Geelgietersknnst DE VIEKDE KONING der lie\de^y ZONDAGSBLAD in dienót van de religie ZATERDAG 27 MEI 1961 Als goud glanst het koper Deze doopvont van de asiliek in Scherpenheuvel dateert uit 1610. De voet rust op drie zittende leeuuen. aWALEND DOOR de sfeer- rijke zalen van het Delftse Prinsenhof, waar nu de goud glanzende luister van kerkelij ke kopergietkunst het oog be koort, komt de bewonderaar er onwillekeurig toe, deze voorva derlijke versieringsdrang te ver gelijken met die van eigen tijd. Sterker dan ooit tevoren beseft hij, dat met de* twintig ste eeuw wel bijzonder rigou reus ingrijpende veranderingen In de expressievormen zijn op getreden. Hem wordt echter ook duidelijk, hoezeer de nieuw lichters in de cultuur zich ver gissen met de bewering als zou het verleden finaal hebben af gedaan. De moderne mens zal eenmaal genoeg krijgen van de rerstarring en dan weer op soek gaan naar de „bewogen beweging" van een hoger ge stemde geest die schoonheid en Innerlijke diepgang stelt in de plaats van leegheid en ontluis tering. Schoonheid zochten ook de geel- ieters van eeuwen her. Zeker, in un vormentaal waren zij kinde- .en van hun tijd, maar het doel bleef onveranderlijk: te icheppen ter ere Gods tot meerdere glans ji de eredienst. Zo ontstonden lang vóór de middeleeuwen ker kelijke gebruiksvoor werpen in de edelste vormen. Oeroude sym bolen als de griffioen, de pelikaan en de ade laar werden „geker- itend" en torsten op koperen vleugels gewijde boeken de rooms-katho- lieke liturgie. Al gingen vele van eze kostbaarheden verloren in de beel denstorm (1566), de eertijds heidense vo gelmotieven bleven kennelijk zo langdu rig „hedendaags", dat zij twee eeuwen later nog steeds werden opgenomen In de kunstuitingen van de reforma tie. Tot op de huidige dag sieren pelikanen en adelaars protestantse I preekstoelen en lezenaars van de Ivoorzan^er als bewijs dat de ban- in cultuur niet zo abrupt zijn af te snijden gelijk de modernis- en beweren. Wij komen bijna in de verlei ding, hierop dieper in te gaan want het doorvorsen van de cul tuurgeschiedenis van het Chris tendom is bijzonder fascinerend Hei Prinsenhof toont hechte band tussen kerk en kunst De Inlichtingen uit het verleden zijn niet talrijk; deze tak van kunstnijverheid is nog een haast onontgonnen gebied. Hoewel de geelgleterij sedert de komst van de Romeinen in de Zuidelijke Ne derlanden werd bedreven, kwam ze eerst goed tot ontwikkeling toen de edelsmeden zich er niet meer mee mochten bezighouden. Een van de oudst bekende „spe cialisten" is Relnler van Huy die leefde In het begin van de twaalf de eeuw. Hij maakte o.a. de be- Uit de tuerde helft ton de vijf- •nde mondse koorlezem vuldig uitgevoerde adelaar, symbool i list Johannes. Hiei De pelikaan, eertijds heidens, la- r rooms-katholiek symbool, is inge tijd ook in de kerken van de reformatie zinnebeeld geble- >n van Christus, Zijn bloed ge- •nd opdat anderen zullen leven. De preekstoe/lezenaar vertoont de in sierlijke omranking die overgang vormt tussen de Lodetvijk XIV- en bodewijk XV- stijl. Dinanderie In de veertiende eeuw is er sprake van een Maasvallei-indus trie met Dinant als centrum. Nu nog luidt de algemene benaming „Dinanderie" voor produkten uit deze nijvere streek, hoewel vele kunstschatten zeer beslist in an dere steden, o.a. in Doornik en Mechelen, tot stand zijn geko men. Na de verwoesting van Di nant in 1466 door Filips de Goede verspreidden de kopergildemees- ters zich over een nog uitgestrek ter gebied. Brussel kwam op. en Leuven, ja ook Maastricht kreeg vermaarde ateliers. Behalve de eco nomische ontwik keling van de Zui delijke gewesten groei van de kte- afnemers van reli gieuze en profane kunst was de aanwezigheid van twee voor de geel- gieterij belangrijke grondstoffen er oorzaak van dat deze kunstnijver heid tot zulk een enorme bloei kon geraken. De Maas vallei was rijk aan galmei, een zink ring en het leem werd gebruikt voor de gietvormen. De vele oorlogen vormden een voort durende bedreiging van de kunstige geelgieterij, want veel schoons ver dween in de smelt kroezen van de wapenfabrikanten. Anderzijds raakte het afzetgebied hierdoor nimmer verzadigd. Gelukkig was de „Dinanderie" der mate geliefd in het buitenland dat in tal van Europese landen vele oude stukken angsvallig worden bewaakt. de zerk voor Guillauma de Goux, in 1552 gedateerd; door de vele wapens die zijn opgevuld met ge kleurde mastiek is dit een heral disch pronkstuk. Merkwaardig is, dat vele kunstenaars zich in een haast uitbundige decoratie hebben beziggehouden met de dood. Maar keren wij nu terug tot het begin van 's mensen leven en naar het reinigingssymbool van de Christenheid: de doopvont. Prach tige toonbeelden van gietkunst schitteren in de prinselijke zalen. Ons fascineert de levendige fan tasie van de makers, hun verbluf fende handvaardigheid en de no bele vormgeving. Het hoogtepunt in dubbele bete kenis is het 4.25 meter metende vaatwerk uit de Grote kerk van Breda, waarvoor een takel nodig de gigantische zuilenop- Rome en Reformatie Rome en de Reformatie gaan ook in elkaar over in de historie van het koorhek. Vele van onze oudere lezers in Rotterdam zul len wat dit betreft met enige weemoed terugdenken aan de Laurenskerk, een prachtig koorhek dat bij de verwoesting i|jp8 van de stad gedeelte- lijk verloren ging. Op merkelijk is ook nu weer, dat motieven uit de fabelleer zo vaak konden terug keren in de uitvoe ring van door Calvi nisten verleende op drachten. Dit staan midden in het leven, het zon der verstarring kun nen genieten van weelderige versie ringskunst, demon streerden onze ker kelijke vroede vade ren al direct nadat de i tachtigjarige oorlog s en de godsdiensttwis- ar ten waren beslecht. 'jfTSffsjg Bewonder maar op- recht de rijke dragers van de Statenbijbel op de preekstoelen en de zwierige le zenaars van waarachter de ge meentezang werd geleid toen ove rigens die vooruitstrevende kerke lijke overheden nog niet wilden inzien, dat zij God ook konden la ten verheerlijken op het orgel, dat koninklijk instrument hetwelk slechts voor en na de eredienst tot klinken mocht komen. Gelukkig is Calvijns vrees voor de muziek als verwereldlijkend element, en dus schadelijk voor het religieus beleven, ongegrond gebleken. Juist de orgelspelkunst werd de hoogst ontwikkelde cul tuuruiting van het protestantisme. U bemerkt tot welke overpein zingen de expositie van kerkelijk koper aanleiding geeft. Zo kan het ook vergaan bij de deftije doopbogen uit Hervormde kerken, bij de eeuwenoude Paaskande- Een detail van de rijk gegraveer de grafzerk voor het geslacht De- Goux. De wapens zijn opgevuld met gekleurde mastiek. Dit heral disch pronkstuk werd in. 1555 voltooid. De macht van de machtelozen en de machteloosheid der machtigen De evangelist Mattheus vertelt ons van de ,,Drie Koningen", die uit verre landen kwamen om Christus te huldigen, maar is er nog niet een vierde geweest? Een, wiens spoor verloren ging, en die er toch bij hoorde? Hij had de kostbaarste schatten van zijn land meegenomen om die aan de pasgeboren Koning aan te bieden, het mooiste, fijnste linnen, dat de vrouwen van zijn land hadden geweven, het edelste bontwerk, goudkorrels en zeldzame kostbare edelstenen. Hij volgt de ster, komt door vele landen en ziet, hoe de rechtvaardigen in de ellendigste omstandigheden ver keren. Het fijne linnen geeft hij dan aan de naakten en zie ken. het bontwerk aan men sen. die haast van kou om komen. met het goud en de edelstenen koopt hij gevange nen los. Wat hij aan de Ko ning wilde doen. doet hij aan de geringsten. Alle gaven die hij had meegenomen om het kind te huldigen, heeft hij zo onbedacht verkwist niets heeft hij meer als zichzelf. Er zal een halfvolwassen jon gen naar de galeien gesleept worden om zo de schuld van zijn moeder, die weduwe is, te betalen hij neemt diens plaats in. De jaren gaan voorbij, dertig jaren, en de galeislaaf is een oud en krachteloos man geworden. De kapitein zet hem in Jaf fa aan wal, hij komt als land loper naar Jerusalem. Daar ziet hij de Grootste, en ze wil len Hem tot de Geringste ma ken. Hij komt bij een heuvel, waarop juist drie kruisen wor den opgericht, ter dood veroordeelde men sen hangen, en hij ziet z^jn Heer, de grootste van alle tij den en landen, wien hij der tig jaar eerder reeds wilde huldigen. „Ik heb niets, ik heb niets meer van alles, wat ik voor U had willen meebrengen", dacht de klei ne koning. „Het goud, de ste nen, het linnen, het bont werk alles is weg. Ik heb niets meer dan mijn oude vermoeide hart. Wilt U dat aannemen?" De kern Bovenstaande legende vormt de kern van Schapers laatste roman Der vlerte Kö- nig deze speelt in 1943 in een deel van Rusland, dat door Duitse troepen is bezet. Ze zijn gelegerd in een oud klooster, waarvan de monni ken een groot aantal zieken en ellendigen verzorgen. Leeft tussen hen ook de vierde ko ning, archaïsch, tijdloos, als Kerkhistorie schiedenis. Typische aanvullingen geven de kleinere koperwerken die behoren tot de collectie Ver ster, een belangwekkende verza meling. die na de tentoonstelling in Delft waarschijnlijk voor ons land verloren zal gaan. Nooit eerder werd een zo om vangrijk overzicht geboden van de opkomst, de hoogtij en een zich aftekenende neergang van de geelgieterskunst, waaromtrent de heer D. Bolten, directeur van het museum „Het Prinsenhof" vele interessante gegevens heeft vast gelegd in de geïllustreerde cata- De tentoonstelling (tot 7 aug.) en dit waardevolle boekwerkje zullen menige bezoeker doen ver langen naar nog meer achtergron den van een kunstnijverheid die zo nauw met het leven is verbon den en kerk en kunst eeuwenlang bij elkaar heeft gehouden. TON HYDRA „Literatuur over het huwelijk is veelal van predikant of psy chiater en bespreekt dus de geestelijke en psychische zijde der liefde. Of een arts is de auteur en stelt de lichamelijk heid aan de orde. In dit boekje wordt een poging gedaan om te spreken op een podium tussen beide terreinen in, en met de blik voortdurend op beide terrei nen tegelijk gericht." Naar de letter van deze beeld spraak kan dat natuurlijk niet: probeer maar eens, op een po dium staande, naar twee verschil lende kanten tegelijk te kijken en dat wel voortdurend. Maar de bedoeling van deze aankondiging op de omslag Van het boekje Tafel der Liefde, geschreven door de UtreclAse predikant N. War ner en uitgegeven bij W. ten Ha ve te Amsterdam, is duidelijk. Men wil tegenwoordig in de we tenschap de mens zien als licha- melijk-gcestelijke totaliteit, ja zo mogelijk in die totaliteit. En zo kan bij een zielszorger die de pen vaardig hanteert, het plan rijpen (al of niet op een prikkel van buitenaf) een boek over sexe-lief- de-huwelijk te schrij ven dat voortdurend die totale mens in het oog probeert te hou den. Maar „de mens", zelfs „de totale mens" bestaat niet. Natuur lijk is het mogelijk generaliserend over hem te spreken, maar dan is het toch on vermijdelijk hem te eenheid van man en vrouw, waarbij dan als derde in de bond het kin'd komt. Dat kind herinnert weer aan ontwikkeling en groei, hetgeen de aan dacht verschuift naar het procesmatige in dit alles. De gang der leeftijden komt in het de i n, of i de Zo is er geen vast punt meer. Hier vol trekt zich een schei- van jonge Franse auteur Een vroegste werken op ae unieke zomerten- toonstelling in Delft is een prach tige gegraveerde grafzerk uit om streeks 1390 die in de kerk van Heers Belgisch Lim burg) de groeve dekte van Jan en Gerard van Heere. De portretten van de beide ridders op de meer dan twee en een halve meter hoge koper plaat. (in acht seg menten), alsook de rijke versierin gen zijn bijzonder gaaf gebleven. Nog boeiender is De mens zo als hij is of meent te zijn en zo als zijn omgeving hem ziet is sinds Sartre en Camus een dikwijls geëntameerd thema geworden in de Europese literatuur. Bij zonder scherp doet zich dit probleem voor in de door tal loze detectiveromans tot verve lens toe gebruikte situatie: de valselijk beschuldigde held staat tegenover zijn rechters. Camus heeft in zijn l'Etranger dit afgezaagde onderwerp op grandioze wijze verdiept en vernieuwd, weer eens bewij zend dat het ook in de roman kunst slechts op het hoe en niet op het wat aankomt. Romandebuut Het romandebuut van een jon ge Franse schrijver voert ons midden in dezelfde problematiek. De verteller (Ik-figuur) wordt na een huwelijk van 10 jaar plotse ling door zijn vrouw verlaten. Weinig aangedaan door deze ge beurtenis, vraagt hij echtschei ding aan. Doch enkele weken la ter vindt hij het lijk van zijn vrouw in een autozeil gewikkeld, in zijn eigen tuin. Hij geeft de zaak onmiddellijk aan. Reeds gauw blijkt dat de verdenking in de eerste plaats op hem valt. Na veel verhoren en interview* wordt hij in voorlopige hechtenis geno men, doch na twee maanden we gens het ontbreken van overtui gende bewijzen voorwaardelijk op vrije voeten gesteld. De werke lijke moordenaar maakt zijn daad in de nacht van de vrijla ting onder vreemde omstandighe den aan de verteller bekend. Te laat: het leven van de Ik-figuur is onherstelbaar in puin. Uiterst knap Dit rechtlijnige gegeven wordt door de schrijver uiterst knap verwerkt. In korte, haast afge hakte zinnen, in een tempo dat dikwijls aan het opmaker, van een proces verbaal doet denken, ontwikkelt zich dit drama, de strijd tussen de verteller en de openbare mening, welke zich van het begin af op sensatie be lust en wreed tegen hem keert. En van het begin af aan staat het vast dat deze eenza me, weinig innemende figuur de verliezer zal zijn inet als l'Etran ger). Hij maakt de schier einde loze marteling door van verho ren. van de opdringerigheid der verslaggevers. Hij moet in de vulgaire quasi-psychologische krantenartikelen lezen wat hij volgens het publiek (en volgens de van het publiek niet geheel onafhankelijke onderzoekings- rechter) voor een man is en hoe zijn leven is geweest. Zo als hij zelf bitter opmerkt, z-il hij nog ter dood veroordeeld worden om dat zijn oren, zijn neus een be paalde vorm hebben, of omdat hij kort na de dood van zijn vrouw met zijn arbeiders stond bier te drinken, of omdat zijn vader verslaafd was aan verdo vende middelen (onwillekeurig êankt m«a iuer aan l'Etranger die verzucht dat hij de strop zal krijgen omdat hij op de begra fenis van zijn moeder niet ge huild heeft). Veel te raden De krantenartikelen, de verho ren en de eenzame overpeinzin- de Ik-figuur onthullen gen steeds wisselende flits-achtige beelden het verleden. Maar er blijft veel te raden over: de op geroepen beelden vertellen lang niet alles, soms zijn ze niet meer dan symbolen, maar zwaar van betekenis. Zo b v. de altijd dich te luiken van de slaapkamer van zijn vrouw: dit is het verklaren de teken voor deze vrouw, voor dit huwelijk. Zij schijnt dikwijls 's nachts uit haar kamer, uit het huis geglipt te zijn met medewe ten en zonder protest van haar man. Waarom? Hij hield niet van haar, maar „verdroeg haar". Waarom is hij met haar ge trouwd? Uit zijn kinderjaren ho ren wij slechts van een koude zolder waar hij met zijn vader woonde die van hem steeds het geld afpakte dat hij door verza melen van oud roest verdiende om aan zijn morfine te komen. Maar op kerstavonden kocht zijn vader sinaasappelen en de mooi ste vruchten gaf hij aan zijn zoontje. Hoe is deze man uit de diep ste armoede aan zijn betrekke lijke welstand gekomen? Dat wordt ons niet verteld. Volgens zijn schoonvader is hij „sans imagination et sans intelligence". Is dit juist? De lezer gelooft eer der dat hij de volmaakte intro vert is, een man van het vlakke gebaar en het grijze woord De laatste zin verraadt reeds dat de lezer partij gekozen heeft. Zijn sympathie behoort aan de Ik-fi- guur. Het kan ook haast niet an ders: hij is ten slotte onschuldig, hij wordt vernederd, ziin leven wordt kapot gemaakt door een opgezweepte publieke opinie en een beïnvloedbaar onderzoekings apparaat. (Zoals Sartre zegt: l'Enler ce sont les autres). Onderstroming Het merkwaardige is echter, dat in een onderstroming van ons bewustzijn het idee zich aan ons opdringt dat deze man toch ook niet geheel vrij van schuld is: inderdaad, óók omdat hij zo was als hij was. is zijn huwelijk verworden, is zijn vrouw op pa den gedreven die haar noodlot tig werden. Het is dus een verhaal van on- schuldig-schuldig zijn, van een zaamheid, van goedkope wreed heid een verhaal dat meer is dan een „geval": het is het le vensverhaal mutatis mutandis Als deze roman dertig bladzij den korter was, zou het een vol komen gaaf geheel zijn. De laat ste dertig bladzijden: de melo dramatische, onwaarschijnlijke en overbodige „ontknoping", die bovendien veel te veel is uitge sponnen. bederft de totale in druk. Als het verhaal geëindigd was met de voorwaardelijke vrij lating. aan 's lezers fantksie overlatend hoe deze man zich door het verdere onderzoek zal slepen, misschien nog gerehabi liteerd zal worden, maar toch tot het einde toe zijn wonden zal houden, zou het meer ,,in stijl" gebleven zijn. DR. S. WEIDINGER André Ferrotin: „J'al eommis a première faute", Llbralrle Stock, Paris 1960. het Russi- ding. De man van wetenschap gaat specialiseren en schrijft bibliothe ken vol over het geslachtsleven w, of over de psychologie van vrouw of man. of over de puberteit, kortom hij kiest een veld en trekt een horizon. Dit geldt vooral voor de medicus, maar ook de psycholo gie is in de vrij korte tijd van haar bestaan als wetenschap (dat zij dit is wordt zelfs nog wel be twijfeld) sterk gespecialiseerd. Blijft op wetenschappelijk gebied de filosoof-antropoloog. die zich afvraagt: wat is de mens. Voor hem is de sexualiteit een aspect van het mens-zijn, dat hem slechts te nieuwsgieriger maakt naar net antwoord op de vraag wie de mens is. Medemens, we reld, een al of niet aahwezig ge achte God, plaatsen de mens bij hem in een net van relaties. Wie kan zich bovendien op dit terrein wagen die geen vakman is? Dichterlijk Blijft de dichterlijke beschou wingswijze. En nu wordt begrij pelijk wat er verder op de om slag wordt gezegd. De bedoeling van de auteur „had z'n gevolgen ook voor de vormgeving. Dc taal moest gesmeed worden in een stijl waarin vrij spel is voor ge dachten-associaties. Een medede ling over het ene terrein moest geladen worden met „medeklan ken" van het andere. Vandaar de korte regels. Die geven door de veelvuldige incisies telkens gele genheid voor het opkomen van ge dachten-associaties." Prachtig, maar hier duikt weer een nieuwe moeilijkheid op. Een dichter Is het tegendeel van een systematicus, en de onwillekeuri ge concentratie, die de inspiratie meebrengt, richt zich (en dat soms buitengewoon indringend) op bepaalde momenten uit het lief deleven. Bovendien is een dichter sterk subjectief en persoonlijk. Nu pretendeert de auteur niet een dichter te zijn, maar de opzet van zijn werkje brengt hem niettemin op gevaarlijke paden, die eigen lijk gevleugelde voeten vereisen. Nog één uitkomst is er: het pro fetisch spreken. Een profeet ziet de dingen in vogelperspectief. Hij heeft een boodschap: anders dan de dichter, die al schrijvende op Abram gelijkt, niet wetende waar hij uitkomen zal, is de pro feet de man van het panorama die ziet waar alle wegen heengaan en die vermaant op de rechte weg Ie blijven. Principiële fout? Waar ligt nu de principiële fout bij dit boek? Dat de auteur, be scheiden genoeg om zich uit te geven noch voor een medicus, noch voor een psychiater, noch voor een filosoof, noch voor een dichter, noch voor een profeet, toch heeft willen proberen van zijn podium af naar alles tege lijk te blijven kijken. Hij heeft, misschien onbewust, gehoopt toch een beetje een dichter, een beetje een profeet, een beetje een den ker, en bovendien een beetje een schrijver te zijn. Niet het een of het ander, maar van alles een beetje Tegelijk. Nu heeft Goethe wel gezegd: „Den lieb' ich. der Unmöchliches begehrt". maar hierbij is toch wel het een en „figurant" der heilsgeschie denis, in een hoger heden, dat steeds een heden blijft? Zal hi) eeuwig leven als^ wige koning sche volk en vazai van „ue grootste koning van alle tij den en landen"? Of is die pseudo-koning een wonderlijk ziek mens, die leeft op de grens tussen waan en werke lijkheid? Een van de Rus sen'zegt tot de Duitse offi cier, die hem bezoekt: „Ziet U, Rusland en zijn geloof hebben Goddank geen scholas tiek gehad en zijn niet in de tweespalt daarvan gevallen. Wij leven met het geloof en als levenden geloven wij. Het woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond, en dat is op geen dag van de geschiedenis ten einde. Dat gaat steeds door, tot aan de jongste dag. De heilsgeschie denis is voor Rusland de meest-alledaagse kroniek uit de krant, met verraad en ver loochening, angstzweet, nood, volkswoede, kruis. Daar ginds zit er een en komt niet los van de eeuwigheid in de tijd. Hij is en blijft de gevangene en steeds meer de bevrijde van God. De waarheid is zijn leven, en zijn lot geworden. Zo. zou ik me kunnen voor stellen. heeft aan het eind Jo hannes op Patmos gezeten, levend alleen nog in het ge zicht, dat voor hem de be grippen van de wereld allang verblind had. De waarheid en de werkelijkheid des heils is zijn waan geworden, en zijn waan is waarheid en wer kelijkheid des heils." Grote kunst Met grote kunst heeft Scha per deze vrijwel onbenader bare mystiek gevlochten door een verslag van staal harde realiteit, nl. hoe de Duitse soldaten de Russische winter meemaken in de alles omhullende sneeuw, hoe ze vrijwel machteloos zijn tegen de partisanen, die op de on verwachtste ogenblikken op duiken en de schildwachten geluidloos de halsslagader doorsnijden en hoe toch ten slotte een afdeling van de S.S. komt om de schare ver pleegde stakkers te liquide ren. Eén ontbreekt aan het opgegeven getal is de won derlijke koning spoorloos ver dwenen? We leven afwisse lend in twee dimensies, in die van 1943 en in een andere we reld, waarvoor de muur van de tijd terugwijkt. Het kloos ter lijkt wel een sluiskolk tus sen twee werelden. Schaper, die in Posen gebo ren werd (1908) en tot 1947 rondgezworven heeft hij werd zowel door de Sovjets als door het Duitse Volksge richtshof" ter dood veroor deeld. maar wist nog naar Zweden te ontkomen voelt zich niet alleen verbonden met het Noords-Oostelijke landschap, maar ook zijn Christendom is een vrucht van de ontmoeting tussen het Oosten en het Westen. In een Protestants gezin gebo ren, is hij eerst tot de Grieks- orthodoxe kerk, later tot de R.K.-kerk overgegaan, zon der iets te hebben gekregen van het fanatisme, dat som mige convertieten eigen is. Ook in het besproken boek leeft de geest van de Una Sancta en een Godsvertrou wen door alles heen, dat hij misschien wel het zuiverst heeft geformuleerd in zijn Credo: „Men kan nooit die per vallen dan in Gods hand." J. H. SCHOUTEN Edzard Schaper: Der vlerte König, Verlag Jacob Uegner, ander als aanwezig verondersteld. Zo is een boek ontstaan, dat een gemakkelijke prooi wordt voor de recensent. Toch heb ik er wel een goed woord voor over. Er zit in de aanpak een zekere origina liteit. De auteur heeft gezien hoe het zou kunnen. Dat is meer dan menigeen denkt. Persoonlijk vind ik het boek een aantrekkelijk ex periment, omdat het laat zien hoe men zo'n onderwerp zou kunnen behandelen. Maar toen de auteur begon te schrijven, ging het ver keerd. Het ging te vlot, te ge makkelijk. Het woord „smeden" op de omslag is dan ook een eufe misme. Vlotheid Vlotheid is de gevaarlijkste ver zoeking voor een auteur, om zo te zeggen een handelsreiziger ver momd als muze. Van dat „me- deklinken" is dan ook niets te rechtgekomen. Het boek herinner de mij onweerstaanbaar aan het vlotte improviseren van sommige organisten met wandelgrage vin gers, die de weg van de minste weerstand kiezen. Zo heeft ook de nobele intentie, het liefdeleven als mooi en van God gegeven te la ten zien iets wat in deze tijd dringend nodig is. en dit te wil len is een creditpost voor de auteur niet tot het doel geleid. De auteur moge zichzelf niet heb ben overschat, zijn onderneming heeft hij onderschat. Het essay (want onder die categorie valt het boek) is een kunstvorm, die meer vereist dan een vlotte pen en algemeen bekende denkbeelden op gemiddeld niveau. C. RIJNSDORP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 19