WALTON VON HEMERT ZONDAGS BLAD Dddrom is Schoonhoven is daar trappenklimmer nr. 1 SUCCES ALS VIJAND GORINCHEM IN FOTO'S ilieuiur Cciilscljc tfournnt ZATERDAG 18 MAART 1961 Vijftig jaar geleden: eerste zweefvlieger in zelfgebouwd toestel T7IJFTIG JAAR geleden schreef een man uit Hotel des Pays-Bas te Utrecht een brief aan zijn vrouw in Parijs. Hierin deelde hjj zijn echtgenote mede, dat hun zeventien jarige zoon Walton had gezweefd met een zelfgebouwd toestel. Het zal niet tot de briefschrijver zijn doorgedrongen dat hij een historisch document schreef. Het was namelijk bij het beste weten van de jonge zweefvlieger zelf de eerste keer in de moderne geschiedenis van de luchtvaart dat een mens zich met een vliegtuig zonder motor van de aarde verhief. Deze jonge luchtvaartpionier was Walton W. E. von Hemert, die als ingenieur zou afstuderen en later directeur van de rijks dienst voor het wegverkeer werd. Hij woont nu in een ro mantische villa te Wassenaar. Een rijzige gestalte, die een sportief leven verraadt, een vlot en geestig causeur, een char mant gastheer dat is gewor den uit de ondernemende jonge man die een historische maar bijna vergeten daad verrichtte in het luchtruim boven de Leus- derheide bij Amersfoort. Moeders verbod Moeder verbood mij te vlie gen", vertelt ir. von Hemert nu, „maar het merkwaardige is dat zij allerlei herinneringen aan wat ik heb gedaan, toch zorg vuldig heeft bewaard. Het is een heel dossier geworden Ir. von Hemert diept uit een map vol paperassen de brief op, die zijn vader aan zijn moeder schreef. De brief is in het Engels geschreven. „Mijn vader was Nederlan- der; dat „von" heeft niets met Duitsland te maken maar met Denemarken en moeder was Amerikaanse. Vader was ban kier in Parijs. Wij spraken thuis Engels. Nederlands heb ik op school moeten leren". In de brief staat: „Het was een grote gebeur tenis, de vliegdag! Wij hadden geluncht in een hotel in Amersfoort, tegenover het sta tion en daarna gingen wij naar het militaire schietter- rein, dat ongeveer een half uur ftm Amersfoort af ligt. Walton had een bewijs van toegang van de militaire auto riteiten gekregen en had er de gehele ochtend over gedaan zijn „luchtschip" in gereed heid te brengen (hij kwam in zijn overall aan de lunch!) Hij had een auto gehuurd. De militaire wachtposten (van de exercitieterreinen) hielden een menigte van 100 tot 150 personen op een afstand. Toen een touw aan de vliegmachine was vastgemaakt, verbond de heer Scholtens (een vliegtuig bouwer of zoals de heer Wes- seling zei de „expert") het met de motor en ging Walton op zijn plaats zitten. Daar gin gen zij dan (heel voorzichtig) en op een gegeven ogenblik waren zij ongeveer een voet van de grond. De gehele me nigte ging er achteraan. Men was erg opgewonden. Maar (bij het landen) ga ven de oneffenheden in de grond de machine te harde schokken en de wielen braken af. De heer Scholtens, die de machine met zorg had gade geslagen, liet onmiddellijk het touw schieten en het lucht schip stond stil. Het zag er droevig uit, alleen de wielen draaiden. Zij gaan het toestel verbete ren en verstevigen en wij zul len woensdag een tweede voor stelling beleven. Walton is in de zevende he mel en denkt dat het een groot succes is. De machine is opmerkelijk goed gemaakt. Nog verwonderlijker is dat be halve Walton een half dozijn vati zijn vrienden, de heer Scholtens, de autobezitter (hij heeft een agentschap in auto's en is reparateur) even sterk zijn geïnteresseerd als hij en allen willen hem graag helpen. Alle soldaten waren erg hulpvaardig en de sergeant zelf borg de vleugels van de vliegmachine op een veilige plaats weg. Niemand van het publiek maakte een onaangename of sarcastische opmerking. In te gendeel, men had veel bewon dering..." Vakpers Had de trotse vader van de ondernemende maar misschien wel wat roekeloze zoon overdre ven? Allerminst! Ook de vak pers van die dagen wijdde een artikel aan de verrichtingen van de jonge aviateur. Het deftige blad De Luchtvaart, officieel or gaan van de Nederlandsche Ver- eeniging voor Luchtvaart en de Nederlandsch-Indische Ver- eeniging voor Luchtvaart, waar van prins Hendrik bescherm heer was, schreef in het maart nummer van 1911 o.a.: „Dat de belangstelling voor de vliegkunst in ons land meer en meer toeneemt, is in de laatste maanden op duide lijke wijze gebleken. Een ver blijdend teeken mag het hee- ten, dat ook het opkomend ge slacht zich niet alleen met woorden, maar ook daadwerke lijk voor de aviatiek interes seert. Ja, dikwijls hoort men onze tegenwoordige jongelui over het vliegen spreken alsof het de meest gewone zaak ter wereld was. Waar de vliegerij voor de ouderen nog steeds iets vreemds is, iets, waaraan men zich eerst langzamerhand moet gaan gewennen, lijkt het wel, of de jongelui van thans er eenvoudig den over- treffenden trap in zien van het fietsen. De ermede gepaard gaande gevaren nemen zij, als iets vanzelf sprekends, in den koop mede. Gelet op het aan passingsvermogen van den mensch aan nieuwe toestanden is het dan ook niet aan twij fel onderhevig, of het opko mende geslacht en latere ge neraties zullen meer en meer geschikt worden voor het zich bewegen in het luchtruim". Even een opmerking: de schrijver van het artikel had een vooruitziende blik. Maar zou hij hebben, vermoed dat een halve eeuw later kinderen, al „ruimte-speelgoed" zouden heb ben? Zij zijn vertrouwd gewor den met het zich bewegen in het luchtruim! Het blad gaat verder; Walton von Hemert te Amersfoort is erin geslaagd een zeer interessant zweeftoe stel te vervaardigen. De jeug dige samensteller heeft nu en dan zijne vacanties in Frank rijk, te Issy-les-Moulincaux, kunnen doorbrengen, en daar heeft hij goed rondgekeken. Hel toestel De Luchtvaart geeft vervol gens een uitgebreide beschrij ving van het toestel met maten en al. Ir. von Hemert vertelt er nu zelf van: Ik was in Amersfoort op dc H.B.S. Af en toe kwam vader uit Parijs over. Als ik dan afscheid van hem nam op het station, drukte hij mij altijd wat geld in de hand. Hij begreep wel dat ik dat voor mijn vliegtuig besteedde. Achter de Grote Kerk te Amersfoort was een timmer manswerkplaats waar ik zelf het vliegtuig maakte van latjes en stukken linnen. Het geraam te maakte ik van vurenhout. Dat was goedkoop maar zat vol kwasten. Daarop braken na de vlucht ook de latten af. Ik heb twee toestellen daar ge bouwd. Met het eerste heb ik een enkele keer gevlogen. Het tweede is maar eenmaal in de lucht geweest om direct na de landing volkomen in puin te gaan. En het blad De Luchtvaart gaat verder: Onze jonge vriend heeft, voorzoover hem zulks mogelijk was, zijn toestel berekend om met ene snelheid van 60 km per uur te vliegen, bij gebruik van een 3040 pk motor en om daarbij een gewicht van 225 kg te kunnen opheffen. Voorlopig heeft hij zich ver genoegd met het toestel als zweeftuig te gebruiken het is hem gelukt gedurende bijna eene minuut op 1% me ter hoogte te zweven. Dienaan gaande schreef hij ons: „De natuur scheen dit kras te vin den en als belooning kreeg ik een hevige windvlaag die mijn linkervleugel brak en 't toestel kwam weer naar bene den! Natuurlijk moest ik mijn vleugels vaarwel zeggen, maar mijn schuitje en chassis zijn nog heel goed". Het artikel in De Luchtvaart eindigt aldus: „Wij wenschen den jeugdi gen heer von Hemert bij zijne pogingen veel succes toe. Hij behoort tot die jongelui, die, geduld aan volharding parend, zich niet gemakkelijk door bezwaren laten afschrikken, wanneer zij het doel, dat zij zich voor oogen hebben ge steld, willen bereiken. Mogen er meerderen komen, die zijn voorbeeld willen volgen. Op het opkomend geslacht is in dit opzicht onze hoop gevestigd. Toone het zich waardig, de na zaten te zijn van onze groote voorvaderen, door, zich vrij makend van het materialisme van onzen tijd, steeds voor oogen te houden de aloude ver maning: ..En rekent d'uitslag niet, maar telt het doel al leen". Klinkt dit laatste deel van het artikel dat een halve eeuw ge leden werd geschreven, niet als een profetie? Een voorspelling die van het begin tot het einde is uitgekomen? Zijn de jonge mannen in het begin van onze 20ste eeuw niet zo maar op goed geluk gaan pionieren op het gebLed van de luchtvaart? En is uit al die gelukte en mis lukte pogingen ten slotte niet geboren een burger- en een mi litaire luchtvaart die roemruch te daden op hun namen brach ten? Achteruit vliegen Ir von Hemert is doorgegaan met de vliegerij, tezamen met andere luchtvaartpioniers. Hij vertelt van vliegtochtjes vanaf Deelen, waar ze de heiplaggen hadden omgekeerd om een soort vliegveld te krijgen. Eens dwaal den we lelijk af. Eigenlijk gin gen wij precies de andere kant uit dan wij wilden. Dat kwam omdat ons toestel met een snel heid van 75 km vloog maar de wind ons met 80 km snelheid terugblies. Wij vlogen dus ach teruit Later gingen zij zweven van af een terrein bij Noordwijker- hout. In 1931 ging ir. von He mert zweegvliegen bij de berg de Wasserkuppe in de omgeving van Franikfurt aan de Main. Prof. Georgi had een zweef vliegtuig ontwikkeld dat wel hemelsbreed verschilde van de toestellen die in Nederland en andere landen werden gebruikt. De slimmerd! Wat was het ge val? In het vredesverdrag stond dat de Duitsers geen vliegtuigen (met motoren) mochten heb ben. Over zweefvliegtuigen had men nagelaten iets te vermel den. Welnu, prof. Georgi con strueerde een zweeftoestel dat enorm wendbaar en uitermate gevoelig was. Als je even aan de stuurknuppel kwam, reageer de het toestel bliksemsnel. Het vloog „als een scheermes" zo drukte ir. von Hemert het uit. In het zweefvllegerskamp trof hij niet alleen enkele zweefen- thousiastcn maar ook 90 offi cieren van de rijkswacht. Dit vond hij verdacht en meldde dat als goed officier aan zijn commandant. Het werd voor kennisgeving aangenomen. La ter zou men leren dat deze zweeftoestellen vllegcigen- schappen hadden van de Mes- serschmldt-jager, die successen boekte in het begin van de Tweede wereldoorlog. De zweefvliegers van 1930 wa ren de oorlogsvliegcrs van de Luftwaffe van 1940.... Nog een herinnering aan de tijden dat ir. von Hemert enthou siast deelnam aan de lucht vaart: Waalha ven. Vandaar vloog hij met Van der Graft en jhr. Sant berg met de ..Pandertjes". De begintijd van de vliegerij lag toen al ver scheidene jaren achter de rug. Er kwam sys teem in de vlie gerij. Men ging reglementeren. „De wilde tijd was voorbij en toen was voor mij de lol er voor een groot deel af. En bo vendien: ons eerste kind geboren Mèt onze fotograaf was hij al vast vooruit gegaan. Of juister: omhóóg. Want de 76-jarige klokkensteller, alias klokken- regulateur Gerrit Johan Sparnay Weiland, Schoon- hovenier van het zuiverste water, pleegt in zijn onafscheide lijke geboorteplaats nu eenmaal dagelijks net zo ver op- en af waarts te lopen als voor- en achteruit. En toen zei even later burge meester J. Aben goede veer tiger en een fijne vent zo langs zijn neus weg tegen ons: „Deze deur door en die trap op." 't Was een nogal rechtopstaand, hou ten geval, zoals alles in de toren van Schoonhovens stad huis uit hout bestaat. Maar er zat gelukkig een leuning aan die. als je er stevig in kneep, verhinderde dat je achterover sloeg. Na een goede twin tig treden waren we op een zolder, waar weer zo'n lastig ob ject was opgesteld. Nog eens twintig a dertig treden. En om er de moed in te houden daarna een derde trap, de moeilijkste van alle drie, omdat ze bij na stond zoals een schietlood hangt. Knijpend en hijsend wisten we echter ook deze hindernis te nemen en zo had den we er zes-en- zeventig treden op zitten, alvorens we ons bij de oude Sparnay konden voegen. Deze begon nu, met de hand al draaiend aan een grote ijzeren slinger van een nog veel groter raderwerk, zijn verhaal. Een voor deze tijd haast onmogelijk, doch een waar verhaal. „In Schoonhoven", aldus stak hij daar tussen de hane- balken van wal, „gaan de toren uurwerken nog altijd niet elek- trisfch. Zowel dat van het stadhuis hier als dat van de Bartholomeus- kerk (of Grote Kerk) worden gaande gehouden door gewichten aan staaldraden. Die staaldraden kunnen natuurlijk maar een be paalde lengte hebben, net als de kettinkjes van een koekoeksklok. Wanneer er ruim 24 uur verstre ken zijn moeten de gewichten weer worden opgedraaid. Daar ben ik dan op het ogenblik mee bezig. In de stadhuistoren bevinden zich vier gewichten: drie voor het uur werk en nog een heel zwaar ge wicht van 250 kilo voor de trom mel van het carillon. De kerktoren heeft slechts twee gewichten." Na deze explicatie waarvoor hij het draaien af en toe onder brak daar het gekras der rade ren hem trachtte te overstem men ging Sparnay verder: „En bovendien zet ik beide to renuurwerken elke dag precies gelijk. Ze lopen namelijk circa een minuut per etmaal achter." „Ja", vulde de burgemeester aan, „dat gelijk zetten ging vroe ger nog primitiever dan het thans gebeurt. Zo'n kleine veer tig jaar geleden, toen nog nie mand radio had, ging de klok kensteller elke ochtend eerst naar het postkantoor om z'n hor loge gelijk te zetten, of althans zijn tijd met de tijd van de P.T.T. te vergelijken. En toen als een der eersten de politie een radiotoestel kreeg was de klokkensteller dèar steeds 's mor- 5ens tegen acht uur present, op at hij aan de hand van het tijd sein z'n horloge kon controleren. Maar dat alles heeft Gerrit Spar nay nooit gedaan. Wèl zijn broer Hendrik, die er op 75-ja- rige leeftijd echter mee ophou den moest. Dat was in 1935. Ger rit doet dit werk dus nu al weer ruim 26 jaar". Twee eeuwen En dan tegen Gerrit: „Nog twee jaar houd jc het vol hè, Sparnay! Je wil immers de twee eeuwen vol maken, gedu rende welke altijd weer een Sparnay voor de beide toren uurwerken heeft gezorgd. Dat zal me een jubileum worden. Nog heel wat anders dan dat wat je een tijdje geleden hebt gevierd. Toen kreeg je dc me daille in brons". ,,'k Hou het, als het kan, net zo lang vol als we nog op elek- trificering moeten wachten", gaf Gerrit tot bescheid. Daarna kuchte hij eens zachtjes, streek enige malen over zijn peper-en- zout-jasje. als wilde hij wat stof verwijderen, en zei voorts: „Tot voor kort sméérde ik zo'n uur werk ook nog zelf. Maar omdat ie niet overal even gemakkelijk bij kunt komen laat ik dat kar weitje tegenwoordig aan derden over." „Je moet hem overigens nog zien tippelen", aldus burgemees ter Aten. „Om 8 uur 's ochtends luistert hij thuis eerst naar het radiotijdsein en tegen 11 uur kan je hem op de hoek van de Bar- tholomeuskerk vinden om de elf slagen af te wachten en te kij ken hoe ver de grote wijzer ach terop is geraakt. Daarna begint hij aan zijn eerste klimpartij: 98 stenen treden! Om half 12 is hij weer beneden en richt hij z'n schreden naar het raadhuis". „Ook 's zondags natuurlijk?" vroegen we Sparnay. „Reken maar!" „Maar als je nu ziek bent, wie neemt de zaken dan voor je „Ik ben nog nooit ziek ge wéést. Ik ben een oude kachel smid, net als m'n broer Henk was en net als m'n vader des tijds." „Nee. daar doe ik niet meer aan. Dat werd me op. den duur toch te gortig. Een poosje gele den ben ik ermee opgehouden, al knap ik nog wel eens voor die en gene eefi klusje op." Dat ene gewicht Dan komt het gesprek op de bezettingstijd, in welke periode ook Scnoonhoven getracteerd werd op een N.S.B.-burgemees ter. Reeds bij de Duitse inval echter legde Sparnay het caril- i En hij wil het nog zeker 1 twee jaar volhouden 1 V.J Ion van het stadhuis de kerk heeft géén carillon, wel een spe ciale luidklok maar die doet het niet daar er een scheur in zit voor vijf jaar stil. Wat had het voor zin, nu nog speelse klan ken over het stadje aan de Lek uit te laten strooien? 't Hoofd van de beiaardier stond er trou wens evenmin naar. De stoom cursus-burgemeester daarente gen informeerde herhaaldelijk bij Sparnay, hoe ver het stond met de reparatie. En Sparnay zei telkens weer. dat het een nogal ernstig defect betrof, dat veel tijd eiste. Had hij de waarheid gesproken, dan had hij moeten vertellen, dat hij hardnekkig ver zuimde dat ene gewicht op te trekken.... Dit deed hij pas bij de intocht der Canadezen. Toen juichten de 38 klokken, in 1775 gegoten door de beroemde Leu venaar Andreas van Gheijn, naar hartelust met de bevolking mee! Daar Sparnay ons nog wat wil laten zien volgen we hem nu naar zijn woning, Havenstraat 10, waar we kennis maken met zijn zusters Anna Petronella (80), en Cornelia (79) die ook beiden nog kerngezond blijken te zijn, èn goed ter been. Kort na de geboorte van Cornelia wérd dit huis door hun ouders betrokken en Gerrit zag er dus het eer ste levenslicht. Dat ze er alle drie nog steeds wonen ligt min of meer voor de hand als men weet, dat géén hunner in het huwelijk trad. ,,'tTrouwgeld was aan ons echt niet besteed", zegt Corne lia ondeugend. Waarna Gerrit onthult, dat hij nóg drie zusters rijk is, die het trouwgeld wèl waard waren en van wie er twee in Rotterdam woonachtig zijn en een in Alkmaar. Van zijn broers trouwde er maar één, die nog in Schoonhoven woont, maar geen kinderen heeft. En dat is eigen lijk wel een beetje tragisch, want dat betekent, dat de zeld zame naam Sparnay Weiland, ze ker wat deze Schoonhovense fa milie betreft, tot uitsterven is Succes als vijand, door John Brainc. Uitgave P. W. Sijthoff, Leiden. „Meer dan de geschiedenis van een enkeling de schildering van de hedendaagse samenleving", staat er in de inleiding van het boek „Succes als vijand" van John Braine. De schrijver be hoort tot een groep jonge Engel se auteurs, die willen proteste ren tegen het vorige, het oude. kortom tegen de ouderen. Zij ko zen daartoe de naam „The Angry Young Men". John Braine beschrijft in zijn nieuwe boek het leven van een jongeman Dick Corvey, die in een mijnwerkersdistrict in Enge land opgroeit. Het succes zit Dick mee. Na zijn diensttijd heeft hij veel geld. De zaak van zijn vader floreert en hij heeft een lief meisje, met wie hij trouwen wil. Maar plotseling gaat het berg afwaarts. Zijn moeder sterft en zijn vader kan niet zo goed meer meekomen. En Dick zelf, door zijn ongeregelde leven en over matig drankgebruik, valt ten prooi aan een vreselijke ziekte. Het ging Dick steeds te gemak kelijk. Hij heeft nooit leren vech ten en gaat nu zijn ondergang te gemoet. Hij praat zichzelf in dat het altijd al met hem verkeerd is afgelopen. Zijn instorting dreigt volkomen te worden als ook zijn verloofde hem in de steek laat. Maar dan komt het keerpunt. Een verpleegster, waarop hij verliefd is, durft hem, wat anderen nooit deden, de waarheid te vertellen. Zij zegt hem, dat hij een slappe- gedoemd. Papieren Als Cornelia thee op tafel heeft gebracht legt ze er een stapeltje papieren naast, dat ze uit een kabinet te voorschijn heeft ge haald. Eén ervan is een feestprogram ma, dat gedrukt werd bij het 40-jarig jubileum van hun vader, Gerrit Sparnay Weiland, als stads- klokkenist. Het vermeldt de cij fers 1882—30 oktober—1922. „Va der kwam, toen hij 79 w4fc piot- Fotoboek „Gorinchcm, parel aan de rivier". Uitgave J. N. Voorhoeve, Den Haag. Samen stelling J. E. van Cleef, H. van Hoogdalem, H. F. van Peer, C. H. J. Seijen ten Hoorn cn J. Slösser. Tekst: H. F. van Peer. De opening van de nieuwe ver keersader over de Merwedé is aanleiding geweest tot de uitgave van dit fotoboek, dat hoofdzake lijk is samengesteld door Gorin- chemers. De vele foto's geven een bijzonder goed beeld van de ze stad vol rijke historie, die is uitgegroeid tot een stad van al lure. Door de opening van de Merwedebrug wordt een nieuwe fase van Gorinchems ontwikke ling ingeleid, welke van eminent belang is voor de verdere diffe rentiatie van het industriële pa troon van deze stad. Met bijzon der veel genoegen hebben wc dit boek bekeken. We zijn door de meer dan honderd foto's onder de bekoring gekomen van het moois, dat deze oude vestingstad biedt. Niet alle platen doen het even best. Dat kan ook niet an ders. Het zijn voornamelijk ama teurfotografen geweest, die de platen „geschoten" hebben. De liefde voor hun stad blijkt uit het verzamelde fotomateriaal duide lijk, want zij hebben niet alleen ruime aandacht geschonken aan de historie, maar ook de na-oor- logse groei in beeld gebracht. De journalist H. F. van Peer, tevens bekend V.V.V.-man, schreef bij de foto's een korte, suggestieve tekst in vier talen, burgemeester mr. L. R. J. ridder van Rappard voorzag dit op kunstdruk uitge voerde fotoboek van een spran kelend voorwoord en de histori cus H. van Hoogdalem heeft in het kort Gorinchems veelbewogen geschiedenis geschetst. Een boek, dat de belangstelling van velen verdient! ling is en niet kan optreden. Nu komt Dick tot zichzelf. Het ver zet laait in hem op en dat is zijn redding. Met een ijzeren wil om weer beter te worden overwint hij zijn ziekte en keert weer te rug in het volle leven. De grote klim De Grote Klim, door Willem Enzinck. Uitgave H. P. Leopold, Den Haag. Tweede, herziene druk van Mount Everest. De Mount Everest heeft al vele mensen tot schrijven gezet. De pas in 1953 door Hillary bedwon gen top heeft tientallen jaren lang ontelbare bergbeklimmers gefasci neerd en geïntrigeerd, en de zucht naar avontuur, naar de overwinning van een ruig en on genaakbaar stuk natuur, heeft mensenleven na mensenleven ge vraagd. Eén van de slachtoffers van de kille berg was George Leigh Mallory. In 1924 was hij de ziel van de meest grootse en tra gische expeditie, ooit naar de Mount Everest ondernomen. Het is deze laatste tocht van Mallory, die dit boek tot onderwerp heeft. Als roman vol avontuur cn met een diepe, menselijke achtergrond zal De Grote Klim zowel volwas senen als jongeren weten te boei- Geschiedenis van het leven Geschiedenis van het leven, door H. E. L. Mellersh. Uitga ve Kroondcr, Bussum. Of auteur Mellersh, zoals hij tegen het einde van zijn boek zegt te hopen, de Christen voor alle ideeën rondom de evolutie- en mu tatie-theorieën heeft gewonnen, valt sterk te betwijfelen. Ze ker is, dat in dit met tekenin gen en foto's geïllustreerde boek een duidelijk en eenvoudig ge schreven overzicht wordt gege ven van de bestaande zienswijzen over het ontstaan van het leven op deze aarde. Het begint in de grijze nevels van miljoenen ja ren geleden, beschrijft het eer ste leven in de wateren der aar de, de ontwikkeling daarvan en de komst van het leven naar het land. zoals de biologen zich dat hebben voorgesteld, de Ijstijden en de evolutie en nog legio an dere aspecten, die tezamen deze „Geschiedenis van het leven" vormen. Elke morgen tegen elf uur verlaat de oude Sparnay zijn woning aan de Havenstraat, waarna hij met fikse tred op „de Bartholomew" afgaat. Zodra hij buiten staat kan hij de machtige toren aanscliou ruim 26 jaar verzuimd?" vragen we Gerrit. „Nooit", antwoordt Cor nelia, „in de week niet en 's zon dags niet. Hij heeft nog nimmer in al die jaren één dag vakantie gehad, al heeft hij er volgens z'n contract recht op. Want hij krijgt f 30.- vakantiegeld..." „Maar wie zou dat werk van mij nu moeten waarnemen?!", reageert Gerrit nu een tikje kor zelig. Dat wil niemand. Dat houdt niemand van de tegenwoordige tijd vol. Daarom vertrouw ik het ook niemand toe". „We maken ons soms een beet je bezorgd, als hij om kwart over twaalf nog niet terug is van het raadhuis. Dan kijken we al eens de straat uit of hij al aankomt. Dat uurwerk smeren doet hij ge lukkig niet meer. Veel te riskant... Ja Gerrit, één keer heb je bij na géén klokken gesteld.." „Gelijk heb je", zegt Gerrit. „Dat was in 1944, toen we onze broer Henk moesten begraven". „We kwamen van het kerkhof af", aldus Cornelia, „en toen zag ik dat de klok van de raadhuis toren stil stond". „Inderdaad", gaat Gerrit nu verder, „ik ben er direct heenge gaan. En vervolgens klauterde ik de toren van de Bartholomeus- kerk in. Die klok liep nog. Dat kwam, omdat deze 27 28 uur •kan gaan voordat de gewichten tot het uiterste gezakt zijn. De klok van het raadhuis haalt maar -et de 24 uur „Nog wel eens iets bijzonders meegemaakt als klokkensteller?" vragen we Gerrit." Ongeluk „Eenmaal is er fn de raad huistoren een ongeluk gebeurd. Niet bij mij, maar bij m'n broer Henk. Toen stortte het 250 kilo-gewicht van de carillon trommel naar beneden. De staal draad was totaal versleten. Ge lukkig bleef die knaap tien meter lager op de eikenbalken hangen. Stel je voor. dat hij door alles was heengetuimeld. Veiligheidshalve is er sindsdien onder het gewicht een 18 milli meter dikke staalplaat aange bracht. En alle staaldraden wor den elke drie maanden nageke ken. Dat doe ik zélf nog, samen met een „stadswerker", een werk man van de gemeente." Evenals de toren van de Bar tholomew" blijkt de stadhuistoren nog te zijn uitgerust met een klepklok. Ze hangt apart, boven het carillon, maar is net zo min te gebruiken als die in de kerk toren. „Ook kapot", zegt Corne lia. „Alles is hier kapot. Geen centen.. En we zitten hier in de zilverstad. Volgens Gerrit komt dat echter allemaal best in orde. Er zijn immers ernstige plannen om het carillon uit te breiden, 't Speelt wel mooi, elk kwartier, elk half uur en elk vol uur, maar dan wordt het nog véél mooier De ogen van Gerrit glinsteren, terwijl hij dit zegt. Geen wonder, want hij vergroeide volkomen met zijn torens hij, trappenklimmer nummer écn! „En dat alles voor zestig gul den in de maand", zegt Cornelia. „Wat geeft dat nou?", aldus Gerrit. „We hebben het toch best. Henk had cr maar dertig...." Al meer dan 26 jaar, zonder één dag te mankeren, klimt Gerrit Sparnay (76) in de toren van de Bartholomeuskerk en van het stadhuis te Schoonhoven. Dan draait hij zó de gewichten van de uurwerken omhoog en zet hij tevens de klokken gelijk. En dat wil hij zeker nog tot 22 mei 1963 blijven volhouden De zeventienjarige Walton von Hemert bij zijn zelfgebouwd zweef vliegtuig, op de Leusderhei in 1911. seling aan zijn einde", zegt Ger rit, v,doordat hij in het water reed en er bagger in z'n longen drong, 'k Heb hem dikwijls bij zijn toren werkzaamheden geassisteerd. Wijlen m'n broer Henk nam z'n taak over en heeft die van 19221935 ver vuld." Dan krijgen we een hoogst merk waardig naamlijst- je te zien, waaruit blijkt dat op 22 mei 1963, als Ger rit het inderdaad zo lang mag uit houden, hij getuige zal zijn van dat wonderlijke jubileum, waarop de burgemeester zoëven zinspeelde War.t: le. Op 22 mei 1763 trad JERE- MIAS SPARNAY in functie als or ganist bij de Nederduitsch Geref. Kerk op een tractement van 25.- 's jaars. En op 22 februari 1764 als „Clockenstelder", even eens voor ƒ25.- 's jaars. 2e. PIETER SPARNAY een zoon van Jeremias? volgde deze op in 1815 als „clockenstel der" en organist. 3e. In 1860 volgde diens zoon, HENDRICUS CHRISTIAAN SPAR NAY WEILAND hem op. (Waar die toevoeging „Weiland" opeens vandaan kwam kon men ons niet zeggen). 4e. In 1882 nam een zoon van Hendricus, Gerrit Sperna Weiland, de taak over tot 1922, gelijk hier boven al meegedeeld. 5e. Van 1922—1935 werd diens zoon HENDRIK CHRISTIAAN de opvolger. 6e. En van 1935 af zwaait dus GERRIT de scepter. „En u hebt nooit één dag in die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 17