de grote koorleider uit Duitsland GEEN SENTIMENTALISME MEER KERSTBIJLAGE 1960 5 ^NOK IN DIT KERSTNUMMER hebben wij dank zij de auteur Herm. Steggerda een traditie kunnen voortzetten. Voor zijn sproke van dit jaar koos hij tot onderwerp Ben Sirius, een rover en moordenaar, die zich in dienst stelde van koning Herodes. ,j MEN SCHREEF ZIJN NAAM BEN SI- RIUS, maar of die echt de zijne was, n peeft niemand ooit bewezen. Wat zou het lfDok; de hoofdzaak is het wonderlijk ver fhaal, dat rond hem is geweven, dat speel- ■gde rond de dag, waarop het kleine Bethle hem het centrum van de wereld was en later. Ben Sirius' verleden, ligt in 't duister van fcle tijd. Men zegt hij trok met rovers langs de grote handelswegen en wee de rijke kara vaan die in hun handen viel. Men vond te vaak hun spoor in doden, gevallen in de strijd bm 't aards bezit. En daarom kreeg een kleine, sterke leger bende bevel: vang deze Sirius, 't is lang ge- ïoeg dat hij aan misdaad heeft bedreven. Men ipande hem een strik. Een zwaar beladen karavaan trok lang- ïam spiedend door de woeste vlakte en vachtte op de schrik Ben Sirius...en niet 'ergeefs. Hij kwam gelijk een wervelwind :ijn prooi bespringen, maar zie...in iedere memoes school nu een sterk soldaat. Hij :ag de fuik te laat om snel te keren....een [orte strijd en zwaar gewond werd hij naar lome opgebracht. Daar wachtte hem de dood m tot die tijd, sloot men de rover geketend n een onderaards gevang. Maar nooit is 't vonnis aan Ben Sirius vol trokken. Want Sirius als onverschrokken held was In die dagen veel meer waard, dan Si rius als dode rover. Men bood hem sluw de kans de keizer in het leger trouw te dienen... en 't was geen keus....hij ging. VTA lange tochten vol gevaren, doodsdreiging La en gev/eld, stond hij in 't eind ten dienste ran Herodes, De Grote bijgenaamd en vriend fles keizers, sluw als hardvochtig, wreed als Dang. Wie ooit een poging deed zijn troon te ondermijnen, vond zekerlijk de dood. Hij loodde zelfs zijn vrouw en zonenen nie- nand wist hoe diep de Aziaat Ben Sirius de 'ilistijnse vorst verachtte. Zo stond Ben lirius juist in Je- uzalem, toen daar en rijke kara- aan uit 't Oosten en grote onrust iracht. „Der Joden ko- ing is geboren. 'ij volgden uit >ns land zijn gou- len ster. Wij wil- en hem met vele schatten eren. Zeg ons, waar leze vorst te vinden is." Herodes diep ge- chokt door deze wijzen uit het Oosten deed ilings navraag bij het Jodenvolk: „Wat weet lij van die Jodenkoning?" De wetgeleerden zeiden hem: ,,Wij weten ieer, hij wordt in Bethlehem geboren, in Da- 'ids stad, en ook uit diens geslacht." Toen zond de sluwaard snel de wijzen, naar leze stad en zei: ,,Zo gij hem vindt, en gij lem hebt aanbeden, keer hier terug en zeg >ns waar hij is, dan zullen wij ook gaan en lem vereren"maar zijn verbeelding zag iet zwaard, dat onbarmhartig toe zou slaan... i niet de engel Gods, die voor geen aardse lacht behoeft te wijken. De wijzen vonden 't Kind, maar door de jngel voorgewezen, liep nu hun weg niet door leruzalem. Daar bleef de barre onrust leven en toen Herodes zich bedrogen zag, kwam Jij met zijn bevel: in Bethlehem de jongens lot twee jaar te doden, en niet alleen in Beth- "lem, maar ver tot in de streek 'O kwam de kwade dag, waarop Ben Sirius 1 ter vroege morgen, met and'ren optrok laar het kleine Bethlehem. Daar zou hij dan )or 't eerst vernemen, voor welk boos plan .en hem verkoren had. Juist bij het lichten van de dag stond Sirius i 't veld en kreeg toen van zijn hoofdman /oor zijn huursoldaten Herodes' slecht bevel. Dat was Ben Sirius teveel en zei: „Gij zijt !en hoofdman over honderd, een man van eer in 's keizers dienst? En laat gij ons, die tegen lapp'ren streden, nu kind'ren doden aan de noederborst? Eer sterf ik zelf, dan deze mis- flaad te bedrijven voor die doortrapte vos ginds n Jeruzalem." De hoofdman zag de felle toorn, het flit- end zwaard als dreiging in Ben Sirius' hand. lij zei. „Dat is uw dood. Als gij dan liever terft dan uw bevel uitvoeren: sterf dan! Uw igen mannen zullen u als lafaard doden. Val an....!", maar heel de troep bleef onbewogen taan. „Dan zal ik zelf naar recht en ere met u land'len. Ga nu naar Bethlehem naar mijn bevel of 'k zal u eigenhandig doden." „Wie kind'ren moordt om 's konings gunst winnen is laffer dan een vetgevreten hond... 5 gij mij naad'ren durft, zal dat uw laat- Ite hartslag wezen, ik doodde in een rechte DOOR HERM. STEGGERDA Strijd It is e wel sterker volk dan gij. Kom aan. is eerlijker dan kleine kind'ren doden!" Dc hoofdman stortte zich naar voren. De iwaarden flitsten dreigend door elkaar. Maar tie. Ben Sirius in meen'ge strijd bedreven, jaf nog geen duimbreed grond. En roerloos ïtonden zijn soldaten. Toen hem de hoofdman te gevaarlijk werd, lloeg Sirius berekenend toe en trof de hoofdman Ban de arm waarmee hij strijden moest. „Ik tal u nog niet doden" zo zei Ben Sirius. „Mis- ïchien heeft dit u dan geleerd, dat men niet blind'lings doet wat wordt bevolen, maar dat tnen altijd nog een man moet zijn. Vaar wel. ik zal niet wachten op uw mannen. Ik blijf een man van eer, ik had u kunnen doden, fnaar kijk in deze strijd zijt gij mij even- Waardig als een kind!" Hier sprong Ben Sirius te paard en storm de wild de wijde vlakte in DE AVOND vond hem moe, verdorst, ter neergeslagenWat had zijn leven nog Voor doel? Hij was voortaan een tot de dood bedreigdeeen vogelvrije die nooit slapen mocht. Hij haatte zijn soldatenkleed. zijn zwaard, zijn helm, die in zijn ogen nu een hofnar zouden kunnen sieren, 't Was beter, dat hij ergens in de stilte, vergeten sterven zou Hij sloot zijn hart en joeg het paard de ber gen in en zocht toen voor zichzelf een donkere spelonk waar hem de dood zou vinden en legde zich en viel in diepe slaap. MAAR niet de dood kwam hem de slaap verdiepen, doch wonder licht stak eind'- lijk aan zijn wimpers door en uit de slaap om hoog geschoten zag hij een vreemd'ling aan zijn voeten staan. „Wie zijt gij en wie komt gij zoeken?" „Ik zoek niet, maar ik kom eenvoudig, Ben Sirius gij zijt op vlucht, en die u zoeken wil len u alleen maar doden. Maar door uw vlucht hebt gij het schreien niet uit Bethle hem gehoord." ,,'t Is waar, ik weigerde, terwijl ik wist dat men mij hiervoor zou doden, maar, liever dood, dan deze kindermoord op stom bevel. En 't Koningskind, is. dat gevonden?" „Wie zal er sterker'zijn dan God?" „Hoe spreekt gij vreemdeling van God? Zijt gij een schriftgeleerde of hoe ze heten mogen in Jeruzalem? Wat heeft God met dit Kind te maken?" „Gij zult het zien, de hele wereld zal het zien wie ginds in Beth'lem werd geboren. Hij is Gods Zoon....sta op en kom en zie." De vreemd'ling ging hem voor, de grot uit en begon de hoogte af te dalen. Ben Sirius ging diep geboeid hem achteraan. Toen wees de hand en in het dal zag Sirius een wonder lijk tafreel. Daar ging een man en leidde aan zijn hand een jonge ezel waarop een vrouw zat die een kindje in haar armen droeg. Ben Sirius begreep ineens: dit is het Konings kind, gelukkig aan Herodes' moord ontkomen en snel liep hij de kleine karavaan nieuwsgie rig tegemoet. Die stond nu stil en wachtte „Gij zijt gezegend moeder zo zei Ben Sirius, „aan moord-naarshand ontkomen draagt gij uw kind nog aan uw hart....een konings kind, ik heb het reeds vernomen." „Meer dan een koningskind, het is Gods zoon", zo zei Maria. „God zelf heeft Hem bewaard in Bethlehem en Hij bewaart een ieder die in Hem gelooft. Hij is van God ge zonden opdat Hij Is'réls volk verlossen zal." Met grote tederheid ontvouwde zij de doek en diep ontroerd boog Sirius zich naar het zoet gelaat. „Ik dank uw God, die mij be hoed heeft om dit Kind te doden. Hij zeeg'ne u en mij voor deze daad." Toen stond de vreemd'ling achter hem en zei Ben Sirius, gij zult hem wederzien. Dan staat er boven hem geschreven, dat Hij de Koning van de Joden is. Maar hij is meer. Hij is de vorst van Hemel en van aarde. Gij zult dit woord van mij herinn'ren in uw diepste nood." T"\IT alles was Ben Sirius als in een droom voorbijgegaan. Toen hij terugkwam in de grot vond hij daar brood en water en bovendien een prachtig overkleed. Snel keerde hij terug naar 't dal om deze vreemd'ling te bedanken, maar nergens was de karavaan en vreemd'ling meer te zien. Toen wist hij het opeens heel zeker: „Ik heb Gods engel en Gods Zoon gezien..nu zal ik zeker sterven." I leven en door veel jaren van ontbering heen is hem de kracht van die ontmoeting toch ontvallen, want zie, hij was nog steeds de vogelvrije, die men als deserteur straks doden zou. Hij mocht geen vlek, geen stad betreden en zo werd hij opnieuw een rover en een op roerling. Hij haatte Rome dat hem zocht te doden, toen zwoer hij dat men hem nooit le vend meer zou vangen en dat hij waar hij kan sen zag zijn wraak voor deze eenzaamheid met strijd en dood zou koelen. Maar vele, vele jaren later, toen hij zijn jonge kracht reeds had verteerd, werd hij temidden van een oproer toch gegrepen en tot zijn kruisdood in 't gevang gezet. En eind'lijk kwam de zware dag, waarop de woorden van de engel, herleefden in zijn ster vensnood. Daar aan dat kruis naast hem zag hij het bord gespijkerd: „Dit is der Joden Koning." ONTZET ontdekte hij: dit moet Hem zijn, dit is het Kind in Bethlehem ontkomen. Hij is geen moordenaar als ik. Hij hoorde hoe het opgezweepte volk Hem hoonde: „Als gij Gods Zoon zijt. kom dan af van 't kruis". Zag niemand dan dat Hij een and're was dan zij? Wist niemand dan dat Hij toch waar lijk is de Zoon van God, Oh, was ik vrij, nog jong, ik zou tot stervens toe en eervol voor Hem strijden. Hij hoorde ook de spot van 't derde kruis en toen ontstak zijn hart en door zijn diepe pijnen riep hij: „Vreest gij de dood niet? Durft gij Hem bespotten wijl Hij rechtvaardig is en gij en ik een moordenaar, die sterven moeten naar het recht?" Toen vloeide olots die won'dre bede van zijn lippen: „Heer. als Gij in uw rijk gekomen zijt. gedenk dan mijner." Hij zag een liefdevol gelaat naar hem ge wend en hoorde Zijn belofte: „Zo, heden zult gij zijn met mij in 't Paradijs.", en diep ontroerd boog toen Ben Sirius zich naar de dood A LLICHT IS dit verhaal verdicht en ligt ver- zinsel naast de waarheid in elkaar beslo ten, maar hoe het zij; dit is de diepste waar heid in de sproke, dat ieder levend in het kwaad, bedreigd door dood, behoudenis kan vinden, indien het Kind van Bethlehem ook de Gekruiste wordt en ook de Heer van Pasen, die ons de weg naar 't Paradijs voor goed ontsloot. DOOR CORN. BASOSKI TT'r is op het terrein van de protestantse kerkmuziek en de protes- -■--J tantse geestelijke muziek een ware omwenteling merkbaar. Die omwenteling wordt niet bepaald door het zgn. „moderne" geestelijke lied, dat zich aanpast bij de jazzmuziek van deze tijd en waarbij men zelfs van „geestelijke top-hits" zou kunnen spreken. Die omwenteling wordt alleen bepaald door het verlangen de kerkmuziek en de geestelijke muziek te bevrijden van veel valse romantiek en de zuiverheid te hergeven, die het na Bach en zijn voorgangers steeds meer heeft verloren. Het kerklied en het geestelijke lied wer den tijdens de romantiek verlaagd tot sen- timenteel-individuele gevoelsuitingen, die maar een zeer momentane en relatieve ontroering schonken. Die ontroering werd veelal nog gewekt door een melodische en harmonische zinnenbekoring, die aan het wezen van het lied volkomen vreemd zijn. Een homofoon-harmonische overlading kwam in de plaats voor de zuivere, ob jectieve doorzichtigheid van de polyfonie, zoals die vóór Bach en ten tijde van Bach opgeld deed. Een van de eerste figuren die zich heeft opgeworpen voor de vernieuwing der ker kelijke muziek, was de Duitse componist Hugo Distier (1908-1942), die de oude geest dienstbaar wist te maken aan de vormen van deze tijd. Hij vond een nieuwe koor- vrijheid, toch steeds zuiver vocaal geconcipieerd is. In zijn vele Koralen, Mis sen, Passionen en Motetten zocht hij, met behoud van de eigentijdse verworvenhe den, naar de aansluiting bij de oude ker kelijke muziek. Na hem kwamen er in Duitsland meer dere protestantse componisten, die zich van hun opdracht bewust waren en een koor stijl schiepen, die geen kopie van de ba rokke polyfonie is, maar deze wel als ba sis neemt. In dit verband noem ik Sieg- gried Reda, Kurt Thomas. Hans Micheel- sen, Ernst Pepping, Kurt Hessenberg, Heinz Werner Zimmermann, Helmut Bor- nefeld. Günter Raphael, e.a. Zij allen za gen het verval van de kerkelijke muziek, zij beseften dat deze muziek opgeheven moest worden uit het moeras van de in dividuele beleving en terug moest naar de objectieve verkondiging, die geheel past in het kader van de protestantse liturgie. ren van zo'n werk eist dan ook heel veel, allereerst van de dirigent, die van het min of meer troebele klankkarakter der homofonie in een heldere doorzichtigheid moet gaan werken. Dat vereist een spe ciale koortechniek, waarvoor geschikte leiders moeten wor den gevonden. Duitsland heeft die gevonden, in ruime mate. En wel voor eerst in de grote koorleider van de protestantse ker kelijke muziek, prof. Wilhelm Ehmann. Zyn naam zal onver brekelijk verbonden blijven aan de geestelijke koormuziek, niet alleen door de vele gram mofoonplaten die hij met zijn Westfalische Kantorei maakte, maar ook door zijn vele leer lingen en door zijn toonaange vend boekwerk „Die Chor- führung" (uitg. Barenreiter Verlag, Kassei). Dat boek alleen al moet als basis dienen voor alle koorleiders over de gehele wereld. Als artistiek leider van de Cantate-grammofoonplaten- produktie, die uitsluitend pro testantse muziek uitbrengt en zelfs alle werken van Bach gaat uitgeven, heeft hij zijn ideeën als klinkend resultaat kunnen laten vastleggen, waarbij hij ge holpen wordt door een grote staf van kun dige en gelijkgestemde koorleiders. Levensloop WILHELM EHMANN werd op 5 decem ber 1904 te Freistatt geboren. Hij stu deerde aan de Universiteiten van Freiburg Goede koorleider OM deze muziek echter goed ten uitvoer te brengen, moet de koorleider over grote capaciteiten beschikken. Juist het polyfone (meerstemmige) stemmenweef- sel mag niet vertroebelen. Men moet de melodische lijnen van alle stemmen kun nen volgen, daar hier geen sprake is van één een boventoon voerende stem met har monische begeleiding van de drie andere stemmen (zoals dat bü dc homofonie ge beurt). De vier stemmen worden alle ge lijkwaardig behandeld en moe en met el kaar. maar niet ongelijk aan elkaar, de lofzang of het gebed zingen. Het instude- im Breisgau en Leipzig, promoveerde in 1934 te Freiburg. Van 1940 tot 1945 was hij leider van het Muziekwetenschappelijk Instituut van de Universiteit van Inns bruck. van 1939 tot 1943 was hij als hoofd redacteur van de „Deutsche Musikkul- tur" werkzaam en sinds 1948 is hij Lan- dcskirchenmusikwart van de Evangelische Kerk in Westfalen en leidt hij de door hem gestichte Westfalische Landeskir- chenmusikschule in Herford (Westfalen Van 1949 tot 1954 was hij docent aan de Universiteit te Munster. Hij is tot heden een der meest vitale persoonlijkheden van het huidige kerkmu- zikale leven in Duitsland. Zijn grote ken- Prof. Wilhelm F.hmann, de grote Duitse koorleider. nis in musicis, zijn zuiver gehoor, zijn prachtige koortechnick en bovenal zijn sympathieke persoonlijkheid hebben hem tot de toonaangevende figuur in dit op zicht gemaakt. Ook ons land heeft al. dank zij het werk van de N.C R.V.. meerdere malen met Ehmann kunnen kennismaken Zowel voor de NCRV-microfoon als door kooruitvoeringen in Amsterdam heeft Eh mann zijn principes ook aan ons land kun nen doorgeven. De door hem gestichte Westfaalse Kerk- muziekschool heeft reeds tal van grote ta lenten afgeleverd en eigenlijk zou ik alle koordirigenten willen adviseren, eens die school te bezoeken. Is dnt financieel on mogelijk dan moeten ze toch minstens het tweedelige boekwerk ..Die Chorführung" van Ehmann grondig bestuderen. Hier ligt de basis van een verantwoorde koorzang en dus ook de basis van een verantwoorde kerkmuziek. Een kerkmuziek die Schütz en Bach als uitgangspunten heeft. DE statisch-massieve koorklank, die eens om een woord van Ehmann te ge bruiken het „romantische a-cappella Ideal" was, heeft Ehmann volkomen over wonnen door het tegenover elkaar stellen van solo- en tuttizangers en door het ge bruik van instrumenten, die „naeh dem Willen des Komponisten zum starken Ge- thön und zur Pracht, zur Symbolisierung und Interpretation des Textes und zur architektonischen Gliederung des Gesamt- werkes" samenwerken. Op geen enkel terrein van de muziek wordt vaak zo gewetenloos geamateuri- seerd. als op koorgebied. Iedereen die een orkest kan leiden, orgel of piano kan spe len, werpt zich op als koorleider en brengt dan het liefst die grote bekende oratoria tot meerdere eer en glorie van zichzelf. Met die regelmatige uitvoering van de ora toria raakt men ten slotte toch in de knel, men blijft in een vicieuze cirkel ronddraai en. En van werkelijk verantwoorde koor zang is maar weinig sprake. Stemplaatsing. ademtechniek, toontref- fen en bovenal de juiste muzikale en gees telijke instelling worden verwaarloosd, als het geheel maar monumentaal en massief klinkt en als alle zangers en instrumenta listen maar gelijk uitkomen. Ehmann heeft zich met kracht tegenover een dergelijke mentaliteit verzet en hij heeft een koor zang bereikt, die algemeen zal moeten worden om tenminste weer een gelijkwaar dige plaats te kunnen gaan innemen naast de instrumentale muziek. Ligt de teruggang van vele koren juist niet aan het verkeerde zingen en aan de verkeerde programma-keuze? De koorpar tijen zullen weer in een edele wedijver met elkaar moeten komen en men zal zich bewust moeten gaan worden wat en hoe men zingt. Dat dit ook op het koorleden aantal betrekking heeft bewijzen de vele goede zangkoren en Kantoreien in Duits land, voor het merendeel bezet met jonge mensen. De Liedertafclstijl met de homo- fone klankcomplexen en de stijlloze effec ten is overwonnen. Elk koor dat deze stijl handhaaft zal zijn eigen dood sterven. Er moet een terugkeer komen tot de zuivere vocale stijl, waarbij de koorleider niet al leen maar dirigent is maar pedagoog, ook en vooral op zanggebied. Zo'n koorleider is prof. Wilhelm Eh mann, wiens werk bij onze koorleiders een veel grotere bekendheid verdient. Die be kendheid komt ten goede aan de koorzang. Elke koorleider zal de moed moeten op brengen te beginnen met een eenvoudig polyfoon gezet koraal of met een simpel volkslied om tot de oorsprong van het wer kelijke zingen te komen. Dan kunnen de kerkmuziek en het geestelijke lied nieuwe impulsen kriigen en behoeven de koren niet meer te zoeken naar een muzikale brood dronkenheid en een zwelgen in klank. Dan ook behoeven we onze toevlucht niet meer te zoeken in de jazz, die aan ons wezen volkomen vreemd is. "IMOGEN deze oproep en deze verwijzing naar het werk van Wilhelm Ehmann. welke beschouwing mijn afscheidsartikel is voor onze krant in verband met mijn toekomstige culturele arbeid elders in het land, de nodige vrucht afwerpen in het belang van de protestantse kerkmuziek en de protestantse koorzang, twee terreinen die mij na aan het hart liggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 19