Geelgietersknnst
DE VIEKDE KONING
der lie\de^y
ZONDAGSBLAD
in dienót van de religie
ZATERDAG 27 MEI 1961
Als goud glanst het koper
Deze doopvont van de
asiliek in
Scherpenheuvel dateert
uit 1610.
De voet rust op drie
zittende
leeuuen.
aWALEND DOOR de sfeer-
rijke zalen van het Delftse
Prinsenhof, waar nu de goud
glanzende luister van kerkelij
ke kopergietkunst het oog be
koort, komt de bewonderaar er
onwillekeurig toe, deze voorva
derlijke versieringsdrang te ver
gelijken met die van eigen
tijd. Sterker dan ooit tevoren
beseft hij, dat met de* twintig
ste eeuw wel bijzonder rigou
reus ingrijpende veranderingen
In de expressievormen zijn op
getreden. Hem wordt echter
ook duidelijk, hoezeer de nieuw
lichters in de cultuur zich ver
gissen met de bewering als zou
het verleden finaal hebben af
gedaan. De moderne mens zal
eenmaal genoeg krijgen van de
rerstarring en dan weer op
soek gaan naar de „bewogen
beweging" van een hoger ge
stemde geest die schoonheid en
Innerlijke diepgang stelt in de
plaats van leegheid en ontluis
tering.
Schoonheid zochten ook de geel-
ieters van eeuwen her. Zeker, in
un vormentaal waren zij kinde-
.en van hun tijd,
maar het doel bleef
onveranderlijk: te
icheppen ter ere Gods
tot meerdere glans
ji de eredienst. Zo
ontstonden lang vóór
de middeleeuwen ker
kelijke gebruiksvoor
werpen in de edelste
vormen. Oeroude sym
bolen als de griffioen,
de pelikaan en de ade
laar werden „geker-
itend" en torsten op
koperen vleugels
gewijde boeken
de rooms-katho-
lieke liturgie.
Al gingen vele van
eze kostbaarheden
verloren in de beel
denstorm (1566), de
eertijds heidense vo
gelmotieven bleven
kennelijk zo langdu
rig „hedendaags", dat
zij twee eeuwen later
nog steeds werden opgenomen In
de kunstuitingen van de reforma
tie. Tot op de huidige dag sieren
pelikanen en adelaars protestantse
I preekstoelen en lezenaars van de
Ivoorzan^er als bewijs dat de ban-
in cultuur niet zo abrupt zijn
af te snijden gelijk de modernis-
en beweren.
Wij komen bijna in de verlei
ding, hierop dieper in te gaan
want het doorvorsen van de cul
tuurgeschiedenis van het Chris
tendom is bijzonder fascinerend
Hei Prinsenhof
toont hechte band
tussen kerk en kunst
De Inlichtingen uit het verleden
zijn niet talrijk; deze tak van
kunstnijverheid is nog een haast
onontgonnen gebied. Hoewel de
geelgleterij sedert de komst van
de Romeinen in de Zuidelijke Ne
derlanden werd bedreven, kwam
ze eerst goed tot ontwikkeling
toen de edelsmeden zich er niet
meer mee mochten bezighouden.
Een van de oudst bekende „spe
cialisten" is Relnler van Huy die
leefde In het begin van de twaalf
de eeuw. Hij maakte o.a. de be-
Uit de tuerde helft ton de vijf-
•nde
mondse koorlezem
vuldig uitgevoerde
adelaar, symbool i
list Johannes. Hiei
De pelikaan, eertijds heidens, la-
r rooms-katholiek symbool, is
inge tijd ook in de kerken van
de reformatie zinnebeeld geble-
>n van Christus, Zijn bloed ge-
•nd opdat anderen zullen leven.
De preekstoe/lezenaar vertoont de
in sierlijke omranking die
overgang vormt tussen de
Lodetvijk XIV- en bodewijk XV-
stijl.
Dinanderie
In de veertiende eeuw is er
sprake van een Maasvallei-indus
trie met Dinant als centrum. Nu
nog luidt de algemene benaming
„Dinanderie" voor produkten uit
deze nijvere streek, hoewel vele
kunstschatten zeer beslist in an
dere steden, o.a. in Doornik en
Mechelen, tot stand zijn geko
men. Na de verwoesting van Di
nant in 1466 door Filips de Goede
verspreidden de kopergildemees-
ters zich over een nog uitgestrek
ter gebied. Brussel kwam op. en
Leuven, ja ook
Maastricht kreeg
vermaarde ateliers.
Behalve de eco
nomische ontwik
keling van de Zui
delijke gewesten
groei van de kte-
afnemers van reli
gieuze en profane
kunst was de
aanwezigheid van
twee voor de geel-
gieterij belangrijke
grondstoffen er
oorzaak van dat
deze kunstnijver
heid tot zulk een
enorme bloei kon
geraken. De Maas
vallei was rijk aan
galmei, een zink
ring en het leem
werd gebruikt voor
de gietvormen.
De vele oorlogen
vormden een voort
durende bedreiging
van de kunstige
geelgieterij, want
veel schoons ver
dween in de smelt
kroezen van de
wapenfabrikanten.
Anderzijds raakte
het afzetgebied
hierdoor nimmer
verzadigd.
Gelukkig was de
„Dinanderie" der
mate geliefd in het
buitenland dat in
tal van Europese
landen vele oude
stukken angsvallig
worden bewaakt.
de zerk voor Guillauma de Goux,
in 1552 gedateerd; door de vele
wapens die zijn opgevuld met ge
kleurde mastiek is dit een heral
disch pronkstuk. Merkwaardig is,
dat vele kunstenaars zich in een
haast uitbundige decoratie hebben
beziggehouden met de dood.
Maar keren wij nu terug tot het
begin van 's mensen leven en
naar het reinigingssymbool van de
Christenheid: de doopvont. Prach
tige toonbeelden van gietkunst
schitteren in de prinselijke zalen.
Ons fascineert de levendige fan
tasie van de makers, hun verbluf
fende handvaardigheid en de no
bele vormgeving.
Het hoogtepunt in dubbele bete
kenis is het 4.25 meter metende
vaatwerk uit de Grote kerk van
Breda, waarvoor een takel nodig
de gigantische zuilenop-
Rome en Reformatie
Rome en de Reformatie gaan
ook in elkaar over in de historie
van het koorhek. Vele van onze
oudere lezers in Rotterdam zul
len wat dit betreft met enige
weemoed terugdenken aan de
Laurenskerk, een
prachtig koorhek dat
bij de verwoesting
i|jp8 van de stad gedeelte-
lijk verloren ging. Op
merkelijk is ook nu
weer, dat motieven
uit de fabelleer zo
vaak konden terug
keren in de uitvoe
ring van door Calvi
nisten verleende op
drachten.
Dit staan midden
in het leven, het zon
der verstarring kun
nen genieten van
weelderige versie
ringskunst, demon
streerden onze ker
kelijke vroede vade
ren al direct nadat de
i tachtigjarige oorlog
s en de godsdiensttwis-
ar ten waren beslecht.
'jfTSffsjg Bewonder maar op-
recht de rijke dragers
van de Statenbijbel op
de preekstoelen en de zwierige le
zenaars van waarachter de ge
meentezang werd geleid toen ove
rigens die vooruitstrevende kerke
lijke overheden nog niet wilden
inzien, dat zij God ook konden la
ten verheerlijken op het orgel, dat
koninklijk instrument hetwelk
slechts voor en na de eredienst tot
klinken mocht komen.
Gelukkig is Calvijns vrees voor
de muziek als verwereldlijkend
element, en dus schadelijk voor
het religieus beleven, ongegrond
gebleken. Juist de orgelspelkunst
werd de hoogst ontwikkelde cul
tuuruiting van het protestantisme.
U bemerkt tot welke overpein
zingen de expositie van kerkelijk
koper aanleiding geeft. Zo kan
het ook vergaan bij de deftije
doopbogen uit Hervormde kerken,
bij de eeuwenoude Paaskande-
Een detail van de rijk gegraveer
de grafzerk voor het geslacht De-
Goux. De wapens zijn opgevuld
met gekleurde mastiek. Dit heral
disch pronkstuk werd in. 1555
voltooid.
De macht van de machtelozen
en de machteloosheid der machtigen
De evangelist Mattheus vertelt ons van de ,,Drie
Koningen", die uit verre landen kwamen om Christus
te huldigen, maar is er nog niet een vierde geweest?
Een, wiens spoor verloren ging, en die er toch bij
hoorde? Hij had de kostbaarste schatten van zijn land
meegenomen om die aan de pasgeboren Koning aan
te bieden, het mooiste, fijnste linnen, dat de vrouwen
van zijn land hadden geweven, het edelste bontwerk,
goudkorrels en zeldzame kostbare edelstenen. Hij
volgt de ster, komt door vele landen en ziet, hoe de
rechtvaardigen in de ellendigste omstandigheden ver
keren.
Het fijne linnen geeft hij
dan aan de naakten en zie
ken. het bontwerk aan men
sen. die haast van kou om
komen. met het goud en de
edelstenen koopt hij gevange
nen los. Wat hij aan de Ko
ning wilde doen. doet hij aan
de geringsten. Alle gaven die
hij had meegenomen om het
kind te huldigen, heeft hij zo
onbedacht verkwist niets
heeft hij meer als zichzelf.
Er zal een halfvolwassen jon
gen naar de galeien gesleept
worden om zo de schuld van
zijn moeder, die weduwe is,
te betalen hij neemt diens
plaats in. De jaren gaan
voorbij, dertig jaren, en de
galeislaaf is een oud en
krachteloos man geworden.
De kapitein zet hem in Jaf
fa aan wal, hij komt als land
loper naar Jerusalem. Daar
ziet hij de Grootste, en ze wil
len Hem tot de Geringste ma
ken. Hij komt bij een heuvel,
waarop juist drie kruisen wor
den opgericht,
ter dood veroordeelde men
sen hangen, en hij ziet z^jn
Heer, de grootste van alle tij
den en landen, wien hij der
tig jaar eerder reeds wilde
huldigen. „Ik heb niets, ik
heb niets meer van alles,
wat ik voor U had willen
meebrengen", dacht de klei
ne koning. „Het goud, de ste
nen, het linnen, het bont
werk alles is weg. Ik heb
niets meer dan mijn oude
vermoeide hart. Wilt U dat
aannemen?"
De kern
Bovenstaande legende
vormt de kern van Schapers
laatste roman Der vlerte Kö-
nig deze speelt in 1943 in
een deel van Rusland, dat
door Duitse troepen is bezet.
Ze zijn gelegerd in een oud
klooster, waarvan de monni
ken een groot aantal zieken
en ellendigen verzorgen. Leeft
tussen hen ook de vierde ko
ning, archaïsch, tijdloos, als
Kerkhistorie
schiedenis. Typische aanvullingen
geven de kleinere koperwerken
die behoren tot de collectie Ver
ster, een belangwekkende verza
meling. die na de tentoonstelling
in Delft waarschijnlijk voor ons
land verloren zal gaan.
Nooit eerder werd een zo om
vangrijk overzicht geboden van
de opkomst, de hoogtij en een zich
aftekenende neergang van de
geelgieterskunst, waaromtrent de
heer D. Bolten, directeur van het
museum „Het Prinsenhof" vele
interessante gegevens heeft vast
gelegd in de geïllustreerde cata-
De tentoonstelling (tot 7 aug.)
en dit waardevolle boekwerkje
zullen menige bezoeker doen ver
langen naar nog meer achtergron
den van een kunstnijverheid die
zo nauw met het leven is verbon
den en kerk en kunst eeuwenlang
bij elkaar heeft gehouden.
TON HYDRA
„Literatuur over het huwelijk
is veelal van predikant of psy
chiater en bespreekt dus de
geestelijke en psychische zijde
der liefde. Of een arts is de
auteur en stelt de lichamelijk
heid aan de orde. In dit boekje
wordt een poging gedaan om te
spreken op een podium tussen
beide terreinen in, en met de
blik voortdurend op beide terrei
nen tegelijk gericht."
Naar de letter van deze beeld
spraak kan dat natuurlijk niet:
probeer maar eens, op een po
dium staande, naar twee verschil
lende kanten tegelijk te kijken en
dat wel voortdurend. Maar de
bedoeling van deze aankondiging
op de omslag Van het boekje
Tafel der Liefde, geschreven door
de UtreclAse predikant N. War
ner en uitgegeven bij W. ten Ha
ve te Amsterdam, is duidelijk.
Men wil tegenwoordig in de we
tenschap de mens zien als licha-
melijk-gcestelijke totaliteit, ja zo
mogelijk in die totaliteit. En zo
kan bij een zielszorger die de pen
vaardig hanteert, het plan rijpen
(al of niet op een prikkel van
buitenaf) een boek over sexe-lief-
de-huwelijk te schrij
ven dat voortdurend
die totale mens in het
oog probeert te hou
den. Maar „de mens",
zelfs „de totale mens"
bestaat niet. Natuur
lijk is het mogelijk
generaliserend over
hem te spreken, maar
dan is het toch on
vermijdelijk hem te
eenheid van man en
vrouw, waarbij dan
als derde in de bond
het kin'd komt. Dat
kind herinnert weer
aan ontwikkeling en
groei, hetgeen de aan
dacht verschuift naar
het procesmatige in
dit alles. De gang der
leeftijden komt in het
de i
n, of
i de
Zo is er geen vast
punt meer. Hier vol
trekt zich een schei-
van jonge Franse auteur
Een
vroegste
werken op ae
unieke zomerten-
toonstelling in
Delft is een prach
tige gegraveerde
grafzerk uit om
streeks 1390 die in
de kerk van Heers
Belgisch Lim
burg) de groeve
dekte van Jan en
Gerard van Heere.
De portretten van
de beide ridders
op de meer dan
twee en een halve
meter hoge koper
plaat. (in acht seg
menten), alsook
de rijke versierin
gen zijn bijzonder
gaaf gebleven.
Nog boeiender is
De mens zo als hij is of
meent te zijn en zo als zijn
omgeving hem ziet is sinds
Sartre en Camus een dikwijls
geëntameerd thema geworden
in de Europese literatuur. Bij
zonder scherp doet zich dit
probleem voor in de door tal
loze detectiveromans tot verve
lens toe gebruikte situatie: de
valselijk beschuldigde held
staat tegenover zijn rechters.
Camus heeft in zijn l'Etranger
dit afgezaagde onderwerp op
grandioze wijze verdiept en
vernieuwd, weer eens bewij
zend dat het ook in de roman
kunst slechts op het hoe en
niet op het wat aankomt.
Romandebuut
Het romandebuut van een jon
ge Franse schrijver voert ons
midden in dezelfde problematiek.
De verteller (Ik-figuur) wordt na
een huwelijk van 10 jaar plotse
ling door zijn vrouw verlaten.
Weinig aangedaan door deze ge
beurtenis, vraagt hij echtschei
ding aan. Doch enkele weken la
ter vindt hij het lijk van zijn
vrouw in een autozeil gewikkeld,
in zijn eigen tuin. Hij geeft de
zaak onmiddellijk aan. Reeds
gauw blijkt dat de verdenking in
de eerste plaats op hem valt. Na
veel verhoren en interview* wordt
hij in voorlopige hechtenis geno
men, doch na twee maanden we
gens het ontbreken van overtui
gende bewijzen voorwaardelijk op
vrije voeten gesteld. De werke
lijke moordenaar maakt zijn
daad in de nacht van de vrijla
ting onder vreemde omstandighe
den aan de verteller bekend. Te
laat: het leven van de Ik-figuur
is onherstelbaar in puin.
Uiterst knap
Dit rechtlijnige gegeven wordt
door de schrijver uiterst knap
verwerkt. In korte, haast afge
hakte zinnen, in een tempo dat
dikwijls aan het opmaker, van
een proces verbaal doet denken,
ontwikkelt zich dit drama, de
strijd tussen de verteller en de
openbare mening, welke zich van
het begin af op sensatie be
lust en wreed tegen hem
keert. En van het begin af aan
staat het vast dat deze eenza
me, weinig innemende figuur de
verliezer zal zijn inet als l'Etran
ger). Hij maakt de schier einde
loze marteling door van verho
ren. van de opdringerigheid der
verslaggevers. Hij moet in de
vulgaire quasi-psychologische
krantenartikelen lezen wat hij
volgens het publiek (en volgens
de van het publiek niet geheel
onafhankelijke onderzoekings-
rechter) voor een man is en hoe
zijn leven is geweest. Zo als hij
zelf bitter opmerkt, z-il hij nog
ter dood veroordeeld worden om
dat zijn oren, zijn neus een be
paalde vorm hebben, of omdat
hij kort na de dood van zijn
vrouw met zijn arbeiders stond
bier te drinken, of omdat zijn
vader verslaafd was aan verdo
vende middelen (onwillekeurig
êankt m«a iuer aan l'Etranger
die verzucht dat hij de strop zal
krijgen omdat hij op de begra
fenis van zijn moeder niet ge
huild heeft).
Veel te raden
De krantenartikelen, de verho
ren en de eenzame overpeinzin-
de Ik-figuur onthullen
gen
steeds wisselende flits-achtige
beelden het verleden. Maar er
blijft veel te raden over: de op
geroepen beelden vertellen lang
niet alles, soms zijn ze niet meer
dan symbolen, maar zwaar van
betekenis. Zo b v. de altijd dich
te luiken van de slaapkamer van
zijn vrouw: dit is het verklaren
de teken voor deze vrouw, voor
dit huwelijk. Zij schijnt dikwijls
's nachts uit haar kamer, uit het
huis geglipt te zijn met medewe
ten en zonder protest van haar
man. Waarom? Hij hield niet van
haar, maar „verdroeg haar".
Waarom is hij met haar ge
trouwd? Uit zijn kinderjaren ho
ren wij slechts van een koude
zolder waar hij met zijn vader
woonde die van hem steeds het
geld afpakte dat hij door verza
melen van oud roest verdiende
om aan zijn morfine te komen.
Maar op kerstavonden kocht zijn
vader sinaasappelen en de mooi
ste vruchten gaf hij aan zijn
zoontje.
Hoe is deze man uit de diep
ste armoede aan zijn betrekke
lijke welstand gekomen? Dat
wordt ons niet verteld. Volgens
zijn schoonvader is hij „sans
imagination et sans intelligence".
Is dit juist? De lezer gelooft eer
der dat hij de volmaakte intro
vert is, een man van het vlakke
gebaar en het grijze woord De
laatste zin verraadt reeds dat de
lezer partij gekozen heeft. Zijn
sympathie behoort aan de Ik-fi-
guur. Het kan ook haast niet an
ders: hij is ten slotte onschuldig,
hij wordt vernederd, ziin leven
wordt kapot gemaakt door een
opgezweepte publieke opinie en
een beïnvloedbaar onderzoekings
apparaat. (Zoals Sartre zegt:
l'Enler ce sont les autres).
Onderstroming
Het merkwaardige is echter,
dat in een onderstroming van
ons bewustzijn het idee zich aan
ons opdringt dat deze man toch
ook niet geheel vrij van schuld
is: inderdaad, óók omdat hij zo
was als hij was. is zijn huwelijk
verworden, is zijn vrouw op pa
den gedreven die haar noodlot
tig werden.
Het is dus een verhaal van on-
schuldig-schuldig zijn, van een
zaamheid, van goedkope wreed
heid een verhaal dat meer is
dan een „geval": het is het le
vensverhaal mutatis mutandis
Als deze roman dertig bladzij
den korter was, zou het een vol
komen gaaf geheel zijn. De laat
ste dertig bladzijden: de melo
dramatische, onwaarschijnlijke
en overbodige „ontknoping", die
bovendien veel te veel is uitge
sponnen. bederft de totale in
druk. Als het verhaal geëindigd
was met de voorwaardelijke vrij
lating. aan 's lezers fantksie
overlatend hoe deze man zich
door het verdere onderzoek zal
slepen, misschien nog gerehabi
liteerd zal worden, maar toch tot
het einde toe zijn wonden zal
houden, zou het meer ,,in stijl"
gebleven zijn.
DR. S. WEIDINGER
André Ferrotin: „J'al eommis
a première faute", Llbralrle
Stock, Paris 1960.
het Russi-
ding. De man van wetenschap gaat
specialiseren en schrijft bibliothe
ken vol over het geslachtsleven
w, of
over de psychologie van vrouw of
man. of over de puberteit, kortom
hij kiest een veld en trekt een
horizon. Dit geldt vooral voor de
medicus, maar ook de psycholo
gie is in de vrij korte tijd van
haar bestaan als wetenschap (dat
zij dit is wordt zelfs nog wel be
twijfeld) sterk gespecialiseerd.
Blijft op wetenschappelijk gebied
de filosoof-antropoloog. die zich
afvraagt: wat is de mens. Voor
hem is de sexualiteit een aspect
van het mens-zijn, dat hem
slechts te nieuwsgieriger maakt
naar net antwoord op de vraag
wie de mens is. Medemens, we
reld, een al of niet aahwezig ge
achte God, plaatsen de mens bij
hem in een net van relaties. Wie
kan zich bovendien op dit terrein
wagen die geen vakman is?
Dichterlijk
Blijft de dichterlijke beschou
wingswijze. En nu wordt begrij
pelijk wat er verder op de om
slag wordt gezegd. De bedoeling
van de auteur „had z'n gevolgen
ook voor de vormgeving. Dc taal
moest gesmeed worden in een
stijl waarin vrij spel is voor ge
dachten-associaties. Een medede
ling over het ene terrein moest
geladen worden met „medeklan
ken" van het andere. Vandaar de
korte regels. Die geven door de
veelvuldige incisies telkens gele
genheid voor het opkomen van ge
dachten-associaties."
Prachtig, maar hier duikt weer
een nieuwe moeilijkheid op. Een
dichter Is het tegendeel van een
systematicus, en de onwillekeuri
ge concentratie, die de inspiratie
meebrengt, richt zich (en dat
soms buitengewoon indringend) op
bepaalde momenten uit het lief
deleven. Bovendien is een dichter
sterk subjectief en persoonlijk. Nu
pretendeert de auteur niet een
dichter te zijn, maar de opzet van
zijn werkje brengt hem niettemin
op gevaarlijke paden, die eigen
lijk gevleugelde voeten vereisen.
Nog één uitkomst is er: het pro
fetisch spreken. Een profeet ziet
de dingen in vogelperspectief. Hij
heeft een boodschap: anders dan
de dichter, die al schrijvende op
Abram gelijkt, niet wetende
waar hij uitkomen zal, is de pro
feet de man van het panorama die
ziet waar alle wegen heengaan en
die vermaant op de rechte weg Ie
blijven.
Principiële fout?
Waar ligt nu de principiële fout
bij dit boek? Dat de auteur, be
scheiden genoeg om zich uit te
geven noch voor een medicus,
noch voor een psychiater, noch
voor een filosoof, noch voor een
dichter, noch voor een profeet,
toch heeft willen proberen van
zijn podium af naar alles tege
lijk te blijven kijken. Hij heeft,
misschien onbewust, gehoopt toch
een beetje een dichter, een beetje
een profeet, een beetje een den
ker, en bovendien een beetje een
schrijver te zijn. Niet het een of
het ander, maar van alles een
beetje Tegelijk. Nu heeft Goethe
wel gezegd: „Den lieb' ich. der
Unmöchliches begehrt". maar
hierbij is toch wel het een en
„figurant" der heilsgeschie
denis, in een hoger heden,
dat steeds een heden blijft?
Zal hi) eeuwig leven als^
wige koning
sche volk en vazai van „ue
grootste koning van alle tij
den en landen"? Of is die
pseudo-koning een wonderlijk
ziek mens, die leeft op de
grens tussen waan en werke
lijkheid? Een van de Rus
sen'zegt tot de Duitse offi
cier, die hem bezoekt: „Ziet
U, Rusland en zijn geloof
hebben Goddank geen scholas
tiek gehad en zijn niet in de
tweespalt daarvan gevallen.
Wij leven met het geloof en
als levenden geloven wij. Het
woord is vlees geworden en
heeft onder ons gewoond, en
dat is op geen dag van de
geschiedenis ten einde. Dat
gaat steeds door, tot aan de
jongste dag. De heilsgeschie
denis is voor Rusland de
meest-alledaagse kroniek uit
de krant, met verraad en ver
loochening, angstzweet, nood,
volkswoede, kruis. Daar ginds
zit er een en komt niet los
van de eeuwigheid in de tijd.
Hij is en blijft de gevangene
en steeds meer de bevrijde
van God. De waarheid is zijn
leven, en zijn lot geworden.
Zo. zou ik me kunnen voor
stellen. heeft aan het eind Jo
hannes op Patmos gezeten,
levend alleen nog in het ge
zicht, dat voor hem de be
grippen van de wereld allang
verblind had. De waarheid
en de werkelijkheid des heils
is zijn waan geworden, en
zijn waan is waarheid en wer
kelijkheid des heils."
Grote kunst
Met grote kunst heeft Scha
per deze vrijwel onbenader
bare mystiek gevlochten
door een verslag van staal
harde realiteit, nl. hoe de
Duitse soldaten de Russische
winter meemaken in de alles
omhullende sneeuw, hoe ze
vrijwel machteloos zijn tegen
de partisanen, die op de on
verwachtste ogenblikken op
duiken en de schildwachten
geluidloos de halsslagader
doorsnijden en hoe toch ten
slotte een afdeling van de
S.S. komt om de schare ver
pleegde stakkers te liquide
ren. Eén ontbreekt aan het
opgegeven getal is de won
derlijke koning spoorloos ver
dwenen? We leven afwisse
lend in twee dimensies, in die
van 1943 en in een andere we
reld, waarvoor de muur van
de tijd terugwijkt. Het kloos
ter lijkt wel een sluiskolk tus
sen twee werelden.
Schaper, die in Posen gebo
ren werd (1908) en tot 1947
rondgezworven heeft hij
werd zowel door de Sovjets
als door het Duitse Volksge
richtshof" ter dood veroor
deeld. maar wist nog naar
Zweden te ontkomen voelt
zich niet alleen verbonden
met het Noords-Oostelijke
landschap, maar ook zijn
Christendom is een vrucht
van de ontmoeting tussen het
Oosten en het Westen. In
een Protestants gezin gebo
ren, is hij eerst tot de Grieks-
orthodoxe kerk, later tot de
R.K.-kerk overgegaan, zon
der iets te hebben gekregen
van het fanatisme, dat som
mige convertieten eigen is.
Ook in het besproken boek
leeft de geest van de Una
Sancta en een Godsvertrou
wen door alles heen, dat hij
misschien wel het zuiverst
heeft geformuleerd in zijn
Credo: „Men kan nooit die
per vallen dan in Gods hand."
J. H. SCHOUTEN
Edzard Schaper: Der vlerte
König, Verlag Jacob Uegner,
ander als aanwezig verondersteld.
Zo is een boek ontstaan, dat een
gemakkelijke prooi wordt voor de
recensent. Toch heb ik er wel
een goed woord voor over. Er zit
in de aanpak een zekere origina
liteit. De auteur heeft gezien hoe
het zou kunnen. Dat is meer dan
menigeen denkt. Persoonlijk vind
ik het boek een aantrekkelijk ex
periment, omdat het laat zien hoe
men zo'n onderwerp zou kunnen
behandelen. Maar toen de auteur
begon te schrijven, ging het ver
keerd. Het ging te vlot, te ge
makkelijk. Het woord „smeden"
op de omslag is dan ook een eufe
misme.
Vlotheid
Vlotheid is de gevaarlijkste ver
zoeking voor een auteur, om zo te
zeggen een handelsreiziger ver
momd als muze. Van dat „me-
deklinken" is dan ook niets te
rechtgekomen. Het boek herinner
de mij onweerstaanbaar aan het
vlotte improviseren van sommige
organisten met wandelgrage vin
gers, die de weg van de minste
weerstand kiezen. Zo heeft ook de
nobele intentie, het liefdeleven als
mooi en van God gegeven te la
ten zien iets wat in deze tijd
dringend nodig is. en dit te wil
len is een creditpost voor de
auteur niet tot het doel geleid.
De auteur moge zichzelf niet heb
ben overschat, zijn onderneming
heeft hij onderschat. Het essay
(want onder die categorie valt
het boek) is een kunstvorm, die
meer vereist dan een vlotte pen
en algemeen bekende denkbeelden
op gemiddeld niveau.
C. RIJNSDORP