Inauguratie prof. dr. P. C. A. Geyl
DEZE WEEK IN EEN WOELIGE WERELD
ZATERDAG 18 FEBRUARI 1961
DE WERELD
25 JAAR
GELEDEN
«foor
G. PUCH1NGER
„Het leven in al zijn volheid, het leven in al zijn schakeringen en aspecten. Het is daar
om dat ik de aanraking met de politiek nooit geschuild heb, maar integendeel geloof
dat de geschiedenis erbij winnen kan. Niet in een betrekking van dienstbaarheid, ver
vandaar. De geschiedenis heeft haar eigen netten, en alleen door die trouiv te blijven
kan zij zich met het leven meten. De afstand is haar bijdrage tot het leven, maar zender
de verbinding kan dat geen bijdrage van veel waarde zijn."
PROF. DR. P. C. A. GEYL
„Terugblik'1. (1958)
„Studies en Strijdschriften" (pag. 494).
„Het is de taak van de geschiedschrijver
van wie 't benijdt."
mythen op te
ten spijt
PROF. DR. P. C. A. GEYL
„Terugblik". (1958)
„Studies en Strijdschriften" (pag. 500).
kennisname van enige geschrif
ten van deze geleerde, willen we
ten: maar wie was Geyl zelf?
Levensloop
Ook Geyl heeft behoord tot de
mensen die zich hun succes heb
ben moeten veroveren op de te
genslagen in eigen leven.
„Ik heb een verschrikkelijk
moeilijke jeugd gehad" bekende
hij aan Bibeb (pag. 58) maar bij
zijn rede in het Muiderslot kon
zijn voorlopig eindoordeel over
eigen leven toch luiden: „Ik heb.
als ik dat bijwijze van inleiding
zomaar ronduit zeggen mag. het
gevoel een gelukkig leven gehad
te hebben met alle smartelijk
heden en zwarigheden die ik ge
kend heb (Terugblik, pag.
492).
Eerzucht en ambitie waren
hem niet vreemd, en dit gecom
bineerd met zijn mogelijkheden,
deed hem met moeite zoeken
r.aar het gebied waarop hij zijn
lauweren zou oogsten.
Albert Verwey wees hem als
romanschrijver af; desondanks
publiceerde Geyl in 1946 een de
tective „Moord op de Plas", en
hij was er. trots op. Tot twee
maal toe publiceerde hij een
dichtbundel, verzen geschreven
tijdens zijn gijzelaarsperiodc; als
„een soort gijzelingsdagboek in
verzen" werkelijk knap. maar
door Gerretson en Van Eyck te
recht als poëzie afgewezen, ja ge
negeerd! 't Bloed had in later
jaren gekropen waar het niet kon
gaan; over zijn jongensjaren
schreef Geyl eens: „ik schreef
al maar verzen in die tijd."
Maar waar de Nederlandse lite
ratuur Geyl niet anders toestond
dan bij tijden in de voorhof te
verschijnen, zou de wetenschap
der geschiedenis haar poorten wa
genwijd openen; maar ook dit ge
schiedde eerst na zware strijd.
Niets kondigde aanvankelijk de
historicus aan: tijdens zijn gym
nasiumjaren was Fruin hem on
bekend, en toen hij te Leiden
ging studeren vormde de geschie
denis nog geen zelfstandig studie-
Maar in 1913 promoveerde
Geyl te Leiden op een historisch
proefschrift: „Christofforo Suria-
no, Resident van de Serenissime
Republiek van Venetië in Den
Haag. 1616—1623". In zijn „Te
rugblik" herinnerde Geyl met vol
doening aan wat hij jaren later
uit de voorrede van zijn proef
schrift geciteerd zag: „Want mag
de geschiedenis er niet eens aan
herinnerd worden, dat haar ab
stracties abstracties zijn en haar
materiaal, haar conventies, haar
factoren menschen?" (diss, pag.
XI).
No korte tijd leraar te zijn ge
weest aan een klein gymnasium
te Schiedam, werd de jonge Geyl
benoemd tot buitenlands corres
pondent van de Nieuwe Rotter
damse Courant te Londen. Geyl
uitte zich later als volgt:
„Ik heb aan mijn journalistie
ke periode voor mijn vorming
veel gehad. Het contact met
mensen en toestanden, en dan In
een ander en een groot land, de
verplichting om anel en bevatte-
Pro/. dr. P. C. A. Geyl
HET was gisteren 17 februari vijfentwintig jaar geleden dat prof. dr. P. C. A. Geyl te Utrecht
zijn inaugurale rede uitsprak: „Vaderlandse Gemeenschap in Historisch Perspectief", onge
twijfeld een gebeurtenis van belang, want Geyl werd een sieraad van de Utrechtse Univer
siteit en van de gehele vaderlandse wetenschap.
In een tijdperk waarin de geschiedenis minder dan voorheen in de belangstelling staat van het
volksbewustzijn, was Geyl in staat Nederland als historicus te vertegenwoordigen op internati
onaal niveau: hij ontving ook in het buitenland ridderorden en eredoctoraten. Men is tegenwoor
dig licht geneigd dit laatste te veronachtzamen, maar men heeft toch te bedenken dat in ieder
vakgebied der wetenschap slechts hoogst zelden Nederlanders worden aangetroffen, die waarlijk
bekendheid verkrijgen in het buitenland.
meegehad. De periode
22-jarige Engelse „ballingschap"
is achteraf geen tegenslag ge
bleken, heeft eerder rijke
vrucht geoogst. Hij werkte zich
in die jaren voortreffelijk in in
de Engelse wetenschappelijke
kringen, en na de tweede wereld
oorlog was bekendheid met en in
Engeland bepaald een voordeel,
waarvan Geyl uiteraard gebruik
heeft weten te maken om tot in
Amerika door te dringen.
Wat de Groot-Nederlandse ge
schiedschrijving aangaat, waar
voor Geyl met Gerretson en Van
Schelven één der pioniers was,
hierin moest hij met de jaren
machtige bondgenoten krijgen in
de rooms-katholieke historici
Brom, Verbeme en Rogier.
En ten slotte, wannéér men er
eenmaal in slaagt negatie en te
genstand te overwinnen, vergoedt
de latere loopbaan veelal in rui
me mate wat men aanvankelijk
aan waardering te kort schoot,
althans wanneer men werkelijk
iets te bieden heeft, en dat laat
ste was met Geyl het geval.
Geyl was (en hierin onder
scheidt hij zich van zijn aanvan
kelijke bondgenoot Gerretson) in
staat zijn wetenschappelijk pro
gram af te werken. Wél heeft
Geyl gepoogd in de politiek op
te treden (al bracht hij het niet
tot Kamerlid), en ook heeft hij
zich verdienstelijk gemaakt door
in de journalistiek (laatstelijk
nog in Vrij Nederland) zich een
kleine gemeente te verzamelen,
maar hij was tevens in staat zijn
program in een machtige concep
tie te verwerkelijken, en al
thans voort te zetten. Zijn „Ge
schiedenis van de Nederlandse
Stam" vormt zijn hoofdwerk,
waarmee Geyl de geschiedenis
zal ingaan. Het is nóg onvol
tooid. maar er is hoop dat hij dit
werk zal volbrengen, en dat is
zeer te hopen, want Geyl nadert
thans de jaren die voor zijn con
ceptie evenzeer tot de moeilijkste
als tot de boeiendste gerekend
kunnen worden.
Heel tactisch kondigde hij het
laatst verschenen deel, dat han
delt over de jaren 17511798, in
zijn Voorrede aan onder het
motto schuldbelijdenis, en wroe
ging, en wat de toekomst van
zijn arbeid betreft schonk hij ons
een belofte: „Maar nu opnieuw:
wat omtrent het vervolg? De le
zer zal opmerken dat dit deel
midden in het verhaal blijft ste
ken. Ik hoop dat hij dat zal wil
len aanzien als een onderpand
van mijn voornemen om verder
te gaan. Maar wil hij mij ver
geven als ik mij wacht voor eni
gerlei uitspraak omtrent om
vang of termijn? Alleen dit: ik
zal doen wat ik kan."
Twee „Bronnen"
Over de persoonlijkheid van
Geyl worden wij in twee curi
euze geschriften enigermate inge
licht, zij het dat deze van zeer
tegengestelde aard zijn.
Als eerste valt te noemen de
rede „Terugblik", een toespraak
door Geyl op 13 maart 1958 over
zich zelf gehouden voor de
Utrechtse Historische Studenten-
Kring op het Muiderslot.
Velen hebben het houden van
deze rede nog al afgekeurd, om
dat zij het meer dichterlijk dan
wetenschappelijk vonden wanneer
een historicus voor zijn leerlin
gen een toespraak over zich zelf
ging uitspreken. Toch danken wij
er' een boeiend opstel aan, dat
niet geheel ten onrechte is opge
nomen in de bundel „Studies en
Strijdschriften" aangeboden aan
Prof. Geyl bij zijn aftreden als
hoogleraar aan de Rijksuniversi
teit te Utrecht.
De tweede „bron" is een inter
view dat „Bibeb" met prof. Geyl
heeft gehad, opgenomen in nr.
190 van de „Zwarte Beertjes"
onder de titel „Bibeb in Holland"
(pag. 5765). Wie belang stelt
in Geyl dient dit boekje te kopen,
reeds om dit éne interview! Het
is even scherpziend als vrijpos
tig. en ik zou mij kunnen inden
ken dat Bibeb geaarzeld heeft of
dit opstel publicabel was, maar
net is desondanks een meester
stuk van interviewkunst. Het
geeft Geyl weer in zijn soms
agressieve, maar altijd recht
streekse en openhartige gespreks-
stijl als hij het over zich zelf
heeft. Beide geschriften vormen
een voorlopige bron: het ene
geeft weer wat Geyl over eigen
leven van belang vond (zowel in
wat hij vertelde als verzweeg),
het andere geeft een directe, le
vende impressie aangaande een
ontmoeting met de mens Geyl.
Beide opstellen zullen geboeid ge
lezen worden door hen die na
zwaar tegen het veemgericht dat
Geyl, Gerretson en Van Eyck
brachten over het plagiaat van
prof. dr. H. T. Colenbrander, bij
zijn In 1933 uitgesproken herden
kingsrede over Willem de Zwij
ger te Lelden, in tegenwoordig-
an de Koninklijke Fami
lie.
onderzoekscommissie,
na jaren die strijd nog eens be
ziet, komt tot de ontdekking hoe
meedogenloos hard de strijd on
der vakgenoten kan zijn!
Maar in het jaar 1935 zou
Geyl zelf op de weegschaal ko
men, toen hij kans maakte te
worden benoemd tot hoogleraar te
Utrecht. Vast staat dat Geyl vu
rig hoopte dat hij benoemd zou
worden, en evenzeer staat vast dat
Gerretson een grote bijdrage le
verde tot deze benoeming, even
als Colijn, die daartoe zijn volle
gewicBTin de schaal legde.
Geyl heeft er in zijn „Terugblik"
onder meer het volgende over ge
zegd:
„Jaren later nog. toen de politieke
verhoudingen zich toch al grondig ge
wijzigd hadden, in 1935. bleek de
schap
scheidt
il) zagen ver
mij. alleen al omdat il
tionalistische beweging
halve nationaal-socialisi. Mt
mij niet. vanwege mijn lan(
digheid. Men ging af op eei
beantwoordde. Er was een i
tevoren (in 1933) ook nog die
makende zaak Colenbrander
waarover ik nu niet zal u
maar daarvan was de indi
gebleven, dat ik een onhandel
:onage
goed dozijn
'der.en in
deed. een
:elijkheid
aar jaar
gerucht-
geweest,
tweiden;
'elljks
lijk te schrijven; het was een
leerschool. Vooral in die geluk
kige tijd toen de buitenlandse
correspondent aan de Rotter- Huizinga. Brugi
dammer ten minste ruimte grote Pirenne.
had, en vrijheid. Ik kon mij la- kritiekloos vere
ten gaan, ik kon net zoveel tnn*' s
schrijven als ik wilde, en over
alles wat mij boeide. De politiek
was natuurlijk obligaat, maar de
politiek boeide mij wel bizonder."
(Terugblik, pag. 494).
i^had geschreven.
In de
jaren twintig had ik Fruin aangetast
en daarna de leidende figuren onder
de levenden, van de mij voorafgaan-
in Holland
kritiekloos vereerd, en mijn ik
moet zeggen scherpe, maar zakelijk
Onweerlegbare kritiek op het zes
de deel van zijn Hlstoire de Belglque,
in 1927, was mij al bizonder kwalijk
genomen." (Terugblik pag. 498499).
Na de Eerste Wereldoorlog
werd Geyl voor de eerste maal
hoogleraar, te Londen. Daarmee
had hij de best denkbare intro
ductie bij Angelsaksische weten
schapsmannen. Maar intuïtief ge
voelde Geyl dat dit hoogleraar
schap te Londen geen eindpunt
mocht vormen; het diende een
springplank te zijn voor een
hoogleraarschap in Nederland,
maar de definitieve roep van
het vaderland liet lang op zich
wachten.
Inmiddels boeide de Vlaamse
kwestie. Geyl merkt er over op:
„Het heeft mijn leven beheerst,
die Vlaamse kwestie." Gerretson
had in België gestudeerd, Geyl
leerde de problematiek van Vlaan
deren kennen op een studenten
congres.
„Mijn eerste aanraking met
lie vraagstukken dateerde trou
wens al van 1911, toen ik in Gent
een Vlaams studentencongres bij
woonde. Wat een indruk dat op
mij maakte, blijkt uit een lang
artikel dat ik in het deftige, con
servatieve professorentijdschrift
Onze Eeuw opgenomen kreeg.
Die indruk was nooit uitgewist,
maar in Engeland en door de
oorlog had ik toch vanzelf bui
ten de gebeurtenissen in Vlaan
deren gestaan. Maar nu dan
raakte ik in de raadslagen van
het meuw opgekomen Vlaams na
tionalisme zo diep betrokken als
of ik een Vlaming was."
Dit alles veroorzaakte dat Geyl
actief belangstellende was bij de
destijds ongemeen felle strijd
rondom hel Belgisch verdrag,
waarbij minister Van Karnebeek
„Is minister ten slotte moest
heengaan. Wie zal ooit de wér
kelijke geschiedenis van deze
strijd schrijven? Het is de vraag
of ook maar de voornaamste in
triges en handelingen van de
".aastbije betrokkenen ooit zijn te
-econstruercn. In dat geheel zou
men dan wellicht ook Geyl ont
moeten, in zijn contacten met
Gerretson en Colijn.
Naast de ernst van de strijd
ook het persoonlijk
•er Geyl in zijn „Te
rugblik" breeduit en met smaak
vertelt hoe hij uit België werd
gezet als ongewenste vreemdeling
(pag. 497—498).
>oms zag de Nederlandse rege
ring met enige bezorgdheid de
agitatie van Geyl en Gerretson in
take Vlaanderen, maar Colijn
was beide hoogleraren welgezind.
De benoeming
treft
De maanden die aan de benoe
ming van Geyl te Utrecht voor
afgingen, bevatten een lange his
torie, waarvan menig stuk „peti
te histoire" uitmaakt! Tot in de
kringen van de hoogste gezags
dragers is hierover gestreden.
Zelfs de koninklijke handtekening
'iet op zich wachten!
Een voornaam punt bij de te
genstanders van Geyl's benoeming
was dat men het best vond dat
Gerretson te Utrecht doceerde,
en evenmin bezwaar had tegen
Geyls benoeming, maar dat bei
de conspirators (destijds gezwo
ren vrienden!) aan één universi
teit zouden doceren en propagan
da maken dat achtte men
minder gewenst!
Maar eindelijk, op 17 februari
1936 kon, onder het Rectoraat
van prof. dr. C. W. Vollgraff. de
inauguratie van prof. Geyl plaats
vinden.
Inauguratie
Hoewel in zeer gematigde vorm
sprekende, liet de nieuwe hoog
leraar niet na zijn opvattingen
naar voren te brengen. Wel
licht doen wij er juist aan het
slot van de rede geheel weer te
geven, omdat hier zowel het
vraagstuk van de Groot-Neder
landse geschiedschrijving als de
arbeid van Geyl zelf in het cen
trum staat: „Wat moet in onze
dagen dc omvang der vaderland
je geschiedenis zijn? Wij kunnen
ons binnen de grenzen van de te
genwoordige staat bij onze be
schouwing niet laten opsluiten. Zo
dra hij uit de gebeurtenissen te
voorschijn komt. kan het niet an
ders. of die staat moet eerst en
vooral onze aandacht bepalen.
Maar nu wij de scheuring zien.
niet als dc natuurlijke bevestiging
van een onoverbrugbare tegen
stelling. maar als een van buiten
aangebrachte katastrophe. die de
Nederlandse cultuurkracht van
het Zuiden een tijdlang met on
dergang bedreigd heeft, nu kan
de uit die ramp voortgekomen
staat voor ons niet meer de ver
vulling van de vaderlandse ge-
scniedenis zijn. Ook doordat wij
hem niet meer met een gods
dienstige idee vereenzelvigen,
heeft hij voor ons aan absolute
waarde verloren. De cultuureen
heid van het taalgebied is ons
daarentegen een veel dieper en
duurzamer realiteit gebleken dan
men zich vroeger kon indenken.
De lotgevallen van die cultuur
eenheid. haar manifestaties, maar
cok haar inzinkingen, de bedrei
gingen waaraan zij blootstaat, cn
de functie en betekenis van de
staat in betrekking ertoe zie
daar problemen die tot de vader
landse geschiedenis zoals ik mij
die voorstel, behoren.
Ik ben in mijn betoog uitge
gaan (en in de bizonderheden
die ik meedeelde vond zij op
haar beurt steun) van de opvat
ting. dat iedere historische voor
stelling mee bepaald wordt door
de tijdsomstandigheden van die
haar voordraagt en daarom in ze
kere dementen vergankelijk is. Ik
wil hier echter een verzekering
aan toevoegen en kan daarbij
Huizinga volgen, die dezelfde op
vatting uiteenzettend, meteen met
nadruk opmerkt, „dat (hij) hier
mede nie* bedoel tt) een relati
visme te prediken, dat aan elke
geschiedbeschouwing een gelijk
waarheidsgehalte zou toekennen,
mits zij maar beantwoorde aan
de overtuiging die haar voort-
oracht." Inderdaad. Er moet
nier een dubbele werking zijn. Zo
de nieuwe overtuiging het recht
heeft zich van de geschiedenis
een nieuw beeld te vormen, zij
heeft de plicht zich eerlijk aan
de toets der geschiedenis te on
derwerpen. Men komt (het is na
tuurlijk en goed) met een ver
beelding, een gedroomde voor
stelling. tot de geschiedenis,
maar men moet aan de geschie
denis overlaten, dat wil zeggen
men moet met zelfverloochening
en nederig aan dc feiten vragen,
of zij opgaat. Dat heb ik in mijn
schrifturen en in mijn onderwijs
.steeds getracht te doen; dat zal
ik blijven trachten. En gij zult
mij, mijn hoorders, niet misver
staan als ik eindig met de blij
de betuiging dat de wijdere op-
jatting van de vaderlandse ge
schiedenis. die onze tijd toelaat in
de plaats van de engere, lang
verwaarloosde rijkdommen bin
den ons bereik brengt en dat het
mij een genot zal zijn die met
de jonge historici van mijn eigen
volk te beschouwen." (Inaugura
tie. pag. 21-22).
Over de ontvangst van zijn
Utrechtse inauguratie sprak Geyl
in „Terugblik": „Maar toen ik
er eenmaal in persoon was, te
gen de wens van de Faculteit,
verdween het misverstand als
sneeuw voor de zon. Mijn oratie
al. die na al wat er maanden
lang over mijn benoeming te
doen was geweest met spanning
werd bijgewoond en aangehoord,
zuiverde de atmosfeer. Toch zei ik
er niet minder in over het tere
onderwerp dan wat ik bij zoveel
vorige gelegenheden gezegd had.
Ik herinner mij levendig de war
me gelukwensen, na afloop, van
Bolkestein, de klassiek-historicus.
die tot dc hoofdschudders had
nehoord. Hij werd weldra in de
faculteit, waar ik trouwens alge
meen op collegiale wijze was
ontvangen, mijn beste vriend."
(pag. 501-502).
Oorlogstijd
Hoewel geen diepe geest als P.
N. van Eyck. noch een grote
geest als Gerretson (zijn oude
Londensc vrienden) heeft Geyl
op respectabele wijze uitvoering
gegeven aan zijn program. Acti
viteit en grote Ijver kenmerkten
zijn arbeid, en de lijst van wer
ken die hij na zijn Utrechtse in
auguratie (de Rotterdamse volg
de op 10 februari 1938) heeft ge
produceerd, toont dat hij tot de
hoogleraren heeft behoord die het
recht hadden bij hun inauguratie
een duidelijk program te stellen.
En waarin men met Geyl mo
ge verschillen (en de verschil
punten met hem zijn bijna even
talrijk als de raakvlakken) een
ieder kan eensgezind zijn over
het feit dat hij zich gedurende de
afgelopen oorlog een voorbeeldig
Vaderlander heeft betoond. Nóg
herinner ik mij de dag dat Geyl,
in october 1940, als gijzelaar van
de Universiteit werd verwijderd,
om eerst in februari 1944 weer
losgelaten te worden. Reeds in
december 1942 was hij door de
Duitse bezettende macht als
hoogleraar ontslagen, „weil seine
Gesammteinstellung keine Ge-
wahr für eine loyale Mitarbeit
bietet." Wij kunnen constateren
dat deze opmerking van de Duit-
rers uit bezien zeer juist was!
Hoewel Geyl van veel vragen die
zich a-ar. de Universiteiten voor
deden tijdens de bezetting, ontsla
gen was. door zijn gevangenschap,
mag zijn naam vermeld worden
onder de zeer getrouwe hoogle
raren tijdens de Duitse bezetting.
Geyl en de
gereformeerden
Men zou al heel weinig van
"net werk van Geyl begrepen heb
ben wanneer men hem bezag
vanuit een uiterste. Er is bij
sommigen een neiging om Geyl
als een soort definitieve formula-
lor onzer geschiedenis of althans
onzer geschiedschrijving te ken
schetsen. En cr zijn anderen,
vooral van orthodox-protestantscn
huize, die hem liefst negeren,
zelfs ongelezen laten, omdat Geyl
een grote verwarring brengt in
le geschiedsvisie van het oude
gereformeerde protestantisme.
Het is duidelijk dat wij belde
neigingen, ook waar ze levende
en zeer begrijpelijke stimulansen
vormen, in dien zin hebben te
weerstaan, dat wij er ons niét
door mogen laten regeren.
Tegenover hen die Geyl willen
doen optreden als de definitieve
veroordeling van al wat van de
zijde van Bilderdijk en Groen en
hun geesteskinderen geschreven
Tsjombe heeft de schijn tegen zich - Politieke op
lossing in Kongo bijna onmogelijk - Kennedy schenkt
oude klare wijn - Hammarskjoeld houdt voet bij stuk
- Ver. Naties in gevaar
ER KAN ln een week t(jds heel
wat gebeuren. Vorige week
begon deie rubriek met de
woorden: „Als de tekenen niet
bedriegen, staan we aan de
vooravond van belangrijke ont
wikkelingen in en met betrek
king tot Kongo". Toen we deze
woorden schreven, wisten we
nog niets van dc mededeling, dat
Loemoemba was ontvlucht, laat
staan van het feit, dat hij ver
moord was of zou worden. Het
nieuws van zijn vlucht werd pas
op het laatste ogenblik in de
tekst verwerkt. En ln feite vorm
de dit al een bevestiging van
het reeds uitgesproken ver
moeden, dat er ln Kongo be
langrijke dingen zouden gaan
gebeuren. De gebeurtenissen,
die daarna hebben plaatsgevon
den zijn zeer Ingrijpend ge
weest. Zij hebben het karakter
van de Kongolese crisis volko
men gewijzigd. De krachten, die
steeds achter Loemoemba heb
ben gestaan, hebben voorlopig
de wind in de zeilen en selfs
president Kasavoeboe, van wie
men mag aannemen, dat hij niet
de bedoeling heeft gehad, Loe
moemba in Katanga te laten
vermoorden, heeft zwaar aan
prestige moeten Inboeten. Dat
Is betreurenswaardig, omdat hij
de enige was en Is, die als de
wettige vertegenwoordiger van
het Kongolese volk kan worden
beschouwd.
Wanhoopsdaad
We hebben er terstond na het
overbrengen van Loemoemba
naar Katanga op gewezen, dat
deze wanhoopsdaad van Kasa
voeboe en generaal (toen nog ko
lonel) Moboetoe. niet alleen een
teken van zwakte en onmacht
tegenover de aanhangers van
Loemoemba was. maar dat de
ze daad gezien de gevoelens
van premier Tsjombe tegenover
de ex-premier zeer ernstige
gevolgen zou kunnen hebben.
Met Loemoemba in handen
stond Tsjombe heel sterk tegen
over de regering in Leopold-
stad. En toen het er op ging lij
ken. dat hij zijn grootste vijand
wellicht onder druk van de open
bare mening in het buitenland
zou moeten vrijlaten, heeft hij
klaarblijkelijk het zekere voor
het onzekere genomen en Loe
moemba voorgoed uitgescha
keld.
Grote leugens
Zelfs wanneer het waar is. dat
Loemoemba door dorpelingen
werd vermoord nadat hij was
ontvlucht is Tsjombe niet vrij
te pleiten van verantwoordelijk
heid voor zijn dood. Niemand
gelooft echter, dat de officiële
lezing van hot gebeurde in over
eenstemming met de waarheid
is. Het ergste van alles is dan
ook. dat Tsjombe zich heel waar
schijnlijk van grote leugens
heeft bediend om een misdaad
te verbergen, waarvan de gehe
le wereld als het ware getuige
is geweest.
Ook het feit. dat de bewakers
van Loemoemba naar een kamp
zijn overgebracht, waar zij met
niemand kunnen spreken, wijst
er op, dat Tsjombe heel veel te
verbergen heeft. En dan zwij
gen we nog maar over de wij
ze. waarop de plaats waar Loe
moemba begraven is en de
naam van het dorp, waar hij
vermoord werd. worden verzwe
gen. Tsjombe heeft de schijn
volledig tegen zich.
Moeilijker
Heeft de moord op Loemoem
ba de positie van Kasavoeboe
en Moboetoe in Leopoldstad op
nieuw verzwakt, hij heeft ook
een politieke oplossing van het
Kongolese binnenlandse conflict
vrijwel onmogelijk gemaakt.
Was er al veel verbeeldings
kracht nodig om te kunnen aan
nemen. dat aanhangers van Loe
moemba in een door Kasavoe
boe gevormd kabinet zitting zou
den willen nemen, toen hun lei
der nog leefde, zelfs de grootste
optimist kan onder de huidige
omstandigheden moeilijk meer
verwachten, dat er nog van een
verzoening sprake kan zijn. En
dat i
het
be-
sis in Kongo en de internatio
nale aspecten daarvan aan
neemt. Zoals we vorige week
reeds uitvoerig hebben uiteenge
zet heeft Kennedy gemeend, dat
de toeschietelijkheid van pre
mier Chroesjtsjef wellicht zou
kunnen leiden tot een bestand in
de koude oorlog tussen Oost en
West. die thans toegespitst is op
de situatie in Kongo. Kennedy
en diens adviseurs hebben ge
dacht, dat ook in Kongo een ver
gaand politiek compromis zou
kunnen leiden tot stabilisatie
van de toestand in Kongo onder
toezicht van de Verenigde Na
ties en zonder inmenging van de
zijde van welke mogendheid of
groep van landen dan ook. Toen
Loemoemba nog in leven was,
leek het aan Kennedy toege
schreven plan voor Kongo gro
te gevaren in zich te bergen.
No Loemoemba dood ls en
Kennedy's illusies met betrek
king van de houding van pre
mier Chroesjtsjef zijn vervlo
gen, is hij tot de werkelijkheid
teruggekeerd en heeft hij geluk
kig niet geaarzeld, een krachti
ge houding aan te nemen, waar
mede hij zich nu al vierkant te
genover Chroesjtsjef heeft ge
plaatst, zoals ook met Elsenho
wer het geval was. Dc klare
wijn, die Kennedy schonk, was
dan ook uit de bijna vergeten
voorraad van zijn voorganger.
„Korea"
is, valt te stellen dat Geyl wel
iswaar éér. der grootste vrijzin
nige historici is van deze eeuw.
inaar een partijdig, een vrijzin
nig historicus, en daarmede be
paald door een vooroordeel dat
onontkoombaar voor hem was!
Wie zijn bijna grimmige arti
kelen tegen Bilderdijk en Groen
van Prinsterer gelezen heeft, zal
niet ontkomen aan de indruk dat
•leze bijdragen niet bepaald zijn
ingegeven door liefde tot en be
grip voor de gereformeerde
emancipatie gedurende de vorige
eeuw. Men leert er de Geyl in
kennen die leefde in felle reactie
tegen Gerretson, die gepoogd
heeft Bilderdijk en Groen van
Prinsterer te handhaven als be
horende tot onze „nationale heili
gen."
Tegenover diegenen die betreu
ren de wijze waarop Geyl ge
poogd heeft Bilderdijk en Groen
♦e vergruizelen, moet echter op
gemerkt worden dat de orthodox-
orotestanten zulk een afstraffing
misschien hard nodig hadden.
Men vergeet momenteel wel
eens dat een aanval op histori
sche grootheid van figuren uit het
verleden vaak de beste stimulans
vormt om zulke figuren opnieuw
te onderzoeken en in beeld te
brengen.
Een herinnering aan Gcyls in
auguratie ln 1936 kan voor de or
thodox-protestanten In Nederland
niet alleen vreugdevol zijn, maar
zc is wél vruchtbaar, want ze
ontlokt ons de ronde erkenning
dat Geyl ons voor een halve
eeuw werk gegeven heeft!
Nog lang nadat Geyl zal zijn
heengegaan, blijft hij de harde
tuchtmeester van minstens één
derde deel van ons Nederlandse
volk. Op hoog wetenschappelijk ni
veau heeft Geyl de orthodox-pro
testantse historici op hun gebre
ken gewezen. Maar zijn conflicten
en uiteindelijke scheiding in ver
houding tot zijn vriend Gerretson
waren niet van louter persoonlijke
rard. De scheiding gaf tevens ge
stalte aan een diep geestelijk con-
Mict dat in dc geestesgeschiede
nis van ons Vaderland zelve ver
ankerd is.
Geyls werk wacht in de krin
gen die geestelijk uit Groen van
Prinsterer leven een antwoord,
cn al zai het wellicht niet tijdens
zijn leven komen, het dient tc
verschijnen! Wat dat betreft zal
Geyl niet zijn te vergeten, hoog-
r.tens kan men hem uitstel geven,
cn toeroepen: tot ziens ln de la
tere geschiedwetenschap!
En in die groet ligt groot eer
betoon!
Er kan in Kongo en niet
alleen daar slechts sprake
van het herstellen van orde en
rust zijn, als de elkaar bestrij
dende politieke groeperingen in
het land niet bereid zijn, een ba
sis voor enigerlei vorm van sa
menwerking te aanvaarden.
Want zoals de zaken cr thans
voorstaan is het alleen maar de
vraag, wie er uit dc machts
strijd als overwinnaar tevoor
schijn zal komen, al dan r'et
met hulp van buiten af.
Taak van VN
Tot elke prijs moet dan ook
worden voorkomen, dat de
machtsstrijd in Kongo ontaardt
in een burgeroorlog, die licht
kan leiden tot een conflict tus
sen de grote mogendheden, zo
als zich in Korea heeft voorge
daan. De Sowjetunie en een
aantal andere landen zijn er op
uit, op een dergelijke broeder
oorlog aan te sturen, omdat die
hen in staat kan stellen, Kongo
in hun macht te krijgen. Van
daar dat zij het heengaan van
Hammarskjoeld als secretaris
generaal van de Verenigde Na
ties en het terugtrekken van het
V.N.-leger en alle andere bui
tenlandse troepen uit Kongo heb
ben geëist. Dit V.N.-leger hoe
gebrekkig het ook heeft gefunc
tioneerd heeft tot dusver bei
de partijen verhinderd, dat zij
ellfaar te lijf zijn gegaan.
En ook al stond het om ver
schillende redenen onmachtig
tegenover de infiltraties van
Loemoemba-militairen in Oost-
provincie en later ook In de pro
vincies Kivoe en Katanga, reeds
de aanwezigheid van het V.N.-
leger heeft tenslotte erger kun
nen voorkomen.
Kleine landen
Gelukkig is Hammarskjöld
niet gezwicht voor de Russische
eis. af te treden als secretaris
generaal van dc Verenigde Na
ties. Hij heeft plechtig verze
kerd van mening te zijn. dat hij
niet het recht heeft, dc organi
satie der Verenigde Naties in dit
moeilijke uur van haar bestaan
in de steek te laten. De beslis
sing over zijn al of niet aan
blijven heeft hij in handen ge
legd van de kleine landen,
„waarvoor merkwaardig ge
noeg de Sowjetunie voorgeeft
te spreken, maar waarvoor ik
niet geloof dat zij spreekt. Wat
de leden van de V.N ook mo
gen besluiten over dit onder
werp, dit zal uiteraard voor mij
wet zijn."
Hij gaf dc Russen de verze
kering. de moed te hebben, al
le consequenties van zijn hou
ding te dragen, zelfs als dat zou
betekenen, dat htj zou moeten
voortgaan, zijn functie te bekle
den zonder de benodigde steun
en de middelen, die veel te ge
ring zijn. En terecht wees hij
er nog eens op, dat hij zijn
mandaat verleend door de
Veiligheidsraad niet te bulten
Is gegaan en dat de Sowjetunie
heeft meegedaan aan het opstel
len van dat mandaat.
Dit neemt niet weg. dat de
Russen nu weten, waar zij aan
toe zijn. Als we de woorden, die
Kennedy gesproken heeft, goed
uitleggen menen we daar uit te
mogen opmaken, dat hij niet zal
aarzelen, zonodig Amerikaanse
troepen naar Kongo te zenden
(als onderdeel van het V.N.-le
ger) om zoals in Korea
op te treden tegen wat genoemd
wordt „eenzijdige interventie".
Kennedy hoopt, dat alleen zijn
waarschuwing al voldoende zal
zijn om de Russen er toe te
brengen, dat zij eieren voor hun
geld kiezen en het conflict over
de crisis in Kongo niet op de
spits gaan drijven. Ook hij heeft
zich evenals Hammarskjöld
voornamelijk tot de kleine
re landen gewend in zijn op
roep om. zich te verzetten tegen
de plannen van de Sowjetunie,
de Verenigde Naties machteloos
te maken.
Slechts wanneer de meerder
heid van deze landen de moed
kan opbrengen, Hammarskjöld
te verdedigen tegen de onrecht
vaardige Russische aanvallen op
zijn beleid en zijn persoonlijk
heid en geen medewerking te
verlenen aan het Russische
streven, een eind te maken aan
de bemoeienissen van de orga
nisatie der Verenigde Naties met
de situatie in Kongo, kan nog
veel onheil worden voorkomen.
Nehroe
In dit verband mag het als
een gelukkige omstandigheid
worden gezien, dat premier
Nehroe van India die nog
steeds veel invloed uitoefent op
het doen en nog meer op het la
ten van de communistische lan
den niet alleen volkomen ach
ter Hammarskjöld staat, maar
zich ook voorstander toont van
een blijvende rol voor het V.N.-
leger in Kongo. Hij heeft zelfs
aangeboden nog meer Indische
militairen voor dit leger be
schikbaar te stellen, al stelde
hij daarbij de voorwaarde, dat
zij niet mogen worden ingezet
ter bescherming van nn
als Tsjombe en Moboetoe.
Vervlogen
Intussen hebben de Russen de
Amerikaanse president Kennedy
genoodzaakt, klare wijn te schen
ken met betrekking tot de
houding, die hij tegenover de cri-
Volgens de laatste berichten
zou er gewerkt worden aan een
compromis tussen de elkaar be
strijdende groepen in Kongo. Het
door Kasavoeboe gevormde kabi
net Ileo zon met vertegenwoor
digers van andere groeperingen
uitgebreid moeten worden en
Kongo zou een federatieve repu
bliek moeten worden. Het stand
punt, dat Kasavoeboe's tegenstan
ders onder leiding van Antoine
Gtzenga in Oostprovincie en dc
provincie Kivoe tegenover dit
streven aannemen la niet bekend.
Het ziet er echter niet naar uit,
dat z(J er Iets voor voelen, aan
de totstandkoming van een com
promis mee te werken.