kreeg faam als christelijk symbolist t JjIjahh MK (MUUSS vade, Teniooiïsfeüing Roeland Koning en zoon Fabriek van officieren Harry Mulisch - voer voor psychologen 20-duims manilla 5 ZATERDAG 29 APRIL 1961 De Kalwijkse MTonnendrager van Jan Toorop uit 1890. Merk waardig is de tegenstelling tussen de robuuste vormen van de visser en de zoveel zwakkere lijn wa mede hij het haringvat vorm gaf, hoeuel de tekening wel degelijk „verhaalt" dat de man een suae karwei onder handen heeft. Nog niet zo lang geleden had de naam van Jan Toorop voor iedereen een vertrouwde klank. Hy was een van de populairste kunstenaars in den lande. Men sprak algemeen van de „Tooropstijl". Bij een belangrijk keerpunt in zijn leven had hij evenwel het getij tegen: men zag niet in dat Toorop de grote vernieuwer van de religieuze kunst zou kunnen worden. Daartoe waren de kerkelijke opdrachten te gering in aantal; een gevolg van de dominerende invloed der Cuypergroep. De gelukkige keerzijde hiervan was, dat Toorop zijn religieuze expressies van verstarring wist te vrijwaren, mede doordat hij zich wel verder moest ontplooien in de vrije kunst Werk tot 1910 op Haagse expositie behoort thans tot het bezit van het Frans Halsmuseum in Haar lem. Het is een gans ander voor beeld van Toorops veelzijdigheid. Dit portret gewaagt van schilders unieke persoonlijkheid. De gepor tretteerde suggereert rust, maar de schildertrant verraadt nog altijd onrust, een onrust die Toor op pas zal verlaten als hij 47 is, dus twee jaar na voltooiing van dit doek, wanneer hem de kunst der bezinning deelachtig wordt in het geloof. Zijn sociale bewogenheid be hoeft zich dan niet meer te uiten in een wazige vermenging met socialistische tendenzen, want de geestelijke verdieping neemt de onrust weg en Toorop vindt zijn bedding. Het jarenlang zo ge spreide licht wordt nu gebundeld het „brandpunt" en Jan Toorop staat met het aanvaarden van het Christocentrlsche op de drempel van der tijden keer. Deze ontwikkeling speelde zich af na 1905, het jaar waarin hij naar het katholicisme overging. Hoe veelzijdig Toorop voordien reeds was, is te zien in de zalen van de heer G. J. Nieuwenhuizen de cultuurstijlen van zijn geboor- Segaar aan de Anna Paulowna- teland harmonieus te combineren straat te Den Haag, waar een in- met die van de oud-westerse be- teressante collectie werken van schaving. Dit zal eerst goed dui- Helaas vergunt de tijdgeest hem niet, meer te zijn dan een overgangsfiguur. Echter, ook zon- werkelijk der kelijk vernieuwer te wor- gestudeerd aan de Polytechnische school van Delft, de latere T.H. Aanvankelijk is het niet te mer ken, dat het oosters bloed (van te zien in de zalen moeders zijde) hem in staat stelt den, verwerft hij zich internatio- J *:J1 j nale faam als christelijk symbo list. Dit laatste, zeer belangrijke as pect van Toorops kunst dat In de tot 1910 beperkte Haagse expositie buiten beschouwing blijft verdient het, onder de aandacht van de huidige genera tie te worden gebracht in een Toorops gehele leven en oeuvre omvattende overzichtstentoonstel- i tot 1910 bijeen i Rijksacademie In 1880 kwam de toen 22-jarige Jan Theodoor Toorop onder de hoede van Allebé in de Rijksaca demie te Amsterdam. Tevoren had de alleenstaande jongeman -- zijn ouders verbleven op Java, waar hij in het Poerworedjose van 1858 werd geboren enige liserende zeggingskracht, jaren bij Paul Tetar van Elven delijk worden na zijn Brusselse academietijd. Maar dan schrijft men al 1887. Zijn omgeving bewondert Toor op reeds als een verfijnd im pressionist. Hij beproeft ook de verhevigde kleurenkracht van de gepointilleerde schildering a la Seurat. Zijn „Alcoholisme" is er een boeiend voorbeeld van. Toor- hééft géwoönd, "is daarvoor op toont echter in dit aangrij- aangewezen plaats. Jend tafereel nog meer, name- lijk zijn sterke sociale en ling. En Den Haag. waar hij van 1916 tot aan zijn dood in 1928 TON HYDRA De geschiedenis van een muzikale wereldheerschappij IJ ET zou een dwaling zijn te 11 menen, dat alleen de mo derne dansen zoals in de twin tiger jaren de two-step en charleston en in onze tijd bij voorbeeld de rock and roll, de weldenkende mens afkeer en afschuw inboezemen. Niets is minder waar, want in 1525 reeds trok de Neurenberger meesterzanger ten strijde te gen de toen „moderne" dans, die men om zijn snelle draai- beweging aanduidde met de woorden „Weller" en „Spin ner". Wanneer men trouwens de literatuur uit de zestiende eeuw over de dans erop na leest, treft men 'herhaaldelijk uitspraken van zedemeesters aan, die aan duidelijkheid niets te wensen laten. Sommige waar schuwingen zijn weliswaar meer voor de lichamelijke dan morele gevaren bedoeld (deze dans schijnt zo snel en woest te zijn gedanst, dat soms dui zeligheid optrad, die de gezond heid ernstig in gevaar kon brengen) maar in heel veel ge vallen ook wijzen de schrijvers op de zedeloosheid van deze „woeste Weller". wijzend tegenover het dansen ten en de aspecten van de kunst stond. Hij stelde slechts als eis, in- het algemeen die zich om de dat deze „fein züchtig, sittsam figuren Strauss ontwikkelden, und ehrlich" moest zijn. Luther Ook de kunst- en cultuur- en begreep natuurlijk, dat het niet algemene geschiedenis van ande de „Weller an sich" was, die zede- re landen, voorzover deze in ver band stonden met Wenen en zijn zede- bedervend van uitwerking was, doch alleen datgene, wat de dans paren er zelf van maakten. Strauss walsdictatuur, worden scherpzin nig besproken en geanalyseerd. Bovendien toonde Jacob zich een knap psycholoog in het beschrij ven van de karaktereigenschap pen en levensgewoonten van zijn landgenoten. Daarbij Is zijn verteltrant over- Maar terwijl ln andere Europe se landen de hoofse dansen zich sterk ontwikkelden en de Weller, of zoals hij later werd genoemd al beeldend en charmant, zodat de Drcher (draaier) als onbe- men hem steeds uitermate ge schaafd werd beschouwd, leefde boeid volgt. deze Jn Duitsland ln het volksle- Jacob's boek verscheen thans ven sterk voort, lag daarin als als een dubbele pocket ln de het ware verankerd. Toch zou Zwarte Beertjes-reeks en wel in evenwel de Draaier, hoe moeilijk een zeer deskundige vertaling van te verklaren feit dit op zichzelf be- Johan de Molenaar. Een aantal schouwd ook is, onder de naam interessante illustraties verlenen van Wals gedurende de 19de eeuw het boek bovendien nog een apar- de wereldheerschappij gaan voc- te aantrekkelijkheid. Heftiger Met de Hervorming nam de be strijding van de dans in Duits land nog aan heftigheid toe om eerst te luwen in het midden der zeventiende eeuw, toen het menu et. de gavotte en sarabande, om er slechts enige te noemen, hun intrede deden. Merkwaardigerwijs schijnt de stellingname van predikanten juist in Duitsland zeer noodzakelijk te zijn geweest, want in dit land moet de dans wél zeer bedenke lijke vormen hebben aangenomen, ofschoon Luther niet geheel af- Fabriek van officieren, door Hans Hellmut Klrst. Uitgave De Boekerij N.V., Baarn. Van dit boek is nu ook de Ne derlandse vertaling verschenen, en zij. die de drie delen van 08.15 hebben gelezen, zullen door Fa briek van officieren, tot de kern Van de zaak kunnen drordringen. De schrijver zelf zegt: 00 15 was een schermutseling hier is mijn frontaanval". En die frontaanval richt zich tegen niets ontziende Nazi-intri ganten, corrupte officieren en ver blinde partijfanatici, die de mens meezogen ..in de maalstroom van een heksendans op een vul kaan". Wie dit boek. waarvan de inhoud zich concentreert op ge beurtenissen op een militaire aca demie in het voormalige Nazi- Duitsland, leest. ontdekt waar toe de mens kan komen als hij geestelijke en zedelijke normen ver van zich werpt. Het is een boek „de jeugd van heden ter vermaning" en niet alleen de Duitse jeugd, maar de jeugd van heel de wereld. en wel onder aanvoering van de familie Strauss, waarvan vooral va der en zoon Jo- hann een bijna dictatoriale macht verwierven. De wals verover de dan ook niet alleen Wenen, doch heel Europa en Amerika. Dat de wals-epidemie in Wenen welig kon tieren, is begrij pelijk wanneer men het leven in deze wereldstad uit die periode nader be schouwt, een le ven waarin men van de ene feest roes in de andere verviel en geheel gericht scheen te zijn op drink-, maar vooral ook cetgc- lagen. Maar hoogst merkwaardig was het, dat de wals zijn bedwelmende invloed overal uit oefende en zich zelfs van tijd tot tijd in de politiek deed gelden. Zo valt het dan te begrijpen, dat sommige cultuurhistorici het „verschijnsel wals" en alle cultu rele, sociale en politieke situaties daarom heen tot onderwerp van studie maakten. Lijvig boek Ook de Oostenrijkse cultuur historicus Heinrich Eduard Jacob schreef onder de titel „Johann Strauss, Vader en Zoon; De ge schiedenis van een muzikale we reldheerschappij" een lijvig boek deel. Hij deed dit op een even veel zijdige als deskundige wijze. Men krijgt van de Straussen niet al leen een uitvoerig en psycholo gisch gedetailleerd levensverslag te lezen, doch ook knappe analy tische beschouwingen over hun honderden werken, die zij nalie- H. VAN BORN In het stadspark van IVenen staal een monument voor Johann Strauss. Literaire geest Toorops literaire geest houdt hem nog in het vage, maar hij is op zoek naar een bedding: Lon den, Parijs, Katwijk, Nijmegen, Domburghij vertoeft er een poos, vertrekt dan en keert er toch weer terug. Zijn zwervers- natuur laat hem niet met rust en hij geef. daaraan gestalte in „De zwerver", een prachtig geteken de verbeelding van eenzaamheid maar: op een heuvel. Optimisme verleent hem uitzicht naar alle kanten. Terwijl Toorops stijl zich reeds van het impressionisme begeeft naar een expressief symbolisme keert de kunstenaar toch regel matig naar de „begane grond" terug. Hij schildert en tekent o.a. de stoere Katwijkers. Nu eens is het de sfeer achter deze mensen die hij gevoelig weet op te roe pen, dan weer is het de harde werkelijkheid waarin zij staan, zo als in „De tonnendrager" uit 1890, waarvan de kleur onderge schikt is aan het lijnenspel en niet het zware haringvat kracht suggereert maar de robuuste vorm van de „gewichtheffer". Symboliek Omstreeks 1892 begint zich een christelijke symboliek in Toorops werk af te tekenen. Iets daar van zien wij in de geëxposeerde „Nieuwe generatie", een gewaag de compositie met felle kleuren. In deze periode ontstaan ook ver maarde werken als „Sphinx", „De drie bruiden" en „Tuin der weeën" (niet op de tentoonstel ling aanwezig). Het zijn creaties van magische zegging in ooster se vormentaal. Gemakkelijker dan die andere grote symbolisten Der Kinderen en Roland Holst vindtToorop aansluiting bij de zogeheten „Ju- f;endstil", die ook in de Neder- andse toegepaste kunst wortel schiet. Hij beproeft nagenoeg alle technieken op een ongewoon breed terrein van de beeldende kunst en bereikt in zijn decora tief werk een aesthetische verfij ning, die kenmerkend zal zijn voor de „Toorop-stijl". De kunstenaar laat het natura lisme echter niet los. Hij conter- feit bloemstillevens, maakt por tretten en tekent naar de natuur in Engeland. Dan grijpt hij onder het licht van de Hollandse kust weer naar het helle palet en zet in 1901 op een groot doek kleine kleurvlekjes naast elkaar die sa men „De dorpelwachters van de zee" vormen een werk dat de heer Nieuwenhuizen kan tonen dank zij de medewerking van Mu seum Boijmans-Van Beuningen. Madame B. In 1955 ontdekte deze kunsthan delaar bij een Parijse uitdrager het portret van Madame B„ door Toorop in 1903 te Domburg ge signeerd. Dit frappant modern aandoende schilderij, waarvan de stijl een tussenvorm van impres sionisme naar expressionisme is. In 1903 greep Toorop nog eens terug naar een tussenvorm van impressionisme naar expressionis- o.a. in dit breed opgezette portret van Madame B., een mo dern aandoend schilderij, door de heer Nieuwenhuizen Segaar in 1955 ontdekt bij een Parijse uit drager. Thans is het in het bezit i het Frans Halsmuseum te Haarlem. WIE zichzelf eens wil trakteren op oen ge zellige en genotvolle och tend of middag, moet in de komende dagen eens koers zetten naar Wassenaar en daar zal htf, na enig speu ren, het prachtige huis van de schilder Koning ontdek ken. Te Uwer oriëntering: als U by het Wassenaarse raadhuis bent aangeland, bevindt U zich op een steenworp afstand van de Pieter Twentlaan 16. Daar treft U aan, te midden van fraaie natuur, het sfeer volle huis van Koning en ziin gezin. De schilder of zijn vrouw (mogelijk wel beiden», zullen u vriendelijk tegemoet treden en u uitnodigen de tentoon stelling te bekijken en het op prijs stellen, desgewenst in lichtingen te geven, of huise lijker gezegd, een praatje te maken. Laat dit vooral niet aan uw neus voorbijgaan, want Roe land Koning is niet alleen een kunstenaar van formaat, maar bovendien een charmant gast heer en een boeiend causeur. Heeft men het geluk hem aan 't praten te krijgen, dan toegenomen. Kortom, men komt er „rijker" vandaan, dan toen men er heenging. Treft men de schilder niet op z'n praatstoel aan, dan ver tellen wij u alvast, dat het lang niet zo eenvoudig was zo'n kleine vijftig jaar geleden, om tegen vader rond borstig te durven zeggen op de vraag „wat wil je nou S*.t£ Knapen qevoelig werk op en zéker niet, als vader zelf een technisch man is en een Delftse in genieursopleiding voor zoonlief petto heeft. Dat moeder dan haar Roe- I land graag predikant zou zien worden, maakt het geheel al niet gemakkelijker. I Als vader nochtans zijn toe stemming geeft, dan moet de spontane keuze van de jonge toch al huiverig van het wei nig lukratieve ambacht van schilder, hebben daar zo hun eigen opvattingen over; b.v. dat het de jonge kunststudent nimmer toegestaan werd voor ontspanning een boek te lezen, dit in tegenstelling tot zijn zus jes. Maar vader Koning was onverbiddelijk. „Je moest toch schilder wor den? Dan zèl je ook schil deren en niet je tijd verlezen!" Het 's morgens voor dag en dauw uit bed gehaald worden met de „wekroep": „Roeland, een mooie zonsopgang om te schilderen!" of 's avonds, na een inspannende dagtaak: „Jongen, ga er op uit. wat is er mooier dan een zonsonder gang?" spreekt van een streng regiem. „Streng" Vader Koning blijkt het goed zij het ook „streng" gezien te hebben. De bewijzen hier van vindt u door het gehele huis aan de wanden. Bijaldien wil Roeland Koning u moge lijk een blik gunnen in zijn al bums met reprodukties van vroeger werk, zoals de por tretten van dr. H. Colijn, me vrouw Gerbrandy en zoveel andere prominenten. Dat H.K.H. Frinses Wilhel- mina, Konings werk waardig keurde om in Haar verzame ling te doen opnemen, spreekt ook wel aan, evenals het feit, dat hij de vererende opdracht kreeg. Koningin Emma te por tretteren. Als u eenmaal van de sfeer, die in zo'n huis en om zo'n man heen hangt „geproefd" hebt, laat dèn uw ogen te gast ~l nieuwe bundel van Beversluis Bij G. F. Callenbach N.V. te Niikerk is een nieuwe verzenbun del van Martien Beversluis (geb. 1894) verschenen. Merkwaardig is bij deze figuur het kameleonti sche in de wisseling der overtui gingen tegenover het onverander lijke In de manier van dichten. Beversluis heeft al jong vaardig heid getoond in het hanteren van maat cn rijm en dat is zo geble ven. Maar, terwijl liet vroeger Imponeerde, doet het nu als ver ouderd aan. Niët dat men geen respect kan hebben voor een dich ter die welbewust het nieuwe af wijst en zichzelf wil blijven! ZELFPORTRET MET TULBAND, EEN EERLIJKE ONTHULLING Maar in zo'n geval mag verwacht worden dat er inncill.ike groei is, die zich in een steeds verfijnder technisch raffinement uit. Met an dere woorden: de meester (ik denk b.v. aan A. Roland Holst) staat boven dc wisseling der let terkundige modes. Nu moet ik onmiddellijk onder scheid maken tussen het rijpen tot meester cn het rijpen als mens. Van dit laatste vindt men in deze nieuwe bundel van Be versluis speren genoeg. En deze menselijke rijpheid ti't liet werk boven het onbeduidende uit Maar «en rijping van het kunstenaar schap die met de lijping als mens gelijke tred houd:, is hier vrees ik toch niet aar.wez.g. Be versluis blijft gevangen in het ouderwetse verbalisme, een ver- •hijnsel dat een diepgaande stu- Tot men het M heeft doodge- dacht, het lam ln ons heeft omge bracht. Nu hoort men 't roepen in dc nacht. En het vers „De Kreken" begint zo: Eens stonden hoven hier. Eens ging versperd de wind door 't koren. Eens stonden schoven hier. De jonge kievit werd in 't gras geboren. Totdat de zee met zijn almach tig breken dit al verslond cn medenam en week. Toen bleven ze achter, rillende en bleek, dc kreken. Persoonlijk vind !k het altijd gaan en geniet volop van wat er in de laatste jaren uit het t brein en de handen van de ex- I posant gekomen is. „Eece Homo" I In de hall om te beginnen, hangt boven een voorname 17e eeuwse kast, een „Ecce Ho mo", die misschien op het eer- middellijk hierop wordt weg- genomen als men in tegenstel- ling tot een dergelijk religi eus onderwerp, de portretten van de schilder en zijn vrouw I bekijkt, die men aan weers- 1 ujden van diezelfde kast vindt. Het is evident, dat een kun- I stenaar het onderwerp, dat hij beoogt te maken telkens met andere middelen, andere ogen, I zal trachten te benaderen 1 Koning slaagt hierin door- gaans voortreffelijk. De „aan- I pak" van een bloemstilleven I (met een profusie van ver storven kleuren, zoals in die I bostulpen), is inderdaad héél wat anders als een Kerkgang ln Zoutelande. (Hoe raak ob- I serveert hij hier de autochtone I bevolking!) 1 Een aangrijpend triptiek „Kruisiging", bestaande uit. de I luiken „Dorst"; „Het is vol- bracht" en „Vader, ln Uwe handen beveel ik mijne Geest" I verschilt uiteraard hemels- breed van een „Marktplein in Wassenaar". i Natuurlijk moet dan een schilder telkens in een andere huid kruipen om te „zeggen", wat hij beleeft. Hij moet het 1 bovendien ook nog „onder- I gaan"; hij moe. zich kortom mei z'n onderwerp vereenzel- I vigen. maar daarnaast zijn ei- I gen persoonlijk bewaren. Al deze faculteiten nu. vindt, men I in de mens én de schilder Ko- I ning gemanifesteerd. Laat verder uw blik dan dwalen over zo'n prachtig stil- I leven (no. 1), dat uit koele. 1 I serene „blauwen" is opge- bouwd. Schenk uw aandacht I ook nog aan „De gele hoofd- I doek" (no. 5», waar een I prachtig gezeefd licht doorheen I speelt. „Tinnen schaal met fruit" I(no. 13), (met een eenvoudig i 18de eeuws drinkglas, dat hij tot een klein monumentje weet Itc maken), behoort mèt het Toorop-achtige portret van I mevrouw Koning-van Nood (de I echtgenote van de schilder) en .Dorpsplein Wassenaar", I naar ons gevoel tot de hoog- Itepunten van deze expositie. U moogt dit niet missen! Tot I 13 mei a.s. kunt u terecht. I GIJS KORDING i gedrukt wordt, hjgere leeftijd 20-duims manilla (roman van de zeesleepvaart), door Kees Borstlap. Uitgave C. de Boer Jr., Hilversum. Er is geen tak van de scheep vaart, die meer tot de verbeel ding van de landrot spreekt, als juist de zeesleepvaart. Het leven van de mannen, die met hun sleepboot over de zeven zeeën gaan om schepen van de onder gang te redden of om dokken, cas co's van het ene einao van de wereld naar het andere te slepen, heeft altijd geboeid Dat blijkt ook hieruit, dat van 20-duims ma nilla, al een tweede druk is ver schenen. Kees Borstlap, een Rotterdams auteur, die zelf heeft gevaren en de zee en het zeemansleven kent, beschrijft in dit boek de opgang van Jan Houtman, de Maassluizenaar. die later, in de tweede oorlog, de meest gedeco reerde Nederlandse gezagvoerder van een zeesleepboot zou worden. Aan de hand van historische fei ten heeft hij een roman opge bouwd, die representatief is voor de Nederlandse zeesleepvaart. Het is een prachtig boek. dat in de wereldliteratuur meetelt In het reeds vrij omvangrijke oeuvre van Mulisch, dat beurte lings uitbundig Is geprezen en diep verguisd Is een opgaande !l|n «e onderkennen, die ccn top bereikte in de voortreffelijke roman Het stenen bruidsbed. Naarmate ech ter de produktie toeneemt wordt de vraag naar de zin van bet schrijverschap van Mulisch drin gender, ook al omdat de roman als uitdrukkingsmiddel blijkbaar niet toereikend bevonden is en met Tanchelijn een aanloop werd genomen voor het toneel. Nu Is er door Mulisch zelf meer bijge dragen tot het stichten van ver warring dan tot het geven van explicatie, maar wie door de bra- vour van reclameslogans als „ik ben een groot schrijver, daar helpt geen lieve moederen aan" heen wil zien, vindt genoeg aan wijzingen die in de lectuur be vestigd worden. Een gerede gelegenheid om zich met Mulisch als schrijver bezig te houden, vormt zijn laatste li teraire Reuzenpocket, uitgekomen bij De Bezige Bij te Amsterdam onder de nodeloos opzienbarende titel Voer voor psychologen. Mu lisch heeft hier een zonderlinge collectie werk bijeengebracht van sterk uiteenlopende kwaliteit De bundel bevat een voorwoord over de 32 tekenen van het Boeddha- ren, daar de lezer een zeer speci- schap dat H. H. psychologen lou- fieke funktie is toebedeeld. il vermaken voorzover ze in de literatuur geïnteresseerd zijn, Voor een beoordeling van Mu lisch moet men de beweeglijkheid een warrige hoeveelheid encyclo- hebben zonder schema te kunnen, pedische kennis getiteld De Tegen- zoals de schrijver zelf ook zonder aarde en een soort familierelaas plan werkt. Er moet alleen maar dat de titel aan het boek gaf. het geloof overblijven, dat aan het Harry aan het woord s een mi- slot van iedere zin weer een niuu- serabel kort verhaal dat wordt ge- we ontstaat, die het verhaal volgd door de Manifesten, reeds weer adem geeft, niet de ïange in 1958 afzonderlijk gepubliceerd, of korte adem, die de intrige ver- Die manifesten bieden de lezer der voert, nee. spankracht voor die tenminste enig houvast, ze geven éne zin. Stokt de adem, dan is weliswaar soms erg goedkoop ge formuleerd inzicht in het schrij verschap zoals Mulisch dat er vaart en ze vormen een uitsteken- het verfraai mislukt, maar dat merkt men niet, omdat er dan eenvoudig niets ontstaat. Dat ver klaart ook waarom Mulisch de inleiding tot het Zelfportret eigen zeggen aan meer dan één met tulband, de enige waardevol- project tegelijk kan werken. De le bijdrage aan deze collectie. „intriges" kunnen elkaar niet be- invloeden, die schieten uit de aan- Heldere qedachten wezige kernen op. Van een sche- 7 ma zal dan ook geen sprake kun- Na alle rompslomp van de pu- nen zjjn Mulisch wil zelfs geen blic relation, verzorgd te hebben verklaring als de enige erkennen, vindt men hier tenslotte de schnj- IedBre verklaring ia goed. die de ver weer die in dit zelfportret ,ezer vindt want „niet de schrlj. ontroerend eerlijkvertelt over zijn ver. de lezer moet fantasie heb- ellendige Jeugd, het afscheid van bBn„ .Manifesten 11). Wie met zijn moeder, het sterven van zijn deze bereidheid bezield Mulisch vader en het ontstaan van eigen leent zal. het de schrijver alleen werk. Over dat ontstaan heeft Mulisch zelf bijzonder heldere ge dachten en wie er zich in wil ver diepen zal slechts in staat zijn Mulisch als schrijver te apprecië- nog kwalijk kunnen nemen dat hij het niet aan anderen overlaat hem een groot auteur te noemen. H. van BALKUM. die waard zou zijn. Het is ver- nog de moeite waard dat het werk moedelijk de retva-ssance geweest, van Beversluis cn het humanisme, die wa; men Jammer dat op wredelijk „woordenkraam kan herscholing nauwelijks meer mo- noemen in onze cultuur hebben #cllik is Een niellv,e kieskeung- geintroduceerd Men bewondert heid. d,c bv let op een teveel ange. ingewikkelde zinnen en dan medeklinkers dicht ln el- loopt er soma dominees voor na. kaars buurt (om maar iets te Men laat zich door leuzen uit het n„en)4n, Bn die streeft naar kern- veld slaan. Men beplak elkaar acnt,Be dlclie en het ,crmi)den met etiketten. Men vraagt op ver- van het nadrukkelijke, zou sane- gaderingen: ..Heef; broeder A nog ,end kunnen w.lkm - - Iets te zeggen?" Voor eon d.eel is veelt zelf iets dergelijk dit verbalisme onuitroeibaar; op- conferenties en bij publieke ge sprekken viert het nog hoogtij. Maar voo- een ander deel, en ze ker in de l.tca'uur :s er een kentering Bekomr<i. hoewel bij de experimen'eie dich'rr: hoorlijk wat vcmlist troffen wordt. Hel proza het meest van bevrijd. De ver kondiging vrn het evangelie ver draagt zi :'i vandaag nist meer met verbalism..-. Na deze ktr'e uitweiding terug tot Beversluis. We zien nu scher per dan vroeger het verbalisme in dit woordenrijke dich-werk. Toch dient men e:r. dichter naar z.jn beste resultaten 'e beoordelen. Het gedicht „Dc Eerste Dag" beeft als sirtstrote: De schepping was, als wolken gaan, doorzichtig, van het Woord af aan dit met het Lam la opgestaan. De dichter dergelijks, wanreer hij schrijft (in „Transpal anten" VIII, bl. 39): „Wij moeten wat ons hier omsteent doorstoten - - ----- M sschien kan welwillende kritiek ker in de Lte-a.uur. :s er een deze geïsoleerd levende dichter rw>"'e. bij de n Sentimen ee! is hij nooit ook be- on kitsch is hie- niet te vinden bange- Eindigen wij met „Tionsparan- X: Zo als nieuw bloed ln 't zieke bloed g'ori'ven, ons ganse lichaam als door- zulv'rcn kan door in de diepste vezels in te dalen... zo heeft In Golgotha, het cen trum van deez' aarde, Christus eens Zijn bloed gegeven cn heeft dit krank en ongelo- vend leven doorlouterd en verlost van alle kralen. Eeuwig gesterkt wat dreigde te vervallen. Voor allen. C. RIJNSDORP. Wijd was mijn land Wijd was mijn land, door Cor Bruijn. Uitgever G. F. Callen bach N.V., Nijkerk. Men kan zich afvragen of Cor Bruijn er goed aan heeft gedaan z-jn jeugdherinneringen, die hij in het dagblad „De Zaanlander" had gepubliceerd, nu nog eens in Doekvorm, althans voor een be langrijk aantal, te doen uitgeven. Direct laat zich immers het be twaar gevoelen, dat de sterk lo kaal getinte memoires, voor een niet-Zaankanter, minder interes sant moeten zijn dan voor hen die aan de Zaan geboren en ge togen zijn. Daar staat echter tegenover nat Bruijn alcijd een grote le- zerskr.ng heeft gehad, van wie er velen mogelijk geïnteresseerd zijn in de omsiandigheden waar onder hij is opgegroeid. Misschien vinden zij het aardig te weten dat de familie Bruijn een tegel- schouw had en dat een der groot vaders van de schrijver een abon nement had op „Voor het jonge volkje" waaruit hij zijn kleinkin deren voorlas. Mogelijk achten zij het de moeite van het weten waard dat vader Bruijn een rol neeft gespeeld in de toneelclub „Oefening kweekt kennis" en dat grootvader Klinkenberg een ring baard had. Als dat allemaal zo is. dan zullen zij van Bruijns jeugdherinneringen kunnen genie ten. Anderen moeten het boek dan maar dicht laten; dat voor komt teleurstelling.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 21