kreeg faam als
christelijk symbolist
t
JjIjahh
MK (MUUSS vade,
Teniooiïsfeüing
Roeland Koning
en zoon
Fabriek van officieren
Harry Mulisch - voer voor psychologen
20-duims manilla
5
ZATERDAG 29 APRIL 1961
De Kalwijkse MTonnendrager
van Jan Toorop uit 1890. Merk
waardig is de tegenstelling tussen
de robuuste vormen van de visser
en de zoveel zwakkere lijn wa
mede hij het haringvat vorm gaf,
hoeuel de tekening wel degelijk
„verhaalt" dat de man een suae
karwei onder handen heeft.
Nog niet zo lang geleden had de naam van Jan Toorop
voor iedereen een vertrouwde klank. Hy was een van de
populairste kunstenaars in den lande. Men sprak algemeen
van de „Tooropstijl". Bij een belangrijk keerpunt in zijn
leven had hij evenwel het getij tegen: men zag niet in dat
Toorop de grote vernieuwer van de religieuze kunst zou
kunnen worden. Daartoe waren de kerkelijke opdrachten te
gering in aantal; een gevolg van de dominerende invloed
der Cuypergroep. De gelukkige keerzijde hiervan was, dat
Toorop zijn religieuze expressies van verstarring wist te
vrijwaren, mede doordat hij zich wel verder moest ontplooien
in de vrije kunst
Werk tot 1910
op Haagse
expositie
behoort thans tot het bezit van
het Frans Halsmuseum in Haar
lem. Het is een gans ander voor
beeld van Toorops veelzijdigheid.
Dit portret gewaagt van schilders
unieke persoonlijkheid. De gepor
tretteerde suggereert rust, maar
de schildertrant verraadt nog
altijd onrust, een onrust die Toor
op pas zal verlaten als hij 47 is,
dus twee jaar na voltooiing van
dit doek, wanneer hem de kunst
der bezinning deelachtig wordt in
het geloof.
Zijn sociale bewogenheid be
hoeft zich dan niet meer te uiten
in een wazige vermenging met
socialistische tendenzen, want de
geestelijke verdieping neemt de
onrust weg en Toorop vindt zijn
bedding. Het jarenlang zo ge
spreide licht wordt nu gebundeld
het „brandpunt" en Jan Toorop
staat met het aanvaarden van het
Christocentrlsche op de drempel
van der tijden keer.
Deze ontwikkeling speelde zich
af na 1905, het jaar waarin hij
naar het katholicisme overging.
Hoe veelzijdig Toorop voordien
reeds was, is te zien in de zalen
van de heer G. J. Nieuwenhuizen de cultuurstijlen van zijn geboor-
Segaar aan de Anna Paulowna- teland harmonieus te combineren
straat te Den Haag, waar een in- met die van de oud-westerse be-
teressante collectie werken van schaving. Dit zal eerst goed dui-
Helaas vergunt de tijdgeest
hem niet, meer te zijn dan een
overgangsfiguur. Echter, ook zon-
werkelijk
der
kelijk vernieuwer te wor-
gestudeerd aan de Polytechnische
school van Delft, de latere T.H.
Aanvankelijk is het niet te mer
ken, dat het oosters bloed (van
te zien in de zalen moeders zijde) hem in staat stelt den, verwerft hij zich internatio-
J *:J1 j nale faam als christelijk symbo
list.
Dit laatste, zeer belangrijke as
pect van Toorops kunst dat
In de tot 1910 beperkte Haagse
expositie buiten beschouwing
blijft verdient het, onder de
aandacht van de huidige genera
tie te worden gebracht in een
Toorops gehele leven en oeuvre
omvattende overzichtstentoonstel-
i tot 1910 bijeen i
Rijksacademie
In 1880 kwam de toen 22-jarige
Jan Theodoor Toorop onder de
hoede van Allebé in de Rijksaca
demie te Amsterdam. Tevoren
had de alleenstaande jongeman
-- zijn ouders verbleven op Java,
waar hij in het Poerworedjose
van 1858 werd geboren enige liserende zeggingskracht,
jaren bij Paul Tetar van Elven
delijk worden na zijn Brusselse
academietijd. Maar dan schrijft
men al 1887.
Zijn omgeving bewondert Toor
op reeds als een verfijnd im
pressionist. Hij beproeft ook de
verhevigde kleurenkracht van de
gepointilleerde schildering a la
Seurat. Zijn „Alcoholisme" is er
een boeiend voorbeeld van. Toor- hééft géwoönd, "is daarvoor
op toont echter in dit aangrij- aangewezen plaats.
Jend tafereel nog meer, name-
lijk zijn sterke sociale en
ling. En Den Haag. waar hij van
1916 tot aan zijn dood in 1928
TON HYDRA
De geschiedenis van een muzikale wereldheerschappij
IJ ET zou een dwaling zijn te
11 menen, dat alleen de mo
derne dansen zoals in de twin
tiger jaren de two-step en
charleston en in onze tijd bij
voorbeeld de rock and roll, de
weldenkende mens afkeer en
afschuw inboezemen. Niets is
minder waar, want in 1525
reeds trok de Neurenberger
meesterzanger ten strijde te
gen de toen „moderne" dans,
die men om zijn snelle draai-
beweging aanduidde met de
woorden „Weller" en „Spin
ner". Wanneer men trouwens
de literatuur uit de zestiende
eeuw over de dans erop na
leest, treft men 'herhaaldelijk
uitspraken van zedemeesters
aan, die aan duidelijkheid niets
te wensen laten. Sommige waar
schuwingen zijn weliswaar
meer voor de lichamelijke dan
morele gevaren bedoeld (deze
dans schijnt zo snel en woest
te zijn gedanst, dat soms dui
zeligheid optrad, die de gezond
heid ernstig in gevaar kon
brengen) maar in heel veel ge
vallen ook wijzen de schrijvers
op de zedeloosheid van deze
„woeste Weller".
wijzend tegenover het dansen ten en de aspecten van de kunst
stond. Hij stelde slechts als eis, in- het algemeen die zich om de
dat deze „fein züchtig, sittsam figuren Strauss ontwikkelden,
und ehrlich" moest zijn. Luther Ook de kunst- en cultuur- en
begreep natuurlijk, dat het niet algemene geschiedenis van ande
de „Weller an sich" was, die zede- re landen, voorzover deze in ver
band stonden met Wenen en zijn
zede-
bedervend van uitwerking was,
doch alleen datgene, wat de dans
paren er zelf van maakten.
Strauss
walsdictatuur, worden scherpzin
nig besproken en geanalyseerd.
Bovendien toonde Jacob zich een
knap psycholoog in het beschrij
ven van de karaktereigenschap
pen en levensgewoonten van zijn
landgenoten.
Daarbij Is zijn verteltrant over-
Maar terwijl ln andere Europe
se landen de hoofse dansen zich
sterk ontwikkelden en de Weller,
of zoals hij later werd genoemd al beeldend en charmant, zodat
de Drcher (draaier) als onbe- men hem steeds uitermate ge
schaafd werd beschouwd, leefde boeid volgt.
deze Jn Duitsland ln het volksle- Jacob's boek verscheen thans
ven sterk voort, lag daarin als als een dubbele pocket ln de
het ware verankerd. Toch zou Zwarte Beertjes-reeks en wel in
evenwel de Draaier, hoe moeilijk een zeer deskundige vertaling van
te verklaren feit dit op zichzelf be- Johan de Molenaar. Een aantal
schouwd ook is, onder de naam interessante illustraties verlenen
van Wals gedurende de 19de eeuw het boek bovendien nog een apar-
de wereldheerschappij gaan voc- te aantrekkelijkheid.
Heftiger
Met de Hervorming nam de be
strijding van de dans in Duits
land nog aan heftigheid toe om
eerst te luwen in het midden der
zeventiende eeuw, toen het menu
et. de gavotte en sarabande, om
er slechts enige te noemen, hun
intrede deden.
Merkwaardigerwijs schijnt de
stellingname van predikanten juist
in Duitsland zeer noodzakelijk te
zijn geweest, want in dit land
moet de dans wél zeer bedenke
lijke vormen hebben aangenomen,
ofschoon Luther niet geheel af-
Fabriek van officieren, door
Hans Hellmut Klrst. Uitgave
De Boekerij N.V., Baarn.
Van dit boek is nu ook de Ne
derlandse vertaling verschenen,
en zij. die de drie delen van 08.15
hebben gelezen, zullen door Fa
briek van officieren, tot de kern
Van de zaak kunnen drordringen.
De schrijver zelf zegt: 00 15
was een schermutseling hier is
mijn frontaanval".
En die frontaanval richt zich
tegen niets ontziende Nazi-intri
ganten, corrupte officieren en ver
blinde partijfanatici, die de mens
meezogen ..in de maalstroom
van een heksendans op een vul
kaan". Wie dit boek. waarvan de
inhoud zich concentreert op ge
beurtenissen op een militaire aca
demie in het voormalige Nazi-
Duitsland, leest. ontdekt waar
toe de mens kan komen als hij
geestelijke en zedelijke normen
ver van zich werpt. Het is een
boek „de jeugd van heden ter
vermaning" en niet alleen de
Duitse jeugd, maar de jeugd van
heel de wereld.
en wel onder aanvoering van
de familie Strauss,
waarvan vooral va
der en zoon Jo-
hann een bijna
dictatoriale macht
verwierven.
De wals verover
de dan ook niet
alleen Wenen, doch
heel Europa en
Amerika. Dat de
wals-epidemie in
Wenen welig kon
tieren, is begrij
pelijk wanneer men
het leven in deze
wereldstad uit die
periode nader be
schouwt, een le
ven waarin men
van de ene feest
roes in de andere
verviel en geheel
gericht scheen te
zijn op drink-, maar
vooral ook cetgc-
lagen.
Maar hoogst
merkwaardig was
het, dat de wals
zijn bedwelmende
invloed overal uit
oefende en zich
zelfs van tijd tot
tijd in de politiek
deed gelden.
Zo valt het dan te begrijpen,
dat sommige cultuurhistorici het
„verschijnsel wals" en alle cultu
rele, sociale en politieke situaties
daarom heen tot onderwerp van
studie maakten.
Lijvig boek
Ook de Oostenrijkse cultuur
historicus Heinrich Eduard Jacob
schreef onder de titel „Johann
Strauss, Vader en Zoon; De ge
schiedenis van een muzikale we
reldheerschappij" een lijvig boek
deel. Hij deed dit op een even veel
zijdige als deskundige wijze. Men
krijgt van de Straussen niet al
leen een uitvoerig en psycholo
gisch gedetailleerd levensverslag
te lezen, doch ook knappe analy
tische beschouwingen over hun
honderden werken, die zij nalie-
H. VAN BORN
In het stadspark van IVenen staal
een monument voor Johann Strauss.
Literaire geest
Toorops literaire geest houdt
hem nog in het vage, maar hij
is op zoek naar een bedding: Lon
den, Parijs, Katwijk, Nijmegen,
Domburghij vertoeft er een
poos, vertrekt dan en keert er
toch weer terug. Zijn zwervers-
natuur laat hem niet met rust en
hij geef. daaraan gestalte in „De
zwerver", een prachtig geteken
de verbeelding van eenzaamheid
maar: op een heuvel. Optimisme
verleent hem uitzicht naar alle
kanten.
Terwijl Toorops stijl zich reeds
van het impressionisme begeeft
naar een expressief symbolisme
keert de kunstenaar toch regel
matig naar de „begane grond"
terug. Hij schildert en tekent o.a.
de stoere Katwijkers. Nu eens is
het de sfeer achter deze mensen
die hij gevoelig weet op te roe
pen, dan weer is het de harde
werkelijkheid waarin zij staan, zo
als in „De tonnendrager" uit
1890, waarvan de kleur onderge
schikt is aan het lijnenspel en
niet het zware haringvat kracht
suggereert maar de robuuste
vorm van de „gewichtheffer".
Symboliek
Omstreeks 1892 begint zich een
christelijke symboliek in Toorops
werk af te tekenen. Iets daar
van zien wij in de geëxposeerde
„Nieuwe generatie", een gewaag
de compositie met felle kleuren.
In deze periode ontstaan ook ver
maarde werken als „Sphinx",
„De drie bruiden" en „Tuin der
weeën" (niet op de tentoonstel
ling aanwezig). Het zijn creaties
van magische zegging in ooster
se vormentaal.
Gemakkelijker dan die andere
grote symbolisten Der Kinderen
en Roland Holst vindtToorop
aansluiting bij de zogeheten „Ju-
f;endstil", die ook in de Neder-
andse toegepaste kunst wortel
schiet. Hij beproeft nagenoeg alle
technieken op een ongewoon
breed terrein van de beeldende
kunst en bereikt in zijn decora
tief werk een aesthetische verfij
ning, die kenmerkend zal zijn
voor de „Toorop-stijl".
De kunstenaar laat het natura
lisme echter niet los. Hij conter-
feit bloemstillevens, maakt por
tretten en tekent naar de natuur
in Engeland. Dan grijpt hij onder
het licht van de Hollandse kust
weer naar het helle palet en zet
in 1901 op een groot doek kleine
kleurvlekjes naast elkaar die sa
men „De dorpelwachters van de
zee" vormen een werk dat de
heer Nieuwenhuizen kan tonen
dank zij de medewerking van Mu
seum Boijmans-Van Beuningen.
Madame B.
In 1955 ontdekte deze kunsthan
delaar bij een Parijse uitdrager
het portret van Madame B„ door
Toorop in 1903 te Domburg ge
signeerd. Dit frappant modern
aandoende schilderij, waarvan de
stijl een tussenvorm van impres
sionisme naar expressionisme is.
In 1903 greep Toorop nog eens
terug naar een tussenvorm van
impressionisme naar expressionis-
o.a. in dit breed opgezette
portret van Madame B., een mo
dern aandoend schilderij, door de
heer Nieuwenhuizen Segaar in
1955 ontdekt bij een Parijse uit
drager. Thans is het in het bezit
i het Frans Halsmuseum te
Haarlem.
WIE zichzelf eens wil
trakteren op oen ge
zellige en genotvolle och
tend of middag, moet in de
komende dagen eens koers
zetten naar Wassenaar en
daar zal htf, na enig speu
ren, het prachtige huis van
de schilder Koning ontdek
ken.
Te Uwer oriëntering: als
U by het Wassenaarse
raadhuis bent aangeland,
bevindt U zich op een
steenworp afstand van de
Pieter Twentlaan 16. Daar
treft U aan, te midden van
fraaie natuur, het sfeer
volle huis van Koning en
ziin gezin.
De schilder of zijn vrouw
(mogelijk wel beiden», zullen
u vriendelijk tegemoet treden
en u uitnodigen de tentoon
stelling te bekijken en het op
prijs stellen, desgewenst in
lichtingen te geven, of huise
lijker gezegd, een praatje te
maken.
Laat dit vooral niet aan uw
neus voorbijgaan, want Roe
land Koning is niet alleen een
kunstenaar van formaat, maar
bovendien een charmant gast
heer en een boeiend causeur.
Heeft men het geluk hem
aan 't praten te krijgen, dan
toegenomen. Kortom, men
komt er „rijker" vandaan, dan
toen men er heenging.
Treft men de schilder niet
op z'n praatstoel aan, dan ver
tellen wij u alvast, dat het
lang niet zo eenvoudig was
zo'n kleine vijftig
jaar geleden, om
tegen vader rond
borstig te durven
zeggen op de vraag
„wat wil je nou
S*.t£ Knapen qevoelig werk op
en zéker niet, als
vader zelf een
technisch man is
en een Delftse in
genieursopleiding
voor zoonlief
petto heeft.
Dat moeder dan haar Roe-
I land graag predikant zou zien
worden, maakt het geheel al
niet gemakkelijker.
I Als vader nochtans zijn toe
stemming geeft, dan moet de
spontane keuze van de jonge
toch al huiverig van het wei
nig lukratieve ambacht van
schilder, hebben daar zo hun
eigen opvattingen over; b.v.
dat het de jonge kunststudent
nimmer toegestaan werd voor
ontspanning een boek te lezen,
dit in tegenstelling tot zijn zus
jes. Maar vader Koning was
onverbiddelijk.
„Je moest toch schilder wor
den? Dan zèl je ook schil
deren en niet je tijd verlezen!"
Het 's morgens voor dag en
dauw uit bed gehaald worden
met de „wekroep": „Roeland,
een mooie zonsopgang om te
schilderen!" of 's avonds, na
een inspannende dagtaak:
„Jongen, ga er op uit. wat is
er mooier dan een zonsonder
gang?" spreekt van een streng
regiem.
„Streng"
Vader Koning blijkt het goed
zij het ook „streng" gezien
te hebben. De bewijzen hier
van vindt u door het gehele
huis aan de wanden. Bijaldien
wil Roeland Koning u moge
lijk een blik gunnen in zijn al
bums met reprodukties van
vroeger werk, zoals de por
tretten van dr. H. Colijn, me
vrouw Gerbrandy en zoveel
andere prominenten.
Dat H.K.H. Frinses Wilhel-
mina, Konings werk waardig
keurde om in Haar verzame
ling te doen opnemen, spreekt
ook wel aan, evenals het feit,
dat hij de vererende opdracht
kreeg. Koningin Emma te por
tretteren.
Als u eenmaal van de sfeer,
die in zo'n huis en om zo'n
man heen hangt „geproefd"
hebt, laat dèn uw ogen te gast
~l
nieuwe bundel van Beversluis
Bij G. F. Callenbach N.V. te
Niikerk is een nieuwe verzenbun
del van Martien Beversluis (geb.
1894) verschenen. Merkwaardig is
bij deze figuur het kameleonti
sche in de wisseling der overtui
gingen tegenover het onverander
lijke In de manier van dichten.
Beversluis heeft al jong vaardig
heid getoond in het hanteren van
maat cn rijm en dat is zo geble
ven. Maar, terwijl liet vroeger
Imponeerde, doet het nu als ver
ouderd aan. Niët dat men geen
respect kan hebben voor een dich
ter die welbewust het nieuwe af
wijst en zichzelf wil blijven!
ZELFPORTRET MET TULBAND, EEN EERLIJKE ONTHULLING
Maar in zo'n geval mag verwacht
worden dat er inncill.ike groei is,
die zich in een steeds verfijnder
technisch raffinement uit. Met an
dere woorden: de meester (ik
denk b.v. aan A. Roland Holst)
staat boven dc wisseling der let
terkundige modes.
Nu moet ik onmiddellijk onder
scheid maken tussen het rijpen
tot meester cn het rijpen als
mens. Van dit laatste vindt men
in deze nieuwe bundel van Be
versluis speren genoeg. En deze
menselijke rijpheid ti't liet werk
boven het onbeduidende uit Maar
«en rijping van het kunstenaar
schap die met de lijping als
mens gelijke tred houd:, is hier
vrees ik toch niet aar.wez.g. Be
versluis blijft gevangen in het
ouderwetse verbalisme, een ver-
•hijnsel dat een diepgaande stu-
Tot men het M heeft doodge-
dacht,
het lam ln ons heeft omge
bracht.
Nu hoort men 't roepen in dc
nacht.
En het vers „De Kreken" begint
zo:
Eens stonden hoven hier.
Eens ging versperd
de wind door 't koren.
Eens stonden schoven hier.
De jonge kievit werd
in 't gras geboren.
Totdat de zee met zijn almach
tig breken
dit al verslond cn medenam en
week.
Toen bleven ze achter, rillende
en bleek,
dc kreken.
Persoonlijk vind !k het altijd
gaan en geniet volop van wat
er in de laatste jaren uit het t
brein en de handen van de ex- I
posant gekomen is.
„Eece Homo" I
In de hall om te beginnen,
hangt boven een voorname 17e
eeuwse kast, een „Ecce Ho
mo", die misschien op het eer-
middellijk hierop wordt weg-
genomen als men in tegenstel-
ling tot een dergelijk religi
eus onderwerp, de portretten
van de schilder en zijn vrouw I
bekijkt, die men aan weers- 1
ujden van diezelfde kast vindt.
Het is evident, dat een kun- I
stenaar het onderwerp, dat hij
beoogt te maken telkens met
andere middelen, andere ogen, I
zal trachten te benaderen 1
Koning slaagt hierin door-
gaans voortreffelijk. De „aan- I
pak" van een bloemstilleven I
(met een profusie van ver
storven kleuren, zoals in die I
bostulpen), is inderdaad héél
wat anders als een Kerkgang
ln Zoutelande. (Hoe raak ob- I
serveert hij hier de autochtone I
bevolking!) 1
Een aangrijpend triptiek
„Kruisiging", bestaande uit. de I
luiken „Dorst"; „Het is vol-
bracht" en „Vader, ln Uwe
handen beveel ik mijne Geest" I
verschilt uiteraard hemels-
breed van een „Marktplein in
Wassenaar". i
Natuurlijk moet dan een
schilder telkens in een andere
huid kruipen om te „zeggen",
wat hij beleeft. Hij moet het 1
bovendien ook nog „onder- I
gaan"; hij moe. zich kortom
mei z'n onderwerp vereenzel- I
vigen. maar daarnaast zijn ei- I
gen persoonlijk bewaren. Al
deze faculteiten nu. vindt, men I
in de mens én de schilder Ko- I
ning gemanifesteerd.
Laat verder uw blik dan
dwalen over zo'n prachtig stil- I
leven (no. 1), dat uit koele. 1
I serene „blauwen" is opge-
bouwd. Schenk uw aandacht I
ook nog aan „De gele hoofd- I
doek" (no. 5», waar een
I prachtig gezeefd licht doorheen I
speelt.
„Tinnen schaal met fruit"
I(no. 13), (met een eenvoudig i
18de eeuws drinkglas, dat hij
tot een klein monumentje weet
Itc maken), behoort mèt het
Toorop-achtige portret van I
mevrouw Koning-van Nood (de
I echtgenote van de schilder)
en .Dorpsplein Wassenaar", I
naar ons gevoel tot de hoog-
Itepunten van deze expositie.
U moogt dit niet missen! Tot I
13 mei a.s. kunt u terecht. I
GIJS KORDING i
gedrukt wordt,
hjgere leeftijd
20-duims manilla (roman van
de zeesleepvaart), door Kees
Borstlap. Uitgave C. de Boer
Jr., Hilversum.
Er is geen tak van de scheep
vaart, die meer tot de verbeel
ding van de landrot spreekt, als
juist de zeesleepvaart. Het leven
van de mannen, die met hun
sleepboot over de zeven zeeën
gaan om schepen van de onder
gang te redden of om dokken, cas
co's van het ene einao van de
wereld naar het andere te slepen,
heeft altijd geboeid Dat blijkt
ook hieruit, dat van 20-duims ma
nilla, al een tweede druk is ver
schenen.
Kees Borstlap, een Rotterdams
auteur, die zelf heeft gevaren en
de zee en het zeemansleven
kent, beschrijft in dit boek de
opgang van Jan Houtman, de
Maassluizenaar. die later, in de
tweede oorlog, de meest gedeco
reerde Nederlandse gezagvoerder
van een zeesleepboot zou worden.
Aan de hand van historische fei
ten heeft hij een roman opge
bouwd, die representatief is voor
de Nederlandse zeesleepvaart.
Het is een prachtig boek. dat in
de wereldliteratuur meetelt
In het reeds vrij omvangrijke
oeuvre van Mulisch, dat beurte
lings uitbundig Is geprezen en diep
verguisd Is een opgaande !l|n «e
onderkennen, die ccn top bereikte
in de voortreffelijke roman Het
stenen bruidsbed. Naarmate ech
ter de produktie toeneemt wordt
de vraag naar de zin van bet
schrijverschap van Mulisch drin
gender, ook al omdat de roman
als uitdrukkingsmiddel blijkbaar
niet toereikend bevonden is en
met Tanchelijn een aanloop werd
genomen voor het toneel. Nu Is
er door Mulisch zelf meer bijge
dragen tot het stichten van ver
warring dan tot het geven van
explicatie, maar wie door de bra-
vour van reclameslogans als „ik
ben een groot schrijver, daar
helpt geen lieve moederen aan"
heen wil zien, vindt genoeg aan
wijzingen die in de lectuur be
vestigd worden.
Een gerede gelegenheid om zich
met Mulisch als schrijver bezig
te houden, vormt zijn laatste li
teraire Reuzenpocket, uitgekomen
bij De Bezige Bij te Amsterdam
onder de nodeloos opzienbarende
titel Voer voor psychologen. Mu
lisch heeft hier een zonderlinge
collectie werk bijeengebracht van
sterk uiteenlopende kwaliteit De
bundel bevat een voorwoord over
de 32 tekenen van het Boeddha- ren, daar de lezer een zeer speci-
schap dat H. H. psychologen lou- fieke funktie is toebedeeld.
il vermaken voorzover ze in
de literatuur geïnteresseerd zijn,
Voor een beoordeling van Mu
lisch moet men de beweeglijkheid
een warrige hoeveelheid encyclo- hebben zonder schema te kunnen,
pedische kennis getiteld De Tegen- zoals de schrijver zelf ook zonder
aarde en een soort familierelaas plan werkt. Er moet alleen maar
dat de titel aan het boek gaf. het geloof overblijven, dat aan het
Harry aan het woord s een mi- slot van iedere zin weer een niuu-
serabel kort verhaal dat wordt ge- we ontstaat, die het verhaal
volgd door de Manifesten, reeds weer adem geeft, niet de ïange
in 1958 afzonderlijk gepubliceerd, of korte adem, die de intrige ver-
Die manifesten bieden de lezer der voert, nee. spankracht voor die
tenminste enig houvast, ze geven éne zin. Stokt de adem, dan is
weliswaar soms erg goedkoop ge
formuleerd inzicht in het schrij
verschap zoals Mulisch dat er
vaart en ze vormen een uitsteken-
het verfraai mislukt, maar dat
merkt men niet, omdat er dan
eenvoudig niets ontstaat. Dat ver
klaart ook waarom Mulisch
de inleiding tot het Zelfportret eigen zeggen aan meer dan één
met tulband, de enige waardevol- project tegelijk kan werken. De
le bijdrage aan deze collectie. „intriges" kunnen elkaar niet be-
invloeden, die schieten uit de aan-
Heldere qedachten wezige kernen op. Van een sche-
7 ma zal dan ook geen sprake kun-
Na alle rompslomp van de pu- nen zjjn Mulisch wil zelfs geen
blic relation, verzorgd te hebben verklaring als de enige erkennen,
vindt men hier tenslotte de schnj- IedBre verklaring ia goed. die de
ver weer die in dit zelfportret ,ezer vindt want „niet de schrlj.
ontroerend eerlijkvertelt over zijn ver. de lezer moet fantasie heb-
ellendige Jeugd, het afscheid van bBn„ .Manifesten 11). Wie met
zijn moeder, het sterven van zijn deze bereidheid bezield Mulisch
vader en het ontstaan van eigen leent zal. het de schrijver alleen
werk. Over dat ontstaan heeft
Mulisch zelf bijzonder heldere ge
dachten en wie er zich in wil ver
diepen zal slechts in staat zijn
Mulisch als schrijver te apprecië-
nog kwalijk kunnen nemen dat hij
het niet aan anderen overlaat
hem een groot auteur te noemen.
H. van BALKUM.
die waard zou zijn. Het is ver- nog de moeite waard dat het werk
moedelijk de retva-ssance geweest, van Beversluis
cn het humanisme, die wa; men Jammer dat op
wredelijk „woordenkraam kan herscholing nauwelijks meer mo-
noemen in onze cultuur hebben #cllik is Een niellv,e kieskeung-
geintroduceerd Men bewondert heid. d,c bv let op een teveel
ange. ingewikkelde zinnen en dan medeklinkers dicht ln el-
loopt er soma dominees voor na. kaars buurt (om maar iets te
Men laat zich door leuzen uit het n„en)4n, Bn die streeft naar kern-
veld slaan. Men beplak elkaar acnt,Be dlclie en het ,crmi)den
met etiketten. Men vraagt op ver- van het nadrukkelijke, zou sane-
gaderingen: ..Heef; broeder A nog ,end kunnen w.lkm - -
Iets te zeggen?" Voor eon d.eel is veelt zelf iets dergelijk
dit verbalisme onuitroeibaar; op-
conferenties en bij publieke ge
sprekken viert het nog hoogtij.
Maar voo- een ander deel, en ze
ker in de l.tca'uur :s er een
kentering Bekomr<i. hoewel bij de
experimen'eie dich'rr:
hoorlijk wat vcmlist
troffen wordt. Hel proza
het meest van bevrijd. De ver
kondiging vrn het evangelie ver
draagt zi :'i vandaag nist meer
met verbalism..-.
Na deze ktr'e uitweiding terug
tot Beversluis. We zien nu scher
per dan vroeger het verbalisme
in dit woordenrijke dich-werk.
Toch dient men e:r. dichter naar
z.jn beste resultaten 'e beoordelen.
Het gedicht „Dc Eerste Dag"
beeft als sirtstrote:
De schepping was, als wolken
gaan,
doorzichtig, van het Woord af
aan
dit met het Lam la opgestaan.
De dichter
dergelijks, wanreer
hij schrijft (in „Transpal anten"
VIII, bl. 39): „Wij moeten wat
ons hier omsteent doorstoten
- - ----- M sschien kan welwillende kritiek
ker in de Lte-a.uur. :s er een deze geïsoleerd levende dichter
rw>"'e. bij de n Sentimen ee! is hij nooit
ook be- on kitsch is hie- niet te vinden
bange- Eindigen wij met „Tionsparan-
X:
Zo als nieuw bloed ln 't zieke
bloed g'ori'ven,
ons ganse lichaam als door-
zulv'rcn kan
door in de diepste vezels in te
dalen...
zo heeft In Golgotha, het cen
trum van
deez' aarde, Christus eens Zijn
bloed gegeven
cn heeft dit krank en ongelo-
vend leven
doorlouterd en verlost van alle
kralen.
Eeuwig gesterkt wat dreigde te
vervallen.
Voor allen.
C. RIJNSDORP.
Wijd was mijn land
Wijd was mijn land, door Cor
Bruijn. Uitgever G. F. Callen
bach N.V., Nijkerk.
Men kan zich afvragen of Cor
Bruijn er goed aan heeft gedaan
z-jn jeugdherinneringen, die hij
in het dagblad „De Zaanlander"
had gepubliceerd, nu nog eens in
Doekvorm, althans voor een be
langrijk aantal, te doen uitgeven.
Direct laat zich immers het be
twaar gevoelen, dat de sterk lo
kaal getinte memoires, voor een
niet-Zaankanter, minder interes
sant moeten zijn dan voor hen
die aan de Zaan geboren en ge
togen zijn.
Daar staat echter tegenover
nat Bruijn alcijd een grote le-
zerskr.ng heeft gehad, van wie er
velen mogelijk geïnteresseerd
zijn in de omsiandigheden waar
onder hij is opgegroeid. Misschien
vinden zij het aardig te weten
dat de familie Bruijn een tegel-
schouw had en dat een der groot
vaders van de schrijver een abon
nement had op „Voor het jonge
volkje" waaruit hij zijn kleinkin
deren voorlas. Mogelijk achten zij
het de moeite van het weten
waard dat vader Bruijn een rol
neeft gespeeld in de toneelclub
„Oefening kweekt kennis" en dat
grootvader Klinkenberg een ring
baard had. Als dat allemaal zo
is. dan zullen zij van Bruijns
jeugdherinneringen kunnen genie
ten. Anderen moeten het boek
dan maar dicht laten; dat voor
komt teleurstelling.