Grote meesters ]fer£e hiking VAN DRIE CULTUUR een hier nooii voltooide zaak ietwat vormelijke trek DIE IN HUN LAATSTE LEVENSJAREN EXPRESSIONIST WERDEN ZONDAGSBLAD ZATERDAG 3 JUNI 1961 IK hoop, dat de voorbeelden, die ik uit het grote aantal expressionistische kunstwerken en kunstenaars van de meest verschillende tijden en landen heb uitgekozen en geanalyseerd, ertoe hebben bijgedragen het begrip „ex pressionisme", dat zo vaak misbruikt werd en tot zoveel verwarring aanleiding heeft gegeven, enigszins te verhelderen. Deze karakteristieke voorbeelden hebben ook nog tot taak gehad ons niet slechts te laten vermoeden, maar on dubbelzinnig te demonstreren, wie een ware expressionist is, en welke schep pingen wij als zodanig moeten beschouwen. Vanzelfsprekend zijn er nog vele anderen, die ik hier niet heb genoemd, maar als mijn I gedachtengang en mijn voor beelden overtuigend waren, kan iedereen zelf deze meesters en deze werken herkennen, en mijn voorbeelden met andere aan- vullen. De ongelukkige benaming blijft helaas een hinderlijk feit, i alleen al om deze reden, dat elke ware kunst expressief is. en dat ook zijn moet, anders is het geen Maar als mijn definitie en mijn edenering duidelijk waren, dan k-eten wij nu wat wij eronder noeten verstaan, en dan kan de i evenmin verwarring stich- dan alle andere vaktermen, lie ook alleen met voorbehoud ge- >ruikt kunnen worden en alleen Jan, als men weet wat ze in hun Ware zin betekenen. Maar er blijven nog enkele be langrijke punten, die wij moeten belichten om in dit boeiende ver schijnsel nog dieper door te drin- Het valt niet te ontkennen, dat kunstenaars zijn, die in hun i geen uitgesproken ex- misten zijn, maar in een epaalde levensperiode, of onder e invloed van psychische emoties verken scheppen, die onmisbaar het stempel van expressionisme dragen en dan in hun verdere le vensloop expressionisten blijven. ingrijpende verandering in levenshouding en in het ka rakter van hun werk is steeds verrassend en indrukwekkend en jral als het gaat om een groot ïstenaar. Diepere oorzaken liggen de diepere oorza- een dergelijke metamor fose? Meestal hangt dit met de algemene ontwikkeling van mens en kunstenaar samen en bij na dere beschouwing blijkt de grote verandering meestal op rijpere leeftijd voor te komen, vaak zelfs as in de laatste levensperiode, 'aak zijn deze late werken dan niet slechts expressionistisch, maar ze betekenen de voltooiing en de hoogste top van het kun stenaarschap. Maar is dat te ver wonderen? Deze meesters kun nen door heel verschillende oor zaken genoopt geweest zijn in hun vroegere levensperioden andere wegen te gaan. Of ze hadden de tijdgeest gevolgd, die niet gunstig was voor expressionistische kunst, óf een overvloed van zui ver artistieke problemen, die ze wilden oplossen, heeft hen tegen gehouden; ook kan het zijn, dat ze zeer belangrijke en grote op drachten moesten uitvoeren, die Michelangelo hen verhinderden vrij en volop hun eigen wil en smaak te volgen. Toen echter de rijpheid en de in keer van de ouderdom kwam en daarmee ook meer rust en meer afstand van het woelige leven, het wegvallen van de zucht naar roem en succes, het verdwijnen van alle ijdelheid, toen pas kon den ze in volle vrijheid hun in nerlijke stem volgen en zich als expressionisten openbaren. Spreekt vanzelf dat de expressio nistische levenshouding poten tieel altijd in hen aanwezig was, maar zij was door de genoemde omstandigheden op de achter- 5rond geraakt. Het is duidelijk, at zulke kunstenaars pas in hun late periode zichzelf hebben ge vonden. Enkele eclatante voor beelden zullen de waarheid van deze bewering bewijzen. Om te be ginnen, een bijzonder verrassend voorbeeld: Een tovenaar een meester, vol van de rijkdom en de schoonheid van deze we reld, een tovenaar, die deze schoonheden in verrukkelijke gaafheid en pracht in zijn kunst kon weerspiegelen. Maar een wa re heidense geest, want zijn reli gieuze voorstellingen zijn „van deze wereld", dat ze geen Innerlijke ontroering verraden, noch opwekken. Hij is heel oud geworden, 99 jaar (1477—1576>. maar zelfs op rijpe leeftijd (62 jaari heeft hij nog de charmante Tempelgang van Maria" in Venetië geschil derd. De religieuze inhoud, de heilige sfeer van deze gebeurte nis komt in 't geheel niet tot uit drukking naast het schitterend toneel dat het dagelijkse leven van zijn tijd en omgeving weer spiegelt. Maar toen hij al 70 jaar oud was, heeft een grote gebeur tenis de geesten bezig gehouden: het Concilie van Trente. Het was het begin van een lange, noodlot tige strijd van de contrareforma tie, het was de eerste strijdkreet van de bedreigde Kerk, die zich ter zelfverdediging oprichtte. Titiaan heeft een schilderij ge maakt. die dit Concilie vereeu wigt. Het is een klein, onopval lend schilderijtje (in het Louvre te Parijs), maar een van de merkwaardigste "en meeslependste die ik ken. In weerwil van hel kleine formaat is deie voorstel ling niet sle'chte grandioos, geheimzinnig, mysterieus e psychische spanning. Starre idolen In een zeer hoge, ietwat fan tastische, ongelijk belichte kerk ruimte, verschijnen de talrijke figuurtjes als een massa onper soonlijke, dwergachtige wezen tjes. In 't midden voor het altaar zitten hoog en afgezonderd van anderen, onbeweeglijk als star re idolen, vier van de hoog ste kerkfunctionarissen. Tegen over hen in de banken ziet men een haast ontelbaar aantal bis schoppen met hun gelijke hoge witte tiara's. Ze vormen een bij na kompakte massa, die echter door een innerlijke, golvende be weging in beroering gebracht is, door een opwinding onder de op pervlakte, die door de strakke kompositie in toom gehouden wordt. Een geheimzinnig gebeu ren verbindt deze kleine schim achtige figuren met elkaar, men voelt dat hier iets ongewoon be langrijks aan de gang is, maar ook iets dreigends en onheilspel lends. Het kleine schilderij groeit uit tot het monumentale, maar is Jieheel en al vergeestelijkt en antoomachtig. Hoe past dit schilderij in het werk van Titiaan en in het le vensblijde, kleurrijke naturalisme van de rijpe Renaissance? Als een visioen Het past nergens in, het staat ■lleen als een visioen van een an dere wereld. Wie weet wat de meester in nerlijk beleefde toen hij dit Con cilie als toeschouwer meemaakte? Wie weet hoe sterk het besef van de mystieke en dreigende groot heid van de Kerk op dat moment in zijn heidense ziel is doorge drongen? Misschien was juist dit de eerste ingrijpende impuls, die "toen nog geïsoleerd optrad, doch die hem later tot diep christelijk religieuze sensaties voerde, welke pas in zijn laatste levensjaren in twee aangrijpende religieuze schil derijen tot openbaring zijn geko- Maar nog eerder heeft hij een portret geschilderd, dat wij als een eminent expressionistische schepping moeten beschouwen. Dit stelt Paus Paul III voor, uit het geslacht Farnese, met twee van zijn „neven", in feite twee kleinzonen. Dit portret heeft hij in 1545 geschilderd toen hij 68 jaar oud was. (Het bevindt zich in Na pels, Museo Nazionalei. Men ziet de paus, hier al heel oud en ge brekkig, in elkaar gezakt zitten in zijn leunstoel voor een tafel. Maar van deze figuur straalt geen rust en geen waardigheid van roeping en van ouderdom uit. Integendeel, hij zit gespannen, on geduldig. alsof hij metéén wilde opspringen en uiting geven aan zijn grote ontevredenheid over iets. Zijn handen verraden zenu wachtige onrust, de ene omvat krampachtig de leuning van zijn stoel, de andere klampt zich met uitgestrekte vingers aan de hoek van de tafel vast. De diep over zijn voorhoofd getrokken muts geeft aan zijn mager, slim gelaat iets lugubers. Een lange witte baard kan de smalle, boosaardi ge mond niet geheel verbergen, en zijn ogen verraden naast wan trouwen ook intense angst. Hij staart voor zich uit, alsof hij luis tert naar de woorden van de jon gere hoveling, Ottaviano Farne se. die in een onnatuurlijk onder danige houding, gebukt als in een diepe buiging, de oude tiran na dert. De derde figuur, Kardinaal Alessandro Farnese, is misschien nog de ergste van de drie. Hij staat achter de Paus en kijkt Zijn koude, zelfverzekerde houding zegt. dat hij zich niet meer wil vernederen voor de oude man, die hem toch niet lang meer in de weg zal staan. Een dramatisch gespannen innerlijk gebeuren leeft in deze figuren, de meedo genloze ontmaskering van drie karakters en van de verborgen drijfveren van hun ziel. Het is een daemonlsch trio, dat ons doet huiveren. Helaas is het schilderij niet geheel voltooid. Was de ont maskering misschien toch al te erg? Een stralende kleurenpracht BIJ DRIE RECENTE BUNDELS de t Pde vergelijking eerst vormt zich het oordeel debepaling. Maar om te vergelijken zijn er twee dingen nodig: overeenkomst en verschil. De drie recente dicht bundels die op dit ogenblik de aandacht vragen, zijn elk door een vrouw geschrevende verzen zijn niet moeilijk te verstaan, ze weren niet af door bitterheid of cynisme, ze hebben een zeker minimaal niveau. Kortom ze z\in verge lijkbaar. Bedoeld zijn de bundels Tussen mij en d e d 11- pen van Catharine Kortebos (uitg. Em. Qucridos Uitge versmaatschappij N.V.. AmsterdamVogels en an dere geluiden van Edilhe de Clercq Zubli tur,p V. Nijgh Van Ditmar, 's-Gravenhage/Rotterdam) en Met de Voelhoorn Verwachting van Inge Lievaari (uitg J. H. Kok N.V., Kampen). De overeenkomst strekt rich voorts nog uit over het dichterlijk taalgebruik. naast de donkere kleuren van het gewaad van de hoveling, geven een zeldzame kleurensymfonie. De laatste twee religieuze schil derijen, de „Christus met de doornenkroon" uit 1570 (in Mün- chen),- toen hij 93 jaar was. en de onvoltooide „Piëta" uit 1573, toen hij al 96 jaar oud was, slui ten dit rijke leven van een schil dergenie af, en tonen een b(j hem vroeger ongekende diepte van religieuxe expressie. Ze be wijzen dat zijn ommekeer blij vend en oprecht was, en zlin late expressionisme, een zeldzame openbaring, waarvoor wij met ontroering stil staan. Hyi mne Maar hij was niet de enige. Nog verrassender en aangrijpen der is de opzienbarende metamor fose van de oude reus Michel angelo. Weliswaar ging hij van zijn jeugd af aan onafhankelijk zijn eigen weg en schiep hij een geweldige wereld vol van eigen kreaturen, die op niets en nie mand gelijken, maar wij kunnen de vroegere werken toch nog niet als expressionistisch beschouwen. Zijn kunst was een verheerlij king van de mens in zijn licha melijke schoonheid en kracht, een hymne op het goddelijke in stra lende menselijke gedaante, zoals dat sinds de Grieken nooit meer was aanschouwd. Ook hij leefde lang, hij is 89 jaar oud geworden (147515641. De volledige ommekeer heeft zich ook bij hem pas in de laatste le vensperiode voltrokken. Maar zijn persoonlijkheid en zijn kunst waren ook vóór zijn ommekeer totaal anders dan die van Titiaan. Zijn figuren, of dat nu beelden of schilderijen zijn, waren van 't begin af aan van hevige emoties en innerlijke spanningen vervuld. Slechts -zijn ware hartstocht voor de schone en volmaakte vorm en zijn onmetelijk kunnen verhinderden, dat de psychische inhoud een al te grote macht over de vorm heeft kunnen krij gen en deze heeft kunnen vervor men. Maar zijn diepste wezen en zijn levenshouding staat zo dicht bij de expressionistische, dat men zijn grote ommekeer nog beter begrijpt dan die van Titiaan, of schoon ze ingrijpender was dan die van enig ander groot kunste schoonheid gebonden, zonder evenwel geheel profaan te zijn. Men denke slechts aan zijn ver rukkelijke eerste Piëta in S. Pie- tro in Rome, uit 1499. Maria is hier van een klassieke, bijna griekse volmaaktheid, droevig, maar een eeuwige jonge, schone bloem. Op haar schoot rust een Christus van apollijnse schoon heid, zo gaaf en bijna levend, alsof hij slechts in een diepe slaap verzonken was. Een voor stelling van de dood. die de mo gelijkheid van een opstanding al in zich draagt, een leed dat de troost zo dicht bij zich heeft, dat wij meer bewonderen en meele ven, dan meetreuren. Uit latere tijd stamt de in de grafkapel der Medici opgestelde „Medici Ma donna" een wijze rijpe, sybillijn- se vrouw met haar kind op schoot, Ook zij is profetisch treurig, maar nog steeds van een verheven aardse schoonheid. Bei de Maria's zijn „van deze we reld", weliswaar gesublimeerde, hogere wezens, maar in vol maakte menselijke gedaan te. De vorm overheerst nog de inhoud. De ommekeer bij Mi chelangelo was volkomen en be stond niet alleen uit de vergees telijking van zijn kunst. Hij neemt afscheid van deze wereld der vor men, van menselijke schoonheid en kracht, hij wil alleen maar God dienen, en wel alleen door zijn abstracte kunst, door de ar- chitcktuur. In een prachtig son net geeft hij duidelijk uitdrukking aan zijn gevoelens. Hij zegt: de ijdele vreugde aan het scheppen, de kunst, die ik vroeger als een Godheid vereerde, alles was een dwaling. Nooit neem ik meer bei tel of penseel in de hand. ik maak geen beelden en ik schil der niet meer. Alleen de liefde tot God blijft, en vervult mijn Voor eigen graf In zijn laatste jaren heeft hij dan ook slechts twee Pieta's ge maakt. Een groep, die hij voor zijn eigen graf heeft bestemd, en een onvoltooide Maria met Chris tus. De grote Piëta, die nu staat in de Dom van Florence, onder de koepel van Brunelleschi, heeft hem zo weinig bevredigd, dat hij dit werk niet geheel voltooide en het daarna, in een moment van wanhoop met de hamer in stukken sloeg. Later hersteld en opgesteld zoals wij het nu zien, is het een indrukwekkend, diep droevig vaart schrijft op de het gebonden en het H||P en leeft nog half uit een oudere vorm traditie, maar ook de andere dichteressen doen niet extreem en drijven de moderniteit, of wat daar voor doorgaat, niet op de spits. Verschil, of liever ver scheidenheid is er wat de ma te van talent betreft. De ver zen van Catharina Kortebos maken de indruk van moeite loos te zijn geschreven en wat heel belangrijk is even moeiteloos en zonder anticli- te zijn afgerond. Een voorbeeld hiervan is het eerste gedichtje uit de bundel, dat „Sneeuwen" heet. Het geeft een beschrijving van het be ginnende sneeuwen. gezien vanuit een kamer. Over gevoe lens van de dichteres is nog niet gesproken. Afronding Dan volgt. Da een regel wit, de afronding. Traditioneel zou zijn, dat de dichteres, ten over staan van wat ze buiten ziet en bij de veranderde lichtwer king in de kamer, nu iets over haar gemoedstoestand zou ver tellen, iets van „zo ook ik", of „maar ik". Een suggestie in die richting ontbreekt wel niet. maar haar talent is te sterk om het vers dragelijk-recèpt- matig te beëindigen met een stukje zelfbeschrijving, alsof slechts een inleiding een voor wendsel geweest was. Nee, ze completeert het vers als volgt: De angst is schaduwloos ge lijk de glimlach. Alle schaduw in de kamer slijt. Verbijsterd glimlach ik in de haren van het witte hondje dat in mijn armen naar het kijkt. helpt het tafreeltje te vol tooien. concreet te houden en door zijn witheid een bijzonder aardige noot aan het geheel toe te voegen. In het vers „Avond" vindt iets dergelijks plaats Ook hier een stukje be schrijving van de buitenwe reld. dan een regel wit en ver volgens de afronding idie dit maal langer uitvalt dan het stukje beschrijving van de bui tenwereld». Ook deze afronding brengt een soort zelfinkeer, meer gesuggereerd dan expli ciet medegedeeld, en voorts weer een trekje, ontleend aan de werkelijkheid der kleine I DICHTERESSEN 1 I neemt een papier en hrrviot een gezicht of BCbmjfj zomaar vanzelf een klein gedicht. ■eeuwige geweeklaag, het dich terlijk gekanker van veel he dendaagse poëzie vleugen blij- I moedigheid en levensaanvaar- dinc tegen te komen, fin een versje als dit kan niet worden „bedacht": OP REGEX ogen vól handen vol monden vól onhoudbaar stromend als I op hun weg naar zee. Toch is de totaalindruk ven I deze bundel iets minder sterk dan die van het boekje met verzen van Catherine Kortebos I Het is misschien zinloos en vruchteloos om aan een dich- raad te geven, maar men kunstwerk, waarde een absolute macht over de vorm heeft gekregen. De groep I bestaat uit vier figuren: Maria en Magdalena willen met vereende krachten het zwaar neerzinken- I de Christus-lijk tegenhouden, waarbij hun nog een oude man met baard van boven af behulp- zaam is. Deze man draagt de ge laatstrekken van de oude Michel- I angelo. Het geheel drukt een wan- hopige poging uit, om het onmo- gelijke te bereiken. Deze Christus is meer dan dood, hij zinkt onhoudbaar in het graf. in het niets, geen macht kan hem tegenhouden. Hier is geen hoop op opstanding meer, geen hoop op de toekomst, zoals dat bij de eerste Piëta zo sterk te het einde voelen was. Hier is het leven ge- houwkunst van Michelangelo, eindigd. zoals voor de oude Mi- Ik kan deze beschouwing niet af- chelangelo de aardse schoonheid sluiten, zonder nog op een merk en kracht in de kunst geëindigd waardig fresko te wijzen, waarop ls- het gelaat van de oude Michel- Een eenheid angelo voorkomt. Het pakt iemand zijn fluit begint wan zijn hart te spelen als dat het liefde opgelost. Hier de grote beeld- MichelangeloT pressief, door portret van hem, wei meer dan De laatste, de'zg. Plet» Rondanl- dat van de oude man in de gro- nl is dan weer geheel anders: te Pieta-groep. In de kerk S. Tri- Twee figuren, moeder en zoon, nlta de Monti in Rome heeft zijn schetsmatig uitgewerkt, on- leerling van hem. Daniele voltooid, misschien ook ohvoltooi- Voiterra, eer baar. Ze zijn staarde in een ver- de Afneming van het Krnis, tikaal steenblok tot een eenheid schilderd, waarbij, gelijk bekend, versmolten. De moeder houdt de de grote meester hem heeft ge dode vast, maar deze heeft geen holpen. Heden ten dage is hel gewicht, geen materie meer: hij fresko in zeer slechte toestand, zinkt niet neer als een dode, Maar in een hoek, tussen een het is meer alsof hij zweeft, of groep toeschouwers zien wij, won- aanleunt tegen het steenblok der boven wonder, een opvallend Hier is diepe rust en beruBting, goed bewaard detail: het portret haast geen beweging, haast geen van een oude man. Dit sl vorm meer, alles is gevoel, één ko staat ver boven het wording in liefde en eeuwigheid, van het geheel en is heel anders Hier is de grens bereikt en al het dan wat men v, materiële is in pure geest, in Voiterra zou kunnen verwachten. geneigd zijn Edithe de Clercq Zubli te adviseren in haar werk meer kleine werke- I lijkheidstrekjes op te nemen. I die in bet beloop van de gebrui- Zo,de «che-ner o.brrockt I van werking zijn. „Symbolen" Van de bundel van Inge Lie- I vaart zal vermoedelijk de af- 1 deling „Symbolen", met de ver- zen over en naar aanleiding I van de zee, -wel het eerst en 1 het meest overtuigen. De dich- teres heeft haar leven lang aan de zee gewoond, en dus is wel aan de voorwaarde van Rilke, dat men alleen verzen kan schrijven over datgene waar mee men levenslang vertrouwd is, voldaan. I Wafer, open, ach gesloten i water, wat mij van u scheidt, altijd spreekt gij tot mij I water, I en verrukt nochtans die door u lijdt. I Door u lijdt, want gij spreekt maar hoort niet, water, ach, uw menigvuldigheid overspoelt, verdrinkt mij, uw I geklater I doemt tot nog gekwelder eenzaamheid. I Het woord „geklater" herin- nert er overigens aan. dat I het rijm nu eenmaal zijn be- I perkingen meebrengt. „Water" is in rijmende poëzie aan het eind van een regel een weinig 1 geschikt woord, misr het is in i dit vers nu eenmaal het woord I waarom alles draait. Het was 1 1 onvermijdelijk dat de eerste regel, met dit woord begin- I nend, er ook mee eindigde. 1 I Het komt nog tweemaal als laatste woord van een regel I I terug en men kan met de dich- I teres meevoelen, dat het voor de vierde maal niet „ging". Nu I I heeft het iets bezwerends, dat driemaal „water" aan het eind van een regel. En het gedicht moet worden afgerond, het I verlangt tegen het slot een zich I afwenden van de opgeroepen voorstelling van het water en komen blijft is het goed te zitten in het bloedeigen leven, maar als de grijze steelse muis komt om de kruimels, knip ik haastig met bevende vingers het licht aan; dan valt uit de kinderdroom om m\jn hals een kraal en stuitert met hard gekletter over een leeg bord Dal deze wijze van een vers beëindigen geen maniertje is, blijkt wel hieruit dat de dich teres er geen gewoonte van maakt. Maar het zijn dit soort dingen, die de recensent een aanwijzing geven over de echt heid van het talent. Drukken waard Dat ook het werk van Edithe de Clercq Zubli het drukken waard is, blijkt al dadelijk uit de eerste vier gedichtjes, waar mee het bundeltje opent. Een ervan volgt hier. het gelaat van de oude geweldig ex- door van zijn doortrokken portret van hem. Zijn in zichzelf verzonken, treuri ge en diepzinnige blik, zijn smar telijke mond, de bekende ingedeuk te neus, zijn doorgroefde voor hoofd, wie heeft zulk een ge laat? En wie kon dat schilae- Wij hebben niet het recht om te beweren, dat het een zelfpor- groot fresko met tret is, omdat dit niet valt kumenteren. Maar als het portret van hem is. door da Voi terra geschilderd, dan moet hij toch zelf zo veel eraan verbe terd of ertoe bijgedragen hebbem, dai het veeleer als een werk van hemzelf beschouwd kan worden, dan als dat van zijn leerling. M k"' Het draa8' ,iet stempel van zijn Dit stuk fres- 8eest. het ademt zijn grootheid en zijn emotionaliteit. En het blijft _,^Bvoor ons het portret van de oude "da 8»*»nt $fcchelangelo. Dr. M. "REVESZ-ALEXANDER. ust i haa i de i BIJ HET HEENGAAN VAN DR. M. KRUYSWIJK „gij" tegenover |„ik". Maar dat rijmwoord „ge- I klater", dat te helder, te hard 1 en in de grond der zaak ook niet juist is. en dat zijn tol I I betaalt aan de correctheid van het strenge rijm, doet aan de g indruk die dit vers op ons I I maakt iets af. Ook hier zou I I men in de verzoeking komen 1 de dichteres een raad te geven, I namelijk eens na te gaan wel- I ke rijke mogelijkheden in zul- ke gevallen het halfrijm, de assonantie, biedt. Ook het „u" zeggen tegen de zee hangt I met een r n deze dichteres; het Toen wij enkele dagen geleden daat te vereenvoudigen tot het bericht dr. M. Kruyswijk ontvingen, heb ben zich onze gedachten over persoon en werk In grote pijn menlgvuldigd. Het bericht kwam als een schok. Wij ervaren de IH dood allereerst als een schokken- Niet omdat hij de vernedering. Pas later mogen vrijheid of genot oeractiviteit die in het ontginnen van de akker en in hui zijn voldoening vindt. Cultuur met schoonheid te maken die sfinx wilde hij begon ook de in deze confrontatie sterven gefundeerd, huisbezoek Zij heeft een apocalyptisch karak- heeft ter. n op Wie Kruyswijk's bijdrage tot fgaan. Daar de christelijke cultuurbeschou- slingeren. wing recht zal willen doen. moet stuk extra met dit uitgangspunt rekening vilde. Nee, wij zien dat het leven, ook als de dat hij het dubbele gelaat "iheid, weelde en schoonheid het terugneemt, schenk is en blijft. Kruyswijk derkende had. naast zijn veelomvattend d; gelijks werk, een grootse, een on- men ook over zijr metelljke taak opgevat. Hij wilde moge denken weten wat precies cultuur is, hoe Wij Vieren Feest leven en dood elkander in dit 1947) MB - veld ontmoeten en wat voor houden. Waarschijnlijk is dit te weinig gebeurd. Er is ook te wei- nig aandacht geschonken aan het daaraan leed, juist aforistisch geschreven opstel „De -geerde. Hoe ongerepte Orde", bij J. H. Kok iltuurpolitiek enkele jaren geleden verschenen 'en nog leverbaar. Schrijver dezes heeft in dit boekje aanvankelijk platonische conceptie gezlsn. zijn boekje H. Kok, het beeld is duidelijk ge- Christen. Hij was, bij alle respect voor prominenten uit een recent verle den, niet geheel tevreden met hun opvattingen. De ideeën van Kuy- per en Schilder intrigeerden hem, noeg, op het voorbeeldige af. Ik waartoe sommige formuleringen 0Q|t aaniej<iin» gaven. Nu Kr wijk'» leven hier op sarde a sloten is. doet zich de vraag i kracht zich ongebroken of wij deze ongerepte Orde niet jist daar is de gebroken- te veel in het verleden, naar eon de dood. Of zoals hij het verloren Paradijs heen, hebben toen ik mij als jongere geprojecteerd, terwijl wij haar in e over de voortdurende de toekomst moeten zoeken. On- rem op de levensontplooiing van der dat aspect ware een nieuwe de christen: eens zullen wij deze cultuurbesch( drang die de Schepper in ng te ontwerpen. I Z e e zeg ik van u, zee wat zou ik kunnen zeggen i 1 dat u noemt hoe u herhalen met maar één stem 1 één simpel ademhalen dat tot scanderen doemt? Keerpunt Haar talent vertoont, nok I door haar levensomstandighe- den. een langzame ontwikke- I ling Dit maakt dat men in I deze bundel een verheugende 1 vooruitgang kan zien. mis- I schien zelfs wel een keerpunt. I Op mij maakt deze verzame ling verzen de indruk van I een tweeheid: een oudere en I een nieuwere gestalte van haar I talent overdekken elkaar cc- Idecltelijk. Vandaar dat hier I nog groei mag worden ver wacht en daarin zit altijd de i mogelijkheid van een verras- I Dood en leven in de cultuur oplossingen, zonder gemeenplaat- drinkt sen, een persoonlijke weg. maai nooit los van de Christelijke ge meenschap en traditie. Het is goed, Kruyswijk zo te herdenken, in zijn zeer persoonlij ke betekenis voor deze gemeen __o schappelijke zaak. Zo alleen kan dood. Er zijn ook dit gedenken, deze terugblik genstellingen die vruchtbaar zijn. Het stimuleert en dat was heel zijn begeerte tot gelovig verder gaan. heen: de wereld zet alles op de kaart van de cultuur en zich de dood aan. Zwerfstenen regingen t Dualiteit, geen dualisme Ik refereer dan allereerst aan de dualiteit in zijn denken. Dua liteit, geen dualisme. Kruyswijk kende geen tweeslachtigheid, geen hinken op twee gedachten. Maar hij zag in de cultuur twee erlei van de Schepper zag én de eigen machtigheid. de afvalligheid daarmee het gevaar voor Christen. Hij weigerde om. zoals z.i. Schilder deed, het cultuurman- Kruyswijk's cultuurbeschouwing doortrokken vi tele tegenstelling ar belie ven in elkaar kan schuiven en weer uit elkaar kan halen. Mid den in het leven zijn wij door de kunstenaar dood omvangen. Kruyswijk heeft niet alleen de cultuurvraag ele mentair aangevat, maar tegelijk- tijding de vraag gesteld Bij de begrafenis laatstleden kén woensdag heeft de dienstdoende predikant het Woord Vooraf tot „Wij vieren Feest" voorgelezen, de schoonheid, waarin hij In aangrijpend proza schetst de afstraling van de Heerlijkheid schrijver in een greep én het feest waarin het leven op zijn door zijn leven en best verschijnt én het sterven, de dat het absolute ondergai kent. De onthouding die de schrijver der. in de daarop volgende bladzijden die in haar poëzie wil I spreken en die zelfs de ver standelijke bezinning niet schuwt: I Pasen, omgekeerde orde, scharnier in de tijd, uit de dood kiemt u'orden I en lachen mag wie nu schreit IOm verschillende redenen dus ligt het dichten voor haar I niet zo glad en gemakkelijk. I Al doorwerkend zal ze heen- I leven naar een moment waar- MT ~|synthese zal worden I taak zijn werk. deze verzameling \n"x\ch heeft' kanaVaf»* I l.ven zwerf.t.nen .cht.rblljf.el. van 1 zijn geniaal pogen, te onderzee- I 3(zer verwachting 1. de onder* een conclusie die weer moge lel den tot hernieuwde studie van Kruyswijk's werk en, naar ik hoop. tot een herdruk van de eer ste bundel „Wij vieren Feest". Het levenswerk van deze bege- de fundamen- nadigde mens ls waarschijnlijk te ssen leven en veel gemeten naar wetenschappe lijke vereisten en dan schiet het te kort. Kruyswijk was niet in eerste instantie wetenschapsmens, maar dichter. Als denker illièk""' 5"ia*"lkVbe!i(uU"kt I Rest mi] slechts. In dit kort be- Een 600m „ertmlt m(j„ ,„jn I .prrtïit'Sor 1ÏÏKruyswXk ik drink wori I «n .tervi 'óndiï 1' I geweest ia en gesteld heeft. I naaniat de wortels zonken. I bete- Met nieuwtestamentische woor- n »T TKrer,^__ den geldt: in dat spoor dan ver- C' RwNSDORP^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 19