In ineinoriain Slauerhoff Bekijk het eens van een ander punt SLAUERHOFF SCHREEF EENS ZONDAGSBLAD ZATERDAG 7 OKTOBER 1961 DE WERELD 25 JAAR GELEDEN door G. PUCHINGER Alleen in mijn gedichten kan ik wonen, ïS'ooit vond ik ergens anders onderdak; foor de"eigen haard gevoelde ik nooit een zwak, Een tent werd door den stormwind meegenomen." J J. SLAUERHOFF ..Woningloze" „Slauerhoff heeft enkele honderden geschreven, ver bo\e de gemeeue maat." H. MARSMAN 1939 GISTEREN 6 oktober wa» het vijfentwintig jaar geleden dat de dichter Jan Jacob Slauerhoff •tierf, en opnieuw ii er bij velen dat ogenblik van grote weemoed van vijfentwintig jaar geweoat, dat hij zo jong, op achtendertigjarige leeftijd stierf. De schok binnen de dichtersbent moet groot zijn geweest, went uitzonderlijk velen herdachten hem in gedichten: Jan Prins, A. Roland Holst, Anthonie Donker, Jan van Nijlen, Berend de Goede, Bert Voeten, Ed. Hoornik, Kerel Jonckheere, Jo Landheer, L. Th. Lehmann en Jo Ypma. En toch sullen wij dexe wonlng- lase, die alleen bi zijn gedichten kon en wilde wonen, in zijn eigen gedichten moeten soeken. Velen hebben over hem ge schreven. Twee biografieën over hem zagen het licht, van Con stant van Wessem en van C. J. Kelk. Herman van den Bergh schreef een studie over hem; Si mon Vestdijk gaf Slauerhoff een ruime plaats in zijn scherpzinni ge mémoires ..Gestalten tegenover mij". Het aantal artikelen over Slauerhoff in literaire bladen en dagbladen is legio. Zijn plaats in de Nederlandse letterkunde, hoe wel nog niet definitief bepaalbaar, is verzekerd. Welke zal deze zijn? In leder geval déze. dat hij ge durende vijfentwintig jaar door jongeren la gelezen en herlezen, en of de Invloed daarvan la na te «peuren of niet, maar wanneer men vijfentwintig Jaar door Jon geren gelezen la. dan kan men sulk een invloed voor een eeuw verzekerd weten. De ouderen van zijn eigen le vensperiode zullen Slauerhoff nau welijks hebben kunnen waarderen, omdat Slauerhoff in de letterkun de van Nederland definitief de Victoriaanse Eeuw doorbrak. Hij sneed vragen en onderwerpen aan die althans in Nederland tot dan toe nauwelijks zo openhartig ter sprake waren geweest in de dicht kunst. Maar als najager van het abso lute had Slauerhoff er behoefte aan. af te rekenen met al wat hem tegenstond, en dat was veel. Niet dat hij geen tederheid ken de. Het eerste gedicht „Zomer uren". dat in zijn „Verzamelde Gedichten" werd opgenomen, ge tuigt daarvan: Breng het verguld kristal. En glazen van droomrige kleur; Behoed onzen roes voor verval In overprikklenden geur. Rozen! Om rozen nood' Ik heb ze lief tot waanzin Zij hebben 't somber aanzien Van dingen, aanbrengend dood. Da goudwijn schuimbekt in den Gij klieft een perzik, dat het nige scherpe formulering erin valt Maar vóór alles zal hij de dich ter' blijven, de opstandige wo- ningloze. die protesteerde tegen een volksgemeenschap die hij toch innig lief had. maar waarin hij leefde zonder God en zonder de hoop die Christus schenkt aan die Hem in hun vertwijfeling zoe- waarin zijn vrienden en allen die hem in de poëzie gevolgd heb ben. zich hebben teruggevonden: Door vijanden omringd. Door vrienden in den nood Geschuwd als aas dat stinkt. Houd ik mij lachend groot. In 't leven was geen dag Ooit zonder tegenspoed. Ik leed kwaad cn deed goed; Bedekt met sneeuw en ijs. Getooid door menig lijk Van wie de dwaze reis Deed naar mijn innerlijk. Eens vroeg licht als Parijs. Nu 't poolgebied gelijk. Ik laat geen gaven na. Verniel wat ik volbracht: Ik vraag om geen gena. Vloek voor- en nageslacht; Zij liggen waar ik sta. Lachena den dood verwacht. Toch heb ik nog i Dat men mij na zal geven: Het goede deed hij slecht. ied 1 J. SLAUERHOFF Maar 'k zal uit zinnendwang Mij wel eindlijk bevrijden En. glimlachend, eeuwen lang Droomleven leiden. Ik vond in de leege woestijn Steeds een fata-morgana Waar een geluksland moest zijn. Ontvang mij. Nirwana! Maar het hemelse leven en de eschatologische verlossing heeft hij niet gekend, daarvan getuigt zijn brillante. maar tevens mis schien meest tragische vers: In Nederland wil ik niet blijven. Ik zou dichtgroeien en verstijven. Het gaat mij daar te kalm. tc deftig. Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig. En danst nooit op het slappe Wel worden wecrloozen gekweld. Nooit wordt zoo'n plompe boeren kop gesneld. En nooit, neen nooit gebeurt een mooie passiemoord. Wie de ontwikkeling van het Existentialisme na 1936 heeft ge volgd. zal niet verwonderd zijn bij het lezen van Slauerhoffs verzen. Ze waren een profetie van een stroming die eerst later alom on derkend zou worden. Daarvan heeft prof. dr. N*. A. Donkersloot getuigd, toen hij op 12 maart 1940 te Utrecht de Slauerhoff-tentoon- stelling opende, gehouden ter ge legenheid van de verschijning van Slauerhoffs „Verzamelde Werken." Daarbij sprak prof Er woelt, onstilbaar, in mijn hart rellende Naar zachtheid wrangkwelli jolute, en toen hij dat niet kon bereiken, overmande hem de weemoed, en zo dichtte hij in volkomen openhartigheid ïït, dagen. Wel kon ik met een vleugelrcppen. Werelden uit den chaos scheppen. Laat' ik het nacht, Maar wars van ïedre wereldorde. Ik haat de horde Die, 't slijk ontkropen, zich ver- Ik leefde ook liever monogaam. Maar ben veroordeeld als nomade Tot geen gestagen echt bekwaam. Steeda af te wijken van de paden Door elk van wieg tot graf be wandeld. Strak afgewend van 't boos instinct: Hun ziel voor welvaart vlot ver handeld Hun drift verdrongen en vermink: 't Geluk, dit smadelijk verdrag Toch te vergeten bij een gade Een zacht licht in een triesten dag. Des nachts een donkere genade. Wordt duur gekocht: die lieve Groeit in een stadje vast t Daarnaast weerklonk voor vele jongeren op aanstekelijke wijze zijn protest tegen de Nederlandse burgerlijkheid: Ik Nederland wil ik niet lever. Men moet er steeds zijn lusten re- k Ga liever leven in de stepper,. Waar men geen last heeft van zijn naasten: Om 't krijschen van mijn lust zal En 'k zocht het op 2 In Nederland wil ik niet sterven En in den natten grond bederven Waarop men nimmer heeft ge leefd. Dan blijf ik liever hunkrend zwer- Ik zal wel heengaan op een nacht Met atille trom: een desperado Die amachtend zoekt als Eldorado Een land nog niet in kaart jje- Om eindelijk, door elk visioen Verraden, mij te laten werven Voor 't vreemdelingenlegioen Zoo eervol anoniem tc sterven Zijn nooit aflatende weemoed en verlangen naar groter heerlijk heid dan het aardse leven hem kon schenken deden hem met bei de handen grijpen naar al wat het aardse leven bieden kon. zoals hij ons ui zijn „Ode" beschreven heeft: Het leven was dwingend goed. Ik heb wild genomen Uit stroomenden overvloed: Er was geen ontkomen. Maar eenmaal raak ik vermoeid Van al deze dingen. Als 't gebloemt dat bedwelmend Uit liefde door wellust, om trouw Ach. ieder omstrenglen Is slechts een snikken van rouw Om 't genot der englen. Om 't welzijn van zijn medemen- schen denken. In het geniep slechts mag men krenken. Maar niet een facie ranslen dat het knalt. Alleen omdat die trek mii niet bevalt. Iemand mishandlcn zonder reden Getuigt van tuchtelooze zeden. Ik wil niet in die smalle huizen Die Leelijkheid in steden en in dorpen Bij duizendtallen heeft geworpen... Daar loopen allen met een stijven boord Uit stijlgevoel niet. om te too- Dat men wel weet hoe het be hoort Des Zondags om elkaar te groe- ten De straten door in zwarte stoeten. Donkersloot onder meer: „Als men van Marsman kan zeggen, dat hij zijn poëzie heeft willen maken tot een recht oprijzende vlam. kan men van Slauerhoff zeggen, dat zijn vlam weliswaar krachtig brandde, maar met rook en smook. Zijn persoon kenmerk te zich door een diep ingewortel de onbevredigdheid, die alle scheppingsdrang, niet alleen in de kunst, eigen is. Enerzijds werd hij gedreven door grote verwach tingen. anderzijds was hij ervan overtuigd, dat het leven op zich niet in staat is deze te geven. Een onuitroeibare drang naar geluk dreef hem voort bij de overtui- iing. dat dit niet te vinden was. it een zo tegenstrijdig gevoel wordt zijn neiging tot het fata lisme verklaarbaar. De wrevel, die als een ziekte in hem woeker de. moet allereerst als een kwes tie van temperament worden ge zien. Wat hij schreef was meer een uiting van een levensreactie dan van een levenshouding. Van Marcellus Emants kan men zeggen, dat hij van jongsaf zijn houding tegenover het leven had bepaald. Slauerhoffs „mal de vie" is echter uit de grond van zijn leven voortgekomen. Slechts één ding heeft hij eigenlijk ge zegd: „Waarom? Waartoe? Is de indruk, dat hij de vernieler was van eigen wil. de spelbreker van eigen verlangen Een mens vol tegenstrijdigheden met voor keur voor het barbaarse en wreedaardige. Een andere nei ging die naar het decadente. Dat barbaarse is echter wél eens overdreven, en op zijn grimmige humor is men vaak te weinig be dacht geweest. Zijn humor was een even krachtige kant van zijn karakter als zijn humeur. Dan moet nog genoemd worden zijn schuwe en verdrongen tederheid, die het meest tot uiting komt in zijn bundel „Saturnus." Veel kan ten had zijn persoonlijkheid, maar de sterkste was toch de drang naar „zelfverlies", of hij dat nu zocht op zee. in het oer woud of wel In zijn onderdompe ling in de oudheid, de Chinese kunst. Het meest lokte hem wel het zelfverlies, dat de genezing zou zijn van zijn onrust De grootheid van zijn dichterschap en leven is geweest, dat hij, naar eigen woorden, een groot zelfver- Fotograferen is kijken in het kwadraat. Wie te snel de sluiter van zijn camera laat werken, mist dikwijls goe de fotokansen. Probeer altijd een origineel standpunt te vinden, door nu eens vanaf een hoogte, dan weer juist van heel laag te fotograferen. De camera bij de voet. geeft een z.g. kikvorsperspectief. waardoor de wereld een heel aparte kijk krijgt. Dus niet altijd de camera bij het oog of op de buik, ook eens veranderen. Bij bovenstaande foto werd een laag standpunt toege past. Hierdoor ontstond een duidelijke weergave van de spiegeling in het water, terwijl de groep hoog af steekt tegen de lichte lucht. De bomen sluiten het beeld aan weerszijden goed af, de foto loopt niet in het niets uit. Een geelfilter geeft altijd een betere weergave van de lucht, al of niet met wol ken. Vermijdt de zon in de rug.' Gebruik zij of zelfs tegen licht. Bij dat laatste er voor oppassen dat de zon niet in de lens schijntcamera in de schaduw en zonne- kap op het objectief. Belicht kort, d.w.z. gebruik een korte sluitertijd. 1/100 seconde bijv. De trillings- onscherpte wordt er door vermeden. Boxcamera's bij de opname volkomen stil houden, eigenlijk met in gehouden adem fotografe- was dat hij vervuld was van een onbevredigbaar verlangen. dat nimmer te vervullen was. en zo was hij reeds lang vervuld van ..Het einde" van al zijn aardse verlangens: Vroeger toen 'k woonde diep in 't land. Vrat mij onstilbaar wee; Zooals een gier de lever, want Ik wist: geen streek geeft mij be stand. Maar nu ik gevaren heb En lag op den oceaan alleen. Waar zelfs Da Cunha en Sint-He- leen Niet boren door de kimmen heen. Voel ik het trekken als een eb Naar 't verre, vaste, bruine land. Nu weet ik: nergens vind ik vree. Op aarde met en niet op zee. Pas aan die laatste smalle ree Van hout in zand. Ik had het leven me anders voor gesteld. Meer als een spel van nauw be toomde krachten. Van groote passies en vermetel trachten, Den grooten trek. de worstling met geweld. En dan is daar nog dat andere vers. eveneens „Het Einde", gehe len. waarin hij ons nalaat de be kentenis: Nog zweven liedren op den wind En gaan van mond tot mond. Van ouder op kind. Maar 't speeltuig ligt in 't stof geworpen En hij die ze er aan ontlokte Is mi een afgestompte, verstokte Dronkaard geworden in de laat ste dorpen. Nog zweven liedren op den De eerste en de laatste regel van dit gedicht weerklinken als harpslagen. waarbinnen de bitte re levensbelijdenis van Slauer hoff is vervat Met dat al zou men bijna ver geten dat Slauerhoff ook critisch proza heeft geschreven, dat opge nomen is in het vijfde deel van zijn ..Verzamelde Werken." Hoe wel zijn scherpzinnigheid niet die evenaart van Menno ter Braak en Du Perron, valt op. hoe me- Van Ecdcn is In aanleg universeel, in ver wezenlijking ook; door de snelle expansie van alle kennis is hij een onrustige. Maar is er niet ergens sprake van een „heilige onrust", beter dan een rijk verzadigde rust? (pag. 95) Maar het heele werk van Albert Ver- wey ls daar om te bewijzen, dat hij niet alleen bewust dicht, wat al een zonde te gen de Muze Is, maar ook met voorbedach ten rade, en dat is een doodzonde tegen die hooge dame. cn de straf die er op staat, is dat het vers sterft, door den strik dien de Maker haar zelf gespannen heeft. (pag. 97) Verwey en zijn aanhangers van De Be weging hebben uit het oog verloren, dat een klein zangerig onhandig vers van Ver- laine of Leopold meer waard Is als poë zie dan een heele bundel berijmde en in keurige volzinnen overgebrachte wijsheid. Hiermee wil niet worden gezegd, dat wijs- geerige en zelfs didactische poëzie per se geen poezie is. Neen, dat kan aan de andere pool even zuivere poëzie zijn. Maar dan moet deze wijsheid uit een zuiver wel lende bron ontspringen (en die bron kan wellen In de verhongerde binnenlanden van China, op de geblakerde hoogvlakten van Arable en Perzlë) en deze didactische poë zie moet uit eenzelfden lust tot beleeren ontspruiten, en zelfs nog verbaasd zijn over het pas ontdekte of afgeleide, als in de middcleeuwsche didactische poëzie zich soms verrukkend uit. Maar niet uit een geest dlc de heele wijsbegeerte heeft door gewerkt, de heele letterkunde en staatkun de. Deze geest moet proza schrijven, es says. of colleges geven en oraties, maar niet dichten, (pag. 97) Ten onzent zijn pas Perk en Verwey weer begonnen cenige vrijheid te nemen door bijvoorbeeld eens een jambe om te draaien en daardoor een grootere vrijheid te verkrijgen. Gorter wordt volslagen ban deloos cn houdt alleen nog aan een be paald aantal lettergrepen vast en het rijm als rustpunt. In Frankrijk is een machtige beweging voor „vers llbrc": het Fransche vers was dan ook het meest gebondene van alle. ipag. 101) Ik houd niet van het kwatrijn al Is het nog too af. voor mijn gevoel heeft het al tijd iets pretentieus. Hoeveel mooier en sierlijker zijn niet de korte drieregelige Ja panse lyrische gedichten: hoeveel harts tochtelijker en tevens warmer de Spaan- sche soleares, requibros. «ateaa. Maar het kwatrijn past misschien veel beter bij het Hollandsche karakter: het Is. noodge dwongen. evenwichtig, bedachtzaam, dege lijk. ingetogen", (pag. 105) Bijna altijd wordt het pseudoniem in ons kleine land verraden, uitgekraaid, iedere ingewijde haast zicb den wellust van de onthulling te smaken.... Neen, een pseudo niem Is eerder geschikt voor lieden die een bepaalden kant van hun wezen nog eens willen belichten. De pseudoniemen Donker en Den Doolaard bijvoorbeeld zijn zonder twijfel zinrijk gekozen, bij den eenen om de tint van zijn gemoed aan te geven, bij den ander om te annoncecren dat hij bergtochten deed. (pag. 107) bijvoorbeeld eens een boekje uit. Huon of over den hond gcheeten. dat waarlijk kin derachtig is als een schoolopstel, en pre tentieus als het eerste gedicht van een filmster (pag. 119) Van Schendcls eigen taal. De beko ring. de magie daarvan steekt niet in den fraaien volzin, niet in de welgekozen woor den. maar in den gang. den toon. In iets dat elke definitie ontglipt en het bewijs vormt, dat zijn taal zuiver is en oorspron kelijk. (pag. 120) Rilke plaatst den dood midden In het le ven. En Marsman houdt het leven ïioppig vol tot in den dood. Daarom aarzel Ik niet Marsman, nog meer dan op grond van zijn vroegere verzen cn vaak uitgcbralde „Lebcnsbcjabungen". een onverwoestbaar vitalist te noemen op grond van deze dood- sche verzen, (pag, 174175) Als Nederland grootcr cn expansiever was. of als Marsman zijn vaderlandslief de verloor cn zijn nationale deugden kon omzetten in een streven naar de ruimte, de verte, welke een grootsch oeuvre zou hij met zijn behecrschlng van onze weer barstige taal kunnen scheppen. Maar het zal wel blijvi dan klei- bundel, getuigend van zijn groote kracht...." (pag. 175) Zoo zijn er vele parabelen over de bedrogen hoop. Maar men kan het nu korter zeggen. Men kan nu zeggen: „Briand", Dat is de Incarnatie van den menscb die illusies te gen de klippen opdrijft en se één voor één ziet vergaan, (pag. 234» Het is droevig, niet alleen voor het Duitsche volk. maar voor heel Europa dat Duitsland wel altijd vele bekwame, emi nente. op één of meer gebieden uitmun tende mannen heeft, maar nooit groote mannen. Wel veel specialisten, -naar geen universeel #ype. En de vele specialisten, die hoe langer hoe verder van elkaar afra ken en den samenhang niet meer terug kunnen vinden, worden nu overstemd door den luidsten schreeuwer, en gaan zelf ook gelooven dat het een onvermijdelijk nood lot is.... Hitier Is niet de berg die een muis baart. Hij is een muis die een berg zal baren, een berg onheil, (pag. 250 Dat het mooiste schip van dc Ncdcr- landsclic handelsvloot Johan van Olden- barnevclt heet, kan geen hoofd met een romp verccnigen na drie eeuwen scheiding. Holland is het land waar de Krisjnamoer- ti-beweging welig tiert en het communisme zeer spoedig ontaardde in een soort markt- schreeuwersdemagogic en daarmee voor goed onschadelijk was. (pag. 266) Ik beschouw Spanje cn China als de be schaafdste landen van dc wereld. De Hol landsche beschaving is als roggebrood: substantieel, degelijk, maar niet gracieus, (pag. 266) Het maakt een groot verschil, in welke omstandigheden een verhaal wordt gedaan. Een spookverhaal aan het ontbijt zal dc toehoorders doen geeuwen of doen glimla chen. aan den haard in het late avonduur daarentegen doen huiveren, (pag. 267) Elke biografie moet een mengsel zijn van waarheid en verdichting, het kan niet anders. Wie zuivere historie eischt geeft blijk het wezen der historie niet te ken nen; dc absolute historie bestaat niet, ook niet bij volledige feitenkennis, (pag. 268) De domineesliteratuur, die men door Kloos voorgoed vermoord waande, is weer sterk aan het opkomen, (pag. 268) Dc roem is voor het talent, wat de kan ker is voor het weefsel; hij vreet het op cn stelt er zich voor ln de plaats, eindelijk is het talent bijna verwoest, de roem op zijn hoogtepunt, (pag. 270) Was Bildcrdijk niet veeleer een groot rhetor en een machtig taalschepper cn -behccrscher. dan een groot dichter? Eeuwen heeft men er aan gewerkt een dichterlijke taal tc scheppen en Bildcrdijk vormde een hoogtepunt van dit werk. Nu. sinds een twintig jaren ten hoogste, is men er moe bezig die dichterlijke taal weer zoo radicaal mogelijk kwijt te raken cn tc dich ten in de eenvoudigste, meest onmiddelijke taal dlc er is. Zal dat ook weer eeuwen duren voordat de afbraak volledig ls? Wat is groot? Heeft Bilderdijks grootheid niet eenigc overeenkomst met het Heldci- bergcr vat? Dat is ook enorm van om vang, dat klinkt ook geweldig als men het aanstoot. Maar dc fijne wijnproevers denken er toch niet aan daar hun wijn af te tappen! (pag. 271). Ik vind iemand die zelf op tijd zijn elren Idealen eens In de maling kan nemen, aan- trekkc'iiker en eerbiedwaardiger dan dc ve len met Profetische allnees, die nooit uit de plooi komen. (pag. 274)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 16