nocf óteecló een 3
HUILEN ZONDER TRANEN
ZONDAGSBLAD
Zal nieuwe koers aansluitingen vinden in veranderde samenleving?
Handboek
Het
gezonde
huwelijk
6
ZATERDAG 1 APRIL 1961
OUDE EN MODERNE KUNST VAN HET EILAND MET DE VELE GODEN
Wy moeten u verhalen van Bali! Maar hoe is in woorden zoveel
magische kracht te leggen dat een ieder zich meegetrokken voelt
naar het laatste paradijs op aarde"? U staat er plotseling midden
in! Als uit de lucht gevallen. Ginds verheft zich de Goenoeng
Agoeng vol majesteit boven de wolkenpages die nederig voor hem
defileren. Aan de voet van deze 3.142 meter hoge reus, en overal
elders op het pronkjuweel van de Kleine Soenda-eilanden, leeft
een boeiend volk, fijnbesnaard en begiftigd met een kunstenaars
ziel. Geen sociale wetten begeleiden de Baliër van wieg tot graf,
maar de kunst. Zijn ganse leven is er van vervuld. Kunst in voort
durende tempelbouw en in de weelderige versiering van huizen,
kunst van schilders en beeldsnijders, kunst in wajangspelen en
fascinerende dansen, kunst in de muziek van gamelanorkestjes en
machtige „gongs", waarvan er wel duizend op het eiland bestaan
en die er voor zorgen, dat Bali nooit zonder muziek is.
Het wonder dat Bali is! Op de helling van de
Goenoeng Agoeng, de hoogste berg van het eiland,
ligt het tempelcomplex Poera Besakih, als zetel
tan Siwa en de Zonnegod. (Inzet): In 1937 sleep
de beeldhouwer I Gerembuang nieuwe facetten aan
eeuwenoude kunst met deze godin van de maan,
Dewi Ratih, die wordt opgeslokt door de denion
Kala Rahu. De verfijnde stylering en de gepolijste
vormen geven zijn schepping een bovenaards
karakter.
Debuut van jonge Rotterdamse auteur
,Jk... ging voor de spiegel
staan. Zo te zien een keurige
jongen. Het was of ik los stond
van mezelf, of ik naar een
vreemde keek. Ik trok mijn
tanden bloot, de spiegelfiguur
trok zijn tanden bloot, ik trok
mijn wenkbrauwen op, hij ook,
ik stak mijn tong uit, hij ook...
Achter me zag ik de binnenge
komen man verbaasd staan kij
ken. Ik stak nogmaals mijn
tong uit, de spiegelfiguur ook.
De man ging haastig weg. Mijn
voorhoofd duwde ik tegen het
koude glas aan, het was een
prettig gevoel. Wij keken elkaar
diep in de ogen. Het gevoel dat
wij vreemden waren verdween
niet. Ik kamde zijn haar en ver
liet de rust."
de nog zeer jonge Rotterdamse
auteur Hans Baay. Het is het
trieste en wrange verhaal van
een jonge man, levend in een ge
zin. waarin zich de niet alledaag
se situatie voordoet, dat vader en
moeder, gescheiden, in hetzelfde
huis leven. Behalve de ik-figuur
is er nog een andere broer in
het huis: Frits. Ma geeft zich
met andere mannen af, huisvrien-
voor het Amateurtoneel
nu in één deel
De Uitgeverij De Bezige Bij is
ertoe overgegaan zijn bekende
.Handboek voor het Amateurto
neel", dat in 1955 voor het eerst
in drie delen verscheen, thans in
een derde druk in één band het
licht te doen zien. Er zijn in de
ze nieuwe druk geen wijzigingen
iaar
- -of-
gems toneelstuk ,,Het huis aan de
wel heeft het In Manuel van Lof-
haven" een aanvulling gekregen.
eeo soort vierde deel dus. Dit
toneelstuk is door Peter Oosthoek
op een deskundige en overzichte
lijke wijze in mise en scène gezet
en is bedoeld als een praktische
toepassing van de in het Hand
boek gegeven aanwijzingen. „Het
huis aan de haven" is tot dit doel
voorrien van een voorafgaande
analyse van de handeling, van
een karakteranalyse van de hoofd
rollen, aanwijzingen voor decor,
kostuums en belichting, terwijl de
mise en scène zelf tussen de tekst
is aangebracht, waardoor het le
zen vergemakkelijkt wordt en het
terstond voor didactische doelein
den geschikt is.
Wij kunnen dit Handboek en de
ze mise en scène werkelijk voor
beeldig noemen. Dat het .Hand
boek" inderdaad een standaard
werk ',s. hebben trouwens deze drie
drukken in vijf Jaar tijds reeds
bewesen. Ev.G.
den van vroeger. Pa's vroeger
knappe gezicht is door een enorm
litteken vrijwel ontoonbaar ge
worden. Hij werkt niet meer en
komt nagenoeg de deur niet uit.
Ruud Krans, de ik-figuur, werkt
als corrector op een krant. Hij
heeft een vriendin, Tine, en de
kleine roman is in hoofdzaak ge
vuld met het beschrijven van de
relatie tot deze jonge vrouw, wel
ke ondanks, of misschien wel juist
door, het al te gemakkelijk weg
vallen van de grenzen op een te
leurstelling uitloopt. Tegen het
slot van het boek doet Ruud een
ferm-begonnen poging om op de
manier van een goedkope psy
chologie, door een biecht, een uit
praten van alles wat over en
weer belemmeren kan, maar ver
der zonder een diepere achter
grond. dc verhouding met Tine te
saneren. Zijn ernstig plan wordt
verijdeld doordat Tine innerlijk
reeds besloten heeft met hem te
breken. Ze zegt:
„Jij houdt van Ruud Krans
en ik ook. Dat bindt ons, niet
een wederzijdse liefde, maar
een eenzijdige. En dat houd ik
niet vol. Ik houd echt van je,
maar jij niet van mij.... Nooit
luister je naar wat ik vertel,
nooit kun je ook maar enige in
teresse opbrengen voor mij. Al
tijd ben je over jezelf bezig en
je kunt alleen maar luisteren
als anderen het over jou hebben.
Ik kan niet meer, hier. Ze gaf
me de ring en stak haar hand
uit. Langzaam schoof ik de ring
van mijn vinger en gaf hem
haar terug."
Om te beginnen: welk een af--
stand tussen die spiegelscène,
aan het begin van dit stukje ge
citeerd, en die van Marsman bij
de kapper! We kunnen zelfs nog
verder teruggaan, tot Van Deys-
sel. Deze schreef in zijn „He-
roïesch-Individualistische Dag
boekbladen" over een bezoek van
zijn twintigjarig alter ego aan
een kapper in Parijs o.a.: „Als
ik nu maar de situatie, waarin
ik geplaatst ben. zie als een plaat
je met het onderschrift: De Kei
zer bij de Kapper, dan is het
goed. De kappers buigen, terwijl
wij weggaan. Een koning loopt
altijd min of meer in een op
tocht en ziet niet om."
Van Deyssel speelt een geëxal
teerde heldenrol, zij het alleen
in en voor zijn eigen verbeelding.
Hij kijkt nauwelijks in de spiegel
vóór hem. dat zou hem maar af
leiden. Marsmans blik in de spie
gel. of liever (want er hangt ach
ter hem ook een spiegel, zodat hij
een aantal vertrekken ziet, waar
in hij. telkens iets kleiner en va
ger. geschoren wordt) in verleden
en toekomst, is er een van angst
om zijn uiteindelijk lot: op
hetzelfde moment, dat ik daar.
vóór mij. op den kiemen zwarten
spiegel toetreed, treed ik daar.
achter mij. op den kleinen, zwar
ten spiegel toe. en ze beide door
schrijdend, stijg en stort ik.
deloos-witte, eindeloos-zwdrte val
leien."
Drie
gedachtenwerelden
Drie verschillende gedachten-
werelden, telkens op een afstand
van ongeveer dertig jaar. In Van
DeySsels tijd gaat de heros al in
cognito door het leven. Bij Mars
man is de heroïsche levensopvat
ting duidelijk bedreigd. Bij Hans
Baaij is er geen spoor meer van
over. Hij is tegenover zichzelf
een vreemde. Bij Van Deyssel en
Marsman speelt de spiegelscène
zich af bij een kapper, bij Baaij
op een toilet in de schouwburg.
Ook dit is op zichzelf al sympto
matisch. Sinds de student Beets
zich verwijderde „voor het af
vaardigen van een knijpbriefje"
en de vermelding daarvan velen
gedurfd voorkwam, is er, via het
negentiende-eeuwse realisme en
naturalisme, veel in de literatuur
veranderd. Men houdt nergens
meer halt en de jongeren begin
nen waar de ouderen eindigden.
Maar dit is een onderwerp apart,
er zal te zijner tijd wel een ver
gelijkende studie te schrijven zijn
over de beschrijving van de wer
kelijkheid in verschillende perio
den Ook bij Baaij worden allerlei
schokkende zaken op vlakke toon
beschreven; ik moet eerlijk be
kennen dat ik als oudere daaraan
niet wennen kan. Het enig goe
de dat ik ervan zeggen kan is,
dat het ontbreken van alle zwoel
te het werk buiten de eigenlijke
pornografie houdt.
Bali is ongeveer zo groot als
Noord- en Zuid-Holland samen.
Het eiland ligc bezaaid met tem
pels; veel meer dan duizend voor
een bevolking van circa twee mil
joen zielen. Dit alleen reeds duidt
op de sterke religieuze binding
van de Baliër. Hij ontleent zijn
geestelijk beleven aan veelgoden
dom. Zijn hindoeïstisch geloof, zijn
verering van Brahma, Wisnoe en
Siwa, van de zon. het meer, de
berg, benevens zijn voorouders,
is vermengd met het oeroude ani
misme, dat alles in de natuur
een ziel toeschrijft.
Naar dit gecompliceerde goden
beeld waarop de westerling
veelal laag neerziet als zijnde pri
mitief en heidens richt de Ba-
lische mens zijn leven in en van
daaruit schept hij de puurste kunst
werken. Stel daar eens tegenover
alle worsteling en twijfel, de ver
werping van oude waarden en het
a-religieuze nihilisme, elementen
die kenmerkend zijn voor talloze
uitingen van de moderne kunst in
het Westen.
Beschamend
Deze vergelijking, die bescha
mend in ons nadeel uitvalt, mag
intussen niemand verleiden tot
twijfel aan de stimulerende kracht
van het christelijk geloof, maar
onderstreept wel dat de mens,
wil h'ij levende kunst voortbren
gen, altijd en overal moet worden
gedreven door religieus besef, in
welke vorm dan ook.
Dit lijkt een vreemde inleiding
tot de onvoorstelbaar mooie ten
toonstelling in het Haags Ge
meentemuseum. Maar deze (he
laas summiere) aanduiding van
dc kern in het Balische volksle
ven, is noodzakelijk omdat hier
de sleutel ligt die toegang ver
schaft naar „Het wonder dat Ba-
li is!
Bali is reeds eeuwenlang een
wonder. Ongeveer 3.000 jaar gele
den kwamen de eerste voorouders
van de Baliër waarschijnlijk
verdreven door een opdringend
(geel) ras uit Zuidwest-China
naar de Archipel. Deze mensen
brachten een cultuur uit het jong-
stenen tijdperk mee. Omstreeks
300 jaar voor onze tijdrekening
moeien zSj al prachtige bronzen
hebben gemaalrt. Een manshoge
keteltrom, de grootste en be
roemdste ter wereld, wordt be
waard in de tempel van Pedjeng.
Hoge beschaving
Ten tijde van Karei de Grote
(800) ontstond, evenals in de la
ge landen, de geschreven ge
schiedenis. Daarin ontdekken wij
dan een geordende maatschappij
onder vorsten, een samenleving
die waarschijnlijk al gedurende
twee eeuwen invloed had onder
gaan van magische priesters uit
Hindoestan. Ze zijn er nog:
Boeddhisten naast Brahmanen.
Hun eerste cultuuruiting moe
ten wij zoeken in de bouw en
inrichting van tempels, die merk-
Tijdbeeld
en ook van de
Hindoe-Javaanse structuur. Van
de versieringskunst toont de ex
positie een grote reeks „Ider-
ider", subliem beschilderde doe
ken die o.a. hun plaats hebben
aan dakranden (maar ook rond
om bedstijlen).
De „Ider-ider" behelzen tafere
len uit heel oude verhalen; van
de sprekende kleuren domineert
veelal het rood. Een frappante
gewoonte is, dat vrijwel geen en
kel plekje van het doek zonder
voorstelling wordt gelaten. Wij
leggen de nadruk op „wordt",
want deze schildertrant is tot
vandaag een levende kunst.
Speelse geest
Levend en levendig is ook de
traditionele beeldhouwkunst ge
bleven, zowel als versiering van
tempels die door het gebruik
van zachte steen steeds vernieu
wing behoeven en eveneens in
andere toepassingen. De vormen
taal van de beeldsnijders is hoog
ontwikkeld, onnavolgbaar in de
verfijnde stylering (kenmerk voor
de traditionele werkwijze) en ge
tuigend van geloofsbeleving, maar
evenzeer een uiting van spranke
lende humor en een sterk ver
langen naar uitbundigheid.
Dan is er de verstilde kunst in
de wajangpoppen die de „dalang"
achter zijn verlicht scherm han
teert om de oude verhalen met
dit schimmenspel tot leven te
wekken. Kunst, religie en volksge
loof ontmoeten elkaar tevens in
de veelsoortige, felkleurige mas
kers. in gebruiksvoorwerpen en
sieraden van edel metaal en in
de magische krissen met hun
schitterend bewerkte gouden of
Ida Bagus Made Nadera, als zovele
Balische kunstenaars behorend
tot de geestelijke en adellijke
elite, is een van de belangrijkste
moderne schilders. Op de expo
sitie is van hem prachtig werk
te zien, uitgevoerd in doffe
temperaverf, maar stralend tot
in de kleinste details die soms
doen denken aan gebatikte deco
raties. Zijn typische frescostijl
sou de stoot kunnen geven tot de
opkomst van een geheel eigen
wandschilderkunst. Een mogelijk
aanknopingspunt voor de nieuwe
koers.
Rebecca Valden
Rebecca Valden, huisarts, door
Menno de Munck.
Uitgave G. F. Callenbach N.V.,
Nljkerk
Elke doktersroman heeft zijn
eigen aantrekkelijkheid. Zo is het
ook met het boek Rebecca Val
den. Een jonge vrouwelijke arts
neemt veertien dagen de praktijk
waar van de Amsterdamse dokter
Brox en komt zodoende o.m. in
aanraking met een meisje, dat on
der zeer moeilijke omstandigheden
een baby krijgt. Deze en ook alle
andere moeilijkheden, die zich in
deze roman voordoen lopen „goed
af". Ook voor Rebecca heeft de
schrijver een happy end in petto.
ivoren greep, hun rijk georna
menteerde schede en lemmet.
Tot aan het begin van onze
eeuw lag de kracht van het Ba
lische volk in het isolement, zelfs
de Islam, overal elders in de In
donesische Archipel superieur,
kreeg er geen vat op. Toen moest
dc Baliër zich gewennen aan de
bestuursvorm van de Nederlan
ders. Hij werd geconfronteerd
met de moderne techniek, met
westerse cultuuruitingen en ons
rationalisme.
Van wezenlijke beïnvloeding,
van klakkeloos nabootsen, kan de
leek echter weinig of niets be
speuren. Zeker, de Balische kun
stenaar ging op zoek naar ver
nieuwing, daartoe vaak aange
moedigd door Europese vakgeno
ten, maar hij vond het nieuwe in
zichzelf en in zijn overweldigend
rijk cultuurbezit. De schilder
schiep meer ruimte In het vlak.
doch hij verloochende niet zijn
liefde voor detail en verfijning.
Hij greep naar wereldse onder
werpen, gaf daaraan (zonder voor
beeld) met barokke zwier volu
me aan, maar hij bleef kind van
Bali.
Zo vergaat het ook de beeld
snijders: bij de vereenvoudiging
van de vormen geven zij de ver
fijning niet prijs en zij behouden
hun liefde voor het materiaal, Ja,
de muziek klinkt als nieuw, maar
het geoefend oor beluistert daar
in alle klankkleuren uit het ver
leden.
Schaduwkanten
Naast veel schoons heeft de
vernieuwing ook schaduwkanten.
De nieuwe koers richt zich niet
meer op vergeestelijkte kunst.
Nog vertoont de uitbeelding van
het alledaagse leven sterke rela
tie met de godsdienst, maar wie
voorspelt de uiteindelijke gevolgen
van de ingrijpende policiek-maat-
schappelijke omwenteling, waar
aan het eens zo afgesloten eiland
niet ontkomt? En sedert het won
der ook buiten Bali is ontdekt,
neemt de vraag naar kunstwer
ken zulk een omvang aan, dat
menige scheppende geest zich
(even materialistisch als vele van
zijn rotgenoten in het Westen)
laat verleiden tot massaproductie
en dus tot kitsch.
De tentoonstelling schenkt ons
echter de overtuiging dat Bali
over voldoende geestkracht be
schikt om de grote waarden van
geestelijk en cultureel bezit te
enten op de moderne kunst die ze
ker toekomst heeft indien zij
nieuwe aanknopingspunten met
de Balische samenleving zal vin
den.
Dat vele Nederlanders op Ball
niet alleen de kunst van verleden
en heden hebben onderkend maar
ook durfden verzamelen (de ja
renlang tot vernieuwing activeren
de kunst schilder Rudolf Bonnet
en collectioneur ir. Th. A. Re-
sink zijn als inrichters van de
tentoonstelling levende bewijzen)
verdient ons respect. Hun loon zij
grote belangstelling voor deze van
een instructieve catalogus verge
zeld gaande expositie, die de blan
ke mens een lesje geeft, 't Kan
verkeren, zei Brederode al eer
der.
TON HYDRA
Grote liefde voor het vak en ook zijn meesterschap spreekt uit deze
foto van I Gusti Lanang Djlanlik. Het padandabeeldje Brahmaanse
priestersneed hij uit de hoorn van een karbouw.
VEERTIEN VERHALEN
van Dylan Thomas
Onder de titel „Uitzicht op
zee" heeft Max Schuchart in de
reeks Anker-boeken van uitge
ver Ad. Donker te Rotterdam
veertien verhalen vertaald van
Dylan Thomas. Tien ervan da
teren van de jaren '34'39 en
de vier andere van na de twee
de wereldoorlog.
Het eerste verhaal „Uitzicht
op zee", dat de titel meegaf
aan de bundel, leert, dat Hugo
Claus Dylan Thomas niet zon
der vrucht gelezen heeft (en
vertaald: „Als een jonge hond",
en „Onder het Melkwoud"), ge
tuige „Het mes".
Trouwens de verhaaltrant van
Thomas heeft een grote invloed
uitgeoefend op onze moderne
prozabeoefenaars.
De verhalen van voor de oorlog
zijn duistere symbolieke brouw
sels, vol erotomanie en zin voor
het mysterieuze in natuur en le
ven. De verhalen van na de oor
log echter zijn voorbeelden van
een heerlijke humor. Vol levens
lust en zin voor het komiekerige
m de samenleving. Vooral zo'n
verhaal als „De Nalopers", over
twee niet meer jonge jongens, die
geen geld hebben en nu niet we
ten hun tijd dood te slaan, is kos
telijk, alsmede de schets „Een
Verhaal", over een tochtje pot
verteren in een Jan Plezier. Een
uitnemend voorbeeld van een ver
haal, dat zomaar begint en zo
maar ophoudt en eigenlijk niet
eens een eigen titel verdient, maar
niettemin het hele feestdagje van
„jongens onder mekaar" laat
meemaken, aLs had jezelf er tus
sen gezeten.
Dylan Thomas lezen is de sleu
tel tot de moderne verteltrant in
handen hebben. Bij hem kom je
ze allemaal tegen: Claus, Mulisch,
Nooteboom, Schierbeek en ga zo
maar door. Terecht kwalificeert
Max Schuchart dit genre in zijn
toelichting als „woord-alchemie"
en zeker terecht acht hij Dylan
Thomasd: daarvan een „uitzonder
lijk talent, bij zijn leven reeds
een legende". Even gek als fas
cinerend. Er zal heus wel wat uit
voortkomen, al kom je uit menig
verhaal apart niet uit.
Ev. G.
Hullen zonder tranen is een
tijdbeeld, want deze Ruud is alles
behalve een uitzondering. Jon
gens uit a-religieuze en bovendien
nog ontwrichte gezinnen. met
voor ogen niets dan slechte voor
beelden, met dagelijks present
wereldnieuws dat om het zacht
uit te drukken weinig stichtelijk
is, lopen er bij honderden rond,
al moet men erkennen dat er
ook vele anderen zijn om wie
minder gerucht gemaakt wordt.
Maar wie tussen de regels door
leest, verneemt in dit boek een
klacht die blijft naklinken: een
achter onverschilligheid verbor
gen verlangen naar gewone, men
selijke genegenheid.
Intelligente jonge mensen wor
den m onze tijd vroeg rijp. Men
moet zich als oudere verwonde
ren over de zekerheid, waarmee
deze zelfanalyse geschreven is.
Ik vind het knap. Natuurlijk
dient te worden afgewacht of de
auteur de proef van het „nood
lottige tweede boek", zoals Nietz
sche het noemde, zal kunnen door
staan en of hij ook buiten de au
tobiografische sfeer en buiten de
eigen problematiek figuren en
handelingen kan creëren. Maar
dat hier talent aanwezig is, zal
dunkt me niemand kunnen betwij.
felen.
C. RIJNSDORP.
Het vorige jaar heeft de Ne
derlandse Organisten Vereni
ging haar zeventigjarig jubile
um gevierd en de vele concer
ten, die naar aanleiding van
dit feest overal in het land ge
geven zijn, hebben wel de aan
dacht op de N.O.V. gevestigd.
Het bestuur merkt dan ook te
recht in het jubileumnummer
van „Het Orgel" op, dat het
met onze Nederlandse „orgel
stand", met kerkzang, orgel
spel en cantoraat, de goede
kant opgaat.
Het Jubileumnummer, dat een
dezer dagen verscheen, is het
sluitstuk van dit jubileum gewor
den en het is een indrukwekkend
sluitstuk geworden.
Het bevat een bundel uitsteken
de en wetenschappelijk wel gefun
deerde artikelen, waarin veel
nieuws te vinden is. Zo schrijft
Harry Mayer over de betekenis
van de Musica poëtica van Joa
chim Burmeister voor de kennis
van het werk van Schtltz. Bur
meister schreef in 1606 zijn com
positieleer, waarin hij een „figu-
renléer" ontwierp. Deze „figu-
renleer" gaat van de gedachte uit,
dat de terminologie van de rheto-
rica overgeplant kan worden naar
de muziektheorie en dat in de mu
ziek analoge taalvormen te vinden
zijn, b.v. een hyperbole staat ge
lijk met een overschrijding van
de omvang van een kerktoon
soort. Mayer toont met muziek
voorbeelden aan, hoe Schütz deze
leer gekend en toegepast heeft.
Stijlontwikkeling
Over het Noordnederlandse or
gelfront schrijft P. M. Fischer,
waarin hij een interessant kunst
historisch overzicht van de stijl
ontwikkeling geeft. Het orgelfront
volgt immers de heersende stijl
vormen, gaat van gothiek naar re
naissance en naar de barok, naar
de classicistische vormen etc.
Maar ondanks alle modeverande
ringen kan steeds het Noordneder
landse orgelfront zijn rijzig en
slank karakter handhaven.
Dr. J. W. Doeve bespreekt de
verschillende klanktypen van het
orgel en daarmee in verband de
persoonlijke voorkeur en de prak
tische keuze. Hij vraagt zich af,
of het wel mogelijk is een oud
klankkarakter volledig te recon
strueren: „een redelijk aanvaard
bare benadering is bij zorgvuldig
historisch werkeii mogelijk". Een
conclusie, waarmee wij het vol
ledig eens zijn.
Vandalisme
Ype Höweler stelt de Ameri
kaanse organist Eduard Power
Biggs aan de kaak, die het erger
lijke vandalisme bedreef het Han-
delorgel in Great Packington,
waarvan Handel zelf de disposi
tie vaststelde en dat nog geheel
in oorspronkelijke staat was, te
„verbeteren" door het op de he
dendaagse hogere stemming te
brengen. Daarvoor werden som
mige pijpen twintig cm. ingekort!
Verder schreef de bibliotheca
ris J. F. Rootlieb een kort artikel
over „een zeventigjarige" en
herdacht George Stam de orga
nist Cornelis de Wolf, die 25 jaar
geleden overleed, in een bijzonder
sympathieke en menselijke ken
schets. J. S. van Weerden vertelt
uit een curieus oud handschrift
van 1813, hoe het toen op het Gro
ninger platteland met orgelspel
en gezang gesteld was en dr. Gus-
tav Fock geeft een tweetal aanvul
lingen op de vermaarde Hess'
dispositiën uit 1774, die voor de
klanksamenstelling van de betref
fende orgels zeer interessant zijn.
Moeite waard
De volle moeite waard is het
artikel van Werner Breig over
J. iP. Sweelinck en de koraalbe-
werkingskunst van zijn leerlingen.
Men noemt Sweelinck immers de
„Orgelmacher" en zijn invloed
op de Noordduitse orgelschool is
welbekend. Hier komen enkele
belangwekkende details aan het
licht, zoals in de koraalbewerkin
gen van Scheidemann en Scheidt,
beiden leerlingen van Sweelinck.
Sweelinck's eigen methode werd
door beiden overgenomen en ver
der uitgewerkt tot nieuwe types
van koraalbewerkingen. Ook Ja
cob Praetorius en Melchior
Schildt knopen bij Sweelinck aan,
zoals Breig bewijst.
Foto's van oude en nieuwe or
gels, plus de vermelding van hun
disposities, vullen dit jubileum
nummer aan. Een compliment
voor de inhoud alsook voor de uit
stekende verzorging is hier wel
op zijn plaats.
DRA. H. E. KOKEE—VAN DEN
BERGE
Het gezonde Huwelijk, huwe
lijk - gezin - sexualiteit, door
dr. A. Hijmans. Uitgave N.V.
Kok, Kampen.
De ondertitel wijst enigszins
aan in welke richting dit boek
gaat. De schrijver, zelf sexuo.
loog, gaat er van uit dat bij
sexuolc^en het huwelijk als men
selijke relatie en als menselijke
relatie doorlopend te kort komt.
In reactie op een voorlichting,
waarin een eenzijdige „biologi
sche" opvatting het uitgangspunt
vormt, verzet de auteur zich met
alle kracht „tegen een visie of
een wijze van uiteenzetting, die
de mens eigenlijk herleidt tot een
apparatuur, zij het een nog zo
verfijnde, of die uitgaat van een
apparatuur, waarin dan een men
selijke bovenbouw aan wordt toe
gevoegd."
Deze opmerkingen uit het
Woord vooraf zijn kenschetsend
voor de geest van dit boek, dat
op bijbels-verantwoorde wijze de
vraagstukken, die worden aange
sneden, wil benaderen. Zo treft
ons, in het eerste hoofdstuk, over
het wezen der sexualiteit, de
laatste paragraaf onder het kop
je: Huwelijk, gezin, sexualiteit
zijn niet de hoogste waarden
„De begrenzing en de beperking
ligt in het hoopvol uitzien naar
de verlossing: de Heer komt! En
in het licht en in dienst van dit
komende Rijk worden alle dingen
gerelativeerd, ook sexualiteit,
liefdesleven, huwelijk en gezin,
vrouw en kinderen; ook bitterheid
of smart of eenzaamheid." Uit
het einde van het hoofstuk over
getrouwd zijn nog een citaat:
„Wij hebben zoeven gezegd, dat
de huwelijksgemeenschap altijd
weer door zondig machtsstreven
bedreigd, verstoord en bedorven
wordt. Welnu, in de gemeenschap
met Christus wordt de machts
strijd, iedere machtsstrijd van
zijn kracht beroofd. Wij kennen
de grote machtsstrijd tussen men
sen als volkenstrijd (oorlog) ras-
senstrijd, klassenstrijd, strijd tus
sen enkelingen, zich uitend in ve
le kwesties en kwestietjes, strijd
tussen de sejeen en deze laatste
zowel in de samenleving als bui
ten het huwelijk. Zij zijn alle
zeer reëel. Maar in de gemeen
schap met Christus wordt iedere
machtsstrijd van zijn kracht be
roofd, omdat Hij ons in zijn hele
leven heeft geleerd en gedemon
streerd, dat slechts de meeste is
wie het meest dient". Met
klem van redenen verzet schrij
ver zich tegen een intellectualis
tische voorlichting van kinderen.
Het accent van dit werk ligt
op de reële aanvaarding van de
sexualiteit, soms ten koste van
andere facetten. Zo neemt in twee
hoofdstukken over het huwelijk,
120 blz. tellende, de veelzijdig,
heid van het huwelijk als levens
gemeenschap maar twee bladzij
den. Jammer, hierover was meer
te zeggen! Over gezinsvor
ming. gezinsgrootte, het gezin in
de Bijbel, en over het vraagstuk
van de kunstmatige inseminatie
wordt veel stof tot nadenken ge
geven. De enorme litteratuurlijst
achter ieder hoofdstuk maakt het
boek ook waardevol voor verdere
studie. De grote belezenheid van
de schrijver speelt door het hele
boek heen.