Guyla Derkovits TOON HERMANS MET NIEUWE KOERS IN DEENSE MEUBELEN LIEDEREN, CANTATE, OPERA EN KAMERMUZIEK -ÉÊÊ Kathleen Ferrier ZONDAGSBLAD in boeken herdacht „0ne man W w Musica- kalender Stilte voor het hart 2XTËRDAG 10 DECEMBER 1960 Guslav Hallier rv Honderd jaar 7 geleden werd hij geboren (Van onze kunstredacteur) LFET was dit jaar 100 jaar geleden dat Gustav Hahler werd geboren. Op 7 uli 1860 aanschouwde hy iet levenslicht in het dorpje Kalischt in Bohemen-Mora- vië, toen nog een deel van Je Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, nu beho rend tot Tsjechoslowakye. Zyn Joodsè vader Bernhard Mahler was eigenaar van een kleine spiritusbrander^, een bedrijfje dat niet al te best liep. Bernhard Mahler ivas een tamelijk eerzuch tige figuur, een heersers- type, niet al te soepel voor rijn kreupele vrouw, een heel tere en dromerige fi guur, die haar leven lang aart een hartkwaal leed. De lichamelijke zwakte van zijn vrouw heeft Bernhard Mah ler nimmer ontzien. De Joodse afkomst van Mahler heeft aan {te ene zijde hem tot zeer grote artistieke prestaties gebracht, maar heeft hem ook vaak dwars gezeten. Hij zelf zei eens: ,,Ik ben drievoudig vreem deling onder de mensen: als Tsjech onder de Oostenrijkers, als Oostenrijker onder de Duit- isers en als Jood in de gehele we- ireld". In zijn in 1939 verschenen boek ..Mendelssohn, Meyerbeer, Mahler, drei Kapitel Judentum in der Musik" sdhreef de nationaal- socialist Karl Blessinger, dat Mahler het „fanatieke type van de oost-Joodse rabbijn was", in hviens werken de „geestelijke verscheurdheid van het Joden- idom wordt getoond". Ook dr. Herbert Gerigk, die thans weer officieel als muziek criticus in het Rheinland op treedt. had in zijn in 1943 ver schenen „Lexikon der Juden in der Musik" niet veel goede woor den over voor Mahler. En zo is Mahler eigenlijk geruime tijd miskend, juist- in een tijd die zo geëigend was voor zijn kunst. In ons land was het Willem Mengelberg, die zich als Mahler- propagandist volledig inzette voor het werk van deze componist, tot dat natuurlijk ook hier de waan beelden van het nationaal-socia- lisme een einde aan deze propa- ganda .maakten. .En.-vandaag de dag zijn er heel wat musici, cri tici, muziekhistorici en essayis. te maken met het vertellen., dat Mahler „uit de tijd" is. Kortzich tig natuurlijk, want Mahler's kunst is netzomin als Rem brandt's kunst aan een tijd ge bonden. Men kan dan stellen dat Mah ler's dromen groter, waren dan hij kon verwerkelijken, dat zijn eerzucht hem wel eens naar het al te gigantische dreef, maar men zal nimmer kunnen ontken nen dat Mahler, om met de woor den van Alphöns Diepenbrock te spreken, „niet enkel een groot kunstenaar was in de zin van een voortreffelijk techriikeri maar een dichter in de ruimste en edel ste 'betekenis, 'de moedigste, waarachtigste mens, rhèt dé ziel Guslav Mahler, over wie drie boe' allés-omvattende liefde": Drie boeken TER gelegenheid van dit eeuw feest zijner geboorte, zijn drie boeken over Mahler verschenen, als posthume huldeblijken voor een der grootste figuren uit de dichtbije muziekhistorie. Hans Christoph Worbs liet bij Max Hesses Verlag te Berlin-Halensee een klein boekje verschijnen on der de titel „Gustav 1 Mahler" (10? blz.). In dit kofté bestek- heeft Wor-bs kans gezien niet al leen Mahler's levensloop te schet sen. maar ook zijn werk te be spreken. Het boekje is dus meer dan een biografie alleen, het is bok een beschouwing over de kunst van Mahler. Het doet de ze kunst recht wedervaren en be vrijdt Mahler's muziek van veel onwaardige kritiek. Ondanks de beperking is het een richtingge vend boekje geworden in de dool hof van Mahler's muziek. De grote literator Simon Vest dijk liet bij Bert BakkerDaa- men te Den Haag een groter boekwerk verschijnen onder de titel „Gustav Mahler, over de structuur van zijn symfonisch oeuvre" (160 blz.Er is al veel over de muzikale beschouwingen van Vestdijk geschreven. Hij is, soms terecht soms ten onrechte, aangevallen. Men heeft hem di lettantisme verweten. Maar men vergat wel eens één ding, nl. dat Vestdijk's intellect heel wat ver der gaat dan dat van vele zgn. musicologen of muziekcritici. En dat intellect heeft hem, althans in dit Mahlerboek, weerhouden van volkomen onjuiste voorstel lingen. Vestdijk weet echt wel iets van muziek af, is zelf ook een voortreffelijk pianist. In dit boek heeft hij de 9 symfonieën van Mahler onder de loupe geno men en men'kan natuurlijk ver wachten, dat het bijzonder sterke literaire beschouwingen zijn ge worden., soms zo breedsprakig als Mahler's muziek zelf. Niet al tijd zijn we het helemaal eens met de uitlegkunde (of misschien wel inlegkunde) van Vestdijk, maar toch willen we toegeven, dat Vestdijk een zeer groot in zicht heeft in deze muziek. Overi gens zijn de beschouwingen niet zo eenvoudig te lezen, men moet er echt de tijd voor nemen. boek onder de titel .Mahler, le Démoniaque" van Jean Mat ter in een uitgave van Editions Foma te Lausanne (217 blz.i. Vrij vertaald zouden we de titel kun nen noemen Mahler, de beze tene". Onjuist is die titel niet. En weer citeren we Alphons Die penbrock ,met de woorden: ,,Het was niét te vermoeden in een tijd die van niets anders „droomt" dan van hygiëne, sport en orga nisatie, dat er een man als Mah ler bestaan kon, een dusdanig „daemonische" mens, een mens dermate beheerst door wat de ou de Grieken de daimoon noemden: de goddelijke kracht in zijn bin nenste. het gestadig brandende vuur der allerfelste geestdrift, ener gloeiende, ja fanatische „Be- geisterung", die al zijn handelin gen en uitingen karakteriseerde, een man bezield met een psychi sche energie van ongelooflijke spankracht, gepaard aan de waakzaamheid van het scherp ste en koelste intellect". Men ontkomt niet aan de indruk dat Matter dit „demonische" wat te veel op de voorgrond heeft ge steld. Maar toch heeft deze zeer indringende beschouwing van Matter een grote waarde, daar ze geboren is uit het verlangen tot de diepste kern van Mahler's uitspraak: „Het belangrijkste is wat achter de noten staat" door te dringen. IN STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM de strijdbare schilder uit Hongarije TS HET kunstwerk niet altijd zelfportret? Deze vraag wordt A gesteld in de inleiding van de catalogus voor de tentoon stelling van werken van de Hongaarse schilder Guyla Derko vits in het Sted. Museum te Amsterdam. Is het kunstwerk niet altijd zelfportret? Ik zou hier, ten aanzien van de werkelijk grote schilders, met een hartgrondig ,,ja" op willen antwoor den. Het kunstwerk is altijd zelfportret. Oscar Wilde heeft dat al eens gezegd in deze woorden: „Ieder portret dat met ge voel geschilderd wordt Is een portret van de schilder, niet van degene die geposeerd heeft". vonnis een schilderijer Guyla Derkovits. In het echte schilderij geeft de schilder zichzelf, zijn eigen visie, zijn eigen instelling, zijn eigen gevoel. Hij schept im mers zelf, hij kopiëert niet. Een landschapschilder mag dan de sfeer van het land schap weergéven, een bloe menschilder de geheel eigen schoonheid van de bloem en een portrettist de gelijkenis van zijn model, in wezen ligt er altijd de eigen scheppings potentie van de kunstenaar achter. IE het werk ziet van Guyla Derkovits. de in 1934 op 40-jarige leeftijd te Boedapest overleden schilder, zal in ieder in iedere tekening gouache de schilder ierij. i elk In een Haagse Toonzaal TIE Deense meubelontwerpers -L' gaan een nieuwe koers va ren. Er zijn in de loop van de laatste jaren al heel wat expe rimenten op meubelgebied ge weekt. Men heeft het gezocht In extreme modellen met aller hande bekledingen, die al of de tussenweg gevonden en zul len begin volgend jaar hun nieu we meubelen op de markt bren gen. In de Kunstzaal Papestraat 10 te Den Haag hebben we de mo dellen gezien en geconstateerd, dat deze Denen werkelijk een mo- niet practisch zijn. Men zocht dern stijlmeubel gaan uitbrengen. het in staal en riet. Men tracht te iets van de nuchtere zake lijkheid van onze tijd in het meubel te realiseren. Bovenal was er een streven naar het Ondanks de vrij behoorlijke af metingen is het meubel niet .zwaar" van aanzien. De vorm geving is strak maar niet koud of gewild experimenteel. Gestreefd is naar een grote practische bruik- Een lichaam van aarde en licht .De predestaptse .dichter J. W. S'chulte Nofdholt, bij onze lezers bekend als de dichter van de ver zen bij de tekeningen naar Open baringen van Ria Exel, wekelijks in ons Zondagsblad, heeft een aantal gedichten gebundeld onder bovenstaande titel (uitg. Bert Bakker-Daamen, Den Haag, 67 blz.). De gepubliceerde verzen werden geschreven in de jaren 1954-1960. Zeven gedichten ver schenen al eerder in de bundel ,Het landvolk" en het gedicht ,.4 Mei" werd overgenomen uit de bundel „Het eenvoudig ge zaaide". De serie gedichten „Na 15 jaar I-VII" verscheen in het herdenkingsnummer van Maat staf (April 1960). Op de waarde van deze poëzie behoeven we dus niet meer terug te komen. Schul- te Nordholt weet zijn gedachten op een zuiver poëtische wijze weer te geven. lichfe, doorzichtige meubel, dat baarheid, waarbij de stofbekle- de kleine kamers van onze ding weer overheersend is. Dus nieuwbouw toch; de idee van ruimte liet houden. Voor de meesten waren die meubelen toch niet zo acceptabel. De zakelijkheid van onze maat schappij wilde men. toch eigenlijk niet-in het woonhuis zien, de plaats waar men juist naar toe vlucht om even uit die zakelijke en nuch tere wereld te ontsnappen. Het stalen meubel gaat langzamerhand aan interesse verliezen en blijft steeds meer beperkt tot kantoren en wachtkamers. In het woonhuis zoekt men steeds meer naar warmte en ge zelligheid. De staalconstructies en de extreme modellen kunnen dat niet geven. Men kan dan. hoog- stens preken van een exclusieve Inrichting. ^Enkele moderne felle tinten en weinig wandversiering moeten dan rust suggereren, maar niet de omraming. De teakhou ten armleuningen en de eikenhou ten voetstukken zijn eenvoudig maar stijlvol en ook de tafel is met het teakhouten blad in heel simpele vormen gehouden. Het is werkelijk een modern meubel, maar dan in de goede zin van het woord. Hier vindt men weer iets terug van de intieme sfeer van het werkelijke woonhuis. De expo sitie is aangevuld met bijzonder fraaie plastieken van Jan van Leeuwen, plastieken die Jan van Leeuwen zo vond aan het strand en ze door een enkele wijziging tot beelden maakte. zelf ontmoeten, de man die zich geheel in het leven van zijn tijd had ingeleefd, die zich sociaal een voelde met de mis- deelden, die eigen ideologie in al zijn werken predikte. Hij was een werker onder de wer kers, een spotter onder de spotters, een mens onder de mensen. Wars was hij van de schilderkunstige pathetiek en steeds zocht hij naar een eigen picturale waarde. Uit zijn werk spreekt een grote menslievendheid, die er tevens oorzaak van was dat hij met de opgeblazenheid van een be paalde bourgeoisie ondubbel zinnig kon spotten. Het algehele beeld van de ze tentoonstelling is wat grauw, maar wat kan men anders verwachten van een man die juist het onrecht aan de kaak wilde stellen. On danks die grauwheid is cr dan ook een grote menselijke ont roering in het werk waar te nemen, alsook een grote schil derkundige beheersing. Elk werk heeft een sterke ritmi sche compositie, waarbij Der kovits niet zocht naar het ge makkelijke effect van het ver tellende plaatje, maar naar het wezenlijke accent van een bepaalde verbeelding. Om een enkel voorbeeld te noemen: het schilderij „Slapende vrouw" accentueert juist de rust van de vrouw door de grote beweeglijke en ritmische warreling van de verfstrepen die de deken, het hoofdhaar en het kussen weergeven. Een van de aangrijpende doeken is „Het vonnis", dat hierbij wordt afgebeeld. Derkovits was een groot realist, wiens kunst een innerlijke bewogen heid verraadt. CORN. BASOSKI de meeste mensen tooh 'die geheel eigen sfeer, die een huis moet hebben, - een huis het drukke beweeg van het dage lijkse leven. De Deense meubelontwerpers Madsen en Schubell hebben ge zocht naar een oplossing. Men was er zich van bewust dat het ver langen naar warmte in de woning gauw tot een kitsch-product leidt, als men tenminste dat begrip „warmte" in de ouderwetse sfeer interpreteerde. Bovendien mag het meubel niet meer die overheer sende plaats in de kamer inne men. die het bij 'onze grootouders innam. Er moet ruimte blijven en het meubel is er Alleen maar om de mens te dienen, niet als pronk stuk. Heeft u dé „One man show" van Toon Hermans gezien? Dan heeft u beslist een plezierige avond gehad. Tóón Hermans is nog steeds èen onzer topfiguren op cabaretgebied. Velen zullen die show'willen vasthouden. Dat is nu mogelijk- geworden, want His Master's Voice heeft thans de 3e plaat uitgebracht, waar door de gehele show is vastge legd. Die derde plaat bevat Walkinin Wien", Boem is lila", „Soo rooi en daaj", „Notte- bella margarinétta" en „Oooh, c'est magnifique merveilleux" (HDLP 10.15, 25 cm plaat). Alles natuurlijk aangevuld met de conferences van Hermans-, o.m. de monoloog over de stoel. De liedjes Walkinin Wien", Boem is lila", Soo rooi en daaj" en Jfottebella margarinétta" zijn ook nog op een klein 45-toeren- plaatje uitgebracht (7 EGH 192). Het zijn heerlijke ontspannings platen geworden, bestemd om elke sombere stemming te ver drijven. Op de foto zien we Toon Hermans bezig met de opname met Govert van Oest aan de piano. Verder wordt hij bege leid door Hans van Rossum (strijkbas)Tony Niisser (drums) en Robby Pauwels (guitaar). Barenreiter Verlag te Kassei heeft weer een Musica-kalender voor 1961 uitgegeven. Het veertien daagse kalendarium is voorzien van prachtige reproducties (ve le in kleur) op muziekgebied. De ze kalender is elk jaar weer een aanwinst voor elke muziekvriend en ihag in geen muziekkamer ont breken. Men vindt er nu weer fraaie reproducties van schilders als Kirchner (Russisch danspaar), Nolde (Banjo-speler), Ercole di Roberti (Drie muzikanten), Ar nold Schönberg (Zelfportret), Cha gall (De violist), GÖtz (Musiceren de groep), Jan Steen (De mu ziekles), Strozzi tPommer-blazer), Friedrich (Harpspeler), Da Forli (Engel roet luit), Boccati (Madon na met kind en musicerende enge len), alsmede tekeningen, grafiek, beeldhouwwerken (o.m. het do- denmaster van Armin Knab) en een foto van een der orgelfronten uit het Benediktijnen-klooster te Eindsiedeln (Zwitserland).- 70 tegen hét einde van het jaar is het misschien wel goed eens in deze rubriek een verscheidenheid van platen te noemen, die stuk voor stuk waardevol zijn. Het is zo de gewoonte geweest in deze rubriek altijd een bepaald onderwerp „bij de kop" te nemen, maar gezien het feit dat er deze maand nogal eens geschenken worden gegeven, wil ik dit keer vijf geheel verschillende opna men noemen. En dan begin ik met een op name van de Nederlandse alt zangeres Wilhelmine Matthès, die voor C-N.R. de „Zwei Ge- sange" Op. 91 van Brahms zingt, begeleid door Karei Schouten (altviool) en George van Renes- se (piano). Het zijn de twee lie deren „Gestillte Sehnsucht" en „Geistliches Wiegenlied" (45-toe- renplaat HV 522). Die twee lie deren van Brahms zijn niet zo erg bekend. Muzikaal zijn ze moei lijk te interpreteren en daarom worden ze wellicht zo weinig ge zongen. Brahms schreef die lie deren kort na zijn eerste ont moeting met de zangeres Hermi ne Spiess, die door Brahms „mein Herminnchen" werd ge noemd en die in brieven Brahms aansprak als „Hansi". Brahms ontmoette haar in 1883 in Wies- baden. Het zijn uitzonderlijk mooie liederen, waarvan „Geist liches Wiegenlied" in de piano als tegenmelodie heeft het oude wijsje „Joseph, lieber Joseph mein". Dat lied was reeds in 1864 geschreven als een felicita tie voor het echtpaar Joachim bij de geboorte van de 3e zoon. die men ter ere van Brahms Jo hannes noemde. Wilhelmine Matthès zingt de liederen voortreffelijk. Dat is ge heel van binnen-uit vertolkt, pre cies wetend waar en hoe de nu ances en de spanningen moeten worden aangebracht. Ook de be geleiding is prachtig. Deze plaat is een aanwinst voor de vele Brahms-liefhebbers. OP zanggebied bracht PHILIPS een heel goede plaat uit met de hoogtepunten uit de dra matische cantate „Acis and Ga- latea" van Handel (Mozart-be- werking) met als uitvoerenden Maria Harvey (sopraan), Ri chard van Vrooman (tenor), Da- De alt Wilhélmina Matthès zong voor CNR de Zu ei Gesange Op. 91 von Brahms. vid Bruce (bas), het Oberlin- koor van het Salzburger Mozar- teum en de dirigent Bernhard Paumgartner (30 cm plaat 835 024 AY). Deze verrukkelijke her derscantate van Handel komt steeds meer In de belangstelling te staan en niet ten onrechte. Het is muziek van zulk een charmant en licht karakter, dat men er van begin tot eind ge ïnteresseerd naar luistert. Zeker door deze bijzonder geslaagde uitvoering onder Paumgartner. Hij heeft die lichte Handel-sfeer volkomen begrepen en wist koor en solisten, en ook het Mozar- teum-orkest tot een heerlijk ho mogeen en dansend spel te bren gen. een gezongen, en een ge speeld spel. De stereo-opname is uitnemend. Éen geheel ander werk is de komische opera „Der betrogene Kadi" van Chr. W. von Gluck (17141787), de componist die ook Orpheus cn Euridice" schreef. In „Der betrogene Ka di" herkent men direct de com ponist van de Orpheus-opera. De komische Kadi-opera schreef Gluck tussen 1757 en 1764 en het is een van zijn bekoorlijkste werken geworden. Het is alleen jammer dat Philips deze oor spronkelijke Franse opera („Le cadi dupé") in het Duits uit bracht. Eveneens jammer is het dat niet de oorspronkelijke parti tuur, maar de bewerking van Fuchs is uitgevoerd. Die bewer king is niet al te best. Men had van Bernhard Paumgartner toch wel iets anders verwacht (30 cm plaat A 00529 L). De uitvoering is bevredigend en wordt verzocht door koor en orkest van het Salzburger Mo- zarteum o.l.v. Bernhard Paum gartner met als solisten een aan tal leerlingen van dit Mozarteum, waarvan speciaal de sopraan Zdenka Djrei als Zelmire uit blinkt. Het libretto gaat natuur lijk over een liefdes-uitstapje, dat een Turkse Kadi wil maken, maar waarin hij bedrogen wordt. Aan het einde komt alles weer goed en verzoent hij zich met zijn vrouw Fatime. Gezien het feit, dat deze komische opera eigenlijk heel erg weinig bekend, is, is deze plaat toch wel wel kom. Ondanks bezwaren. T IEFHEBBERS van kamer- muziek kunnen zich verheu gen in een nieuwe plaat van de violist Arthur Grumiaux en de pianiste Clara Haskil, Zij speel den voor PHILIPS de Vioolsona- «N HAAT tes no. 4 in a-moll Op. 23 en no. 1 in D-dur Op. 12 no. 1 (25 cm. plaat A 00790 R). Deze twee uitzonderlijk goede kurtstenaars hebben al heel wat samen ge speeld en zijn steeds meer muzi kaal naar elkaar toegegroeid. Dat is heel goed merkbaar op deze plaat, waar men niet de indruk heeft, van twee grote solis ten naast elkaar te horen, maar van een werkelijk duo. De uit voering der Sonates is dan ook bijzonder te roemen, zelfs al ver oorlooft Arthur Grumiaux zich dan wel eens wat vrijheden in het tempo. De le Vioolsonate heeft een typische Haydn-stijl en is van houding dan ook geheel anders dan de 4e. Toch werden de werken maar een jaar na el kaar geschreven. TTOT SLOT een bijzonder fraaie J- opname van het Trio voor pi ano. viool en hoorn Op. 40 vart Brahms, gespeeld door Mieczy- slaw Horszowski (piano), Alex ander Schneider (viool) en Ma son Jones (hoorn) en van het Pianokwartet Op. 47 van Schu mann. gespeeld door het New York Quartet FONTANA, 30 cm plaat 699 054 CL). Brahms schreef dit Trio in 1865, vlak na de dood van zijn moeder. De smart over dit verlies trachtte hij te boven te komen in de schone omgeving van het dorp Lichtental bij Baden-Baden. In het Trio is die stemming echter nog merkbaar, vooral door het gebruik van de hoorn, het lieve lingsinstrument uit zijn jeugd, toen hij vaak met zijn moeder musiceerde. Schumann schreef zijn Pianokwartet in 1842 en het is een van de mooiste romanti sche kamermuziekwerken gewor den. Van de uitvoerenden niets dan goeds. Hier wordt werkelijk stijlvol en zuiver gemusiceerd en speciaal moet de hoornist wor den genoemd, die zijn zware par tij op meesterlijke wijze vertolkt. In het New York Quartet zitten ook Horszowski en Schneider, met daarnaast de altist Milton Katims en de cellist Frank Mil ler. Een waardevolle opname. CORN. BASOSKI De nieuwe modellen van de Deense meubelontwerpers Madsen en Schu bell, die thans reeds te zien zijn in de Kunstzaal Papestraat 10 te Den Haag. OP STEREO TIET IS eigenlijk een wonder, wat er op technisch ge bied kan worden bereikt. Be gin oktober 1952 werd er met de op 8 okt. 1953 overleden En gelse altzangeres Kathleen Fer rier een opname gemaakt van alt-aria's van Bach en Handel. Wat toen nog niet mogelijk was, is nu mogelijk geworden, nl. een stereofonische opname. De opname uit 1952 is name lijk „verdoekt". De opname technici noemden dit „Super impose" (bovenopleggen). Een nieuwe stereofonisch op genomen orkestpartij is er bo- venopgclegd. Men moest daartoe het Londens Filh. Orkest weer met dezelfde musici samenstel len als 8 jaar geleden. Tijdens het afspelen van de bestaande mono-band werden in vele en moeizame repetities de klank en tempo-nuances van 8 jaar ge leden opnieuw ingestudeerd. Na nauwkeurige afweging van de klank werd begonnen met de syn chronisering van de splinternieu we stereoklank van de begeleiding met de acht jaar oude monoklank van de zangstem. Het resultaat is in elk opzicht verrassend gewor den. Men merkt werkelijk niets van deze „verdoeking". Nog nooit heb ik de stem van Ferrier zo mooi gehoord als op deze stereo- plaat. Dit is echt Ferrier, zoals Wie heel er nu Valentine? Wie heet er nu Vmlentlne?, door Barbara Noack. Uitgave Ad. M. C. Stok-Zuid-HolL Uit- geveramU-, Den Haag. Een bijzonder geestige en vro lijke roman. Er zijn situaties, maar de hoofdpersoon weet ze op originele wijze op te lossen. Het eind van de roman brengt een gelukkig gezinnetje, dat de toekomst welgemoed tegengaat. Vertaling Hans van Aasumburg. ik haar vroeger hoorde en zo als ik haar daarna idealiseerde. De stem heeft ruimte gekregen, is losser van het orkest komen te staan en diep ontroerd luistert men naar deze gave vertolkingen van „Qui sedes" en „Agnus Dei" uit de b-moll Mis van Bach, naar „Grief for sin" uit de Matth -Pas sion en naar „All is fulfilled" uit de Joh. Passion. Ook naar de Handel-aria's „Return of God of Hosts" uit de Samson, „O thou that tellest good tidings" en „He was despised" uit The Messiah en naar „Father of Heaven" uit de Judas Maccabeus. De leiding van Sir Adrian Boult is praditig. De volgorde der aria's is echter anders dan hoes en label aange ven. CORN, B. De Haagse dichteres Kitty de Josselin de Jong is niet een sterk op de voorgrond tredende kunstenares. Als mens heeft ze veel vrienden om zich heen, maar als dichteres werkt ze in de schaduw van vele groten, die met een haast pathetische zelf voldoening zich steeds vernieu wen of door opzienbarende ver zen de aandacht voor zich op vragen. Kitty de Josselin de Jong houdt van de stilte ln het vers. ze experimenteert niet, heeft dat ook niet nodig omdat haar vers zuiver en wijs Is. Er ligt een stille resignatie ln het vers van deze dichteres, een zich schikken in het onvermijdelijke, waarbij ze zich goed bewust is van het feit. dat het werkelijk onvermij delijke niet van de mens zelf komt. Dit kleine bundeltje „Stil te voor het hart" (uitg. Leopold. Den Haag, 31 blz.) Is er om in de stilte van de avond gelezen te worden. En herlezen te worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 21