Pasen
1961
ZONDAGS-
BLAD
zgn keet erg benieuwd",
iOpgravingen te worden weldra voortgezet
j
Sieiiiuf Cfiiisfljf (ffmirnnl
I
ALDUS PROF. DR. J. E. A. TH. BOGAERS
ZATERDAG 1 APRIL 1961
In New York flaneren mannen en vrouwen In de grote
modeshow, die Easter Parade heet. Ze wandelen de
beroemde Fifth Avenue op en neer en bekijken elkaar,
bewonderen elkaar,
benijden elkaar,
begrijpen elkaar niet.
Want de individuen van
deze traag bewegende
mensenmassa kennen
de anderen niet. Zij
zijn vreemden voor elkaar.
Ze dragen de
modernste kleren,
de kleurigste,
de mooiste,
de duurste,
maar ze kennen elkaar niet.
In Kam Kpoet in Laos ligt een man loerend in een schutters-
put.
De loop van zijn
machinegeweer Is dreigend gericht
op de heuvel vóór hem. Hij zal
schieten, zodra een vijand de
glooiing komt afdalen. Een vijand,
die hem onbekend is.
In Leopoldville (Kongo) groepen mannen bijeen. Ze praten
en beramen het plan. Vanavond zal de man sterven. Van
avond gaat het gebeuren. Hij is de vreemdeling, die niet
tot de eigen stam behoort. Hij is de man, die het andere,
vijandige kamp steunt.
In hun ogen glinstert de moordlust.
In Jodrell Bank (Engeland) luisteren mannen aandachtig
naar de hoge geluiden uit de ruimte.
Een ruimte, die nog niet al te ver van deze
aarde verwijderd is. Hoogstens enkele honderden
kilometers. Daar zweeft het huidige
toppunt van het menselijk vernuft: een stipje,
volgeladen met instrumenten.
In Hillegom rijden lange rijen auto's in hun eerste versnel
ling langs de kleuren van bollenland.
En de mensen kijken,
bewonderen,
fotograferen
in kleuren,
in zwart-wit. Elkaar en de anderen. De vreem
den, die vaak tot de eigen familie behoren.
Tuiiiiiliisgraf van rijke lieer verwacht
En dt mensen kifken, bewonderen, fotograferen, wandelen
verder.
Vreemde mensen, die elkaar niet kennen, die
Zichzelf niet kennen.
Vreemde mensen, die slechts gekend worden
door die ene Centrale Figuur.
In het Raadhuis van Borgo San Sepolcro (Italië) drommen
toeristen rondom het fresco, dat
Piero della Francesca
in de jaren veertienhonderd voor zijn
geboortestad maakte.
De Opstanding van Christus,
een primitieve voorstelling
met Christus
als de Centrale Figuur
en de
Romeinse soldaten (schilderachtig)
slapend.
OMDAT hij tijdens een bedevaart toevallig eens kennis had gemaakt met soortgelijk aardewerk,
nam in april 1950 een zekere Jan Ruijs uit het Brabantse dorpje Esch circa 15 km. be
zuiden Den Bosch met meer dan gewone belangstelling enkele potjes en kruiken mee naar huis,
die hij bij het verbeteren van zijn land op de Kollenberg had ontdekt.
„Zouden deze dingen ook een paar duizend jaar oud zijn?", vroeg hij aan pastoor Beex, van
wie hij wist, dat deze een bijzondere liefde voor de archeologie bezat. En de pastoor liet er geen
gras over groeien, maar nam onmiddellijk contact op met de Rijksdienst voor Oudheidkundig
Bodemonderzoek (R.O.B.) te Amersfoort, die zich zonder dralen naar Esch spoedde en vaststelde
dat de vondsten, zeven in getal, inderdaad prehistorisch aardewerk waren, plm. 2500 jaar oud.
Ofschoon de heren archeologen hoopten, op de bewuste plaats een graf nog meer naar
boven te kunnen halen, bleek hun hoop ijdel en trokken zij zich weer in Amersfoort terug.
juist in de graven, die de laatste
lien jaar in Nederland zijn ont
dekt. Hetgeen niet alleen grote
verbazing wekte bij de Nederland
se. doch evengoed bij tal van
buitenlandse oudheidkundigen.
Op 19- september 1959 werd
niet op de Kollenberg, zoals de
eerste drie een vierde graf ont
dekt. En wel ten noorden van de
Eschstroom of de Aa, op een ki
lometer afstand van de reeds ge
vonden graven. Dit was weer
groter dan het derde, want de af
metingen waren 2,32 meter, bij
1,46 meter, bij 61 centimeter.
Het had geen heuvel meer en het
deksel was rot, doch de zoden la
gen er nog op. 't Betrof hier een
tumulusgraf met bekisting, dat
bovendien was afgeheind door een
regelmatige achthoek van palen,
lie in greppeltjes waren geslagen
ter breedte van 30 centimeter,
dit was iets zeer uitzonderlijks.
De zijden van die achthoek had
den een lengte van 9 meter elk.
(In dit verband zij opgemerkt,
dat er ook wel tumulusgraven
zijn ontdekt, waarvan de omhei
ning een vierkant vormde).
Het vinden van dit vierde graf
was op zich zelf al hoogst inte
ressant. In de eerste plaats om
dat men in de veronderstelling
leefde, dat we met de drie gra
ven op de Kollenberg aan het
einde waren van ons Latijn. Want
het ene jaar na het andere ver-
streek, zonder dat meer over
tumulusgraven werd gerept. Tot
dat bijna IVz jaar na de ontdek
king van het derde graf de reeds
genoemde pastoor Beex bericht
kreeg, dat bij een zekere fami
lie Van der Meijden op het land
potjes gevonden waren. Tijdens
Twee jaar later
échter, op 2 april
1952, werd -op een
ander stuk land
in Esch door Ruijs
een tweede graf
ontdekt, een zeer
omvangrijk graf,
dat later het be
gin bleek te zijn
van de ontdek
king van nóg vijf
van zulke graven,
uniek voor Neder
land en tevens van
grote wetenschap
pelijke betekenis.
Aldus concludeer
den wederom ar
cheologen uit
Amersfoort, die
onder leiding van
een conservator
van de R.O.B.de
34-jarige Nijmeegse
hoogleraar prof. dr.
J. E. A. Th. Bo
gaers, een nauwge
zet onderzoek aan
vingen. Dit om
vangrijke graf
was een zgn. tu
mulusgraf, date
rend uit de twee
de, misschien uit
het begin der der
de eeuw na Chris
tus, welk type
graf al lang be
kend was door op
gravingen in Hon
garije, de Duitse
Rijnstreek, Zuid-
Engeland en vooral ook in België
(in dit land werden er vele tien
tallen gevonden), maar voor Ne
derland volkomen nieuw. Het
bleek te liggen midden in een pre
historisch urnenveld, waar reeds
vele eeuwen voor Christus bepaal
de stammen de as van hun doden
aan de aarde hadden toevertrouwd.
En het was géén graf van een
Romein, daar de Romeinse graven
steeds van zeer bescheiden om
vang waren: een kuiltje met de
crematie zonder meer erin ge
deponeerd, of een kuiltje met de
as in een stenen kist, al of niet
met een reliëf, respectievelijk een
inscriptie erop. Bovendien ernaast
twee of drie kleine bij graven.
Dit in Esch gevonden graf was
veel meer een grafkamer. Want
men ontdekte de resten van een
houten afbakening of bekisting,
die 3,6 meter lang, 1,4 meter breed
en 0,5 meter diep was geweest en
was afgedekt met een groot hou
ten deksel, dat op zijn beurt weer
was afgedekt met zoden en wel zo
danig, dat ze een kleine heuvel
of tumulus vormden.
Binnen deze afbakening was
weer een houten kist geplaatst
en in deze kist stond nog een klei
nere of be'ter het restant ervan
die de as van verbrande been
deren bevatte, dus de eigenlijke
crematie.
Nog veel meer
Edoch, dit tumulusgraf bevatte
nog veel meer. Tot grote verba
zing van de archeologen deed
men nl., ondanks de gebrekkige
wijze waarop het graafwerk ver
richt werd, maar liefst een goede
twintig vondsten.
Daar kwamen bijvoorbeeld twee
heel kleine voorwerpen van blad
goud voor de dag. Op het ene
waren twee dolfijnen afgebeeld
en een drietand en op het andere
een mensenhoofd, misschien een
keizer voorstellend.
Voorts vond men een fraaie
bronzen kop, op een voetstukje ge
goten. Boven in deze kop was een
opening met een dekseltje plus
handvat. Verondersteld wordt, dat
een en ander dienst deed als een
vaatje om wierookkorrels in te be
waren.
Andere vondsten waren flessen,
schaaltjes van glas, twee zgn.
„Strigiles" lepelvormige voor
werpen om zich in het bad de rug
te krabben een ijzeren paar-
ienbit, zwarte en witte speelsteen-
:jes van glaspasta en mantelspel
den of „fibula".
De grote betekenis van zulke
vondsten is vaak. zo vertelde prof.
Bogaers ons. dat ze het huidige
geslacht weer wat wijzer maken
omtrent de zeden en gewoonten
van onze voorouders.
In de Romeinse tijd, dus in de
tijd dat dit tumulusgraf werd ge
bouwd, was het gebruikelijk, dat
aan het nemen van een bad een
stevig partijtje worstelen vooraf
ging. Zulks om het lichaam wat
soepeler te maken. Doch om zo
veel mogelijk aan de greep van
de tegenstander te ontkomen,
smeerde men zich in met kleve
rige olie. Dit had echter tot ge
volg, dat de worstelaars na af
loop vol zand en ander vuil za
ten, dat zich als een dikke laag
op de huid had vastgezet. Zou
men zich nu zonder meer in het
badhuis zijn gaan reinigen, dan
was het lang niet denkbeeldig, dat
de waterafvoer verstopt was ge
raakt. Vandaar dat men zich van
zulke krabbers bediende om met
name de moeilijk bereikbare
plaatsen op de rug te bewerken.
Al deze vondsten bleken te zijn
gedeponeerd in de grootste van
de twee kisten, die een plaats in
het graf hadden gekregen. En
verscheidene voorwerpen wezen er
duidelijk op, dat de doden tot zeer
welgestelde families hadden be
noord.
Eveneens in april 1952, op de
25ste van die maand, werd in de
zelfde omgeving door dezelfde
Brabantse boer, een derde graf
De Nijmeegse hoogleraar prof.
dr. J. E. A. Th. Bogaers, één
bonk geestdrift: ,,'t Is haast te
mooi om u-aar te zijn!"
Ook deze. fraaie karaf werd in
de bodem van Esch aangetroffen.
Een zeer bijzondere vondst, ge
daan in „het graf van de rijke
dame": barnstenen sculptuur van
Bacchus in jeugdvorm.
de bouw van haar nieuwe woning.
De pastoor lichtte Amersfoort
weer in, er kwam meteen een
deskundige van de niet weinig
verraste R.O.B. kijken en deze
constateerde, dat het hier potjes
van 600 jaar vóór Chr. betrof.
Dat was natuurlijk wel van be
lang, maar het viel toch eigen
lijk tegen, dat het hierbij scheen
te zullen blijven.
Wie schetst echter zijn verba
zing en mede hierdoor was
het vinden van graf no. 4 zo in
teressant toen de Amersfoort-
se expert bij een nadere inspec
tie van het terrein in de wand
van een der funderingssleuven
voor de schuur resten van zoden
zag zitten, zoden, die hij van vo
rige opgravingen kende en die in
dit geval blijkbaar naar omlaag
waren gestort. Men ging toen on
middellijk aan het graven en al
dus kwam dat graf bloot met die
hoogst merkwaardige achthoek
er omheen.
opleverde, mede dank zij het feit,
dat het onderzoek onder bedui
dend betere omstandigheden ge
schieden kon. Dit graf was 2 bij
1 meter en slechts 35 centimeter
diep, doch het had geen bekis
ting. Wel bevatte het weer twee
kisten, gelijk het tweede graf. En
tot de vondsten behoorde o.a. een
voortreffelijk uitgevoerd stervor
mig glazen schaaltje met witte en
blauwe strepen.
Ofschoon het te ver zou vceren
alle voorwerpen hier te memore
ren; dient wel vermeld, dat nog
nergens zóveel vondsten in een
tumulusgraf werden gedaan als
De vondsten in dit graf deden
de heren van Amersfoort al weer
van de ene verbazing in de ande
re tuimelen. Het waren er op z'n
minst 37, waarvan 24 van glas.
En onder die glazen voorwerpen
waren er van ontkleurd glas
(twee soorten nog wel), van
bruin glas en van lichtgroen glas.
Als extra mooie vondsten toonde
prof. Bogaers ons een uitstekend
bewaard gebleven glazen karaf en
een ijzeren lamp. die beide naast
elkaar op het deksel werden aan
getroffen. Voorts vond men in de
kist, die het crematiekistje bevat-
Werkfoto van technici van de
Rijksdienst voor Oudheidkundig
Bodemonderzoek, die zich hii
actief weren met vloeibare plast
en gips, om verpulverde vondslt
toch nog in de juiste vorm uit e<
graf te halen.
te, o.m. nog mooie glazen schaal
tjes en balsemflesjes.
Nog geen half jaar later, op
25 januari 1960, nog grotere op
schudding in Amersfoort, daar nu
een vijfde graf werd ontdekt, dat
men al gauw als „het geluksgraf"
of ,het graf van de rijke dame"
ging betitelen. Het had afmetin
gen van 1,95 meter, bij 1,95 me
ter, bij 48 centimeter en had
weer een bekisting, terwijl het
ook weer een kist met daarin een
crematiekistje bleek te bevatten.
Maar in die eerste kist zat ver
der veel kostbaars, te weten een
prachtige sculptuur van 10. bij
8,3, bij 3 centimeter, met de
voorstelling van een jeugdige
Bacchus. Deze houdt in zijn rech
terhand een stok met een pijn
appel (zgn. Thyrsusstaf) en in de
linxerhand een drinkbeker. Naast
nem staat, tegen een achtergrond
van wijnranken en druiventrossen,
een Satyr opgesteld, ook nog jong,
met in de linkerhand een „pe
dum" of kromstaf. En deze bui
tengewone vondst bleek geheel
uit barnsteen te zijn vervaardigd!
Bij dat ene barnstenen voor
werp bleef het echter niet. Want
ook twee niet goed thuis te bren
gen vondsten, die doen denken
aan gestileerde vogeltjes, werden
eveneens uit barnsteen gemaakt.
Verder kralen van barnsteen (en
ook wel andere kralen), ovaalvor
mige broches van brons, bedekt
met bladgoud, met in het midden
een kegelvormige blauw- en
groengekleurde „steen" van glas.
Een munt
V
Toen een deel van graf no. 5
naar Amersfoort was overge
bracht, vond men bij het "labora
toriumonderzoek nog een munt
uit het midden van de tweede
eeuw, met een afbeelding van
keizer Antonius Pius erop. Dat
was helemaal geweldig! En zo
deed men tot dusver in het to
taal al plm. dertig vondsten in
.iit graf, waaronder nog verschei
dene van barnsteen. Merkwaardig
is het, eraan herinnerd te wor
den, cat dit barnsteen oorspronke
lijk uit de Oostzee kwam, toen
langs de grote handelsweg, de
zgn. Barnsteenweg, via Zuid-
Duitsland paar Noord-Italië werd
vervoerd, om hier in de plaats
Aquilcia, een centrum van barn
steenbewerking, onder handen te
worden genomen en ten slotte na
bijna 20 eeuwen als kunstvoorwerp
in .het graf van de rijke dame"
te Esch in de Meierij van Den
Bosch te worden teruggevonden!
Dit graf bood nóg meer verras
singen, o.a. een omheining van
16 bij 16 meter, dus een vierkan
te, ook weer van palen en wel
van heel dikke palen, getuige de
paalkuilen welke men opspoorde.
Eén dag slechts na de ontdek
king van „het graf van de rijke
dame", dus op 26 januari 1960,
vond men graf no. 6 met zeker
33 voorwerpen erin, alle weer bij
gaven voor de gestorvene. Als
speciale vondsten noemde prof.
Bogaers diverse voorwerpen van
iets glanzend, rood aardewerk
uit de Romeinse tijd het beroem
de terrasigillata-aardewerk. Door
dat op de borden stempels van pot
tenbakkers werden geconstateerd
kon men uitzoeken wanneer en
waar ze hun werk verrichtten; en
aldus achter dingen komen, die
soms nog onbekend waren.
Nadat men dit zesde graf had
gevonden dacht men in Amers
foort, dat de archeologische pud
ding nu dan toch eindelijk wel op
was. ,,'t Is eigenlijk te mooi ge
weest", zeiden de prof. en zijn
vakgenoten. „Die graven op de
Kollenberg en dan nog eens die
bij de Eschstroom, welke laat
ste drie slechts een twintig me
ter van elkaar lagen! Met zo'n
resultaat kon men uiterst tevre
den zijn. Maar zie, op 22 novem
ber jl. stuitte men op graf nr. 7.
Dit vloeide voort uit het feit,
dat „het graf van de rijke dame"
aan één zijde een dubbele afhel
ning vertoonde. Men vond dit
vreemd, doch het raadsel werd
opgelost, toen die tweede rij pa
len (paalkuilen) tot een direct
aangrenzend graf bleek te beho
ren.
De rijke heer
De omheining van het zevende
graf vormt een vierkant van 15
bij 15 meter, in het midden waar
van men nu haar echtgenoot ver-
De heer L'pey, chef van het
laboratorium, die op een denk
beeld kivam, dat nu 't „plastic
procédé" wordt genoemd en ook
uit het buitenland heel veel be
langstelling trok en er daarna
toepassing vond. Uiteraard vereist
die toepassing zekere routine.
moedt, m.a.w. de resten van „de
rijke heer Mocht deze hypothe
se juist blijken, dan is hei waar
schijnlijk, dat in dit graf tal van
mannelijke bijgaven liggen,
bijv. wapens. De verwachtingen
t.a.v. graf no. 7 zijn zodoende
nog veel hoger gespannen dan
zulks met betrekking tot de an
dere graven het geval was. En
om difmaal niets aan het toeval
over te laten en de risico's, aan
het opgraven verbonden, zo veel
mogelijk uit te schakelen, nam
men zich voor, dit zevende graf
in z'ngeheel naar Amersfoort
over te brengen, daar men hier
volkomen rustig onderzoeken kan.
Bij de onderzoekingen, tot dusver
op de vindplaatsen verricht,
moest men zich soms veel te veel
haasten en ondervond men te
vens nogal eens hinder van het
publiek, dat dikwijls in groten ge
tale tot de onderzoekers en gra
vers doordrong. Met alle gevaren
van dien voor de vondsten.
Hoe kon men echter het beste
een graf van 3,6 meter, bij 2,8
meter, bij 0.8 meter compleet uit
de grond halen en op transport
stellen?
Men heeft enkele maanden te-
Dank zij die eigen plastic-methode
kon men bijvoorbeeld deze bokaal
(of kantharos), die deels verpul
verd, deels in stherven werd aan
getroffen, aldus nog restaureren.
Had men die methode niet zelf
verzonnen, dan was deze vondst
absoluut verloren gegaan.
rug al kunnen lezen, dat men dit
probleem in theorie reeds heeft
opgelost. Dit vermoedelijk zeer
inhoudrijke graf wil men nl.
na het eerst goed te hebben be-
kist door de genie met een
hiervoor speciaal vervaardigde
„mammoettaartenschep" uit de
grond laten steken, daarna lang
zaam, de 12 duizend kilo aarde, op
hijsen en ze dan gaan vervoeren
naar Amersfoort, naar de voor
malige garage van Van Gend
Loos, thans eigendom van C
A. te Amsterdam. Deze firma
is tot volle medewerking bereid.
Ook aan medewerking van Defen
sie zal het wel niet mankeren.
Doch de weersomstandigheden
heeft men uiteraard niet in de
hand. Reeds de vorige maand
dacht men het karwei uit te voe
ren. De bodem was echter nog
zó nat en de waterstand nog der
mate hoog, dat men te veel ri
sico vreesde. Thans loopt maart
evenwel reeds „ten einde", veel
regen is er de laatste weken niet
gevallen, zodat weer en wind
dienende deze spectaculaire bo
dem-operatie nu Weldra kan wor
den verwacht. Waarna de labora
toriumwerkzaamheden in de
Amersfoortse garage een aanvang
zullen nemen.
Met plastic
Het zal weinigen bekend zijn,
dat onder de heren van het R.O.
B.-laboratorium zeer bijzondere
mensen zitten. Eén van heb is do
chef, de heer J. Ypey, die erin
slaagde totaal verpulverde vond
sten, waarmee op geen enkele
manier meer wat te beginnen
was, toch nog te redden. Hij
kwam op het denkbeeld een stuk
je grond, waarin zo'n volkomen
vergaan voorwerp werd ontdekt,
met een vloeibare plastic vol te
gieten. Op die manier kitte al
le poeder weer aan elkaar want
de plastic verhardde en zo kon
men een glazen schaal, een kra
len halssnoer e.d. toch nog net
jes naar het gebouw van de R.O.
B. overbrengen alwaar men de
plastic met een ander middel
even ontdooit, zodat het zand en
het glas zich scheiden. Speciaal
met glazen voorwerpen boekte
men zulke mooie successen,
dat zelfs het buitenland zich voor
dit systeem ging interesseren,
want nu kan men zich meester
maken van heel oude glasvormen,
die nergens ter wereld meer te
aanschouwen waren, behoudens
in „poedersuiker" in de grond.
Ook in menig ander opzicht is
het R.O.B.-laboratorium een zaak
van gewicht. Er worden daar
tijd gereconstrueerd zulks ook
weer naar aanleiding van ontdek
kingen in onze bodem men on
derzoekt oeroude voorwerpen uit
de musea, welke voorwerpen soms
onder dikke lagen vuil of oxyda-
tie heel wat mooiers verbergen,
kortom het is een prachtinstelling,
die reeds na een korte wande
ling door zalen en kamers tot
de hanebalken toe! geweldig
vermag te boeien. Vooral als er
het nodige bij wordt verteld. En
dat is prof. Bogaers terdege
toevertrouwd mede door het
jeugdige enthousiasme, dat zijn
explicaties zo bruisend vergezelt!