HENGELSEIZOEN BEGINT WEERHAAR tf De forumleden zijn: Waarom vissen we eigenlijk? VRAGEN AAN FORUM Hoe zit het met de vangst? We zouden OVERAL willen vissen DE HENGELSPORT heeft vele kanten. Voor de enthou siaste visser is zijn visdag een van de gebeurte nissen waar je naar toe leeft als naar een hoogtepunt en de niet in de hengelsport geïnteresseerde beleeft toch zijn genoegen aan de sterke verhalen die met zo veel vuur worden voorgedragen of ook aan de meer of minder geestige grapjes die spitse lieden over de hengelaar ten beste kunnen geven. Maar dit zijn maar enkele facetten van de vele. Geef de voorzitter van de hengelaarsbond met z'n rond Tl0.000 leden eens het woord en u hoort van allerlei organisatorische problemen. Of laat de visserij-inspectie eens een half uurtje praten over de wetenschappelijke, de sociologische en de biologische kanten van deze sport. Of de huisarts die er een middel in ziet om haast of helemaal overspannen mensen weer wat tot rust te brengen. Voeg bij deze mensen dan nog een paar gerenom meerde sportvissers die nuchter genoeg zijn om de be trekkelijkheid van hun sport te beseffen en u hebt de leden van het forum die onderstaande beschouwingen bij elkaar hebben gepraat. Die zonder sterke verhalen en zonder flauwe grapjes voor een boeiende pagina heb ben gezorgd die ieder moet interesseren. Want als men over het wel en wee van de hengel sport praat, dan praat men over de hobby van zo'n half miljoen mensen. Mensen die wonen willen en werken willen en welvaart willen maar die toch ook nog iets anders willen: zich ontspannen in een sport die rust geeft, die oog geeft voor de natuur en die het jagers instinct gevangen houdt dat de man toch nog altijd bezit. Zo bezien gaat het om de bewoonbaarheid van dit goede Nederland. En die is een pagina ruimte in ons blad waard I C. H. GEUDEKER, te Amsterdam, is een seer bekend publicist op bet gebied van de sportvisserij Hij is auteur van een aantal boeken op dit gebied, onder andere van „BEET" en stelt zyn journalistieke gaven ten dienste aan bet blad „De Nederlandse Hengelsport", waarvan bij redacteur i*. By de ouderen is hij o.m. bekend als oud voetballer, die vele malen het Oranje-shirt heeft gedragen. MR. J M. KAN. te Den Haag, zoon van oud-minister Kan en lid van de Raad van State is sinds 1941 lid van de 's-Gravenhaagse Hengelaarsbond. Sinds 1911, van zyn zesde jaar af, is mr. Kan een geestdriftige sportvisser. G. A. SEDEE, te Dk?n Haag. rustend oor-, neus- en keelarts, werd in Indië geboren, stu deerde in Amsterdam medicijnen, zwierf door de hele Indische Archipel als officier van gezondheid en kwam in 1927 naar Nederland, waar hy aanvankelijk in Nijmegen werkte. Vervolgens was hij hoofd van de Geneeskundige Dienst van het ministerie van Overzeese Gebiedsdelen. Tot verleden jaar was 'hij voorzitter van de Geneeskundige Raad van de Rijksgeneeskundige Dienst. Dokter Sedee is zyn leven lang een enthou siast visser geweest. L. BODE, te Amstelveen is zakenman en „in zijn vrije tijd" bondsvoorzitter van de Algemene Hengelaars Bond (A.H.B.), welke 110 000 leden telt, alsmede voorzitter van de Hengelsportvereniging „Amsterdam" (afd. Amsterdam) met 12.000 leden. De heer Bode is voorts lid van de Kamer voor de Binnenvisserij én bestuurslid van de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. D. E. VAN DRIMMELEN, te. Utrecht is inspecteur der Visserijen, belast met het toe zicht op de visserij in binnenwateren en rivieren, alsmede de Zuidhollandse stromen. Sinds 1952 bekleedt hij de functie van voorzitter van de Organisatie ter Verbetering van do Binnenvisserij. 1 de Prot. Chr. Journalisten Kring, was voorzitter C. H. Geudeker, te Amsterdi VOORZITTER: Heren, we zitten hier allen bijeen als enthousiaste sportvis sers. Nu het seizoen weer wordt ge opend (vandaag, 1 juni - Red.) willen we in dit forum eens proberen in te gaan op diverse facetten van deze ede le sport. En wel zo, dat ook anderen dan beoefenaars er wat aan kunnen hebben. Onze eerste vraag gaat over het „waarom" van het hengelen. Wat vindt u: zit de aantrekkelijkheid er van in het vangen; in het ..zo maar niks doen en nergens aan denken; óf wellicht in het ..heerlijk in de natuur zijn"? Misschien wil de heer Kan beginnen met hierover een bekentenis te doen? KAN: Als ik vis. meneer de voor zitter, dan doe ik dat geconcentreerd, dus „nergens aan denken" komt er bij mij niet aan te pas. Inhaerent aan het vissen acht ik de natuur, waar ik een bijzonder liefhebber van ben. Maar 't is eigenaardig: als ik na een dag vis sen weer thuis zit betrap ik er mezelf vaak op. dat ik. misschien wel onbe wust, maar in ieder geval niet zo be wust van de natuur genoten heb. Al lemaal vanwege die concentratie. VOORZITTER: Dus voor u is het voornamelijk het vangen? KAN: Ja,-maar toch weer niet zo dat ik de hele dag MOET vangen. U kunt het uitleggen als de kift, maar dat is toch niet zo als ik zeg dat het achter- elkaar-vangen mij niet zo bevredigt. Kijk, als ik er een heleboel moeite voor moet doen ik ben een snoek en baarsvisser bijvoorbeeld ook door dat de wind verkeert zit dan is zo'n vangst voor mij eigenlijk het essen tiële van het vissen. Weet u: het is ook hier niet zwart of wit. het ligt genuanceerd. De aantrekkelijkheid zit voor mij in alle drie door u genoem de punten. VOORZITTER: En hoe is het bij u. meneer Geudeker? GEUDEKER: Ik ben meer een con templatieve visser: ik zit graag in een bootje met pijp of sigaar, denk aan allerlei dingen en houd dan nog ge noeg concentratie over om op de vis sen „kien" te blijven. Dat „heerlijk luieren", dat echte ..relaxen" ik weet er zo gauw geen Engels woord voor, zou de broer van de heer Kan zeggen is daarbij zeer belangrijk: na een visdag voel jc je opgelucht en ben je voor je werk tot méér ln staat. En dan die natuur: voor ik viste, had ik bijvoorbeeld nog nooit de zon op of onder zien gaan, had ik nimmer eens een paar waterkippetjes zien stoeien. Die dingen op zichzélf zijn al beleve nissen. Maar het essentiële is toch voor mij het kunstig vangen van de vis. Het gaat om het spel met het dier, waarbij men van beide kanten een kans heeft. Voor mij is dit het aantrekkelijke van vissen: een karper ik ben een karpervisser aan een heel dun lijntje te vangen en daar mee 20 minuten tot een half uur be zig te zijn voor je hem langs de kant hebt! De karper is een intelligent dier. dat zich, nadat het weer ..teruggezet" (na de vangst in zijn element terug gebracht - Red.) is niet zo gemakkelijk voor de tweede maal laat verschalken. Het gaat mij everimin als de heer Kan om de vis die kunnen we voordeliger in de viswinkel kopen.... SEDEE: Het verwondert me niet, dat de vorige sprekers het vangen als no. 1 zien. Dat is het ook voor mij. Het ligt In de aard van de mens om te willen vangen, om dieren te be machtigen, waarbij het oorspronkelijk een kwestie van bestaan (voedselvoor ziening) was. Ik heb dat ijl mijn le ven nog zo duidelijk kunnen constate ren: jarenlang woonde ik op de Moluk- ken (Ternate), waar je nog dieren bemachtigde om ze op tc eten: maar je schoot dan ook niets méér dan je no dig had. Twee duiven voor je gezins- houshoudinkje; eens in de maand een varken, waardoor heel Ternate weer een hele tijd van vlees was voorzien. Toen kwam ik in 1927 naar Nederland, waar de jacht een ander accent heeft. Consumptie was hier niet het doel. Het wild werd hier geschoten in de vlucht, het kreeg een kans. en de vis werd ge vangen dank zij bijzondere vaardigheid. Vaardigheid bij het vissen ls eén kwes tie van uiterste beheersing en dat is wat er mij zo in aantrekt. Hoort hier ook nergens aan denken" bij? Voor mij niet; ik denk alleen aan het vangen. En het ..in de natuur zijn"? Als bijkomende factor is dat iets zeer persoonlijks: iedere visser beleeft de natuur weer op zijn eigen manier. VOORZITTER: Dokter, stuurt u uw patiënten wel eens uit vissen? SEDEE: Nou en of toen ik ze nog had tenminste. Nu ben ik ..in ruste". VOORZITTER: Om welke reden deed u dat dan? SEDEE: Met name als ik zag dat ze een begin hadden van „manager ziekte". Als oudere dokter onderken jc de symptomen gauw. Een van de symptomen is dat die mensen zelfs als ze met vakantie gaan hun paperassen nog niet thuis kunnen laten. Voor hen had ik een beste therapie: ..Ga jij maar eens vissen! Nog nooit gedaan? Nou, dan ga je maar eens met mij op stap Hierdoor kun je het proces tijdig onder breken. want zet het zich voort dan komt onherroepelijk de inzinking, die de patiënt beslist niet één, twee, drie VOORZITTER: Wat zijn de gedach ten van de heer Bode over onze eerste BO*DE: Het „weggemaaide gras" door mijn voorgangers maakt het voor mij moeilijk origineel te zijn. Wat ik hoorde, daar ben ik het wel mee eens. Ik maak nog wat kanttekeningen. Die natuur is voor de echte sportvissers secundair. Ze zeggen wel vaak van niet vooral als het erom gaat hun belangen bij de overheid aan te prij zen als ze iets gedaan willen krijgen er» doen daar dan vaak heel sentimen teel. ja theatraal over. maar dan zit er in feite iets onwaarachtigs in. En luieren, ja in zekere zin doe je dat. Ik laat even in het midden de grap jes die „m*n" over ons pleegt te ma ken zoals: „Een hengel is iets jnet aan de ene kant een wurm en aan de an dere kant een luiaard", maar wil wèl zeggen dat er hier sprake is van een merkwaardige vorm van ontspanning: dat „nergens aan denken" moet je eigenlijk vertalen met: aan alle moge lijke dingen, ook misschien wel akeli ge, denken op een genoeglijke ma nier, zonnig, zó dat ze je niets meer „doen". En dat is toch juist de ware vorm van ontspanning. KAN: Ook zuiver lichamelijk doet het je zo goed. SEDEE: Precies wat u zegt: ik slaap nooit beter dan na een visdag. BODE: Ik moet de eerste hengelaar nog tegenkomen, die na een dag vis sen in zon, regen of wind niet onmid dellijk na zijn bed geroken i te heb ben onder zeil gaat.... VAN DRIMMELEN: Mijn vak in- specteur van de visserijen brengt mee. dat ik me moet afvragen: Wat is het behoeftepatroon voor de sport visser? Nu hebben we zo'n klein half miljoen hengelaars, zodat het geval behoorlijk complex is. Wil je wat aan het bevredigen van die behoeften doen, lucht uit iets, anderzijds een ken naar iets. Een vluchtreactie van onze 20ste eeuwse mens: voor het wo nen in flats met de hele dag herrie aan je hoofd, voor het nerveuze ma nagersleven. voor wellicht gezinsmoei lijkheden. enfin, noemt u maar op. In dat opzicht zou ik de hengelsport wil len vergelijken met het voetballen, waarbij we met 20.000 man gelijktijdig zitten te applaudisseren. Hier begint het volgens mij mee en dat is min stens zo belangrijk als het vragen naar de aantrekkingskracht. Dat laatste is er óók (de andere pool), namelijk: wat zoekt die gevluchte? Wéér een bij zonder interessant complex van facto ren. Als die man wil vangen, moet je dus zorgen voor vis die vangbaar is, die niet al'te slim of juist erg slim is, die een grote strijd geeft of een kleine strijd hier krijg je weer met allerlei ethische problemen te maken, die zich al sterker zullen gaan voor- Maar als het nu al die andere door u genoemde dingen zijn. zoals dat (nu al wel vermaarde) luieren en die heer lijke natuur dan moet je ln wezen niet met vis beginnen. Dan moet je tuin stoelen klaarzetten of als het de natuur is ga je het bos in of de hei op. Ik wil maar zeggen: die eerste vraag is in feite zó verschrikkelijk ingewikkeld, dat er in de komende jaren een diep gaand onderzoek naar deze materie moet komen, teneinde dat behoeftecom- Klex beter te leren kennen. En dit angt ook weer samen met de be woonbaarheid (in dit geval met het accent op recreatie Red.) van ons goede land. We meten onze welvaart zo sterk naar economische factoren: loonsverhogingen en weet ik wat alle- mening te weinig aan denken is: Hoe houden we ons land bewoonbaar? Ik geloof niet dat we In dat opzicht hele maal op de goede weg zijn. VOORZITTER: Dit ben ik volkomen met u eens. GEUDEKER: Ja. er is natuurlijk een enorme verscheidenheid in wen sen, alleen al op het gebied van de sportvisserij want de heer Van Drimmelen trok het nu even, overi gens terecht, in het algemene verband. Als ik mezelf naga: ik wil altijd bezig zijn, zelfs in m'n vakantie. Ik kan niet op het strand of in het bos zitten, maar wel vier uur achter elkaar met een hengel in een bootje.... VAN DRIMMELEN: Natuurlijk, en er zullen een heleboel mensen zijn als u. maar ook weer anderen wier be hoeften volkomen hiervan verschillen. Als het vangen nu bij de sportvisser op de voorgrond staat, dan moeten wij we zijn er al mee bezig via een selectie van de dieren tot een paneel van rassen komen, waaruit we de VOORZITTER: Als we nu eens over stapten op vraag 2: Wat denken de he ren te gaan vangen? BODE: Ja, wat verwacht je daar van in verband met de waterveront reiniging en het steeds toenemende aantal sportvissers. Ik vind dat de hen gelaar over het algemeen veel te hoge eisen stelt. Ik bedoel dit: de eerste dag vangt hij drie brasems van een half pond, maar dan wil hij er morgen zes van één pond en overmorgen vijftien van drie pond hebben... SEDEE: En dan maar weer eens een dag niets, hoor. BODE: Maar dat aanvaardt hij nu juist niet: dat voortdurend-de-eisen-op- schroeven en daardoor continu onte vreden zijn over de vangsten is naar mijn smaak volkomen ongerechtvaar digd. Dan stelt men toch volstrekt on vervulbare wensen? Als je dit nu weet is de beantwoording van de vraag „Zou de vangst bevredigend zijn?" na tuurlijk verschrikkelijk moeilijk. VAN DRIMMELEN: Voorspellingen zijn moeilijk te doen. In het algemeen kunnen we zeggen, dat er in onze wa teren gelukkig nog veel vis is en dat deze wateren in staat zijn een henge laarsdichtheid 'te „dragen" die men in betrekkelijk weinig landen ziet. In Nordrhein Westphalen is een henge laarsdichtheid van 5 per 1000. terwijl wij er 50 per 1000 bezitten. De vang- kansen zullen weer grotendeels worden bepaald dóór het weer. Als het weer wordt als in 1959, kunnen we likke baarden... KAN: Het jaar 1947 was ook zo bij- VAN DRIMMELEN: Inderdaad. Kli matologische omstandigheden zijn ech ter voor de vangsten belangrijker dan de visstand als zodanig. Wat weer niet wil zeggen, dat de watervervuiling op den duur geen bedreiging zou kunnen vormen. Dat zit er natuurlijk in. We wonen hier met 12 miljoen, de indus trie brengt er nog eens een inwoner equivalent van 25 miljoen mensen bij in de vorm van afvalwater en dan „importeren" we nog eens voor zo'n 20 miljoen. Wat het afvalwater betreft 'it 60 at verken. Dc sanering van ons afvalwater zal zo'n slordige 900 miljoen gulden vergen. En nu is de vraag maar: Hebben we er dit van onze welvaart voor over? VOORZITTER: Meneer Kan? KAN: Wat het toenemend aantal sportvissers betreft, daar ben Ik eer lijk gezegd niet zo bang voor. De heer Bode had gelijk met wat hij zei over de kankeraars, die hun eisen te hoog stellen. Wat ik in dit verband zéér be langrijk vind is dat we dc code voor de sportvisserij opvoeren. Juist door dat steeds grotere aantal sportvissers zal het nodig zijn propaganda tc ma ken voor het weer terugzetten na de vangst van de vis. tenzij het hele gro te exemplaren betreft. Voor het viswa ter is het zelfs beter als bijvoorbeeld bepaalde grote snoeken eruit blijven. Ik erger me groen dat wil ik u wel zeggen als ik zie hoeveel mensen ondermaatse visjes mee naar huis ne men, wat helemaal niet mag. Kleine krielsnoekjes zie je mee gaan. wat volgens mij alleen maar zou mogen als de vis door het vangen zo bescha digd is dat er niets meer mee is te beginnen. Via onze organisaties zullen we wel degelijk moeten proberen de mensen zo op te voeden, dat we een maximum aan profijt van onze viswa teren kunnen hebben. En dan die wa tervervuiling: ik hoop dat er ooit nog eens een wet op die watervervuiling komt u weet, dat er ontzettend veel moeilijkheden aan het tot stand komen van zo'n wet verbonden zijn. Maar: waarwe direct mee kunnen beginnen is met een goede code. VOORZITTER: En wat verwacht u van de vangst? KAN: Ik ben er een beetje bang voor geworden door de koude mei maand: dan is de vis in juni, zelfs ook in juli nog niet van zijn kuit af en zal hij dus slecht vangen. Bovendien zit de wind steeds in het noorden. En als hij daar eenmaal zit komt hij er ook niet zo gauw weer uit en dan. wordt juni niets. SEDEE: Met 1 juni wordt hij wel weer zuidwest. Het staat in mijn Enk- huizer Almanak. VAN DRIMMELEN: Kon je daar maar van op aan! Maar toch: zelfs al heeft u een koud voorjaar, als het straks snel warm mag worden ziet u de vangsten wel weer snel toenemen, al is het dan misschien wat later. KAN: Daar hoop ik dan maar op. VOORZITTER: Terecht brengt de heer Kan hier ook het terugzetten van de vis ter sprake. Wat is uw oordeel daarover, meneer Van Drimmelen? VAN DRIMMELEN: Ik wil niet dom weg negatief gaan reageren op een sportcode die zich geleidelijk ontwik keld heeft. Toch ben ik er niet hele maal van overtuigd dat de leus van het terugzetten de geëigende wet ls. We noemden zo-even de dressuur, die heeft daar ook mee te maken: als je dus de slimmere vissen hebt, ga je je afvragen of je daarmee niet een kost ganger terugzet, die er ontzettend wei nig plezier meer in heeft om nog te bijten. En dan: u weet misschien dat er uit dierenbeschermingskringen ern stige bezwaren komen tegen het ge bruik van levend aas. De vraag is in i,„t -i—neen of je uit overwegingen rtethische aard op de lange duur niet zover komt dat dit spelen met het dier ethisch onaantrekkelijk wordt in een bepaald opzicht. Ik be doel dus dat het dier dan in feite al leen maar gebruikt wordt als speel- SEDEE: Dat ligt in de natuur van de mens. VAN DRIMMELEN: Kan zijn. maar hier is op den duur toch sprake van een ethisch wat moeilijk principe. Maar het belangrijkste vind ik toch wel dit: met dat terugzetten van vis kan ik het zuiver technisch wel eens zijn, mits het maar selectief gebeurt. Dus die beesten terugzetten, die het water nodig heeft en die dieren eruit halen, die het water kan missen. Maar hoe is de praktijk? Een brasem neem je niet gauw mee, want dan zegt je vrouw: „Heb je wéér zo'n vieze vis bij je"? en deponeert hem in de vuilnis bak. Maar een snoekbaars gaat wel mee en een snoek en een karper tenminste als je die laatste klaar kunt maken ook. Maar een voorntje wordt teruggezet. Wat krijg je nu? In som mige viswateren staat het stijf van de ongewenste vis, terwijl de wèl gewen ste vis eruit verdwijnt. SEDEE: Zou dat op den duur moe ten leiden tot vangstbeperking? En dan speciaal van die vissoorten die u graag in het water terug zou willen zien? Het is nu al zo, dat je niet meer dan twee snoekbaarzen per dag mee mag nemen. Terecht overigens. VAN DRIMMELEN: We hebben proefregelingen gehad in het Uit- geester Meer en in de Brielse Maas. Er bleek bij de vissers een algemene sportieve geest te heersen het begin van een code. waarover u het had. Dat werkt dus wel bevredigend. Maar daarnaast heb je ook de z.g. bestands- regulatie nodig: niet alleen het uit zetten van pootvis. ook het verwijderen van die dieren, die een gezond groei ende visstand in de weg staan. Dat zal in de komende jaren meer moe ten gebeuren. BODE: Ik zou nog dit willen zeggen: dat we in ons land wat de sportvisse rij betreft op rozen zitten. Men scheldt hier wel eens over „de papieren die je nodig hebt". Maar dan moet je In het buitenland komen, waar je over het al gemeen veel minder kunt vangen en waar ze je ook vaak blauw laten beta len... Drimmelen, te Utrecht. „verf' kunnen maken. En met die „verf" kunnen we het „schilderij" schilderen dat de hengelaar graag ziet. Daar moet het heen. Maar dan nog blijft de vraag of het alleen om de visstand gaat. Ik geloof dat namelijk niet. Uit onderzoekingen blijkt bijvoor beeld dat er toch ook een grote groep hengelaars is, die het dodelijk ver moeiend vindt elke tien minuten een vis uit het water te moeten halen... SEDEE: Is het werkelijk? VOORZITTER: Daar kan ik inko men. Als je bijvoorbeeld steeds maar van die kleine beestjes moet ophalen... daar word je toch dol van? BODE: Inderdaad ligt het zeer ver schillend. Er is eerder al gezegd: het aantrekkelijke zit niet in het gemak kelijk vangen, je moet er veel moeite mee gehad hebben, maar zelfs dat laat ste bevredigt mij niet altijd. Ik heb wel eens zoveel baars achter elkaar gevangen, dat ik er op een gegeven moment mee ophield en eerst eens een paar uurtjes zo maar wat zat te kijken. Pas na een hele tijd kon ik de moeite weer opbrengen m'n hengel opnieuw ter hand te nemen. VAN DRIMMELEN: Daar hebt u dus de tendens die ik noemde. Maar: als we tot een behoorlijk visserijbeheer kunnen komen, dan lossen dergelijke dingen zich ook grotendeels zélf op: denk aan de zoeven genoemde listige karper, die zich niet voor de tweede keer zo gemakkelijk laat vangen. In elk dier, ook een vis, zit een dressuur, zoals dat genoemd wordt. Op die ma nier blijft er dan weer ruimte over voor die mensen, die tegenover deze dressuur van de vis, dank zij hun gro tere kennis van het vangen, met nieu we ideeën komen, zodat bijvoorbeeld zo'n eens gevangen karper tóch weer verschalkt wordt. Maar wat bij deze ontwikkeling ook nodig zal zijn is dat dc sportvisser geleidelijk aan tot een natuurbeschermer gaat groeien. En daar bedoel ik dan niet iets passiefs, maar juist iets actiefs mee, als u be grijpt wat ik bedoel... VOORZITTER: Ik denk nog even te rug aan het klaarzetten van die tuin stoelen en zo. En vraag: zou één van u ergens aan de rand van de stad gaan vissen, waar het verkeer voorbij- dreunt? ALLEN: Bepaald niet. VOORZITTER: Dus: ergens willen we toch allemaal de rust van de na tuur er bij hebben, zonder dat we dan misschien aan weilanden en molen tjes denken,... GEUDEKER: Er komt voor mi\ nog méér bij. Ik wil u wel een beker- tenis doen. Mijn grootste liefhebberij zou zijn een gezellig vlshotelletje te exploiteren en echt goed te zijn voor die hengelaars. KAN: ....en naar de verhalen te luis- GEUDEKER: Precies. En erecodes in te stellen. En dat 's avonds de man die het meeste gevangen heeft aan het hoofd van dc tafel wordt gezet, dat hij de grote man is, die we alle maal toespreken.... KAN: Een bijzonder leuk idee. GEUDEKER: We zouden dan moe ten zorgen dat de volgende morgen zijn boot piekfijn in orde is, dat er vers zand is. goed aas en al die din gen meer. Zoiets mis ik eigenlijk nog. SEDEE: En u kon yog meteen les geven in het vissen. GEUDEKER: Bijvoorbeeld. Dege nen, die zoiets realiseerden, zouden de hengelarij daarmee zeer aan zich ver plichten! 1. Gezien het enthousiasme van de beoefenaars moet er wel haast een „magische aantrekkingskrachtschuilen in de hengelsport. Waarin ligt die aantrekkelijkheid: a. In het tangen? b. In het heerlijk luieren en nergens aan denken'? c. In het „in de natuur zijn"? 2. Wat verwacht u dit jaar van de vangst? Hierbij te denken aan: a. De watervervuiling; b. Het steeds toenemende aantal sportvissers, dat nog sterker zal toenemen, nu het aantal vrije uren groter gaat worden. 3. Zou het, gezien het bovenstaande, aanbeveling verdienen alle viswater vrij te geven voor iedere sportvisser die zijn kwartjes (of misschien een wat hoger bedrag) heeft be taald voor zijn vergunning? VOORZITTER: We komen nu zo langzamerhand aan vraag 3 toe, vrij vertaald: In Nederland mag dan heel wat vrij water zijn, het is toch ook hier niet zó eenvoudig om te gaan vis- SËDEE: Maar hier kun je toch te gen een betrekkelijk laag bedrag VOORZITTER: Het bedrag is inder daad niet hoog. maar er Is toch heel wat water waar je eenvoudig niet aan tc pas komt. SEDEE: Kom, kom: als ik denk aan de Zuidhollandse grote wateren en het IJsselmeer, daar ben je toch vrij? VAN DRIMMELEN: Met de gewone hengel dan altijd. SEDEE: Ja, ik praat alleen maar over de gewone hengel. VAN DRIMMELEN: Dan ben ik het volkomen met u eens. dokter. Wat zijn er niet een mogelijkheden voor de sportvisser: vrijheid op het IJsselmeer <250.000 ha water), dan od de binnen wateren en rivieren met" zo'n dikke 100.000 ha, waarvan weer 60 procent vrij is voor de gewone hengel. En wat denkt u van de plassengebieden: Nieuw koop. Vinkeveen, Langeraar. die praktisch vrij zijn voor de man die een dagje voor een luttel bedrag wil vissen. Langeraar neemt ongeveer 10.000 hengelaars per jaar op. Nieuw koop een veelvoud daarvan. Van de binnenwateren is tenminste 50 procent toegankelijk voor het vissen met bij zondere hengels. Zijn dat niet allemaal verworvenheden voor de sport, die werkelijk spectaculair genoemd mo gen worden? Kortom: de sportvisserij kan In 85 procent van het Nederlandse viswater terecht! Dat vind ik toch niot gering VOORZITTER: Maar je hebt natuur- ik wel: de en» voranioin» ,l i e stukje VAN DRIMMELEN: Ik vind die si tuatie helemaal niet zo ongezond. Het is trouwens onuitvoerbaar als je al het viswater vrij zou maken voor ieder een. Ik ben er blij om dat de sport visserij zélf ook een verantwoordelijk heid voor het water draagt. Laat de mensen in bepaalde verbanden, zoals sportorganisaties, of verenigingen van eigenaren die het water uitgeven, maar een stuk eigen verantwoording hebben. VOORZITTER: Maar als ik nu lid ben van de Zuidhollandse Hengelaars bond, dan zou ik overal willen vissen, waar ik wilde. In Friesland kan dat. maar hier? Als je gaat zitten, denk je: ..Zou het wel mogen?" En zie je dan iemand aankomen, dan schrik je je lam: „is het hier misschien weer van een andere vereniging?", denk je dan. BODE: Ik begrijp wat u bedoelt. Hier zit dus achter de behoefte, die kennelijk in ons land bestaat om ver enlgingetje tc apelen. Men wil alle maal voorzitter zijn en als dat niet kan op zijn minst derde commissaris Hoera, als we dan op de „maatschap pelijke ladder" tot tweede commissa ris van de visclub te Donkedobber zijn gestegen: Want zo gaat het toch? Ik spreek echt uit de praktijk: als voor zitter van een organisatie met 550 aan gesloten verenigingen hebben we dag en nacht met dit probleem te maken Terwijl het de induviduele hengelaar volkomen Siberisch laat of hij nu vist op een vergunning van de visclub te Boerekoolstronkeradeel, dan wel van die te Knolselderiedam! Het vereni- gingetje spelen is nu eenmaal de men taliteit in ons land, maar dat leidt on herroepelijk tot een versnippering van het water met alle vervelende gevol gen van dien. VAN DRIMMELEN: Maar daar komt nog wat anders bij. Hier in het Westen hebben we te maken met één van dc dichtstbevolkte waterschappen van Nederland: Delfland heeft naar ik meen 4000 inwoners per km2. omgere kend in hengelaars 180 per km2. Het is dus helemaal niet zo verwonderlijk dat je in Delfland deze moeilijkheden hebt, die bijvoorbeeld zouden kunnen worden opgelost met de bromfiets: je zult verder weg moeten gaan. VOORZITTER: Het gaat me niet om dat verder weg te moeten gaan. maar om: „Mag ik hier nu hengelen, ja of neen?" Als we nu eens zover kwamen dat we zeiden: Alle leden mogen over al vissen, tegen voor mijn part méér betaling? BODE: Maar dat kunt u niet zeg gen. want het beheer van het water kan niet sl te centraal gebeuren! En dan: op welke basis wilt u de gelden die beschikbaar komen voor de ver betering van het viswater gaan ver delen? Denkt u, dat de Friezen er ge nosgen mee zouden nemen dat dit ponds-ponds-gewijs per provincie of per inwoneraantal werd verdeeld? Dan zouden ze in de mast vliegen! En te recht. Dan zeiden ze: die Hollanders nemen alles! Neen, dat gaat niet Het ene water eist nu eenmaal dit en het andere weer dat.. Dan zou je een maatstaf moeten gaan aanleggen voor de inten siteit van de bevissing... VAN DRIMMELEN:.... en moeten gaan wenken met hengelaarssekunden gezegd: behoorlijk ingewikkeld. VAN DRIMMELEN: Dat ls ook zo. We krijgen nu een nieuwe Visserijwet. We zullen moeten afwachten of daar mee iets uit de bus komt. KAN: Nu wat anders. Er zijn dus verenigingen die beperkingen opleggen terwijle van de visstand. Houdt men zich daaraan? BODE: Bij ons in Amsterdam voor 98 procent wel. ja. Eerst hadden we op de Bosbaan helemaal geen beper kingen, toen werd het twee karpers per dag meenemen, later maar één en tenslotte hebben we de minimum-maat van 35 op 45 centimeter gebracht. KAN: Al houdt men zich er dan aan, wordt er erg tegen gekankerd? BODE: Aanvankelijk was dat er wel, maar nu praat niemand er meer VAN DRIMMELEN: Hetzelfde ver schijnsel zie je op de Brielse Maas. Daar speelt men óók mee in dit op zicht Ik heb bovendien de indruk dat zijn best doet de dieren voorzich- lijk over de kansen voor het in leven blijven van teruggezette vis? Ik ken een visser-medicus. Hij zegt dat een snoek in betrekkelijk korte tijd een „trek" weer kwijt is, ook al bevindt dat ding zich in z'n maag. VAN DRIMMELEN: Dit hangt erg samen met de kwaliteit van het vis tuig. De ervaring is dat als je met niet te beste kwaliteit haken werkt de ze sneller verteren door het maagzuur. SEDEE: Ja. en je moet met een en kelvoudige haak vissen. Komt de haak in de snoek zijn kaak en je snijdt de ze bij het koperdraad af. dan ontstaat eerst een verettering langs de haak. De haak gaat op den duur in de snoek zijn bek zwabberen en op een gege ven ogenblik spuwt hij het ding ge woon uit. Ik heb dat veretteringspro- ces zelf kunnen constateren toen ik de bek van een dode snoek eens voor zichtig openlegde. BODE: Maar een snoek die een dreg in zijn slok heeft, geef ik toch geen is er dus ook al een onderzoekingsmo gelijkheid: Wat is de overlevingskans van de dieren? Overigens wordt ook vaak bij het manipuleren met de vis de slijmhuid beschadigd waardoor hij zijn natuurlijk verdedigingsmiddel te gen parasieten verliest. Daaraan gaat het dier dan te gronde. SEDEE: Over snoeken gesproken. Ik ving er eens een, maar die ging er weer vandoor met een stukje wolfram in zijn bek. De haak zat in zijn boven kaak. Nu is de snoek een dommerd, enxxeent,paar weken later ving ik hem wéér. U zult zeggen: Hoe wist je dat? Wel, ik vond in dat beest mijn verlo ren dobber en sim weer terug.. GEUDEKER: Nu hebben we tenmin ste toch nog één sterk verhaal ge hoord. Maar ik heb nóg iets op mijn hart: Zou het niet goed zijn als dc rechterlijke macht bij bekeuringen voor grove overtredingen de akte gaat Intrekken. Zoals ook kan gebeuren met rijbewijzen bij snelheidsovertredingen door automobilisten? Wie zondigt tegen de wetten van de hengelarij. moet daar naar mijn mening ook tijdelijk uit verwijderd worden. SEDEE: Door de bonden wordt daar Brtrïp1 het nodige aan gedaan? BODE: Inderdaad: wij hebben een spec ale commissie, die pittige straf fen kan opleggen, variërend van drie maanden schorsing tot tien jaar ont zegging, zelfs tot royement. Dat geldt dus wangedrag tegen de vereniging of op het water. VAN DRIMMELEN: Zulke sancties acht ik gezonder dan zonder meer het strafrecht toe te passen. Hier heb jc weer een stukje gedecentraliseerde ver antwoordelijkheid. die tevens de stimu lans voor een sportcode kan zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 11