Nog ligt daar die puinhoop in Soesterberg
ZATERDAG 15 JULI 1961
r
Ruim 5 jaar na een afschuwelijk ongeluk
V.J
TIET was op een stralende
Al morgen van april 1956, dat
op het veilingterrein te Wester-
lee, gemeente De Lier, twee
chauffeurs van de Lierse ex
porteur C. Disselkoen
(nu 49) ln de cabine van een
Scania Vabis klauterden en met
een zwaai de portieren dicht
trokken, om welgemoed een
grote partij fruit via de tradi
tionele route Utrecht, Amers
foort, Apeldoorn en Deventer
naar Zweden te gaan brengen.
Twintig ton hadden ze opgela
den.
En waar die zware vrachtauto
met-aanhangwagen ook al twaalf
ton woog, rolde er alles bij el
kaar zo'n goede dertig duizend
kilo oostwaarts, waarvoor dat
tweetal, t.w. Thomas de Jongste
uit De Lier (nu ca. 45) als
hoofdchauffeur en George Kitze-
ner uit Enschede (nu plm. 40)
als bijrijder, de verantwoordelijk
heid hadden aanvaard.
Te ongeveer half 10 passeerden
ze Utrecht. En weldra zou Amers
foort zijn bereikt, als zich niet in
Soesterberg, schuin tegenover het
bekende café-restaurant ,,Het
Zwaantje", een afschuwelijk on
geluk had voortgedaan. Het voort-
donderende treinstel raakte na
een botsing met een tegenligger
de koers kwijt, schoot met vaart
de wegkant in en stormde onweer
staanbaar op twee percelen-onder
-één-dak af, Rademakerstraat
11 en 9, respectievelijk eigendom
van de textielhandelaar C. R. van
Eijdcn (nu ca. 50) en de pomp
stationhoudster mevrouw de wed.
G. H. de Ruiter (nu ca. 55), die
beiden zelf him bedrijf ook ex
ploiteerden.
De gevolgen waren ontzettend.
Beide panden met gelijkvloers
kamers waren na een gewel
dig gekraak enige tijd in een
dikke stofwolk gehuld, waarna
bleek, dat dat van Van Eijden
bijna volkomen was weggevaagd
en dat van de weduwe De Ruiter
voor meer dan de helft. Boven
dien waren haar drie benzinepom
pen, die vóór de zaak stonden,
radicaal opgeruimd.
Als door een wonder vielen er
noch in het ene, noch in het an
dere pand slachtoffers, maar er
was helaas een dode te betreuren,
nl. de 42-jarige Amersfoortse win
kelier in elektriciteitsartikelen G.
Drexhage, vader van vijf kinde
ren en zaak gedaan hebbende in
de Langestraat, die met zijn
Opel Caravan op weg was naar
Utrecht, waar
Zó is dc toestand thans, dus r
vijf jaar later. Rechts het door de
heer Van Eijden aangekochte pand,
waarin hij nu zijn lingerieën
verhandelt- Van de shotvroom
voor zijn meubels, karpetten etc.,
waarvoor hij zijn toer k ff laats
moest gaan gebruiken, worden
voorbijgangers niets gewaar, om
dat die werkplaats ver achter de
toinkel staat. ,JVog méér schade",
verzucht de eigenaar.
zaak dreef en juist bezig was een
tweede winkel te installeren.
Daar de Scania Vabis omsloeg
en onder het puin bedolven werd,
werd de chauffeur Kitzener zo
ernstig gewond, dat hij zes weken
in het ziekenhuis moest doorbren
gen. Zijn collega liep geen schram
metje op. Wel een shock, waar
van hij na 14 dagen echter was
hersteld.
Vijf jaar geleden
„Maar binnenkort ga ik in elk
geval weer opbouwen. Voorlopig
bescheiden, daar de verzekering
me nog veel meer moet uitbeta
len", zegt de textielhandelaar
met grote ernst.
Exporteur Disselkoen uit De
Lier, die maar liefst 14 trein
stellen heeft lopen en hiervoor
32 chauffeurs in dienst heeft.
„Maar ik ruim tier auto-combi
naties op, omdat ik niet vol-
étendc goede bemanningen kan
krijgen..,.,,"
steeds weten de heer Van Eijden
en mevrouw De Ruiter niet, waar
ze aan toe zijn. Ook de heer Dis
selkoen weet dat eigenlijk nog
niet. En de nagelaten betrekkin
gen van de heer Drexhage even-
„Wèèrom moet dat zo lang du
ren?", zei ons enkele dagen gele
den de heer Van Eijden nogal op
gewonden, .omdat eind vorige
maand de civiele Kamer van het
Amsterdams gerechtshof nog
geen uitspraak deed over de
schuldvraag en ze op 12 septem
ber de behandeling zal voortzet
ten. Dan wil men nl. chauffeur
De Jongste als getuige horen,
terwijl het hof tevens deskundigen
een onderzoek wil laten instellen
en zich door hen zal laten voor
lichten over de vraag, of het mo
gelijk is dat de vrachtauto, tenge
volge van de aanrijding met een
andere auto, niet meer was te
remmen en of deze chauffeur met
een grotere snelheid dan de toe
gestane maximum snelheid (50
km) heeft gereden. De Utrechtse
civiele rechtbank verklaarde nl.
op 24 december 1958 de eigenaar
van de vrachtauto mede schuldig,
waardoor mede de verzekering
van die eigenaar („The Ocean")
voor de schade zou moeten op
draaien. Tegen dit vonnis ging oe
advocaat van Disselkoen, of lie
ver van „The Ocean", mr. Ger-
llngs uit Utrecht, in hoger beroep.
Hij ziet uiteraard liever, dat de
verzekering van wijlen de heer
Drexhage „The London Lancas
ter" net als „The Ocean" een
buitenlandse maatschappij voor
de schade aansprakelijk wordt ge
steld, aldus de heer Van Eijden.
En hij vervolgde: '„Nog nooit
ben ik voor geweest. Trouwens
niemand. Alleen die twee advoca
ten van de verzekeringsmaat
schappijen procederen maar tot
in het oneindige. Ik was één keer
als toeschouwer aanwezig bij hun
pleidooien, eind oktober 1958 voor
de rechtbank te Utrecht. Er wer
den allerlei dingen gezegd waar
tegen ik bezwaar had, maar ik
mocht niet protesteren, anders
werd ik de zaal uitgezet.
Zo vertelde de advocaat van de
weduwe Drexhage, mr. Goudsmit
uit Amsterdam, aan de president
van de rechtbank, dat de weduwe
De Ruiter en ik van de beide ver
zekeringsmaatschappijen een
geldsom hadden aangeboden ge
kregen, doch dat wij die niet
hadden willen aanvaarden omdat
we ze te laag vonden. Wij hadden
echter via onze eigen advocaat
mr. G. Terlaan uit Utrecht, van
een dergelijk aanbod nog nooit
iets gehoord. Ik vroeg daarom
aan Terlaan: „Hoe zit dat?"
waarop Terlaan me antwoordde
„Die vent kletste maar wat".
Vreemde kanten
,,t Is van 't begin af aan zo gek
gegaan", ging de heer Van Eijden
geagiteerd verder. „Op de dag van
het ongeluk gaf ik de zaak in han
den van Terlaan. Of liever: hij
nam ze zélf in handen. Toen hij
van een en ander gehoord had
belde hij me eerst op, daar hij
destijds ook in Soesterberg had
gewoond en hij me kende. Ik heb
hem zelfs nog verhuisd naar
Utrecht. Hij kwam de situatie bij
me opnemen, klopte me op de
schouder en zei: „Kees, dat zaak
je zal ik nu eens voor je opknap
pen. Dan is het binnen enkele da
gen beslist". Toch duurde het op
één dag na een jaar na een
jaar heb je alle aanspraken ver
speeld! alvorens Disselkoen
per deurwaardersexploit bericht
kreeg, dat hij voor schadevergoe
ding zou worden aangesproken.
Waarom moest dit bijna een jaar
duren? Ik kan natuurlijk niets be
wijzen, maar er is al geschreven,
dat het „een lekker melkkoetje"
werd. Daarom heb ik in april
1960 een nieuwe advocaat geno
men, mr. H. P. M. Steenbergen
uit Utrecht.
Zo zijn er zoveel gekke kanten
aan dit drama. Die aanrijding
had 54 meter vóór mijn pand
plaats, m.a.w. 54 meter terug in
de richting Utrecht. Dat is dus
nogal wat! Werkten dan na de
aanrijding de remmen van de
vrachtwagen wel? Naar mijn
vaste ovértuiging niet; dat die
stuurstang is afgebroken kan ik
begrijpen. En ik kan me óók le
vendig indenken, dat die chauf
feur toen de kluts kwijt raakte.
Dat echter tevens de vacuum-
slang waarmee je moet rem
men werd afgesneden is, naar
een deskundige mij meedeelde
uitgesloten. Trouwens, dat die
slang stpk was. is pas geconsta
teerd, nadat de vrachtauto onder
het puin uitgetrokken was. Die
slang is dan ook niet door de aan
rijding stuk gegaan, maar door
het wegsleuren van de auto.
Nog een èndere duistere kwes
tie voor mij is die dokter Harm-
sen uit Zwolle. Deze reed met zijn
Buick achter Drexhage. Nadat
Drexhage door de botsing uit zijn
auto was geslingerd, was hij vol
gens het sektierapport nog niet
dood. De man overleed pas, toen
de dokter volgens de politie
over zijn hoofd en benen was
gereden.
Aanvankelijk verklaarde dokter
Harmsen, dat Drexhage tijdens
de rit onwel moet zijn geworden,
daar zijn Opel dermate slinger
de. dat hij er maar een heel eind
achter bleef rijden. Maar later
heeft de dokter deze verklaring
herroepen. En gelukkig leefde
Drexhage nog, toen hij uit zijn
auto vloog, want anders hoefde de
verzekering niets uit te keren.
„Op een dode wordt niet uitbe
taald", heet dat in de wandeling.
heengereden, eerst vèr doorreed.
Totdat hij een wegenwachter ont
moette. Nu stopte de dokter, ver
telde hem wat er zoëven was ge
beurd en deelde hem verder me
de, dat hij haast had in verband
met een spoedoperatie in Utrecht.
De wegenwachter heeft me dit
persoonlijk meegedeeld en o.a.
ook, dat hij de besmeurde Buick
nog wat heeft gereinigd. Maar
naar m'n advocaat Terlaan me
weer vertelde, was die dokter
niet op weg voor een spoedopera
tie in Utrecht, maar naar een ver
gadering of congres aldaar.
Pas 's avonds om half 8 heeft
dokter Harmsen zich bij de poli
tie te Soesterberg gemeld. Maar
remproeven heeft men met zijn
De Weduwe De Ruiter met haar
beide zoons bij de noodpomp
achter op het erf, waaraan de
meeste automobilisten voorbij
gaan, daar haast niemand van het
bestaan af weet.
auto niet genomen. Waarom niet?
Dat is toch gebruikelijk in zo'n
Direct na het ongeluk maakte
de politie hier proces-verbaal op.
De zaak werd echter op de
Utrechtse rechtbank gedepo
neerd, omdat de veroorzaker van
het ongeluk overleden was, zo
heette het. Was het toen maar tot
een vonnis gekomen, dan was ik
nu veel verder geweest. Een ge
wone rechtbank werkt immers
veel sneller dan een civiele Ka-
Voor de civiele kamer kwam
de zaak eerst, zoals al opge
merkt, een jaar na het gebeuren,
dus in april 1957, omdat toen pas
van Disselkoen per deurwaar
dersexploit schadevergoeding
werd geëist. En recapitulerend:
Op 24 december 1958 deed de
Utrechtse rechtbank uitspraak:
chauffeur De Jongste had over de
witte scheidingsstreep gereden
èn te hard gereden bovendien.
Dat nam Disselkoen, respect.
„The Ocean" niet. Zijn advocaat
mr. Gerlings ging in hoger be
roep, waarna de zaak in mei jl.
voor het Amsterdamse gerechts
hof kwam. Daarna, op 28 juni jl.,
opnieuw. En straks weer op 12
september. Of men dan tot re
sultaten komt, moeten we maar
afwachten. Tijdens de behande
ling voor de Utrechtse rechtbank
waren er 15 getuigen. Hoeveel het
er binnenkort zullen zijn weet ik
niet. Wel weet ik, dat ik stad en
land heb afgelopen om recht te
krijgen. Ik ging naar alle officie
ren van Justitie in Utrecht, naar
de president van de rechtbank,
naar het Kamerlid Romme, ik
wendde me tot de Koningin tot
tweemaal toe. Soms kreeg ik wel
een net antwoord, maar ik bereik
te verder niets. Romme liet bv.
weten, dat het hier geen politieke
kwestie betrof, maar een zuiver
civiele zaak. Toen heb ik meteen
als lid van de K.V.P. bedankt!
En die twee advocaten hebben me
tot dusver ƒ4200 gekost!"
„Maar u hebt nu toch 40.000
uitgekeerd gekregen? En de we
duwe De Ruiter ook?"
Voorschot
Inderdaad hebben wij beiden,
pas drie weken geleden, een voor
schot van 40.000 op een even
tuele schadevergoeding gehad.
Daartoe besloten die maatschap
pijen, nadat in maart bekend
werd, dat de zaak in mei voor
het Amsterdamse hof zou komen.
Maar wat heb ik aan 40.000?
'k Heb ze pas na herhaald aan
dringen van m'n advocaat geac
cepteerd. Mijn werkelijke schade
dan dubbel
groot Je kunt dat eigenlijk niet
eens opgeven, want hoe langer
Hoe?
De geschiedenis van
hei apothekersvak
In Dordrecht zijn onlangs de historici van de pharmacie
uit de Beneluxlanden bijeengeweest tijdens een congres,
dat de geschiedenis van het apothekersvak in het licht stel
de. De Amsterdamse apotheker dr. D. A. Wittop Koning
heeft bij die gelegenheid een causerie gehouden, die ook
voor de niet-deskundigen van grote interesse bleek te zijn.
Dr. Wittop Koning heeft voor ons blad nu een artikel ge
schreven, dat wij hieronder laten volgen. Daarin wordt ver
teld over de geschiedenis van de pharmacie in het alge
meen en die van Dordrecht in het bijzonder.
de uitkering achterwege blijft,
hoe meer m'n schade stijgt: Be
drijfsschade èn renteverlies. Ik
heb al die jaren al een werkplaats
voor m'n meubelmakerij en stof-
feerderij moeten huren. Ik heb
nu in dit pand, dat ik in 1954
kocht en dat kadastraal vermeld
staat als Rademhkerstraat 13,
m'n lingerie-artikelen. Maar voor
mijn meubilair, vloerkleden etc.
heb ik m'n eigen werkplaats als
showroom moeten inrichten. Deze
staat een heel eind achter dit win
keltje. zodat vele mensen eraan
voorbij lopen. Welk een schade
lever^me dat niet op!
En dan heb je natuurlijk nog
vijanden, die praatjes rondstrooi
en dat Van Eijden een slaatje uit
het ongeluk probeert te slaan.
Moet je toch meemaken! Is het
nu een wonder, dat een mens
over zijn toeren raakt Dozen pil
len heb ik geslikt om m'n zenu
wen de baas te blijven. Niettemin
heb ik van 18 mei 1960 tot 22 april
jl. in „Berg en Bosch" te Biltho-
ven gezeten om wat te kalmeren.
Een vriend van me zei onlangs
nog: Hadden ze de hele Radema
kerstraat maar in puin gereden,
dan had heel Nederland gehol
pen. Maar nu jij met een buur
vrouw alleen staat, laten ze je in
de kou staan. En zo is het. Er
zijn er, die wel geweerd hebben,
dat Ik die puinhoop liet liggen om
medelijden bij de burgerij op te
wekken. Mijn omzet zou driemaal
zo hoog zijn dan vóór het onge
luk! Wat een onzin, 'k Heb een
normale stijging van 10 15 pet.
meegemaakt. En dat is, in ver
houding tot de sterke groei van
Nieuw Soesterberg, dus het deel
aan deze kant van de straatweg,
nog niets. Ik had al lang willen
herbouwen. Verleden jaar reeds.
Toen kwam „Bilthoven" er ech
ter tussen, zodat m'n plannen
voor een noodwinkel niet konden
doorgaan. En thans wil ik op
nieuw, maar nu wil de weduwe
De Ruiter weer niet (of nog niet)
gaan slopen. Lang zal ze dat
echter niet kunnen tegenhouden,
hoorde ik van de Kamer van
Koophandel. Mijn tekeningen zijn
al klaar. Ze moeten alleen nog de
Schoonheidscommissie passeren".
Teleurgesteld
De weduwe De Ruiter, die we
ook spraken, was al even teleur
gesteld als de heer Van Eijden,
met wie zij de laatste tijd niet
meer gezamenlijk optrekt „Ru
zie hebben we niet", zei ze, „doch
hij gaf me adviezen, die eerder in
m'n nadeel dón in m'n voordeel
waren, 'k Heb nu ook een nieuwe
(en eigen) advocaat: mr. Star
Busmann uit Utrecht. Ik ben
eveneens al enige duizenden aan
Terlaan kwijt geraakt, zonder dat
ik er iets wijzer door geworden
ben. Toen hij gewaar werd, dat
ik publiciteit aan een en ander
ging geven, stuurde hij me een
brief met de mededeling, dat hij
de zaak opgaf. En meteen zond
hij me z'n laatste rekening,
van hij 400 afdeed toen ik zei
dat ze véél te hoog was.
Intussen heb ik het erg moeilijk,
daar ik veel klanten van m'n ser
vice-station ben kwijt geraakt
Alleen oude, trouwe klanten, die
de weg naar m'n noodpomp ach
ter de ruïne willen gaan, laten me
nog wat verdienen, 'k Heb des
tijds een schaderapport laten op
maken. Dat kwam neer op
75.000, doch 't is op het ogen
blik zeker veel te laag. Ook ik
heb onlangs eindelijk 40.000 ge
had van de verzekeringen en aan
de overkant van de weg kocht ik
een stuk grond. Misschien dat ik
daar straks ga beginnen. De
Purfina wil voor me bouwen, als
zij de pompvergunningen van me
krijgt. Maar men heeft me aange
raden, die vergunningen zelf in
handen te houden. Met die
40.000 kan ik evenwel geen
nieuw benzinestation bouwen. En
fin, de Bovac zal me met raad
en daad terzijde staan. En verder
is de notaris m'n raadsman, 't Is
erg oppassen, dat je geen domme
dingen doet.
Overigens heb ik na dat onge
luk nog allerlei andere moeilijk
heden gehad. Twee jaar lang sliep
ik met Gerrit, mijn jongste zoon
(21) in deze ruïne. Het dak lekte
soms hevig, zodat ik 's ochtends
de dekens nogal eens moest uit
wringen. Toen moest ik hier op
het laatst weg van de gemeente,
omdat het levensgevaarlijk was
nog langer in de ruïne te blijven.
Doch ik wilde niet, daar ik dan
maar moest afwachten, wat er
met m'n (vernielde) pompen zou
gebeuren. De gemeente begon te
dreigen, zei dat ze mij eruit zou
zetten en de deur dicht spijkeren.
Dank zij het optreden van de
Purfina mocht ik uiteindelijk
toch blijven, d.w.z. overdag, op
dat ik vlak bij m'n bedrijfje kan
zitten, terwijl ik nu slaap in een
gemeente woning hierachter.
Helaas waren mijn meubeltjes
al door de gemeente naar m'n
nieuwe woning overgebracht. Die
mocht ik nu toch weer terugha
len naar deze keuken. Alleen: ik
moest 49,kosten betalen....
Jammer dat Gerrit juist in de
militaire dienst stond en niet
thuis was..,.
Strubbelingen
Voorts had ik ook nog strubbe
lingen met de verzekering over
het feit, dat ik een nieuwe haard,
een nieuw vloerkleed en enkele
andere zaken onder het puin had
laten liggen. „Maar ben ik dan
puinruimster?" vroeg ik ze.
Toen troffen die heren op een
keer Joop van Breukelen juist bij
me aan, iemand, die m'n man als
compagnon in de zaak had opge
nomen, omdat hij zijn einde
voelde naderen (longkanker). En
Joop heeft ze eens precies gezegd
waar het op stond. Hij werd
kwaad en riep ze toe: „Als ik
niet onder die gekantelde auto
gekropen was de motor lag nog
de accukabels
- te draaien!
Wijlen dc heer G. Drexhage, do
winkelier uit Amersfoort, die op
42-jarige leeftijd bij dit ongeluk
om het leven ktvam.
niet had doorgeknipt, was er ze
ker brand uitgebroken en waren
misschien alle huizen in de buurt
eraan gegaan". Daarmee was het
incident gesloten. Was Joop er
nog maar. Hij heeft 11 jaar sa
mengedaan met ons en is, nog
niet lang geleden, nadat mijn
man gestorven was, naar Cali-
fornië geëmigreerd.- 'k Moet nu
verder roeien met Gerrit. 'k Heb
nog wel een zoon, Arie (24) thuis.
maar die is, op aandringen van
m'n man, slager geworden. Hij
weet dus van het monteursvak
niets af.
Weet u wat ik aardig vind?
Dat die chauffeur Kitzener nog
af en toe hier aan komt Die ver
telde me, dat ze te hard hadden
gereden. Ze waren wat laat van
de veiling vertrokken en hadden
toen gezegd: „Dat halen we
straks wel weer in". Van Dissel
koen heb 'V nooit iets geboord of
gezien. Kitzener noemde zijn
baas lastig en verteiae, dat toen
hij eenmaal was genezen en weer
enige maanden aan het chauffe
ren was, hij op staande voet zijn
ontslag kreeg voor een ongeluk in
Duitsland.
Visie
De heep Disselkoen (49), die we
.ook spraken, gaf zijn visie op de
'zaak. Erg jammer van die Drex
hage, zei hij. Beide chauffeurs
waren ervaren rijders en de wa
gen had nog maar 10.000 km ge
lopen. Hij was dus nog gloed
nieuw. Naar mijn overtuiging
heeft het slachtoffer een hartaan
val gekregen. Hij schijnt al eens
eerder zoiets te hebben gehad. En
wat dat woeste rijden betreft, ik
heb De Jongste al 14 a 15 jaar
in m'n dienst en nog nimmer gaf
(Vervolg op pag. 4)
had een boeiende weg
Al heel vroeg waren er de
overheidsbemoeiingen met het
verschaffen en bereiden van me
dicijnen. Er waren ordonnantiën
en er was de pharmacopee.
De eerste keur van Dordrecht
dateert van het jaar 1591; hier
bij wordt het aan de medicus
verboden „medicamenten te mae-
cken ofte doen maecken ofte ee-
nige gemaeckte distriebeeren of
te vercoopen". Visitatie van de
apotheken vond tweemaal per
jaar plaats door de stadsdocto
ren. De apotheker verklaart bij
ede, zich aan de voorschriften
van de doctoren te zullen hou-
„Ende sullen d'apotheecars ge
houden wesen alle conserfen,
drancken. siroepen, salven en
alle andere compositien eerst op
haer tonge openbaerlick, stuck-
gewijs te proeven, al eer sy de-
selve te samen sullen moegen
vermengelen ofte tot poeder stoo-
ten." Er wordt een lijstje gege
ven van geneesmiddelen, welke
niet buiten de apotheek verkocht
mogen worden onder Vt pond.
Bepalingen
In 1666 werd de Confrérie of
het Collegium Pharmaceuticum
opgericht, die bepalingen uitvaar
digde inzake de toelating, de uit
oefening van het beroep enz. Dit
reglement werd in 1708 en in 1736
herzien en uitgebreid. De visita
tie (dat wil dus zeggen de inspec
tie van de apotheken) werd toen
aan overman, preses en scriba
opgedragen. In 1755 tenslotte
werd een Collegium Medicum op
gericht, bestaande uit de regen
ten van de Confrérie, de beide
stadsdoctoren en de overman en
een deken van het Chirurgijnsgil-
de. In 1806 werd de „Confratery
der Apothekers" opgeheven en de
plaatselijke Commissie van ge
neeskundig toevoorzigt ingesteld.
Deze commissie gaf driemaal een
stedelijk reglement betreffende
de beoefening van de genees-,
heel-, vroed- en artsenij-mengkun-
dige wetenschappen uit, te weten
in 1819, 1828 en 1834.
Het voorschriftenboek voor de
bereiding der recepten door de
apotheker wordL met de naam
pharmacopee beuteld. De veror
dening van 1666 geeft aan dat de
composita, dat zijn de samenge
stelde geneesmiddelen, bereid
moeten zijn volgens de Pharma-
copoea Amstelredamensis.
Voorschriften boeken
Daarnaast waren ongetwijfeld
andere, niet officiële, voorschrif-
tenboeken in gebruik. De stads-
dokter Carolus Battus (geboren
te Gent) vertaalde het boek van
de Duitse medicus Chr. Wirtsung
in het Nederlands. Dit „Medicijn-
boec" beleefde vijf drukken in
Dordrecht tussen 1589 en 1616.
Hij schreef nog verschillende an
dere werken waarvan ik nog wil
noemen zijn bewerking van hel
medicijnbock van Osw. Gabelho-
ver (Dordrecht 1598) en zijn
„Secreetboeck" (Dordrecht 1609).
Dan verschijnt in Dordrecht in
1672 een uitgave van de Pharma-
copoea Augustana, het voorschrif
tenboek van de stad Augsburg.
Eindelijk in 1709 krijgt ook Dor
drecht zijn eigen pharmacopee.
„Omme het spoor te volgen, van
meest allen de hoofdsteden van
deze en andere provintien, be
staande hier in, dat dczelven
hebben hunne pharmacopoea".
Een handschrift hiervan bevindt
zich in het bezit van apotheker
Bouma. Van deze pharmacopee
verscheen in 1722 een tweede
druk, in 1765 de derde. Deze
keer verlangde de drukker de ga
rantie dat binnen 25 jaar geen
nieuwe pharmacopee uitgegeven
zou worden. Naast de pharmaco
pee werd in 1675 een Taxe van
medicamenten, een prijslijst voor
de geneesmiddelen opgesteld die
in 1709 in overeenstemming ge
bracht werd met de eigen phar
macopee. De eerste taxe is in de
notulenboeken van het gilde in
extenso opgenomen, de tweede
zal misschien gedrukt zijn en bij
de pharmacopee bijgebonden,
maar is tot nu toe niet terugge
vonden.
Tot Franse tijd
De derde uitgave van de phar
macopee bleef van kracht tot in
dc- Franse tijd, in 1805, de eerste
landspharmacopee de Pharmaco
poea Batava verscheen. Na de
bevrijding van het Franse juk
verscheen in 1823 de Pharmaco
poea Belgica, een boekwerk
waarvan prof. G. J. Mulder in
1842 schreef: „Alle exemplaren
moesten van de landsdrukkerij
afstammen en gecontrasigneerd
zijn. Dit besluit werd stilzwijgend
verschoven want er is thans geen
vorm meer, of ge kunt er een
pharmacopee in bekomen. En
zonderling genoeg, niet gecontra
signeerd. Die zooiets zoude ver
langen zou natuurlijk een opti
mist heeten, een jeugdige heet-
hoofd. Wat doet er toe of zij ge
contrasigneerd zijn dan niet? Het
gaat immers toch goed?" Een
dergelijk Latijns exemplaar werd
in 1840 te Dordrecht gedrukt en
Is uiteraard niet gecontrasig
neerd d.w.z. niet van de handte
kening van de minister voorzien.
Naast deze officiële handboeken
was er te Dordrecht plaats voor
boekjes met hulsmiddelen zoals:
de „Eygene kleyne beknopte
huysapoteek van N. Rijckarts
(Dordrecht 1698) en „Den troost
der armen, na de copye van
Ghendt" dat te Dordrecht 4 druk
ken beleefde na 1755.
Wetenschap
Dordrecht heeft tweemaal een
periode van medisch pharmaceu-
tisch wetenschappelijk leven ge
kend, de eerste ten tijde van de
beide stadsdoktoren Carolus Bat
tus en Johan van Beverwijck.
Battus had om godsdienstige re
denen België moeten verlaten en
had, zoals hijzelf zegt, in Dor
drecht niet veel medische prac-
tijk, terwijl hij bovendien al zijn
oude vrienden kwijt was. Hij zet
te zich tot het schrijven van een
medisch handboek, werd echter
door een kennis attent gemaakt
op het medicijnboek van Wirt
sung en ging dit vertalen. Van
van Beverwijck (Dordrecht 1534-
1647) verschenen de Schat der
Gesontheyt (Dordrecht 1636) en
de Schat der ongesontheyt (Dor
drecht 1642) maar ook een „In-
leydinge tot Hollantsche genees
middelen (Dordrecht 1642) waarin
hij de oude theorie verdedigt
dat ieder land zelf de geneesmid
delen voortbrengt voor dc daar
voorkomende ziekten.
De tweede periode ligt in het
begin van de vorige eeuw, toen te
Dordrecht verschillende pharma-
ceutische werken verschenen o.a.
van de hand van Joh. Overduin
apotheker en chimist te Breda
(1825, 34). van G. Lasonder (Dor
drecht 1826) en van de hoogleraar
Adolph Ypey (1830). Waarschijn
lijk zal het bestaan van het ge
nootschap „Oefening zij ons doel"
(Studium voluntas nostra est) ir.
Dordrecht in die dagen hier wel
toe bijgedragen hebben.
Dordrecht was in de tweede
helft van de 13e eeuw
een handelsstad van be
tekenis geworden. Op
het terrein van de
pharmacie vinden wij
de bewijzen hiervan in
de stadsrekeningen van
1285 en '86 toen de
stad ter gelegenheid
van een heirvaart al
lerlei specerijen kocht
van Wouter de Hoghen.
Deze was kruidenier,
maar leverde ook lin
nen en zijden stoffen,
blauw garen en bok
king.
In de 19e eeuw waren
in Dordrecht als groot
handelaar gevestigd de
firma de Bosson. Apo
theker P. J. de Bos
son (17931866) komt
in 1816 reeds als zo
danig voor. Hij wordt
opgevolgd door zijn
zoon K. G. W. de Bos
son (1851-1917). Deze
ging in 1872 samen
met de firma van der
Mijle en Deinze eveneens apothe
kers te Dordrecht.
Het verhaal dat reeds ln 1367
de Confrery der Aptekcrs opge
richt werd bleek onjuist te zijn.
Vóór 1666 is er geen sprake
van een apotliekersgilde. Het te
genwoordige departement Dor
drecht van de Kon. Ned. Mij ter
Bevordering der Pharmacie is
voortgesproten uit een apothe
kersvereniging, voortzetting van
deze Confrérie.
Apotheek
Een aardig beeld van de apo
theek geeft een penseeltekening
van J. C. Greeve Jr in het mu
seum Mr. Simon van Gijn. Het
stelt voor de apotheek Rijsoort
van Meurs te Dordrecht. Hetzelf
de museum bevat een schild van
het kramersgilde waar een volle-
De titelpagina van de „Pharma
copoea Dordraceusis", die in 1709
uerd uitgegeven en waarbij dc
bereiding van recepten door da
apothekers officieel werd geregeld.
dig apotheekinterieur op voor
komt en de standaardgewichten
van Dordrecht gebaseerd op het
Gents gewicht. Het Dordts mu
seum bezit enkele aardige Delftse
apothekerspotten. Slechts een
maal is in Dordrecht een vijzel
gegoten die voor het nageslacht
bewaard bleef, namelijk door de
geelgieter Jan Houbraken. Bij een
onderzoek naar materiaal voor de
bovengenoemde tentoonstelling
bleek de stadsbibliotheek nog te
beschikken over verschillende
apothekersdiploma's en leerbrie-
Zo is ook ln Dordrecht veel be
waard gebleven dat herinnert
aan vele generaties Dordtse apo-