin nen. De rubber laarzen heeft hij voor de deur met veel krachtsin spanning uitgetrokken en verwis seld voor een paar klompen, de handen heeft hij gewassen en zonder de minste notitie van ons te nemen pakt hij een homp brood, snijdt er enkele boterham men af. waarna zijn zuster hem een schaaltje vet een een stuk kaas toeschuift. Zelf eet ze nu ook maar gauw een boterham, want het is al wéér bijna melkenstijd. En de bussen moeten nog naar de wei worden gereden, die niet vlak bij huis ligt. Er is wel een stukje weiland vlakbij, maar daar loopt alleen het varken in, dat in november driehonderd pond zal wegen en van kop tot staart bestemd is voor de eigen consumptie. „Ja hoor", zegt Johanna, „dat eten we samen helemaal op. Maar van de slager kopen we nooit wat Als je hard werkt moet je flink schranzen. Anders word je ziek. Wij waren nog nooit ziek. En we staan erg vroeg op nu het langer donker blijft om 6 ken over Essen-Steele, Essen-AItendorf, Essen-Werden of Essen-Borbeck en hoe al die in het stadsverband opgenomen dorpen mogen heten, doch alleen maar van „Essen-Rest". „Essen-Rest" is thans voor het grootste deel herbouwd en geworden tot Het ene aspect van Essen Is zuiver zakelijk. Nog altijd zijn er binnen,de stadsgrenzen 21 mijnen, die met elkaar 60.000 arbeidskrachten werk verschaffen. De ijzer- en me taalverwerkende industrie aangetrokken door de mijnen telt 52 000 werknemers en de na-oorlogse tijd gaf een ontwikkeling te zien. waarbij steeds meer grote handelsin stellingen zich in deze Ruhr metropole kwamen vestigen; de handel biedt al aan 50.000 personen werkgelegenheid. In het stadscentrum, direkt ten noorden van het centraal station verrijst het ene hoge gebouw na het andere: doel matig ingericht en met veel glas. En tussen de hoge han delsgebouwen zijn nieuwe, rui me en alleen voor voetgangers bestemde winkelstraten inge richt met een lagere bebou wing. waardoor zon en licht vrije toegang blijven hebben. a de weg naar handels- en elcentrum voor het gehe le Ruhrgebied heeft Essen al een grote afstand afgelegd, mede doordat het. zelfs in de city, rekening heeft willen houden met de steeds groter wordende behoefte aan recre atie. De vrije zaterdag is praktisch overal ingevoerd cn na 2 uur op zaterdagmiddag is er geen enkele winkel meer geopend.... Recreatie Is Essen dus de industrie- en handelsstad van voor de oorlog gebleven, de stad is na de algehele verwoesting van het centrum niet alleen doel matiger en bovendien fraaier opgebouwd, maar heeft ook kans gezien het andere aspect dat van de recreatie op praktische wijze in het stads beeld in te passen. Geen enkele stad van deze grootte in geheel Europa zal zoveel ontspanningsmogelijkhe den zo dicht bij zijn centrum bezitten als Essen. En wat ook belangrijk is: de moge lijkheden tot ontspanning zijn aangepast aan de huidige Het Folkwangmuseum bij voorbeeld (1400 meter van het centraal station) maakt zelfs op de bezoeker, die zelden of nooit musea bezoekt, een die pe indruk. Hierin is een prach tige verzameling schilderijen en plastieken van een harmo nische samenstelling bijeenge bracht. waarbij het juiste mid den is bereikt tussen de oude school en de moderne kunst. Geen muffe museumzalen, doch lange vleugels met veel glas. waardoor het daglicht vrije toegang heeft. Directeur dr. Heinz Kóhn, een nog jon ge en ambitieuze man vertelt smalend van de ontembare lust der nazi-machthebbers in de voor-oorlogse jaren om De binnenplaats ran het Folkumg-museum In Essen. gerekend, dat Essen er 15.600.000 m3 puin aan heeft overgehouden Precies 1 van de burgerij of 6800 personen zijn bij de bombardementen, die in het voorjaar van 1943 het hevigst waren, omgekomen. En het is ongetwij feld een brok galgenhumor als Duitsers vertellen, dat zij toen niet meer spra- Na 1945 is Essen aai zgn efl ^01*63^ 6^1 OQ el j l< fl Cel Q D wederopbouw begonnen. Dat was geen gemakkely- ke opgave. Steeds heeft men hierbij echter voor ogen gehouden, dat Essen anders moest worden. Geen grauwe fabrieksstad meer met sombere, nauwe stra ten, lage rommelige bebouwing en grauwe, donkere pleintjes op enge stukjes grond tussen hoge fabrieks gebouwen en bedrijfspanden. Bovenal moest er ruimte komen voor de recreatie en ontspanning, voor groen en beplanting. Zestien jaar later is Essen praktisch herbouwd en waar de bouwnijverheid nog niet geheel gereed is, ziet men vyel reeds, hoe de omgeving er binnenkort zal uitzien. Terecht spreekt men dan ook over Essen als de stad met de twee gezichten Le 272 bombardementen, die Essen tij dens de tweede wereldoorlog te verdu ren heeft gehad, hebben hun uitwerking niet gemist De grote Krupp-fabrieken en de aangrenzende stadswijken werden vol komen verwoest. Mensen, die graag met cijfers werken, hebben nauwkeurig uit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 13