Nog ligt daar die puinhoop in Soesterberg ZATERDAG 15 JULI 1961 r Ruim 5 jaar na een afschuwelijk ongeluk V.J TIET was op een stralende Al morgen van april 1956, dat op het veilingterrein te Wester- lee, gemeente De Lier, twee chauffeurs van de Lierse ex porteur C. Disselkoen (nu 49) ln de cabine van een Scania Vabis klauterden en met een zwaai de portieren dicht trokken, om welgemoed een grote partij fruit via de tradi tionele route Utrecht, Amers foort, Apeldoorn en Deventer naar Zweden te gaan brengen. Twintig ton hadden ze opgela den. En waar die zware vrachtauto met-aanhangwagen ook al twaalf ton woog, rolde er alles bij el kaar zo'n goede dertig duizend kilo oostwaarts, waarvoor dat tweetal, t.w. Thomas de Jongste uit De Lier (nu ca. 45) als hoofdchauffeur en George Kitze- ner uit Enschede (nu plm. 40) als bijrijder, de verantwoordelijk heid hadden aanvaard. Te ongeveer half 10 passeerden ze Utrecht. En weldra zou Amers foort zijn bereikt, als zich niet in Soesterberg, schuin tegenover het bekende café-restaurant ,,Het Zwaantje", een afschuwelijk on geluk had voortgedaan. Het voort- donderende treinstel raakte na een botsing met een tegenligger de koers kwijt, schoot met vaart de wegkant in en stormde onweer staanbaar op twee percelen-onder -één-dak af, Rademakerstraat 11 en 9, respectievelijk eigendom van de textielhandelaar C. R. van Eijdcn (nu ca. 50) en de pomp stationhoudster mevrouw de wed. G. H. de Ruiter (nu ca. 55), die beiden zelf him bedrijf ook ex ploiteerden. De gevolgen waren ontzettend. Beide panden met gelijkvloers kamers waren na een gewel dig gekraak enige tijd in een dikke stofwolk gehuld, waarna bleek, dat dat van Van Eijden bijna volkomen was weggevaagd en dat van de weduwe De Ruiter voor meer dan de helft. Boven dien waren haar drie benzinepom pen, die vóór de zaak stonden, radicaal opgeruimd. Als door een wonder vielen er noch in het ene, noch in het an dere pand slachtoffers, maar er was helaas een dode te betreuren, nl. de 42-jarige Amersfoortse win kelier in elektriciteitsartikelen G. Drexhage, vader van vijf kinde ren en zaak gedaan hebbende in de Langestraat, die met zijn Opel Caravan op weg was naar Utrecht, waar Zó is dc toestand thans, dus r vijf jaar later. Rechts het door de heer Van Eijden aangekochte pand, waarin hij nu zijn lingerieën verhandelt- Van de shotvroom voor zijn meubels, karpetten etc., waarvoor hij zijn toer k ff laats moest gaan gebruiken, worden voorbijgangers niets gewaar, om dat die werkplaats ver achter de toinkel staat. ,JVog méér schade", verzucht de eigenaar. zaak dreef en juist bezig was een tweede winkel te installeren. Daar de Scania Vabis omsloeg en onder het puin bedolven werd, werd de chauffeur Kitzener zo ernstig gewond, dat hij zes weken in het ziekenhuis moest doorbren gen. Zijn collega liep geen schram metje op. Wel een shock, waar van hij na 14 dagen echter was hersteld. Vijf jaar geleden „Maar binnenkort ga ik in elk geval weer opbouwen. Voorlopig bescheiden, daar de verzekering me nog veel meer moet uitbeta len", zegt de textielhandelaar met grote ernst. Exporteur Disselkoen uit De Lier, die maar liefst 14 trein stellen heeft lopen en hiervoor 32 chauffeurs in dienst heeft. „Maar ik ruim tier auto-combi naties op, omdat ik niet vol- étendc goede bemanningen kan krijgen..,.,," steeds weten de heer Van Eijden en mevrouw De Ruiter niet, waar ze aan toe zijn. Ook de heer Dis selkoen weet dat eigenlijk nog niet. En de nagelaten betrekkin gen van de heer Drexhage even- „Wèèrom moet dat zo lang du ren?", zei ons enkele dagen gele den de heer Van Eijden nogal op gewonden, .omdat eind vorige maand de civiele Kamer van het Amsterdams gerechtshof nog geen uitspraak deed over de schuldvraag en ze op 12 septem ber de behandeling zal voortzet ten. Dan wil men nl. chauffeur De Jongste als getuige horen, terwijl het hof tevens deskundigen een onderzoek wil laten instellen en zich door hen zal laten voor lichten over de vraag, of het mo gelijk is dat de vrachtauto, tenge volge van de aanrijding met een andere auto, niet meer was te remmen en of deze chauffeur met een grotere snelheid dan de toe gestane maximum snelheid (50 km) heeft gereden. De Utrechtse civiele rechtbank verklaarde nl. op 24 december 1958 de eigenaar van de vrachtauto mede schuldig, waardoor mede de verzekering van die eigenaar („The Ocean") voor de schade zou moeten op draaien. Tegen dit vonnis ging oe advocaat van Disselkoen, of lie ver van „The Ocean", mr. Ger- llngs uit Utrecht, in hoger beroep. Hij ziet uiteraard liever, dat de verzekering van wijlen de heer Drexhage „The London Lancas ter" net als „The Ocean" een buitenlandse maatschappij voor de schade aansprakelijk wordt ge steld, aldus de heer Van Eijden. En hij vervolgde: '„Nog nooit ben ik voor geweest. Trouwens niemand. Alleen die twee advoca ten van de verzekeringsmaat schappijen procederen maar tot in het oneindige. Ik was één keer als toeschouwer aanwezig bij hun pleidooien, eind oktober 1958 voor de rechtbank te Utrecht. Er wer den allerlei dingen gezegd waar tegen ik bezwaar had, maar ik mocht niet protesteren, anders werd ik de zaal uitgezet. Zo vertelde de advocaat van de weduwe Drexhage, mr. Goudsmit uit Amsterdam, aan de president van de rechtbank, dat de weduwe De Ruiter en ik van de beide ver zekeringsmaatschappijen een geldsom hadden aangeboden ge kregen, doch dat wij die niet hadden willen aanvaarden omdat we ze te laag vonden. Wij hadden echter via onze eigen advocaat mr. G. Terlaan uit Utrecht, van een dergelijk aanbod nog nooit iets gehoord. Ik vroeg daarom aan Terlaan: „Hoe zit dat?" waarop Terlaan me antwoordde „Die vent kletste maar wat". Vreemde kanten ,,t Is van 't begin af aan zo gek gegaan", ging de heer Van Eijden geagiteerd verder. „Op de dag van het ongeluk gaf ik de zaak in han den van Terlaan. Of liever: hij nam ze zélf in handen. Toen hij van een en ander gehoord had belde hij me eerst op, daar hij destijds ook in Soesterberg had gewoond en hij me kende. Ik heb hem zelfs nog verhuisd naar Utrecht. Hij kwam de situatie bij me opnemen, klopte me op de schouder en zei: „Kees, dat zaak je zal ik nu eens voor je opknap pen. Dan is het binnen enkele da gen beslist". Toch duurde het op één dag na een jaar na een jaar heb je alle aanspraken ver speeld! alvorens Disselkoen per deurwaardersexploit bericht kreeg, dat hij voor schadevergoe ding zou worden aangesproken. Waarom moest dit bijna een jaar duren? Ik kan natuurlijk niets be wijzen, maar er is al geschreven, dat het „een lekker melkkoetje" werd. Daarom heb ik in april 1960 een nieuwe advocaat geno men, mr. H. P. M. Steenbergen uit Utrecht. Zo zijn er zoveel gekke kanten aan dit drama. Die aanrijding had 54 meter vóór mijn pand plaats, m.a.w. 54 meter terug in de richting Utrecht. Dat is dus nogal wat! Werkten dan na de aanrijding de remmen van de vrachtwagen wel? Naar mijn vaste ovértuiging niet; dat die stuurstang is afgebroken kan ik begrijpen. En ik kan me óók le vendig indenken, dat die chauf feur toen de kluts kwijt raakte. Dat echter tevens de vacuum- slang waarmee je moet rem men werd afgesneden is, naar een deskundige mij meedeelde uitgesloten. Trouwens, dat die slang stpk was. is pas geconsta teerd, nadat de vrachtauto onder het puin uitgetrokken was. Die slang is dan ook niet door de aan rijding stuk gegaan, maar door het wegsleuren van de auto. Nog een èndere duistere kwes tie voor mij is die dokter Harm- sen uit Zwolle. Deze reed met zijn Buick achter Drexhage. Nadat Drexhage door de botsing uit zijn auto was geslingerd, was hij vol gens het sektierapport nog niet dood. De man overleed pas, toen de dokter volgens de politie over zijn hoofd en benen was gereden. Aanvankelijk verklaarde dokter Harmsen, dat Drexhage tijdens de rit onwel moet zijn geworden, daar zijn Opel dermate slinger de. dat hij er maar een heel eind achter bleef rijden. Maar later heeft de dokter deze verklaring herroepen. En gelukkig leefde Drexhage nog, toen hij uit zijn auto vloog, want anders hoefde de verzekering niets uit te keren. „Op een dode wordt niet uitbe taald", heet dat in de wandeling. heengereden, eerst vèr doorreed. Totdat hij een wegenwachter ont moette. Nu stopte de dokter, ver telde hem wat er zoëven was ge beurd en deelde hem verder me de, dat hij haast had in verband met een spoedoperatie in Utrecht. De wegenwachter heeft me dit persoonlijk meegedeeld en o.a. ook, dat hij de besmeurde Buick nog wat heeft gereinigd. Maar naar m'n advocaat Terlaan me weer vertelde, was die dokter niet op weg voor een spoedopera tie in Utrecht, maar naar een ver gadering of congres aldaar. Pas 's avonds om half 8 heeft dokter Harmsen zich bij de poli tie te Soesterberg gemeld. Maar remproeven heeft men met zijn De Weduwe De Ruiter met haar beide zoons bij de noodpomp achter op het erf, waaraan de meeste automobilisten voorbij gaan, daar haast niemand van het bestaan af weet. auto niet genomen. Waarom niet? Dat is toch gebruikelijk in zo'n Direct na het ongeluk maakte de politie hier proces-verbaal op. De zaak werd echter op de Utrechtse rechtbank gedepo neerd, omdat de veroorzaker van het ongeluk overleden was, zo heette het. Was het toen maar tot een vonnis gekomen, dan was ik nu veel verder geweest. Een ge wone rechtbank werkt immers veel sneller dan een civiele Ka- Voor de civiele kamer kwam de zaak eerst, zoals al opge merkt, een jaar na het gebeuren, dus in april 1957, omdat toen pas van Disselkoen per deurwaar dersexploit schadevergoeding werd geëist. En recapitulerend: Op 24 december 1958 deed de Utrechtse rechtbank uitspraak: chauffeur De Jongste had over de witte scheidingsstreep gereden èn te hard gereden bovendien. Dat nam Disselkoen, respect. „The Ocean" niet. Zijn advocaat mr. Gerlings ging in hoger be roep, waarna de zaak in mei jl. voor het Amsterdamse gerechts hof kwam. Daarna, op 28 juni jl., opnieuw. En straks weer op 12 september. Of men dan tot re sultaten komt, moeten we maar afwachten. Tijdens de behande ling voor de Utrechtse rechtbank waren er 15 getuigen. Hoeveel het er binnenkort zullen zijn weet ik niet. Wel weet ik, dat ik stad en land heb afgelopen om recht te krijgen. Ik ging naar alle officie ren van Justitie in Utrecht, naar de president van de rechtbank, naar het Kamerlid Romme, ik wendde me tot de Koningin tot tweemaal toe. Soms kreeg ik wel een net antwoord, maar ik bereik te verder niets. Romme liet bv. weten, dat het hier geen politieke kwestie betrof, maar een zuiver civiele zaak. Toen heb ik meteen als lid van de K.V.P. bedankt! En die twee advocaten hebben me tot dusver ƒ4200 gekost!" „Maar u hebt nu toch 40.000 uitgekeerd gekregen? En de we duwe De Ruiter ook?" Voorschot Inderdaad hebben wij beiden, pas drie weken geleden, een voor schot van 40.000 op een even tuele schadevergoeding gehad. Daartoe besloten die maatschap pijen, nadat in maart bekend werd, dat de zaak in mei voor het Amsterdamse hof zou komen. Maar wat heb ik aan 40.000? 'k Heb ze pas na herhaald aan dringen van m'n advocaat geac cepteerd. Mijn werkelijke schade dan dubbel groot Je kunt dat eigenlijk niet eens opgeven, want hoe langer Hoe? De geschiedenis van hei apothekersvak In Dordrecht zijn onlangs de historici van de pharmacie uit de Beneluxlanden bijeengeweest tijdens een congres, dat de geschiedenis van het apothekersvak in het licht stel de. De Amsterdamse apotheker dr. D. A. Wittop Koning heeft bij die gelegenheid een causerie gehouden, die ook voor de niet-deskundigen van grote interesse bleek te zijn. Dr. Wittop Koning heeft voor ons blad nu een artikel ge schreven, dat wij hieronder laten volgen. Daarin wordt ver teld over de geschiedenis van de pharmacie in het alge meen en die van Dordrecht in het bijzonder. de uitkering achterwege blijft, hoe meer m'n schade stijgt: Be drijfsschade èn renteverlies. Ik heb al die jaren al een werkplaats voor m'n meubelmakerij en stof- feerderij moeten huren. Ik heb nu in dit pand, dat ik in 1954 kocht en dat kadastraal vermeld staat als Rademhkerstraat 13, m'n lingerie-artikelen. Maar voor mijn meubilair, vloerkleden etc. heb ik m'n eigen werkplaats als showroom moeten inrichten. Deze staat een heel eind achter dit win keltje. zodat vele mensen eraan voorbij lopen. Welk een schade lever^me dat niet op! En dan heb je natuurlijk nog vijanden, die praatjes rondstrooi en dat Van Eijden een slaatje uit het ongeluk probeert te slaan. Moet je toch meemaken! Is het nu een wonder, dat een mens over zijn toeren raakt Dozen pil len heb ik geslikt om m'n zenu wen de baas te blijven. Niettemin heb ik van 18 mei 1960 tot 22 april jl. in „Berg en Bosch" te Biltho- ven gezeten om wat te kalmeren. Een vriend van me zei onlangs nog: Hadden ze de hele Radema kerstraat maar in puin gereden, dan had heel Nederland gehol pen. Maar nu jij met een buur vrouw alleen staat, laten ze je in de kou staan. En zo is het. Er zijn er, die wel geweerd hebben, dat Ik die puinhoop liet liggen om medelijden bij de burgerij op te wekken. Mijn omzet zou driemaal zo hoog zijn dan vóór het onge luk! Wat een onzin, 'k Heb een normale stijging van 10 15 pet. meegemaakt. En dat is, in ver houding tot de sterke groei van Nieuw Soesterberg, dus het deel aan deze kant van de straatweg, nog niets. Ik had al lang willen herbouwen. Verleden jaar reeds. Toen kwam „Bilthoven" er ech ter tussen, zodat m'n plannen voor een noodwinkel niet konden doorgaan. En thans wil ik op nieuw, maar nu wil de weduwe De Ruiter weer niet (of nog niet) gaan slopen. Lang zal ze dat echter niet kunnen tegenhouden, hoorde ik van de Kamer van Koophandel. Mijn tekeningen zijn al klaar. Ze moeten alleen nog de Schoonheidscommissie passeren". Teleurgesteld De weduwe De Ruiter, die we ook spraken, was al even teleur gesteld als de heer Van Eijden, met wie zij de laatste tijd niet meer gezamenlijk optrekt „Ru zie hebben we niet", zei ze, „doch hij gaf me adviezen, die eerder in m'n nadeel dón in m'n voordeel waren, 'k Heb nu ook een nieuwe (en eigen) advocaat: mr. Star Busmann uit Utrecht. Ik ben eveneens al enige duizenden aan Terlaan kwijt geraakt, zonder dat ik er iets wijzer door geworden ben. Toen hij gewaar werd, dat ik publiciteit aan een en ander ging geven, stuurde hij me een brief met de mededeling, dat hij de zaak opgaf. En meteen zond hij me z'n laatste rekening, van hij 400 afdeed toen ik zei dat ze véél te hoog was. Intussen heb ik het erg moeilijk, daar ik veel klanten van m'n ser vice-station ben kwijt geraakt Alleen oude, trouwe klanten, die de weg naar m'n noodpomp ach ter de ruïne willen gaan, laten me nog wat verdienen, 'k Heb des tijds een schaderapport laten op maken. Dat kwam neer op 75.000, doch 't is op het ogen blik zeker veel te laag. Ook ik heb onlangs eindelijk 40.000 ge had van de verzekeringen en aan de overkant van de weg kocht ik een stuk grond. Misschien dat ik daar straks ga beginnen. De Purfina wil voor me bouwen, als zij de pompvergunningen van me krijgt. Maar men heeft me aange raden, die vergunningen zelf in handen te houden. Met die 40.000 kan ik evenwel geen nieuw benzinestation bouwen. En fin, de Bovac zal me met raad en daad terzijde staan. En verder is de notaris m'n raadsman, 't Is erg oppassen, dat je geen domme dingen doet. Overigens heb ik na dat onge luk nog allerlei andere moeilijk heden gehad. Twee jaar lang sliep ik met Gerrit, mijn jongste zoon (21) in deze ruïne. Het dak lekte soms hevig, zodat ik 's ochtends de dekens nogal eens moest uit wringen. Toen moest ik hier op het laatst weg van de gemeente, omdat het levensgevaarlijk was nog langer in de ruïne te blijven. Doch ik wilde niet, daar ik dan maar moest afwachten, wat er met m'n (vernielde) pompen zou gebeuren. De gemeente begon te dreigen, zei dat ze mij eruit zou zetten en de deur dicht spijkeren. Dank zij het optreden van de Purfina mocht ik uiteindelijk toch blijven, d.w.z. overdag, op dat ik vlak bij m'n bedrijfje kan zitten, terwijl ik nu slaap in een gemeente woning hierachter. Helaas waren mijn meubeltjes al door de gemeente naar m'n nieuwe woning overgebracht. Die mocht ik nu toch weer terugha len naar deze keuken. Alleen: ik moest 49,kosten betalen.... Jammer dat Gerrit juist in de militaire dienst stond en niet thuis was..,. Strubbelingen Voorts had ik ook nog strubbe lingen met de verzekering over het feit, dat ik een nieuwe haard, een nieuw vloerkleed en enkele andere zaken onder het puin had laten liggen. „Maar ben ik dan puinruimster?" vroeg ik ze. Toen troffen die heren op een keer Joop van Breukelen juist bij me aan, iemand, die m'n man als compagnon in de zaak had opge nomen, omdat hij zijn einde voelde naderen (longkanker). En Joop heeft ze eens precies gezegd waar het op stond. Hij werd kwaad en riep ze toe: „Als ik niet onder die gekantelde auto gekropen was de motor lag nog de accukabels - te draaien! Wijlen dc heer G. Drexhage, do winkelier uit Amersfoort, die op 42-jarige leeftijd bij dit ongeluk om het leven ktvam. niet had doorgeknipt, was er ze ker brand uitgebroken en waren misschien alle huizen in de buurt eraan gegaan". Daarmee was het incident gesloten. Was Joop er nog maar. Hij heeft 11 jaar sa mengedaan met ons en is, nog niet lang geleden, nadat mijn man gestorven was, naar Cali- fornië geëmigreerd.- 'k Moet nu verder roeien met Gerrit. 'k Heb nog wel een zoon, Arie (24) thuis. maar die is, op aandringen van m'n man, slager geworden. Hij weet dus van het monteursvak niets af. Weet u wat ik aardig vind? Dat die chauffeur Kitzener nog af en toe hier aan komt Die ver telde me, dat ze te hard hadden gereden. Ze waren wat laat van de veiling vertrokken en hadden toen gezegd: „Dat halen we straks wel weer in". Van Dissel koen heb 'V nooit iets geboord of gezien. Kitzener noemde zijn baas lastig en verteiae, dat toen hij eenmaal was genezen en weer enige maanden aan het chauffe ren was, hij op staande voet zijn ontslag kreeg voor een ongeluk in Duitsland. Visie De heep Disselkoen (49), die we .ook spraken, gaf zijn visie op de 'zaak. Erg jammer van die Drex hage, zei hij. Beide chauffeurs waren ervaren rijders en de wa gen had nog maar 10.000 km ge lopen. Hij was dus nog gloed nieuw. Naar mijn overtuiging heeft het slachtoffer een hartaan val gekregen. Hij schijnt al eens eerder zoiets te hebben gehad. En wat dat woeste rijden betreft, ik heb De Jongste al 14 a 15 jaar in m'n dienst en nog nimmer gaf (Vervolg op pag. 4) had een boeiende weg Al heel vroeg waren er de overheidsbemoeiingen met het verschaffen en bereiden van me dicijnen. Er waren ordonnantiën en er was de pharmacopee. De eerste keur van Dordrecht dateert van het jaar 1591; hier bij wordt het aan de medicus verboden „medicamenten te mae- cken ofte doen maecken ofte ee- nige gemaeckte distriebeeren of te vercoopen". Visitatie van de apotheken vond tweemaal per jaar plaats door de stadsdocto ren. De apotheker verklaart bij ede, zich aan de voorschriften van de doctoren te zullen hou- „Ende sullen d'apotheecars ge houden wesen alle conserfen, drancken. siroepen, salven en alle andere compositien eerst op haer tonge openbaerlick, stuck- gewijs te proeven, al eer sy de- selve te samen sullen moegen vermengelen ofte tot poeder stoo- ten." Er wordt een lijstje gege ven van geneesmiddelen, welke niet buiten de apotheek verkocht mogen worden onder Vt pond. Bepalingen In 1666 werd de Confrérie of het Collegium Pharmaceuticum opgericht, die bepalingen uitvaar digde inzake de toelating, de uit oefening van het beroep enz. Dit reglement werd in 1708 en in 1736 herzien en uitgebreid. De visita tie (dat wil dus zeggen de inspec tie van de apotheken) werd toen aan overman, preses en scriba opgedragen. In 1755 tenslotte werd een Collegium Medicum op gericht, bestaande uit de regen ten van de Confrérie, de beide stadsdoctoren en de overman en een deken van het Chirurgijnsgil- de. In 1806 werd de „Confratery der Apothekers" opgeheven en de plaatselijke Commissie van ge neeskundig toevoorzigt ingesteld. Deze commissie gaf driemaal een stedelijk reglement betreffende de beoefening van de genees-, heel-, vroed- en artsenij-mengkun- dige wetenschappen uit, te weten in 1819, 1828 en 1834. Het voorschriftenboek voor de bereiding der recepten door de apotheker wordL met de naam pharmacopee beuteld. De veror dening van 1666 geeft aan dat de composita, dat zijn de samenge stelde geneesmiddelen, bereid moeten zijn volgens de Pharma- copoea Amstelredamensis. Voorschriften boeken Daarnaast waren ongetwijfeld andere, niet officiële, voorschrif- tenboeken in gebruik. De stads- dokter Carolus Battus (geboren te Gent) vertaalde het boek van de Duitse medicus Chr. Wirtsung in het Nederlands. Dit „Medicijn- boec" beleefde vijf drukken in Dordrecht tussen 1589 en 1616. Hij schreef nog verschillende an dere werken waarvan ik nog wil noemen zijn bewerking van hel medicijnbock van Osw. Gabelho- ver (Dordrecht 1598) en zijn „Secreetboeck" (Dordrecht 1609). Dan verschijnt in Dordrecht in 1672 een uitgave van de Pharma- copoea Augustana, het voorschrif tenboek van de stad Augsburg. Eindelijk in 1709 krijgt ook Dor drecht zijn eigen pharmacopee. „Omme het spoor te volgen, van meest allen de hoofdsteden van deze en andere provintien, be staande hier in, dat dczelven hebben hunne pharmacopoea". Een handschrift hiervan bevindt zich in het bezit van apotheker Bouma. Van deze pharmacopee verscheen in 1722 een tweede druk, in 1765 de derde. Deze keer verlangde de drukker de ga rantie dat binnen 25 jaar geen nieuwe pharmacopee uitgegeven zou worden. Naast de pharmaco pee werd in 1675 een Taxe van medicamenten, een prijslijst voor de geneesmiddelen opgesteld die in 1709 in overeenstemming ge bracht werd met de eigen phar macopee. De eerste taxe is in de notulenboeken van het gilde in extenso opgenomen, de tweede zal misschien gedrukt zijn en bij de pharmacopee bijgebonden, maar is tot nu toe niet terugge vonden. Tot Franse tijd De derde uitgave van de phar macopee bleef van kracht tot in dc- Franse tijd, in 1805, de eerste landspharmacopee de Pharmaco poea Batava verscheen. Na de bevrijding van het Franse juk verscheen in 1823 de Pharmaco poea Belgica, een boekwerk waarvan prof. G. J. Mulder in 1842 schreef: „Alle exemplaren moesten van de landsdrukkerij afstammen en gecontrasigneerd zijn. Dit besluit werd stilzwijgend verschoven want er is thans geen vorm meer, of ge kunt er een pharmacopee in bekomen. En zonderling genoeg, niet gecontra signeerd. Die zooiets zoude ver langen zou natuurlijk een opti mist heeten, een jeugdige heet- hoofd. Wat doet er toe of zij ge contrasigneerd zijn dan niet? Het gaat immers toch goed?" Een dergelijk Latijns exemplaar werd in 1840 te Dordrecht gedrukt en Is uiteraard niet gecontrasig neerd d.w.z. niet van de handte kening van de minister voorzien. Naast deze officiële handboeken was er te Dordrecht plaats voor boekjes met hulsmiddelen zoals: de „Eygene kleyne beknopte huysapoteek van N. Rijckarts (Dordrecht 1698) en „Den troost der armen, na de copye van Ghendt" dat te Dordrecht 4 druk ken beleefde na 1755. Wetenschap Dordrecht heeft tweemaal een periode van medisch pharmaceu- tisch wetenschappelijk leven ge kend, de eerste ten tijde van de beide stadsdoktoren Carolus Bat tus en Johan van Beverwijck. Battus had om godsdienstige re denen België moeten verlaten en had, zoals hijzelf zegt, in Dor drecht niet veel medische prac- tijk, terwijl hij bovendien al zijn oude vrienden kwijt was. Hij zet te zich tot het schrijven van een medisch handboek, werd echter door een kennis attent gemaakt op het medicijnboek van Wirt sung en ging dit vertalen. Van van Beverwijck (Dordrecht 1534- 1647) verschenen de Schat der Gesontheyt (Dordrecht 1636) en de Schat der ongesontheyt (Dor drecht 1642) maar ook een „In- leydinge tot Hollantsche genees middelen (Dordrecht 1642) waarin hij de oude theorie verdedigt dat ieder land zelf de geneesmid delen voortbrengt voor dc daar voorkomende ziekten. De tweede periode ligt in het begin van de vorige eeuw, toen te Dordrecht verschillende pharma- ceutische werken verschenen o.a. van de hand van Joh. Overduin apotheker en chimist te Breda (1825, 34). van G. Lasonder (Dor drecht 1826) en van de hoogleraar Adolph Ypey (1830). Waarschijn lijk zal het bestaan van het ge nootschap „Oefening zij ons doel" (Studium voluntas nostra est) ir. Dordrecht in die dagen hier wel toe bijgedragen hebben. Dordrecht was in de tweede helft van de 13e eeuw een handelsstad van be tekenis geworden. Op het terrein van de pharmacie vinden wij de bewijzen hiervan in de stadsrekeningen van 1285 en '86 toen de stad ter gelegenheid van een heirvaart al lerlei specerijen kocht van Wouter de Hoghen. Deze was kruidenier, maar leverde ook lin nen en zijden stoffen, blauw garen en bok king. In de 19e eeuw waren in Dordrecht als groot handelaar gevestigd de firma de Bosson. Apo theker P. J. de Bos son (17931866) komt in 1816 reeds als zo danig voor. Hij wordt opgevolgd door zijn zoon K. G. W. de Bos son (1851-1917). Deze ging in 1872 samen met de firma van der Mijle en Deinze eveneens apothe kers te Dordrecht. Het verhaal dat reeds ln 1367 de Confrery der Aptekcrs opge richt werd bleek onjuist te zijn. Vóór 1666 is er geen sprake van een apotliekersgilde. Het te genwoordige departement Dor drecht van de Kon. Ned. Mij ter Bevordering der Pharmacie is voortgesproten uit een apothe kersvereniging, voortzetting van deze Confrérie. Apotheek Een aardig beeld van de apo theek geeft een penseeltekening van J. C. Greeve Jr in het mu seum Mr. Simon van Gijn. Het stelt voor de apotheek Rijsoort van Meurs te Dordrecht. Hetzelf de museum bevat een schild van het kramersgilde waar een volle- De titelpagina van de „Pharma copoea Dordraceusis", die in 1709 uerd uitgegeven en waarbij dc bereiding van recepten door da apothekers officieel werd geregeld. dig apotheekinterieur op voor komt en de standaardgewichten van Dordrecht gebaseerd op het Gents gewicht. Het Dordts mu seum bezit enkele aardige Delftse apothekerspotten. Slechts een maal is in Dordrecht een vijzel gegoten die voor het nageslacht bewaard bleef, namelijk door de geelgieter Jan Houbraken. Bij een onderzoek naar materiaal voor de bovengenoemde tentoonstelling bleek de stadsbibliotheek nog te beschikken over verschillende apothekersdiploma's en leerbrie- Zo is ook ln Dordrecht veel be waard gebleven dat herinnert aan vele generaties Dordtse apo-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 13