Wo Kerstbijhifie 1960 ISieutve Leidsche Courant EN Hij vroeg hun en zeide: „Wie zeggen de scharen dat Ik ben Die „scharen" weten het antwoord wel, want de Engel heeft het immers vóórgezegd: ,,U is heden de Heiland ge boren, namelijk Christus, de Here, in de stad van David. En dit zij u het teken: Gij zult een Kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe." Hoor, juist klinken die woorden door de microfoons in de grote hal waar de mas sale kerstzangdienst wordt gehouden.In Den Haag en in Rotterdam. Iiï New York *n in Berlijn en in Kaapstad. De engelen- boorden klinken over heel de wereld en ais straks het „Stille nacht, heilige nacht" wordt gezongen dan buigen de scharen in ontroering het hoofd om die lang-verwach- te Davidszoon. Ja, zeker op het Kerstfeest weten die scharen het antwoord wel. De moderne techniek èn de kerstcultus hebben daar wel voor gezorgd. Iedereen kent het „Kind in de kribbe" „En Hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij dat ik ben De straat is lang, eentonig en helemaal niet romantisch. En toch is er die nacht een engel geweest! Dat is niet vreemd: in die eerste kerst nacht, nu bijna 2000 jaar geleden, is een grote engelenmacht op de been geweest om de wereld te vertellen dat Jezus Chris tus was geboren. Ge denkt toch niet dat hun werk daarmee afgelopen was? Er zijn nog steeds miljoenen mensen die het niet weten. Miljoenen mensen die wel die grote kerstbomen hebben zien staan en die wel het „Stille nacht" hebben horen zingen maar die niet weten dat dat Kerstkind de Koning is van hemel en van aarde! En daarom moest die nacht de engel zijn in die lange, saaie, helemaal niet romanti sche straat. OP nummer 23 wordt 's ochtends de heer des huizes wakker. Even ligt hij heel stil en hij realiseert zich wat voor dag of het is: Kerstdag. Dan in eens weet hij ook weer dat hij gedroomd heeft. Wonderlijke droom: mengeling van indrukken van gisteravond. Wel een mooie droom: de hemel ging open en de enge- len zongen. Wat zongen ze toch? Hij doet zijn ogen dicht om zich beter te kunnen concentreren. Het was niet de engelen zang en ook niet Stille nacht. O ja, hij weet het weer: het was psalm 23. Won derlijk zoals dat gaat in dromen: 23 is zijn huisnummer en dat zat gisteravond I bij thuiskomst weggeplakt achter de ge vallen sneeuw. Met zijn gehandschoende hand had hij het schoongeveegd hij weet het nu weer precies. Gek toch dat juist dat in zijn droom is bovengekomen! Psalm 23 hoe is die ook weer? Met geen mogelijkheid kan hij zich nu de woor den te binnen brengen. Het irriteert hem. Ineens staat hij op en loopt naar de huis kamer, waar de bijbel ligt op de schoor steenmantel, klaar voor het iedere-dag- lezen-na-het-avondeten. Zo was het vroe ger bij hem thuis en zo is het nu ook in al die zeventien jaren van zijn huwelijk. Psalm 23 hij leest: „De Heer is mij?i Herder, mij ontbreekt niets! Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij aan rustige wateren; Hij verkwikt mijn ziel. Hij leidt mij in de rechte sporen om Zijns Naams wil Bekende woorden. Zeg maar gerust ver sleten woorden na drie-en-veertig joar trouw bijbellèzen. Versleten? Op deze vroege Kerstmorgen spreken die woorden hem ineens aan. Het is^ alsof hij op een afstandje zichzelf ziet zitten: kleine za kenman, nogal zwaartillend van aard en daarom dikwijls mopperig en jaloers op andere mensen. „Neem nou die van der Aa's; die zijn nou naar de wintersport in Zwitserland. Waar doèn die mensen het van! Waarom kunnen wij dat nou es niet! zijn woorden van gisteravond nog. En nu: „De Heer is mijn Herder, mij ont breekt niets!" Gods woorden van de Eer ste Kerstdag. Zijn heel speciale Kerst boodschap voor die tobberige man op nummer 23. Want de engel is die nacht geweest in die lange, eentonige, helemaal niet ro mantische straat. SCHUIN tegenover, Óp" nummer- 24, worden de gordijnen weggeschoven. Ook daar is iemand al vroeg op want ook daar is de engel 's nachts geweest! Op nummer 24 woont een man die al lang geleden de bijbel met een klap heeft dichtgeslagen: allemaal mooie theorie maar het klopt niet! Het kan best zijn dat er een God bestaat, maar dan een God die zich niets meer aan deze wereld gele gen laat liggen. Mens, kijk om je heen en gebruik je gezonde verstand: als die recht vaardige, genadige, liefdevolle God uit de Bijbel werkelijk Koning zou zijn van he mel en van aarde. dan zou de wereld er toch heel anders moeten uitzien. Recht vaardig? het is in de grote wereld van de politiek al net als in de kleine wereld om ons heen: de grootste bek en de dik ste portemonnee winnen het toch altijd! Genadig? toch niet voor die arme du vels in Sharpeville en Stanleyville, in Al giers en in Vientiane en waar al mensen het slachtoffer worden of zijn van rassen haat, van de stuiptrekkingen van een ko loniaal tijdperk, van de strijd tussen oost en west of van welke andere koude oorlog ook. En liefdevol? een God die toelaat dat van elke drie mensen op deze wereld er één heeft wat zijn hart begeert en twee bijna of helemaal sterven van honger, is dat een liefdevolle God? Toch, ondanks al deze gedachten, is nummer 24 geen huis-vol-bitterheid gewor den. Eerder het tegendeel: wie goed doet goed ontmoet, is er een stelregel en als die stelregel eens een keer teleurstellingen brengt nu ja, zo zijn de mensen helaas! Wat heeft de engel in dit huis zonder engelenzang eigenlijk kunnen uitrichten? In dit huis waar het „Ere zij God" al lang geleden verklonken is? Waar de Bijbel al leen nog maar als wereldliteratuur op de boekenplank prijkt? Zoals op nummer 23 gelezen wordt uit psalm 23, zo leest op deze Kerstmorgen deze man uit psalm 24 zo heeft God het gewild en zo heeft de engel Gods wil vol voerd. Psalm 24: het lied van een Koning die Zijn triomfale intocht houdt aan het hoofd van Zijn overwinnend leger. Uit de stad zijn Hem de zangers tegemoet getrokken en als Hij de poorten nadert juichen ze luide: „He/t poorten uw hoofden omhoog, en verheft u, gij aloude ingangen opdat de Koning der ere inga!" De solozanger vraagt: „Wie is toch de Koning der ere?" En het jubelend antwoord: „De Here, sterk en geweldig, de Here, geweldig in de strijd!" En dan opnieuw: „Heft poorten uw hoofden omhoog, en verheft u, gij aloude ingangen, opdat de Koning der ere inga!" En na de hernieuwde vraag: „Wie is Hij toch, de Koning der ere?" volgt dan het juichende slot: „De Here der heerscharen, Hij is de Koning der ere!" EEN mooie psalm, dat wel. Peinzend staart de man naar buiten in de prille kerst morgen. Typisch toch dat juist deze psalm begint met die aanmatigende woorden: „Des Heren is de aarde en haar volheid, de wereld en die daarop wonen." Die triomfale intocht van die Koning der ere, dat grootse visioen van die wij kende poorten die nauwelijks monumen taal genoeg zijn om die grote Overwinnaar door te laten dit alles slaat dus op de Koning dezer aarde Vreemd toch dat hij juist op Kerstdag over die Bijbel gebogen zit. Op Kerstdag, als de wereld zingt van het Kind in de kribbe. Een beetje ironisch neuriet hij Stille nacht, heilige nacht En dan: „Hulploos kind, heilig kind, Dat zo trouw zondaars mint, Ook voor mij hebt g' U rijkdom ontzegd, Werd in stro en in doeken gelegd Aan de slotregel komt hij niet toe. „Leer me U danken daarvoor.nee, zover is hij niet. Nu niet. Nooit. Dwaasheid. Kin deren in een kribbe die zich rijkdom ont zeggen worden geen koning van hemel en van aarde. De praktijk van het leven leert wel anders! En tóch slaat hij de bijbel niet met een klap dicht, zoals hij vroeger zo dikwijls heeft gedaan. Hij wéét ook niet dat die nacht de engel in zijn straat is geweest. Op nummer 23 waar de tobberige christen woont. En op nummer 24 waar de als- christen-levende-godloochenaar woont. JA, de engel is geweest en wat nu? Het mooiste zou het natuurlijk zijn als de godloochenaar nu naar de kerk zou gaan en zich eindelijk gewonnen zou geven aan het Kind in de kribbe dat Koning is van hemel en van aarde. En als zijn tobberige buurman op deze blijde kerstmorgen een blijmoedig christen zou worden, zingend van het Licht dat de nacht van twijfel en ongeloof verdwijnen doet. Ja, zo zou het mooi zijn. En als wij men sen het voor het zeggen hadden zouden we het ook nog laten sneeuwen, want dat geeft sfeer aan het Kerstfeest en het is een prachtig zinnebeeld als dat witte kleed de donkere aarde bedekt. Maar zo gaat het meestal niet in het leven. De wereld viert wel ieder jaar Kerstfeest en men mag er dankbaar voor zijn dat het zo is en dat miljoenen op aar de de Kerstboodschap met hun oren ho ren maar hoe zal het antwoord luiden als Jezus straks vraagt: „Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?" Want dit is het ant woord: dat Kind in de kribbe is de Chris tus, de Zoon van de levende God. Chris tus ja Zaligmaker: de milde gever van die blijdschap die alle verstand te boven gaat. Bij Wie ge kunt aankloppen met al uw 2orgen, al uw leed. Op Wiens schou ders ge zelfs het leed en de nood van de gehele wereld kunt leggen. In de vaste we tenschap dat het goed is, alleen maar goed is zoals Hij het doet! Weet ge, als ge die Zaligmaker gevon den hebt, dan is er die gerustheid in uw hart en kunt ook gij het zeggen: „De Heer is mijn Herder, mij ontbreekt niets!" En kunt ge als in psalm 24 de Heer der heerscharen eren als de Koning van he mel en van aarde! Als ge in Bethlehem geweest zijt, als ge het Kind in de kribbe hebt gevonden en hebt erkend als uw Ko ning dan vallen de dagen u lichter want dan wenkt u de hemel IN die lange, eentonige, helemaal niet romantische straat is die nacht de engel geweest en hij heeft twee mensen de weg gewezen naar Bethle hem. De weg gewezen meer niet. Want die weg gaan moet ge zelf. Precies zoals Maria en Jozef en de herders en de wij zen uit het oosten al die mensen die een rol te spelen kregen in de heilsge schiedenis precies zoals zij de weg naar Bethlehem hebben moeten gaan nadat God hun die weg gewezen had. Zij waren niet anders dan wij: mensen met hun eigen zorgen, met hun eigen bezwaren ook tegen God, tegen Zijn leiding in hun leven en in het leven der volkeren. Wat dat be treft zouden ze ook kunnen wonen in zo'n lange, eentonige, stadstraat! Zie maar: De engel des Heren kwam tot Za- charias en er was een harde hand voor nodig om hem de weg naar Bethlehem op te dringen! De engel des heren kwam tot Maria een heel moeilijke boodschap voor een verloofd meisje. Haar gang naar Bethlehem was letterlijk en figuurlijk een moeilijke gang! (vervolg op pag. 2)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 15