Inauguratie prof. dr. P. C. A. Geyl DEZE WEEK IN EEN WOELIGE WERELD ZATERDAG 18 FEBRUARI 1961 DE WERELD 25 JAAR GELEDEN «foor G. PUCH1NGER „Het leven in al zijn volheid, het leven in al zijn schakeringen en aspecten. Het is daar om dat ik de aanraking met de politiek nooit geschuild heb, maar integendeel geloof dat de geschiedenis erbij winnen kan. Niet in een betrekking van dienstbaarheid, ver vandaar. De geschiedenis heeft haar eigen netten, en alleen door die trouiv te blijven kan zij zich met het leven meten. De afstand is haar bijdrage tot het leven, maar zender de verbinding kan dat geen bijdrage van veel waarde zijn." PROF. DR. P. C. A. GEYL „Terugblik'1. (1958) „Studies en Strijdschriften" (pag. 494). „Het is de taak van de geschiedschrijver van wie 't benijdt." mythen op te ten spijt PROF. DR. P. C. A. GEYL „Terugblik". (1958) „Studies en Strijdschriften" (pag. 500). kennisname van enige geschrif ten van deze geleerde, willen we ten: maar wie was Geyl zelf? Levensloop Ook Geyl heeft behoord tot de mensen die zich hun succes heb ben moeten veroveren op de te genslagen in eigen leven. „Ik heb een verschrikkelijk moeilijke jeugd gehad" bekende hij aan Bibeb (pag. 58) maar bij zijn rede in het Muiderslot kon zijn voorlopig eindoordeel over eigen leven toch luiden: „Ik heb. als ik dat bijwijze van inleiding zomaar ronduit zeggen mag. het gevoel een gelukkig leven gehad te hebben met alle smartelijk heden en zwarigheden die ik ge kend heb (Terugblik, pag. 492). Eerzucht en ambitie waren hem niet vreemd, en dit gecom bineerd met zijn mogelijkheden, deed hem met moeite zoeken r.aar het gebied waarop hij zijn lauweren zou oogsten. Albert Verwey wees hem als romanschrijver af; desondanks publiceerde Geyl in 1946 een de tective „Moord op de Plas", en hij was er. trots op. Tot twee maal toe publiceerde hij een dichtbundel, verzen geschreven tijdens zijn gijzelaarsperiodc; als „een soort gijzelingsdagboek in verzen" werkelijk knap. maar door Gerretson en Van Eyck te recht als poëzie afgewezen, ja ge negeerd! 't Bloed had in later jaren gekropen waar het niet kon gaan; over zijn jongensjaren schreef Geyl eens: „ik schreef al maar verzen in die tijd." Maar waar de Nederlandse lite ratuur Geyl niet anders toestond dan bij tijden in de voorhof te verschijnen, zou de wetenschap der geschiedenis haar poorten wa genwijd openen; maar ook dit ge schiedde eerst na zware strijd. Niets kondigde aanvankelijk de historicus aan: tijdens zijn gym nasiumjaren was Fruin hem on bekend, en toen hij te Leiden ging studeren vormde de geschie denis nog geen zelfstandig studie- Maar in 1913 promoveerde Geyl te Leiden op een historisch proefschrift: „Christofforo Suria- no, Resident van de Serenissime Republiek van Venetië in Den Haag. 1616—1623". In zijn „Te rugblik" herinnerde Geyl met vol doening aan wat hij jaren later uit de voorrede van zijn proef schrift geciteerd zag: „Want mag de geschiedenis er niet eens aan herinnerd worden, dat haar ab stracties abstracties zijn en haar materiaal, haar conventies, haar factoren menschen?" (diss, pag. XI). No korte tijd leraar te zijn ge weest aan een klein gymnasium te Schiedam, werd de jonge Geyl benoemd tot buitenlands corres pondent van de Nieuwe Rotter damse Courant te Londen. Geyl uitte zich later als volgt: „Ik heb aan mijn journalistie ke periode voor mijn vorming veel gehad. Het contact met mensen en toestanden, en dan In een ander en een groot land, de verplichting om anel en bevatte- Pro/. dr. P. C. A. Geyl HET was gisteren 17 februari vijfentwintig jaar geleden dat prof. dr. P. C. A. Geyl te Utrecht zijn inaugurale rede uitsprak: „Vaderlandse Gemeenschap in Historisch Perspectief", onge twijfeld een gebeurtenis van belang, want Geyl werd een sieraad van de Utrechtse Univer siteit en van de gehele vaderlandse wetenschap. In een tijdperk waarin de geschiedenis minder dan voorheen in de belangstelling staat van het volksbewustzijn, was Geyl in staat Nederland als historicus te vertegenwoordigen op internati onaal niveau: hij ontving ook in het buitenland ridderorden en eredoctoraten. Men is tegenwoor dig licht geneigd dit laatste te veronachtzamen, maar men heeft toch te bedenken dat in ieder vakgebied der wetenschap slechts hoogst zelden Nederlanders worden aangetroffen, die waarlijk bekendheid verkrijgen in het buitenland. meegehad. De periode 22-jarige Engelse „ballingschap" is achteraf geen tegenslag ge bleken, heeft eerder rijke vrucht geoogst. Hij werkte zich in die jaren voortreffelijk in in de Engelse wetenschappelijke kringen, en na de tweede wereld oorlog was bekendheid met en in Engeland bepaald een voordeel, waarvan Geyl uiteraard gebruik heeft weten te maken om tot in Amerika door te dringen. Wat de Groot-Nederlandse ge schiedschrijving aangaat, waar voor Geyl met Gerretson en Van Schelven één der pioniers was, hierin moest hij met de jaren machtige bondgenoten krijgen in de rooms-katholieke historici Brom, Verbeme en Rogier. En ten slotte, wannéér men er eenmaal in slaagt negatie en te genstand te overwinnen, vergoedt de latere loopbaan veelal in rui me mate wat men aanvankelijk aan waardering te kort schoot, althans wanneer men werkelijk iets te bieden heeft, en dat laat ste was met Geyl het geval. Geyl was (en hierin onder scheidt hij zich van zijn aanvan kelijke bondgenoot Gerretson) in staat zijn wetenschappelijk pro gram af te werken. Wél heeft Geyl gepoogd in de politiek op te treden (al bracht hij het niet tot Kamerlid), en ook heeft hij zich verdienstelijk gemaakt door in de journalistiek (laatstelijk nog in Vrij Nederland) zich een kleine gemeente te verzamelen, maar hij was tevens in staat zijn program in een machtige concep tie te verwerkelijken, en al thans voort te zetten. Zijn „Ge schiedenis van de Nederlandse Stam" vormt zijn hoofdwerk, waarmee Geyl de geschiedenis zal ingaan. Het is nóg onvol tooid. maar er is hoop dat hij dit werk zal volbrengen, en dat is zeer te hopen, want Geyl nadert thans de jaren die voor zijn con ceptie evenzeer tot de moeilijkste als tot de boeiendste gerekend kunnen worden. Heel tactisch kondigde hij het laatst verschenen deel, dat han delt over de jaren 17511798, in zijn Voorrede aan onder het motto schuldbelijdenis, en wroe ging, en wat de toekomst van zijn arbeid betreft schonk hij ons een belofte: „Maar nu opnieuw: wat omtrent het vervolg? De le zer zal opmerken dat dit deel midden in het verhaal blijft ste ken. Ik hoop dat hij dat zal wil len aanzien als een onderpand van mijn voornemen om verder te gaan. Maar wil hij mij ver geven als ik mij wacht voor eni gerlei uitspraak omtrent om vang of termijn? Alleen dit: ik zal doen wat ik kan." Twee „Bronnen" Over de persoonlijkheid van Geyl worden wij in twee curi euze geschriften enigermate inge licht, zij het dat deze van zeer tegengestelde aard zijn. Als eerste valt te noemen de rede „Terugblik", een toespraak door Geyl op 13 maart 1958 over zich zelf gehouden voor de Utrechtse Historische Studenten- Kring op het Muiderslot. Velen hebben het houden van deze rede nog al afgekeurd, om dat zij het meer dichterlijk dan wetenschappelijk vonden wanneer een historicus voor zijn leerlin gen een toespraak over zich zelf ging uitspreken. Toch danken wij er' een boeiend opstel aan, dat niet geheel ten onrechte is opge nomen in de bundel „Studies en Strijdschriften" aangeboden aan Prof. Geyl bij zijn aftreden als hoogleraar aan de Rijksuniversi teit te Utrecht. De tweede „bron" is een inter view dat „Bibeb" met prof. Geyl heeft gehad, opgenomen in nr. 190 van de „Zwarte Beertjes" onder de titel „Bibeb in Holland" (pag. 5765). Wie belang stelt in Geyl dient dit boekje te kopen, reeds om dit éne interview! Het is even scherpziend als vrijpos tig. en ik zou mij kunnen inden ken dat Bibeb geaarzeld heeft of dit opstel publicabel was, maar net is desondanks een meester stuk van interviewkunst. Het geeft Geyl weer in zijn soms agressieve, maar altijd recht streekse en openhartige gespreks- stijl als hij het over zich zelf heeft. Beide geschriften vormen een voorlopige bron: het ene geeft weer wat Geyl over eigen leven van belang vond (zowel in wat hij vertelde als verzweeg), het andere geeft een directe, le vende impressie aangaande een ontmoeting met de mens Geyl. Beide opstellen zullen geboeid ge lezen worden door hen die na zwaar tegen het veemgericht dat Geyl, Gerretson en Van Eyck brachten over het plagiaat van prof. dr. H. T. Colenbrander, bij zijn In 1933 uitgesproken herden kingsrede over Willem de Zwij ger te Lelden, in tegenwoordig- an de Koninklijke Fami lie. onderzoekscommissie, na jaren die strijd nog eens be ziet, komt tot de ontdekking hoe meedogenloos hard de strijd on der vakgenoten kan zijn! Maar in het jaar 1935 zou Geyl zelf op de weegschaal ko men, toen hij kans maakte te worden benoemd tot hoogleraar te Utrecht. Vast staat dat Geyl vu rig hoopte dat hij benoemd zou worden, en evenzeer staat vast dat Gerretson een grote bijdrage le verde tot deze benoeming, even als Colijn, die daartoe zijn volle gewicBTin de schaal legde. Geyl heeft er in zijn „Terugblik" onder meer het volgende over ge zegd: „Jaren later nog. toen de politieke verhoudingen zich toch al grondig ge wijzigd hadden, in 1935. bleek de schap scheidt il) zagen ver mij. alleen al omdat il tionalistische beweging halve nationaal-socialisi. Mt mij niet. vanwege mijn lan( digheid. Men ging af op eei beantwoordde. Er was een i tevoren (in 1933) ook nog die makende zaak Colenbrander waarover ik nu niet zal u maar daarvan was de indi gebleven, dat ik een onhandel :onage goed dozijn 'der.en in deed. een :elijkheid aar jaar gerucht- geweest, tweiden; 'elljks lijk te schrijven; het was een leerschool. Vooral in die geluk kige tijd toen de buitenlandse correspondent aan de Rotter- Huizinga. Brugi dammer ten minste ruimte grote Pirenne. had, en vrijheid. Ik kon mij la- kritiekloos vere ten gaan, ik kon net zoveel tnn*' s schrijven als ik wilde, en over alles wat mij boeide. De politiek was natuurlijk obligaat, maar de politiek boeide mij wel bizonder." (Terugblik, pag. 494). i^had geschreven. In de jaren twintig had ik Fruin aangetast en daarna de leidende figuren onder de levenden, van de mij voorafgaan- in Holland kritiekloos vereerd, en mijn ik moet zeggen scherpe, maar zakelijk Onweerlegbare kritiek op het zes de deel van zijn Hlstoire de Belglque, in 1927, was mij al bizonder kwalijk genomen." (Terugblik pag. 498499). Na de Eerste Wereldoorlog werd Geyl voor de eerste maal hoogleraar, te Londen. Daarmee had hij de best denkbare intro ductie bij Angelsaksische weten schapsmannen. Maar intuïtief ge voelde Geyl dat dit hoogleraar schap te Londen geen eindpunt mocht vormen; het diende een springplank te zijn voor een hoogleraarschap in Nederland, maar de definitieve roep van het vaderland liet lang op zich wachten. Inmiddels boeide de Vlaamse kwestie. Geyl merkt er over op: „Het heeft mijn leven beheerst, die Vlaamse kwestie." Gerretson had in België gestudeerd, Geyl leerde de problematiek van Vlaan deren kennen op een studenten congres. „Mijn eerste aanraking met lie vraagstukken dateerde trou wens al van 1911, toen ik in Gent een Vlaams studentencongres bij woonde. Wat een indruk dat op mij maakte, blijkt uit een lang artikel dat ik in het deftige, con servatieve professorentijdschrift Onze Eeuw opgenomen kreeg. Die indruk was nooit uitgewist, maar in Engeland en door de oorlog had ik toch vanzelf bui ten de gebeurtenissen in Vlaan deren gestaan. Maar nu dan raakte ik in de raadslagen van het meuw opgekomen Vlaams na tionalisme zo diep betrokken als of ik een Vlaming was." Dit alles veroorzaakte dat Geyl actief belangstellende was bij de destijds ongemeen felle strijd rondom hel Belgisch verdrag, waarbij minister Van Karnebeek „Is minister ten slotte moest heengaan. Wie zal ooit de wér kelijke geschiedenis van deze strijd schrijven? Het is de vraag of ook maar de voornaamste in triges en handelingen van de ".aastbije betrokkenen ooit zijn te -econstruercn. In dat geheel zou men dan wellicht ook Geyl ont moeten, in zijn contacten met Gerretson en Colijn. Naast de ernst van de strijd ook het persoonlijk •er Geyl in zijn „Te rugblik" breeduit en met smaak vertelt hoe hij uit België werd gezet als ongewenste vreemdeling (pag. 497—498). >oms zag de Nederlandse rege ring met enige bezorgdheid de agitatie van Geyl en Gerretson in take Vlaanderen, maar Colijn was beide hoogleraren welgezind. De benoeming treft De maanden die aan de benoe ming van Geyl te Utrecht voor afgingen, bevatten een lange his torie, waarvan menig stuk „peti te histoire" uitmaakt! Tot in de kringen van de hoogste gezags dragers is hierover gestreden. Zelfs de koninklijke handtekening 'iet op zich wachten! Een voornaam punt bij de te genstanders van Geyl's benoeming was dat men het best vond dat Gerretson te Utrecht doceerde, en evenmin bezwaar had tegen Geyls benoeming, maar dat bei de conspirators (destijds gezwo ren vrienden!) aan één universi teit zouden doceren en propagan da maken dat achtte men minder gewenst! Maar eindelijk, op 17 februari 1936 kon, onder het Rectoraat van prof. dr. C. W. Vollgraff. de inauguratie van prof. Geyl plaats vinden. Inauguratie Hoewel in zeer gematigde vorm sprekende, liet de nieuwe hoog leraar niet na zijn opvattingen naar voren te brengen. Wel licht doen wij er juist aan het slot van de rede geheel weer te geven, omdat hier zowel het vraagstuk van de Groot-Neder landse geschiedschrijving als de arbeid van Geyl zelf in het cen trum staat: „Wat moet in onze dagen dc omvang der vaderland je geschiedenis zijn? Wij kunnen ons binnen de grenzen van de te genwoordige staat bij onze be schouwing niet laten opsluiten. Zo dra hij uit de gebeurtenissen te voorschijn komt. kan het niet an ders. of die staat moet eerst en vooral onze aandacht bepalen. Maar nu wij de scheuring zien. niet als dc natuurlijke bevestiging van een onoverbrugbare tegen stelling. maar als een van buiten aangebrachte katastrophe. die de Nederlandse cultuurkracht van het Zuiden een tijdlang met on dergang bedreigd heeft, nu kan de uit die ramp voortgekomen staat voor ons niet meer de ver vulling van de vaderlandse ge- scniedenis zijn. Ook doordat wij hem niet meer met een gods dienstige idee vereenzelvigen, heeft hij voor ons aan absolute waarde verloren. De cultuureen heid van het taalgebied is ons daarentegen een veel dieper en duurzamer realiteit gebleken dan men zich vroeger kon indenken. De lotgevallen van die cultuur eenheid. haar manifestaties, maar cok haar inzinkingen, de bedrei gingen waaraan zij blootstaat, cn de functie en betekenis van de staat in betrekking ertoe zie daar problemen die tot de vader landse geschiedenis zoals ik mij die voorstel, behoren. Ik ben in mijn betoog uitge gaan (en in de bizonderheden die ik meedeelde vond zij op haar beurt steun) van de opvat ting. dat iedere historische voor stelling mee bepaald wordt door de tijdsomstandigheden van die haar voordraagt en daarom in ze kere dementen vergankelijk is. Ik wil hier echter een verzekering aan toevoegen en kan daarbij Huizinga volgen, die dezelfde op vatting uiteenzettend, meteen met nadruk opmerkt, „dat (hij) hier mede nie* bedoel tt) een relati visme te prediken, dat aan elke geschiedbeschouwing een gelijk waarheidsgehalte zou toekennen, mits zij maar beantwoorde aan de overtuiging die haar voort- oracht." Inderdaad. Er moet nier een dubbele werking zijn. Zo de nieuwe overtuiging het recht heeft zich van de geschiedenis een nieuw beeld te vormen, zij heeft de plicht zich eerlijk aan de toets der geschiedenis te on derwerpen. Men komt (het is na tuurlijk en goed) met een ver beelding, een gedroomde voor stelling. tot de geschiedenis, maar men moet aan de geschie denis overlaten, dat wil zeggen men moet met zelfverloochening en nederig aan dc feiten vragen, of zij opgaat. Dat heb ik in mijn schrifturen en in mijn onderwijs .steeds getracht te doen; dat zal ik blijven trachten. En gij zult mij, mijn hoorders, niet misver staan als ik eindig met de blij de betuiging dat de wijdere op- jatting van de vaderlandse ge schiedenis. die onze tijd toelaat in de plaats van de engere, lang verwaarloosde rijkdommen bin den ons bereik brengt en dat het mij een genot zal zijn die met de jonge historici van mijn eigen volk te beschouwen." (Inaugura tie. pag. 21-22). Over de ontvangst van zijn Utrechtse inauguratie sprak Geyl in „Terugblik": „Maar toen ik er eenmaal in persoon was, te gen de wens van de Faculteit, verdween het misverstand als sneeuw voor de zon. Mijn oratie al. die na al wat er maanden lang over mijn benoeming te doen was geweest met spanning werd bijgewoond en aangehoord, zuiverde de atmosfeer. Toch zei ik er niet minder in over het tere onderwerp dan wat ik bij zoveel vorige gelegenheden gezegd had. Ik herinner mij levendig de war me gelukwensen, na afloop, van Bolkestein, de klassiek-historicus. die tot dc hoofdschudders had nehoord. Hij werd weldra in de faculteit, waar ik trouwens alge meen op collegiale wijze was ontvangen, mijn beste vriend." (pag. 501-502). Oorlogstijd Hoewel geen diepe geest als P. N. van Eyck. noch een grote geest als Gerretson (zijn oude Londensc vrienden) heeft Geyl op respectabele wijze uitvoering gegeven aan zijn program. Acti viteit en grote Ijver kenmerkten zijn arbeid, en de lijst van wer ken die hij na zijn Utrechtse in auguratie (de Rotterdamse volg de op 10 februari 1938) heeft ge produceerd, toont dat hij tot de hoogleraren heeft behoord die het recht hadden bij hun inauguratie een duidelijk program te stellen. En waarin men met Geyl mo ge verschillen (en de verschil punten met hem zijn bijna even talrijk als de raakvlakken) een ieder kan eensgezind zijn over het feit dat hij zich gedurende de afgelopen oorlog een voorbeeldig Vaderlander heeft betoond. Nóg herinner ik mij de dag dat Geyl, in october 1940, als gijzelaar van de Universiteit werd verwijderd, om eerst in februari 1944 weer losgelaten te worden. Reeds in december 1942 was hij door de Duitse bezettende macht als hoogleraar ontslagen, „weil seine Gesammteinstellung keine Ge- wahr für eine loyale Mitarbeit bietet." Wij kunnen constateren dat deze opmerking van de Duit- rers uit bezien zeer juist was! Hoewel Geyl van veel vragen die zich a-ar. de Universiteiten voor deden tijdens de bezetting, ontsla gen was. door zijn gevangenschap, mag zijn naam vermeld worden onder de zeer getrouwe hoogle raren tijdens de Duitse bezetting. Geyl en de gereformeerden Men zou al heel weinig van "net werk van Geyl begrepen heb ben wanneer men hem bezag vanuit een uiterste. Er is bij sommigen een neiging om Geyl als een soort definitieve formula- lor onzer geschiedenis of althans onzer geschiedschrijving te ken schetsen. En cr zijn anderen, vooral van orthodox-protestantscn huize, die hem liefst negeren, zelfs ongelezen laten, omdat Geyl een grote verwarring brengt in le geschiedsvisie van het oude gereformeerde protestantisme. Het is duidelijk dat wij belde neigingen, ook waar ze levende en zeer begrijpelijke stimulansen vormen, in dien zin hebben te weerstaan, dat wij er ons niét door mogen laten regeren. Tegenover hen die Geyl willen doen optreden als de definitieve veroordeling van al wat van de zijde van Bilderdijk en Groen en hun geesteskinderen geschreven Tsjombe heeft de schijn tegen zich - Politieke op lossing in Kongo bijna onmogelijk - Kennedy schenkt oude klare wijn - Hammarskjoeld houdt voet bij stuk - Ver. Naties in gevaar ER KAN ln een week t(jds heel wat gebeuren. Vorige week begon deie rubriek met de woorden: „Als de tekenen niet bedriegen, staan we aan de vooravond van belangrijke ont wikkelingen in en met betrek king tot Kongo". Toen we deze woorden schreven, wisten we nog niets van dc mededeling, dat Loemoemba was ontvlucht, laat staan van het feit, dat hij ver moord was of zou worden. Het nieuws van zijn vlucht werd pas op het laatste ogenblik in de tekst verwerkt. En ln feite vorm de dit al een bevestiging van het reeds uitgesproken ver moeden, dat er ln Kongo be langrijke dingen zouden gaan gebeuren. De gebeurtenissen, die daarna hebben plaatsgevon den zijn zeer Ingrijpend ge weest. Zij hebben het karakter van de Kongolese crisis volko men gewijzigd. De krachten, die steeds achter Loemoemba heb ben gestaan, hebben voorlopig de wind in de zeilen en selfs president Kasavoeboe, van wie men mag aannemen, dat hij niet de bedoeling heeft gehad, Loe moemba in Katanga te laten vermoorden, heeft zwaar aan prestige moeten Inboeten. Dat Is betreurenswaardig, omdat hij de enige was en Is, die als de wettige vertegenwoordiger van het Kongolese volk kan worden beschouwd. Wanhoopsdaad We hebben er terstond na het overbrengen van Loemoemba naar Katanga op gewezen, dat deze wanhoopsdaad van Kasa voeboe en generaal (toen nog ko lonel) Moboetoe. niet alleen een teken van zwakte en onmacht tegenover de aanhangers van Loemoemba was. maar dat de ze daad gezien de gevoelens van premier Tsjombe tegenover de ex-premier zeer ernstige gevolgen zou kunnen hebben. Met Loemoemba in handen stond Tsjombe heel sterk tegen over de regering in Leopold- stad. En toen het er op ging lij ken. dat hij zijn grootste vijand wellicht onder druk van de open bare mening in het buitenland zou moeten vrijlaten, heeft hij klaarblijkelijk het zekere voor het onzekere genomen en Loe moemba voorgoed uitgescha keld. Grote leugens Zelfs wanneer het waar is. dat Loemoemba door dorpelingen werd vermoord nadat hij was ontvlucht is Tsjombe niet vrij te pleiten van verantwoordelijk heid voor zijn dood. Niemand gelooft echter, dat de officiële lezing van hot gebeurde in over eenstemming met de waarheid is. Het ergste van alles is dan ook. dat Tsjombe zich heel waar schijnlijk van grote leugens heeft bediend om een misdaad te verbergen, waarvan de gehe le wereld als het ware getuige is geweest. Ook het feit. dat de bewakers van Loemoemba naar een kamp zijn overgebracht, waar zij met niemand kunnen spreken, wijst er op, dat Tsjombe heel veel te verbergen heeft. En dan zwij gen we nog maar over de wij ze. waarop de plaats waar Loe moemba begraven is en de naam van het dorp, waar hij vermoord werd. worden verzwe gen. Tsjombe heeft de schijn volledig tegen zich. Moeilijker Heeft de moord op Loemoem ba de positie van Kasavoeboe en Moboetoe in Leopoldstad op nieuw verzwakt, hij heeft ook een politieke oplossing van het Kongolese binnenlandse conflict vrijwel onmogelijk gemaakt. Was er al veel verbeeldings kracht nodig om te kunnen aan nemen. dat aanhangers van Loe moemba in een door Kasavoe boe gevormd kabinet zitting zou den willen nemen, toen hun lei der nog leefde, zelfs de grootste optimist kan onder de huidige omstandigheden moeilijk meer verwachten, dat er nog van een verzoening sprake kan zijn. En dat i het be- sis in Kongo en de internatio nale aspecten daarvan aan neemt. Zoals we vorige week reeds uitvoerig hebben uiteenge zet heeft Kennedy gemeend, dat de toeschietelijkheid van pre mier Chroesjtsjef wellicht zou kunnen leiden tot een bestand in de koude oorlog tussen Oost en West. die thans toegespitst is op de situatie in Kongo. Kennedy en diens adviseurs hebben ge dacht, dat ook in Kongo een ver gaand politiek compromis zou kunnen leiden tot stabilisatie van de toestand in Kongo onder toezicht van de Verenigde Na ties en zonder inmenging van de zijde van welke mogendheid of groep van landen dan ook. Toen Loemoemba nog in leven was, leek het aan Kennedy toege schreven plan voor Kongo gro te gevaren in zich te bergen. No Loemoemba dood ls en Kennedy's illusies met betrek king van de houding van pre mier Chroesjtsjef zijn vervlo gen, is hij tot de werkelijkheid teruggekeerd en heeft hij geluk kig niet geaarzeld, een krachti ge houding aan te nemen, waar mede hij zich nu al vierkant te genover Chroesjtsjef heeft ge plaatst, zoals ook met Elsenho wer het geval was. Dc klare wijn, die Kennedy schonk, was dan ook uit de bijna vergeten voorraad van zijn voorganger. „Korea" is, valt te stellen dat Geyl wel iswaar éér. der grootste vrijzin nige historici is van deze eeuw. inaar een partijdig, een vrijzin nig historicus, en daarmede be paald door een vooroordeel dat onontkoombaar voor hem was! Wie zijn bijna grimmige arti kelen tegen Bilderdijk en Groen van Prinsterer gelezen heeft, zal niet ontkomen aan de indruk dat •leze bijdragen niet bepaald zijn ingegeven door liefde tot en be grip voor de gereformeerde emancipatie gedurende de vorige eeuw. Men leert er de Geyl in kennen die leefde in felle reactie tegen Gerretson, die gepoogd heeft Bilderdijk en Groen van Prinsterer te handhaven als be horende tot onze „nationale heili gen." Tegenover diegenen die betreu ren de wijze waarop Geyl ge poogd heeft Bilderdijk en Groen ♦e vergruizelen, moet echter op gemerkt worden dat de orthodox- orotestanten zulk een afstraffing misschien hard nodig hadden. Men vergeet momenteel wel eens dat een aanval op histori sche grootheid van figuren uit het verleden vaak de beste stimulans vormt om zulke figuren opnieuw te onderzoeken en in beeld te brengen. Een herinnering aan Gcyls in auguratie ln 1936 kan voor de or thodox-protestanten In Nederland niet alleen vreugdevol zijn, maar zc is wél vruchtbaar, want ze ontlokt ons de ronde erkenning dat Geyl ons voor een halve eeuw werk gegeven heeft! Nog lang nadat Geyl zal zijn heengegaan, blijft hij de harde tuchtmeester van minstens één derde deel van ons Nederlandse volk. Op hoog wetenschappelijk ni veau heeft Geyl de orthodox-pro testantse historici op hun gebre ken gewezen. Maar zijn conflicten en uiteindelijke scheiding in ver houding tot zijn vriend Gerretson waren niet van louter persoonlijke rard. De scheiding gaf tevens ge stalte aan een diep geestelijk con- Mict dat in dc geestesgeschiede nis van ons Vaderland zelve ver ankerd is. Geyls werk wacht in de krin gen die geestelijk uit Groen van Prinsterer leven een antwoord, cn al zai het wellicht niet tijdens zijn leven komen, het dient tc verschijnen! Wat dat betreft zal Geyl niet zijn te vergeten, hoog- r.tens kan men hem uitstel geven, cn toeroepen: tot ziens ln de la tere geschiedwetenschap! En in die groet ligt groot eer betoon! Er kan in Kongo en niet alleen daar slechts sprake van het herstellen van orde en rust zijn, als de elkaar bestrij dende politieke groeperingen in het land niet bereid zijn, een ba sis voor enigerlei vorm van sa menwerking te aanvaarden. Want zoals de zaken cr thans voorstaan is het alleen maar de vraag, wie er uit dc machts strijd als overwinnaar tevoor schijn zal komen, al dan r'et met hulp van buiten af. Taak van VN Tot elke prijs moet dan ook worden voorkomen, dat de machtsstrijd in Kongo ontaardt in een burgeroorlog, die licht kan leiden tot een conflict tus sen de grote mogendheden, zo als zich in Korea heeft voorge daan. De Sowjetunie en een aantal andere landen zijn er op uit, op een dergelijke broeder oorlog aan te sturen, omdat die hen in staat kan stellen, Kongo in hun macht te krijgen. Van daar dat zij het heengaan van Hammarskjoeld als secretaris generaal van de Verenigde Na ties en het terugtrekken van het V.N.-leger en alle andere bui tenlandse troepen uit Kongo heb ben geëist. Dit V.N.-leger hoe gebrekkig het ook heeft gefunc tioneerd heeft tot dusver bei de partijen verhinderd, dat zij ellfaar te lijf zijn gegaan. En ook al stond het om ver schillende redenen onmachtig tegenover de infiltraties van Loemoemba-militairen in Oost- provincie en later ook In de pro vincies Kivoe en Katanga, reeds de aanwezigheid van het V.N.- leger heeft tenslotte erger kun nen voorkomen. Kleine landen Gelukkig is Hammarskjöld niet gezwicht voor de Russische eis. af te treden als secretaris generaal van dc Verenigde Na ties. Hij heeft plechtig verze kerd van mening te zijn. dat hij niet het recht heeft, dc organi satie der Verenigde Naties in dit moeilijke uur van haar bestaan in de steek te laten. De beslis sing over zijn al of niet aan blijven heeft hij in handen ge legd van de kleine landen, „waarvoor merkwaardig ge noeg de Sowjetunie voorgeeft te spreken, maar waarvoor ik niet geloof dat zij spreekt. Wat de leden van de V.N ook mo gen besluiten over dit onder werp, dit zal uiteraard voor mij wet zijn." Hij gaf dc Russen de verze kering. de moed te hebben, al le consequenties van zijn hou ding te dragen, zelfs als dat zou betekenen, dat htj zou moeten voortgaan, zijn functie te bekle den zonder de benodigde steun en de middelen, die veel te ge ring zijn. En terecht wees hij er nog eens op, dat hij zijn mandaat verleend door de Veiligheidsraad niet te bulten Is gegaan en dat de Sowjetunie heeft meegedaan aan het opstel len van dat mandaat. Dit neemt niet weg. dat de Russen nu weten, waar zij aan toe zijn. Als we de woorden, die Kennedy gesproken heeft, goed uitleggen menen we daar uit te mogen opmaken, dat hij niet zal aarzelen, zonodig Amerikaanse troepen naar Kongo te zenden (als onderdeel van het V.N.-le ger) om zoals in Korea op te treden tegen wat genoemd wordt „eenzijdige interventie". Kennedy hoopt, dat alleen zijn waarschuwing al voldoende zal zijn om de Russen er toe te brengen, dat zij eieren voor hun geld kiezen en het conflict over de crisis in Kongo niet op de spits gaan drijven. Ook hij heeft zich evenals Hammarskjöld voornamelijk tot de kleine re landen gewend in zijn op roep om. zich te verzetten tegen de plannen van de Sowjetunie, de Verenigde Naties machteloos te maken. Slechts wanneer de meerder heid van deze landen de moed kan opbrengen, Hammarskjöld te verdedigen tegen de onrecht vaardige Russische aanvallen op zijn beleid en zijn persoonlijk heid en geen medewerking te verlenen aan het Russische streven, een eind te maken aan de bemoeienissen van de orga nisatie der Verenigde Naties met de situatie in Kongo, kan nog veel onheil worden voorkomen. Nehroe In dit verband mag het als een gelukkige omstandigheid worden gezien, dat premier Nehroe van India die nog steeds veel invloed uitoefent op het doen en nog meer op het la ten van de communistische lan den niet alleen volkomen ach ter Hammarskjöld staat, maar zich ook voorstander toont van een blijvende rol voor het V.N.- leger in Kongo. Hij heeft zelfs aangeboden nog meer Indische militairen voor dit leger be schikbaar te stellen, al stelde hij daarbij de voorwaarde, dat zij niet mogen worden ingezet ter bescherming van nn als Tsjombe en Moboetoe. Vervlogen Intussen hebben de Russen de Amerikaanse president Kennedy genoodzaakt, klare wijn te schen ken met betrekking tot de houding, die hij tegenover de cri- Volgens de laatste berichten zou er gewerkt worden aan een compromis tussen de elkaar be strijdende groepen in Kongo. Het door Kasavoeboe gevormde kabi net Ileo zon met vertegenwoor digers van andere groeperingen uitgebreid moeten worden en Kongo zou een federatieve repu bliek moeten worden. Het stand punt, dat Kasavoeboe's tegenstan ders onder leiding van Antoine Gtzenga in Oostprovincie en dc provincie Kivoe tegenover dit streven aannemen la niet bekend. Het ziet er echter niet naar uit, dat z(J er Iets voor voelen, aan de totstandkoming van een com promis mee te werken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 11