nocf óteecló een 3 HUILEN ZONDER TRANEN ZONDAGSBLAD Zal nieuwe koers aansluitingen vinden in veranderde samenleving? Handboek Het gezonde huwelijk 6 ZATERDAG 1 APRIL 1961 OUDE EN MODERNE KUNST VAN HET EILAND MET DE VELE GODEN Wy moeten u verhalen van Bali! Maar hoe is in woorden zoveel magische kracht te leggen dat een ieder zich meegetrokken voelt naar het laatste paradijs op aarde"? U staat er plotseling midden in! Als uit de lucht gevallen. Ginds verheft zich de Goenoeng Agoeng vol majesteit boven de wolkenpages die nederig voor hem defileren. Aan de voet van deze 3.142 meter hoge reus, en overal elders op het pronkjuweel van de Kleine Soenda-eilanden, leeft een boeiend volk, fijnbesnaard en begiftigd met een kunstenaars ziel. Geen sociale wetten begeleiden de Baliër van wieg tot graf, maar de kunst. Zijn ganse leven is er van vervuld. Kunst in voort durende tempelbouw en in de weelderige versiering van huizen, kunst van schilders en beeldsnijders, kunst in wajangspelen en fascinerende dansen, kunst in de muziek van gamelanorkestjes en machtige „gongs", waarvan er wel duizend op het eiland bestaan en die er voor zorgen, dat Bali nooit zonder muziek is. Het wonder dat Bali is! Op de helling van de Goenoeng Agoeng, de hoogste berg van het eiland, ligt het tempelcomplex Poera Besakih, als zetel tan Siwa en de Zonnegod. (Inzet): In 1937 sleep de beeldhouwer I Gerembuang nieuwe facetten aan eeuwenoude kunst met deze godin van de maan, Dewi Ratih, die wordt opgeslokt door de denion Kala Rahu. De verfijnde stylering en de gepolijste vormen geven zijn schepping een bovenaards karakter. Debuut van jonge Rotterdamse auteur ,Jk... ging voor de spiegel staan. Zo te zien een keurige jongen. Het was of ik los stond van mezelf, of ik naar een vreemde keek. Ik trok mijn tanden bloot, de spiegelfiguur trok zijn tanden bloot, ik trok mijn wenkbrauwen op, hij ook, ik stak mijn tong uit, hij ook... Achter me zag ik de binnenge komen man verbaasd staan kij ken. Ik stak nogmaals mijn tong uit, de spiegelfiguur ook. De man ging haastig weg. Mijn voorhoofd duwde ik tegen het koude glas aan, het was een prettig gevoel. Wij keken elkaar diep in de ogen. Het gevoel dat wij vreemden waren verdween niet. Ik kamde zijn haar en ver liet de rust." de nog zeer jonge Rotterdamse auteur Hans Baay. Het is het trieste en wrange verhaal van een jonge man, levend in een ge zin. waarin zich de niet alledaag se situatie voordoet, dat vader en moeder, gescheiden, in hetzelfde huis leven. Behalve de ik-figuur is er nog een andere broer in het huis: Frits. Ma geeft zich met andere mannen af, huisvrien- voor het Amateurtoneel nu in één deel De Uitgeverij De Bezige Bij is ertoe overgegaan zijn bekende .Handboek voor het Amateurto neel", dat in 1955 voor het eerst in drie delen verscheen, thans in een derde druk in één band het licht te doen zien. Er zijn in de ze nieuwe druk geen wijzigingen iaar - -of- gems toneelstuk ,,Het huis aan de wel heeft het In Manuel van Lof- haven" een aanvulling gekregen. eeo soort vierde deel dus. Dit toneelstuk is door Peter Oosthoek op een deskundige en overzichte lijke wijze in mise en scène gezet en is bedoeld als een praktische toepassing van de in het Hand boek gegeven aanwijzingen. „Het huis aan de haven" is tot dit doel voorrien van een voorafgaande analyse van de handeling, van een karakteranalyse van de hoofd rollen, aanwijzingen voor decor, kostuums en belichting, terwijl de mise en scène zelf tussen de tekst is aangebracht, waardoor het le zen vergemakkelijkt wordt en het terstond voor didactische doelein den geschikt is. Wij kunnen dit Handboek en de ze mise en scène werkelijk voor beeldig noemen. Dat het .Hand boek" inderdaad een standaard werk ',s. hebben trouwens deze drie drukken in vijf Jaar tijds reeds bewesen. Ev.G. den van vroeger. Pa's vroeger knappe gezicht is door een enorm litteken vrijwel ontoonbaar ge worden. Hij werkt niet meer en komt nagenoeg de deur niet uit. Ruud Krans, de ik-figuur, werkt als corrector op een krant. Hij heeft een vriendin, Tine, en de kleine roman is in hoofdzaak ge vuld met het beschrijven van de relatie tot deze jonge vrouw, wel ke ondanks, of misschien wel juist door, het al te gemakkelijk weg vallen van de grenzen op een te leurstelling uitloopt. Tegen het slot van het boek doet Ruud een ferm-begonnen poging om op de manier van een goedkope psy chologie, door een biecht, een uit praten van alles wat over en weer belemmeren kan, maar ver der zonder een diepere achter grond. dc verhouding met Tine te saneren. Zijn ernstig plan wordt verijdeld doordat Tine innerlijk reeds besloten heeft met hem te breken. Ze zegt: „Jij houdt van Ruud Krans en ik ook. Dat bindt ons, niet een wederzijdse liefde, maar een eenzijdige. En dat houd ik niet vol. Ik houd echt van je, maar jij niet van mij.... Nooit luister je naar wat ik vertel, nooit kun je ook maar enige in teresse opbrengen voor mij. Al tijd ben je over jezelf bezig en je kunt alleen maar luisteren als anderen het over jou hebben. Ik kan niet meer, hier. Ze gaf me de ring en stak haar hand uit. Langzaam schoof ik de ring van mijn vinger en gaf hem haar terug." Om te beginnen: welk een af-- stand tussen die spiegelscène, aan het begin van dit stukje ge citeerd, en die van Marsman bij de kapper! We kunnen zelfs nog verder teruggaan, tot Van Deys- sel. Deze schreef in zijn „He- roïesch-Individualistische Dag boekbladen" over een bezoek van zijn twintigjarig alter ego aan een kapper in Parijs o.a.: „Als ik nu maar de situatie, waarin ik geplaatst ben. zie als een plaat je met het onderschrift: De Kei zer bij de Kapper, dan is het goed. De kappers buigen, terwijl wij weggaan. Een koning loopt altijd min of meer in een op tocht en ziet niet om." Van Deyssel speelt een geëxal teerde heldenrol, zij het alleen in en voor zijn eigen verbeelding. Hij kijkt nauwelijks in de spiegel vóór hem. dat zou hem maar af leiden. Marsmans blik in de spie gel. of liever (want er hangt ach ter hem ook een spiegel, zodat hij een aantal vertrekken ziet, waar in hij. telkens iets kleiner en va ger. geschoren wordt) in verleden en toekomst, is er een van angst om zijn uiteindelijk lot: op hetzelfde moment, dat ik daar. vóór mij. op den kiemen zwarten spiegel toetreed, treed ik daar. achter mij. op den kleinen, zwar ten spiegel toe. en ze beide door schrijdend, stijg en stort ik. deloos-witte, eindeloos-zwdrte val leien." Drie gedachtenwerelden Drie verschillende gedachten- werelden, telkens op een afstand van ongeveer dertig jaar. In Van DeySsels tijd gaat de heros al in cognito door het leven. Bij Mars man is de heroïsche levensopvat ting duidelijk bedreigd. Bij Hans Baaij is er geen spoor meer van over. Hij is tegenover zichzelf een vreemde. Bij Van Deyssel en Marsman speelt de spiegelscène zich af bij een kapper, bij Baaij op een toilet in de schouwburg. Ook dit is op zichzelf al sympto matisch. Sinds de student Beets zich verwijderde „voor het af vaardigen van een knijpbriefje" en de vermelding daarvan velen gedurfd voorkwam, is er, via het negentiende-eeuwse realisme en naturalisme, veel in de literatuur veranderd. Men houdt nergens meer halt en de jongeren begin nen waar de ouderen eindigden. Maar dit is een onderwerp apart, er zal te zijner tijd wel een ver gelijkende studie te schrijven zijn over de beschrijving van de wer kelijkheid in verschillende perio den Ook bij Baaij worden allerlei schokkende zaken op vlakke toon beschreven; ik moet eerlijk be kennen dat ik als oudere daaraan niet wennen kan. Het enig goe de dat ik ervan zeggen kan is, dat het ontbreken van alle zwoel te het werk buiten de eigenlijke pornografie houdt. Bali is ongeveer zo groot als Noord- en Zuid-Holland samen. Het eiland ligc bezaaid met tem pels; veel meer dan duizend voor een bevolking van circa twee mil joen zielen. Dit alleen reeds duidt op de sterke religieuze binding van de Baliër. Hij ontleent zijn geestelijk beleven aan veelgoden dom. Zijn hindoeïstisch geloof, zijn verering van Brahma, Wisnoe en Siwa, van de zon. het meer, de berg, benevens zijn voorouders, is vermengd met het oeroude ani misme, dat alles in de natuur een ziel toeschrijft. Naar dit gecompliceerde goden beeld waarop de westerling veelal laag neerziet als zijnde pri mitief en heidens richt de Ba- lische mens zijn leven in en van daaruit schept hij de puurste kunst werken. Stel daar eens tegenover alle worsteling en twijfel, de ver werping van oude waarden en het a-religieuze nihilisme, elementen die kenmerkend zijn voor talloze uitingen van de moderne kunst in het Westen. Beschamend Deze vergelijking, die bescha mend in ons nadeel uitvalt, mag intussen niemand verleiden tot twijfel aan de stimulerende kracht van het christelijk geloof, maar onderstreept wel dat de mens, wil h'ij levende kunst voortbren gen, altijd en overal moet worden gedreven door religieus besef, in welke vorm dan ook. Dit lijkt een vreemde inleiding tot de onvoorstelbaar mooie ten toonstelling in het Haags Ge meentemuseum. Maar deze (he laas summiere) aanduiding van dc kern in het Balische volksle ven, is noodzakelijk omdat hier de sleutel ligt die toegang ver schaft naar „Het wonder dat Ba- li is! Bali is reeds eeuwenlang een wonder. Ongeveer 3.000 jaar gele den kwamen de eerste voorouders van de Baliër waarschijnlijk verdreven door een opdringend (geel) ras uit Zuidwest-China naar de Archipel. Deze mensen brachten een cultuur uit het jong- stenen tijdperk mee. Omstreeks 300 jaar voor onze tijdrekening moeien zSj al prachtige bronzen hebben gemaalrt. Een manshoge keteltrom, de grootste en be roemdste ter wereld, wordt be waard in de tempel van Pedjeng. Hoge beschaving Ten tijde van Karei de Grote (800) ontstond, evenals in de la ge landen, de geschreven ge schiedenis. Daarin ontdekken wij dan een geordende maatschappij onder vorsten, een samenleving die waarschijnlijk al gedurende twee eeuwen invloed had onder gaan van magische priesters uit Hindoestan. Ze zijn er nog: Boeddhisten naast Brahmanen. Hun eerste cultuuruiting moe ten wij zoeken in de bouw en inrichting van tempels, die merk- Tijdbeeld en ook van de Hindoe-Javaanse structuur. Van de versieringskunst toont de ex positie een grote reeks „Ider- ider", subliem beschilderde doe ken die o.a. hun plaats hebben aan dakranden (maar ook rond om bedstijlen). De „Ider-ider" behelzen tafere len uit heel oude verhalen; van de sprekende kleuren domineert veelal het rood. Een frappante gewoonte is, dat vrijwel geen en kel plekje van het doek zonder voorstelling wordt gelaten. Wij leggen de nadruk op „wordt", want deze schildertrant is tot vandaag een levende kunst. Speelse geest Levend en levendig is ook de traditionele beeldhouwkunst ge bleven, zowel als versiering van tempels die door het gebruik van zachte steen steeds vernieu wing behoeven en eveneens in andere toepassingen. De vormen taal van de beeldsnijders is hoog ontwikkeld, onnavolgbaar in de verfijnde stylering (kenmerk voor de traditionele werkwijze) en ge tuigend van geloofsbeleving, maar evenzeer een uiting van spranke lende humor en een sterk ver langen naar uitbundigheid. Dan is er de verstilde kunst in de wajangpoppen die de „dalang" achter zijn verlicht scherm han teert om de oude verhalen met dit schimmenspel tot leven te wekken. Kunst, religie en volksge loof ontmoeten elkaar tevens in de veelsoortige, felkleurige mas kers. in gebruiksvoorwerpen en sieraden van edel metaal en in de magische krissen met hun schitterend bewerkte gouden of Ida Bagus Made Nadera, als zovele Balische kunstenaars behorend tot de geestelijke en adellijke elite, is een van de belangrijkste moderne schilders. Op de expo sitie is van hem prachtig werk te zien, uitgevoerd in doffe temperaverf, maar stralend tot in de kleinste details die soms doen denken aan gebatikte deco raties. Zijn typische frescostijl sou de stoot kunnen geven tot de opkomst van een geheel eigen wandschilderkunst. Een mogelijk aanknopingspunt voor de nieuwe koers. Rebecca Valden Rebecca Valden, huisarts, door Menno de Munck. Uitgave G. F. Callenbach N.V., Nljkerk Elke doktersroman heeft zijn eigen aantrekkelijkheid. Zo is het ook met het boek Rebecca Val den. Een jonge vrouwelijke arts neemt veertien dagen de praktijk waar van de Amsterdamse dokter Brox en komt zodoende o.m. in aanraking met een meisje, dat on der zeer moeilijke omstandigheden een baby krijgt. Deze en ook alle andere moeilijkheden, die zich in deze roman voordoen lopen „goed af". Ook voor Rebecca heeft de schrijver een happy end in petto. ivoren greep, hun rijk georna menteerde schede en lemmet. Tot aan het begin van onze eeuw lag de kracht van het Ba lische volk in het isolement, zelfs de Islam, overal elders in de In donesische Archipel superieur, kreeg er geen vat op. Toen moest dc Baliër zich gewennen aan de bestuursvorm van de Nederlan ders. Hij werd geconfronteerd met de moderne techniek, met westerse cultuuruitingen en ons rationalisme. Van wezenlijke beïnvloeding, van klakkeloos nabootsen, kan de leek echter weinig of niets be speuren. Zeker, de Balische kun stenaar ging op zoek naar ver nieuwing, daartoe vaak aange moedigd door Europese vakgeno ten, maar hij vond het nieuwe in zichzelf en in zijn overweldigend rijk cultuurbezit. De schilder schiep meer ruimte In het vlak. doch hij verloochende niet zijn liefde voor detail en verfijning. Hij greep naar wereldse onder werpen, gaf daaraan (zonder voor beeld) met barokke zwier volu me aan, maar hij bleef kind van Bali. Zo vergaat het ook de beeld snijders: bij de vereenvoudiging van de vormen geven zij de ver fijning niet prijs en zij behouden hun liefde voor het materiaal, Ja, de muziek klinkt als nieuw, maar het geoefend oor beluistert daar in alle klankkleuren uit het ver leden. Schaduwkanten Naast veel schoons heeft de vernieuwing ook schaduwkanten. De nieuwe koers richt zich niet meer op vergeestelijkte kunst. Nog vertoont de uitbeelding van het alledaagse leven sterke rela tie met de godsdienst, maar wie voorspelt de uiteindelijke gevolgen van de ingrijpende policiek-maat- schappelijke omwenteling, waar aan het eens zo afgesloten eiland niet ontkomt? En sedert het won der ook buiten Bali is ontdekt, neemt de vraag naar kunstwer ken zulk een omvang aan, dat menige scheppende geest zich (even materialistisch als vele van zijn rotgenoten in het Westen) laat verleiden tot massaproductie en dus tot kitsch. De tentoonstelling schenkt ons echter de overtuiging dat Bali over voldoende geestkracht be schikt om de grote waarden van geestelijk en cultureel bezit te enten op de moderne kunst die ze ker toekomst heeft indien zij nieuwe aanknopingspunten met de Balische samenleving zal vin den. Dat vele Nederlanders op Ball niet alleen de kunst van verleden en heden hebben onderkend maar ook durfden verzamelen (de ja renlang tot vernieuwing activeren de kunst schilder Rudolf Bonnet en collectioneur ir. Th. A. Re- sink zijn als inrichters van de tentoonstelling levende bewijzen) verdient ons respect. Hun loon zij grote belangstelling voor deze van een instructieve catalogus verge zeld gaande expositie, die de blan ke mens een lesje geeft, 't Kan verkeren, zei Brederode al eer der. TON HYDRA Grote liefde voor het vak en ook zijn meesterschap spreekt uit deze foto van I Gusti Lanang Djlanlik. Het padandabeeldje Brahmaanse priestersneed hij uit de hoorn van een karbouw. VEERTIEN VERHALEN van Dylan Thomas Onder de titel „Uitzicht op zee" heeft Max Schuchart in de reeks Anker-boeken van uitge ver Ad. Donker te Rotterdam veertien verhalen vertaald van Dylan Thomas. Tien ervan da teren van de jaren '34'39 en de vier andere van na de twee de wereldoorlog. Het eerste verhaal „Uitzicht op zee", dat de titel meegaf aan de bundel, leert, dat Hugo Claus Dylan Thomas niet zon der vrucht gelezen heeft (en vertaald: „Als een jonge hond", en „Onder het Melkwoud"), ge tuige „Het mes". Trouwens de verhaaltrant van Thomas heeft een grote invloed uitgeoefend op onze moderne prozabeoefenaars. De verhalen van voor de oorlog zijn duistere symbolieke brouw sels, vol erotomanie en zin voor het mysterieuze in natuur en le ven. De verhalen van na de oor log echter zijn voorbeelden van een heerlijke humor. Vol levens lust en zin voor het komiekerige m de samenleving. Vooral zo'n verhaal als „De Nalopers", over twee niet meer jonge jongens, die geen geld hebben en nu niet we ten hun tijd dood te slaan, is kos telijk, alsmede de schets „Een Verhaal", over een tochtje pot verteren in een Jan Plezier. Een uitnemend voorbeeld van een ver haal, dat zomaar begint en zo maar ophoudt en eigenlijk niet eens een eigen titel verdient, maar niettemin het hele feestdagje van „jongens onder mekaar" laat meemaken, aLs had jezelf er tus sen gezeten. Dylan Thomas lezen is de sleu tel tot de moderne verteltrant in handen hebben. Bij hem kom je ze allemaal tegen: Claus, Mulisch, Nooteboom, Schierbeek en ga zo maar door. Terecht kwalificeert Max Schuchart dit genre in zijn toelichting als „woord-alchemie" en zeker terecht acht hij Dylan Thomasd: daarvan een „uitzonder lijk talent, bij zijn leven reeds een legende". Even gek als fas cinerend. Er zal heus wel wat uit voortkomen, al kom je uit menig verhaal apart niet uit. Ev. G. Hullen zonder tranen is een tijdbeeld, want deze Ruud is alles behalve een uitzondering. Jon gens uit a-religieuze en bovendien nog ontwrichte gezinnen. met voor ogen niets dan slechte voor beelden, met dagelijks present wereldnieuws dat om het zacht uit te drukken weinig stichtelijk is, lopen er bij honderden rond, al moet men erkennen dat er ook vele anderen zijn om wie minder gerucht gemaakt wordt. Maar wie tussen de regels door leest, verneemt in dit boek een klacht die blijft naklinken: een achter onverschilligheid verbor gen verlangen naar gewone, men selijke genegenheid. Intelligente jonge mensen wor den m onze tijd vroeg rijp. Men moet zich als oudere verwonde ren over de zekerheid, waarmee deze zelfanalyse geschreven is. Ik vind het knap. Natuurlijk dient te worden afgewacht of de auteur de proef van het „nood lottige tweede boek", zoals Nietz sche het noemde, zal kunnen door staan en of hij ook buiten de au tobiografische sfeer en buiten de eigen problematiek figuren en handelingen kan creëren. Maar dat hier talent aanwezig is, zal dunkt me niemand kunnen betwij. felen. C. RIJNSDORP. Het vorige jaar heeft de Ne derlandse Organisten Vereni ging haar zeventigjarig jubile um gevierd en de vele concer ten, die naar aanleiding van dit feest overal in het land ge geven zijn, hebben wel de aan dacht op de N.O.V. gevestigd. Het bestuur merkt dan ook te recht in het jubileumnummer van „Het Orgel" op, dat het met onze Nederlandse „orgel stand", met kerkzang, orgel spel en cantoraat, de goede kant opgaat. Het Jubileumnummer, dat een dezer dagen verscheen, is het sluitstuk van dit jubileum gewor den en het is een indrukwekkend sluitstuk geworden. Het bevat een bundel uitsteken de en wetenschappelijk wel gefun deerde artikelen, waarin veel nieuws te vinden is. Zo schrijft Harry Mayer over de betekenis van de Musica poëtica van Joa chim Burmeister voor de kennis van het werk van Schtltz. Bur meister schreef in 1606 zijn com positieleer, waarin hij een „figu- renléer" ontwierp. Deze „figu- renleer" gaat van de gedachte uit, dat de terminologie van de rheto- rica overgeplant kan worden naar de muziektheorie en dat in de mu ziek analoge taalvormen te vinden zijn, b.v. een hyperbole staat ge lijk met een overschrijding van de omvang van een kerktoon soort. Mayer toont met muziek voorbeelden aan, hoe Schütz deze leer gekend en toegepast heeft. Stijlontwikkeling Over het Noordnederlandse or gelfront schrijft P. M. Fischer, waarin hij een interessant kunst historisch overzicht van de stijl ontwikkeling geeft. Het orgelfront volgt immers de heersende stijl vormen, gaat van gothiek naar re naissance en naar de barok, naar de classicistische vormen etc. Maar ondanks alle modeverande ringen kan steeds het Noordneder landse orgelfront zijn rijzig en slank karakter handhaven. Dr. J. W. Doeve bespreekt de verschillende klanktypen van het orgel en daarmee in verband de persoonlijke voorkeur en de prak tische keuze. Hij vraagt zich af, of het wel mogelijk is een oud klankkarakter volledig te recon strueren: „een redelijk aanvaard bare benadering is bij zorgvuldig historisch werkeii mogelijk". Een conclusie, waarmee wij het vol ledig eens zijn. Vandalisme Ype Höweler stelt de Ameri kaanse organist Eduard Power Biggs aan de kaak, die het erger lijke vandalisme bedreef het Han- delorgel in Great Packington, waarvan Handel zelf de disposi tie vaststelde en dat nog geheel in oorspronkelijke staat was, te „verbeteren" door het op de he dendaagse hogere stemming te brengen. Daarvoor werden som mige pijpen twintig cm. ingekort! Verder schreef de bibliotheca ris J. F. Rootlieb een kort artikel over „een zeventigjarige" en herdacht George Stam de orga nist Cornelis de Wolf, die 25 jaar geleden overleed, in een bijzonder sympathieke en menselijke ken schets. J. S. van Weerden vertelt uit een curieus oud handschrift van 1813, hoe het toen op het Gro ninger platteland met orgelspel en gezang gesteld was en dr. Gus- tav Fock geeft een tweetal aanvul lingen op de vermaarde Hess' dispositiën uit 1774, die voor de klanksamenstelling van de betref fende orgels zeer interessant zijn. Moeite waard De volle moeite waard is het artikel van Werner Breig over J. iP. Sweelinck en de koraalbe- werkingskunst van zijn leerlingen. Men noemt Sweelinck immers de „Orgelmacher" en zijn invloed op de Noordduitse orgelschool is welbekend. Hier komen enkele belangwekkende details aan het licht, zoals in de koraalbewerkin gen van Scheidemann en Scheidt, beiden leerlingen van Sweelinck. Sweelinck's eigen methode werd door beiden overgenomen en ver der uitgewerkt tot nieuwe types van koraalbewerkingen. Ook Ja cob Praetorius en Melchior Schildt knopen bij Sweelinck aan, zoals Breig bewijst. Foto's van oude en nieuwe or gels, plus de vermelding van hun disposities, vullen dit jubileum nummer aan. Een compliment voor de inhoud alsook voor de uit stekende verzorging is hier wel op zijn plaats. DRA. H. E. KOKEE—VAN DEN BERGE Het gezonde Huwelijk, huwe lijk - gezin - sexualiteit, door dr. A. Hijmans. Uitgave N.V. Kok, Kampen. De ondertitel wijst enigszins aan in welke richting dit boek gaat. De schrijver, zelf sexuo. loog, gaat er van uit dat bij sexuolc^en het huwelijk als men selijke relatie en als menselijke relatie doorlopend te kort komt. In reactie op een voorlichting, waarin een eenzijdige „biologi sche" opvatting het uitgangspunt vormt, verzet de auteur zich met alle kracht „tegen een visie of een wijze van uiteenzetting, die de mens eigenlijk herleidt tot een apparatuur, zij het een nog zo verfijnde, of die uitgaat van een apparatuur, waarin dan een men selijke bovenbouw aan wordt toe gevoegd." Deze opmerkingen uit het Woord vooraf zijn kenschetsend voor de geest van dit boek, dat op bijbels-verantwoorde wijze de vraagstukken, die worden aange sneden, wil benaderen. Zo treft ons, in het eerste hoofdstuk, over het wezen der sexualiteit, de laatste paragraaf onder het kop je: Huwelijk, gezin, sexualiteit zijn niet de hoogste waarden „De begrenzing en de beperking ligt in het hoopvol uitzien naar de verlossing: de Heer komt! En in het licht en in dienst van dit komende Rijk worden alle dingen gerelativeerd, ook sexualiteit, liefdesleven, huwelijk en gezin, vrouw en kinderen; ook bitterheid of smart of eenzaamheid." Uit het einde van het hoofstuk over getrouwd zijn nog een citaat: „Wij hebben zoeven gezegd, dat de huwelijksgemeenschap altijd weer door zondig machtsstreven bedreigd, verstoord en bedorven wordt. Welnu, in de gemeenschap met Christus wordt de machts strijd, iedere machtsstrijd van zijn kracht beroofd. Wij kennen de grote machtsstrijd tussen men sen als volkenstrijd (oorlog) ras- senstrijd, klassenstrijd, strijd tus sen enkelingen, zich uitend in ve le kwesties en kwestietjes, strijd tussen de sejeen en deze laatste zowel in de samenleving als bui ten het huwelijk. Zij zijn alle zeer reëel. Maar in de gemeen schap met Christus wordt iedere machtsstrijd van zijn kracht be roofd, omdat Hij ons in zijn hele leven heeft geleerd en gedemon streerd, dat slechts de meeste is wie het meest dient". Met klem van redenen verzet schrij ver zich tegen een intellectualis tische voorlichting van kinderen. Het accent van dit werk ligt op de reële aanvaarding van de sexualiteit, soms ten koste van andere facetten. Zo neemt in twee hoofdstukken over het huwelijk, 120 blz. tellende, de veelzijdig, heid van het huwelijk als levens gemeenschap maar twee bladzij den. Jammer, hierover was meer te zeggen! Over gezinsvor ming. gezinsgrootte, het gezin in de Bijbel, en over het vraagstuk van de kunstmatige inseminatie wordt veel stof tot nadenken ge geven. De enorme litteratuurlijst achter ieder hoofdstuk maakt het boek ook waardevol voor verdere studie. De grote belezenheid van de schrijver speelt door het hele boek heen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 22