Een afspraak
met Harry
ZEGELRING
J
Hoe de zeeslang Cornells
een stad redde
ZONDAGSBLAD
r
ONZE BRIEVENBUS
ZATERDAG 10 DECEMBER 1960
KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH
VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JE
AALSCHOLVER vloog rustig-wiekend weg van de paal aan het einde
van de krib, toen de man uit het hoge griendhout tevoorschijn kwam
en zijn klompen de stilte van de vroege morgen op de kribstenen be
gonnen stuk te slaan. Het silhouet van de vogel tekende zich zwart af
tegen de aan kleuren rijke ochtendhemel en de man keek de aalscholver
na, die de overkant van de rivier bereikte en daar, ergens tussen de
begroeiing, langs één van de vele griendkreken, verdween.
HET ge.tik van de klompen op de grijze
stenen verwijderde zich en viel geheel
stil. op het ogenblik, dat de man bij de
paal aan het einde van de krib bleet
staan en uitkeek over de rivier.
Hij ging tegen de stenen glooiing zitten
en gooide af en toe een klein steentje in
het water aan zijn voeten. Maar zijn aan
dacht bleef gevestigd op dat ene punt, waar
hoge rietkragen een bocht in de vaar
geul markeerden.
Hij ging pas weer staan, toen zich daar
een motorbootje met een ijl puffend ge
luid meldde. Het voer in een wijde boog
om het hoge riet heen en de hand die
het bestuurde, hield een regelrechte koers
in de richting van de man op de krib.
Het gehik van de bootmotor kwam nu
•nel dichterbij en na enkele minuten
schuurde de houten wand tegen de basalt
keien.
De man sprong aan boord en een spoor
van golven achterlatend, pufte het bootje
weg. verder stroomopwaarts.
..Je was laat. We hadden toch afgespro
ken, dat je hier om precies half zes zou
zijn? 't Is nou al bijna tien voor zes
sen. Heb je de spullen?vroeg de man,
die juist aan boord was gesprongen.
..Je moet niet zo zeuren op de vroege
morgen. Gijs. Je weet. dat ik dat niet kan
hebben op mijn nuchtere maag. We heb
ben nog plenty tijd trouwens, want hij komt
pas over tien minuten. Maak jij je maar
geen zorgen. Hij komt pas over tien mi
nuten, misschien duurt het nog wel een
kwartier. We hebben tijd zat".
De man, die dit omstandige antwoord had
(egeven was, evenals zijn metgezel een
naap van zo tussen de veertig en de vijf
tig en kennelijk afkomstig van het dorp
achter de grienden en achter de dijk.
"LIIJ liet het bootje met de stroom mee
11 wat uitdrijven en wendde vervolgens
de steven om het vaartuig hijgend de an
dere richting uit te laten gaan.
..Wat doe je nou? Waarom ga je terug?"
vroeg Gijs.
..Hé. nou moet jij eens even goed naar
me luisteren. Ik vaar dat bootje en als
ik zin heb om een paar rondjes te draai
en, dan doe ik dat. Ik vergeet heel toe
vallig heus niet, waarvoor we hier zijn.
Jij bent toch niet zenuwachtig, Gijs? Jij
bent toch zeker niet nerveus, is het wel?
Ik wil je wel even aan land brengen als
je soms met deze zaak wilt ophouden. Je
zegt het maar, Gijs.... Je zegt het maar.
jongen...."
„Weet je wat het met jou is? Jij praat
veel te veel". Gijs dreigde kwaad te wor
den. „jij weet ook heel goed. dab, ik op
het idee van dit zaakje ben gekonten en
dat ik meedoe, wat er ook gebeurt."
„Oké, oké, jongen, ik probeer je maar
een beetje te stangen. Je moet tóch er
gens over praten, zo 's morgens vroeg, niet
waar?"
„Dat moet van mij helemaal niet. Als
jij gewoon die boot stuurt en verder niks
zegt. dan is het mij ook best", antwoord
de Gijs.
„Gezellige jongen, jij bent een gezellige
jongen om mee uit vissen te gaan...."
„Maar we gaan nou niet uit vissen. Dat
weet jij toch ook wel. En hou nou alsje
blieft je klep dicht, 't Is nog veel te vroeg
om zo veel te praten."
Ze zwegen enkele ogenblikken, want juist
nadat het motorbootje een nieuwe ron
ding had gemaakt, zagen de beide mannen
tegelijkertijd in de verte het grote schip
naderen.
„Nou effe heel goed opletten. Gijs. want
het komt op een beetje behendigheid aan.
Zoals Harry in die brief aan jou schreef:
wij varen aan bakboord zo dicht mogelijk
onder het achterschip en verder moet het
dan niet meer dan een koud kunstje wezen,
begrijp je."
Door
J. G. LINDT
Zo leefden de Russen ten
tijde van de laatste Tsaar
Zo leefden de Russen ten
tijde van de laatste Tsaar,
door Henrl Troyat. Uitgave
Hollandia N.V., Baarn.
De schrijver, een in Parijs
wonende Russische balling,
heeft uit z'n eigen jeugdherinne
ringen geput om dit boek tot
stand te brengen. Tegelijkertijd
heeft hij een beroep op zijn ge
heugen gedaan, want ook op de
„overlevering" in dit geval
van ouders naar zoon zijn
z'n gegevens gebaseerd.
Het als een reisverhaal aan
gediende boek waaiert uit over
alle facetten van het leven in
Rusland vóór 1914. De gewoon
ten en gebruiken van alle be
volkingsgroepen komen erin naar
voren, terwijl de sfeer op een
verdienstelijke wijze wordt
geschilderd.
Zeer interessant zijn de delen,
welke aan de arbeidende klasse
van vijftig jaar geleden. heb
ben ten slotte de Revolutie van
1917 veroorzaakt. Het pleit voor
de objectiviteit van de auteur,
die. naar we menen begrepen
te hebben, slachtoffer van deze
omwenteling is, dat hij niet ge
schroomd heeft ook dit intens
zwarte verhaal te vertellen.
HET ZEESCHIP, een vrachtvaarder van
iets minder dan tweeduizend ton. was
tot op enkele honderden meters genaderd.
De man. die het motorbootje bestuurde,
hield zijn koers in de richting, maar pro
beerde toch zo onopvallend mogelijk te na
deren. Hij beschreef behoedzaam een boog
rondom de vrachtschuit en voer dan tot
vlakbij het achterschip. Gijs keek gespan
nen omhoog. Zou Harry klaar zijn? Zou
hij zich aan zijn woord houden. De ande
re man had al zijn aandacht nodig om het
motorbootje recht te houden in het schroef-
water van de zeeboot.
„Staat Harry er?" vroeg hij. terwijl hij
de vuisten om het kleine stuurwiel klemde.
„Ik zie nog niks," antwoordde Gijs, „dit
moet toch de goeie plek zijn, waar we heb
ben afgesproken."
„Natuurlijk ls dit de goeie plek. Wacht
effe. ik moet niet al te dicht bij dat roer
komen."
Hij liet het bootje wat wegzwaaien.
maar zorgde er toch voor, dat hij onder
het hooggelegen achterschip bleef.
„Daar heb je Harry", zei Gijs en maak
te enkele gebaren naar de man, die zich
ver over de railing boog om het tweetal
onder hem een teken te geven.
„Onderuit.... jongens, daar komen de
bullen.... En denk er om, je weet de af
spraak....". riep hij op gedempte toon.
„hier.... vangen...."
Hij gooide een paar waterdichte linnen
zakken over de verschansing en Gijs waag
de zich ver buiten de rand van de motor
boot om ze uit het water te vissen, zolang
ze nog dreven.
„Laat de boel niet nat worden, Gijs. an
ders hebben we er niets aan. Dan is de
rommel waardeloos. Schiet op...."
„Je praat, zoals altijd, weer te veel.
Je ziet toch. dat ik druk bezig ben om
de bullen binnenboord te hijsen, stuur jij
nou maar en bemoei je verder nergens
mee." Gijs zwaaide breed naar Harry, die
even later boven hun hoofden verdween.
„Oké. dat is dan weer dat," zei hij en
sjorde de zakken in het kleine vooronder
van de boot, uit het gezicht van mogelijke
pottenkijkers. Want wat hier gebeurd was.
mocht eigenlijk geen daglicht zien. Gijs
en zijn maat lieten de vrachtschuit verder
aan zijn lot over en zetten koers naar het
kleine haventje achter de rietkragen.
ZE sjouwden daar de drie linnen zakken
uit de motorboot, nadat ze zich over
tuigd hadden, dat nog niemand op dat
vroege uur bij het strandje aanwezig was.
Ze konden toeschouwers missen als kies
pijn.
„Hoeveel denk je. dat we de man zul
len hebben? Als jc nou nagaat, dat die din
gen toch nog zeker wel een gulden, of één
tien een pakje opbrengen en dat Harry ze
voor. pak weg. een paar dubbeltjes koopt,
dan zou ik toch wel zeggen, dat er voor
ons alle drie een paar flinke weekgelden
moeten inzitten. In die zakken Ik zou
wel eens willen weten, hoeveel hij precies
moest betalen. Ik vraag me af, of we
ze voor een gulden of voor één tien kwijt
zullen kunnen."
Zó draagi men een
Hoe moet een zegelring worden gedragen: zodanig, dat de draagster of
drager zélf het wapen of monogram in de juiste stand voor zich ziet (dus zo,
dat onderkant van wapen of monogram naar haar of hem zijn toegericht),
of moet de ring zó worden gedragen dat andere personen de inscriptie in
„goede leesstand" voor zich zien?
Het vakblad „Edelmetaal" heeft on
langs een artikeltje aan deze vraag ge
wijd; een vraag waarop, volgens de
schrijver van het artikel, noch in vak
kringen, noch bij de gebruikers eenheid
van opvatting heerst. De huidige zegel
ringen hebben uitsluitend betekenis als
sieraad en men zou daarom kunnen stel-
len, dat de eigenares of eigenaar de
ring moet dragen op een manier, die
zij of hij zelf het aangenaamst en het
fraaist vindt.
Dc zegelring is een sieraad dat van
oudsher een bepaalde functie en tradi
tie vertegenwoordigde, en op oude schil
derijen ziet men vaak vooraanstaande
personen afgebeeld met een zegelring
aan de vinger. Die personen blijken de
ring zodanig te dragen, dat de onder
kant van het wapen van het lichaam
van de drager is afgericht De ring
werd niet aan de ringvinger, maar vrij
wel steeds aan de wij. vinger van de
rechterhand gedragen, en dat was toen
logisch; brieven, documenten e.d. wel
ke gezegeld werden, lagen vóór degeen
die zegelen moest. Na het afdrukken in
de lak stond het wapen dus met de on
derkant naar de drager toe. die dan met
één oogopslag kon controleren of de
afdruk goed leesbaar was. Bovendien
bestond in die tijd de gewoonte dat bij
geestelijke hoogwaardigheidsbekleders
de onderhorigen de zegelring kusten;
de ring was dan zodanig aan de vin
ger geschoven dat de afbeelding voor
degenen die zich over de ring bogen,
goed zichtbaar en leesbaar was. Uit
dit alles zou men dus kunnen afleiden
dat bij een traditioneel juiste draag
wijze de gravure met de voet van dc
draagster of drager afgewend is. zodat
de gravure voor de omgeving zicht
baar is. Ook om praktische redenen
beveelt de schrijver van het artikel in
..Edelmetaal" deze wijze van dragen
aan: eigenares of eigenaar immers
kennen de gravure goed. de buiten
staander echter niet en wanneer deze
de gravure nader wil beschouwen,
hoeft de draagster of drager de hand
niet om te draaien om de gravure lees
baar te maken. Zó draagt men dus een
zegelring: met de voet v
van zichzelf afgekeerd!
„Hier pak beet. en hou asjeblieft nou
eens een ogenblik je broodmolen dicht."
Gijs droeg de zakken naar het houten
loodsje, dat een eindje in de richting van
de dijk stond en maakte de deur open.
Samen met zijn makker sjouwde hij de
buit naar binnen en daar tornden ze met
hun messen de touwen los. waarmee de
zakken waren dichtgenaaid.
"VE telden de sloffen Amerikaanse siga-
retten, die zich in de drie zakken be
vonden en kwamen aan tweehonderd vijf
tig stuks. „Harry moet zowat de hele can-
tine aan boord hebben leeggekocht. Jonge-
jonge, 250 sloffen van ieder 10 pakjes, dat
is, eens even kijken, dat is 2500 pakjes, dat
zijn me eventjes 50.000 sigaretten. Ik zou
zeggen, we hebben dan wel een rokertje...."
„Hoeveel keer heb ik je alleen vanoch
tend al niet gezegd, dat je niet zoveel
moet praten. Ik weet wel. dat je een re
kenwonder bent.... Een halve ton siga
retten. We kunnen even vooruit."
„Welnee, man, het hek op de dijk zit
toch op slot. Wie zou hier nou moeten ko
men. We hebben heus geen pottenkijkers
nodig."
En toch kwamen de voetstappen snel na
derbij en enkele seconden later stond een
man in de deuropening.
„Goeiemorgen. vrinden", zei hij, „ja
Gijs, laat die spullen maar heel even rus
ten. Ik wou eens even met jullie praten."
„Dan moet je bij hem wezen. Hij praat
graag. Hij is een drukke prater." Gijs wees
naar zijn makker, „Ik heb helemaal niks
te zeggen."
„Kijk eens. Harmsen. wij dachten zo,
we kopen eens een rokertje voor de ko
mende feestdagen en we wilden dan wel
eens iets goeds, iets buitenlands hebben,
begrijp je?"
„Ik heb je helemaal door", antwoordde
de derde man, „en je wilde aan ander ook
graag laten meegenieten."
„Nou als ik u kan dienen met een slof."
„Dat is belediging van een ambtenaar
in functie. Dat zou ik je extra kunnen aan
rekenen, maar dit is natuurlijk al erg ge
noeg. Weten jullie nu nog niet, dat briga
dier Harmsen er van houdt om 's mor
gens vroeg wat in de griend rond te han
gen en heus niet om een dutje te doen.
Ik heb jullie fraaie manoeuvre met die
motorboot uit de griend vandaan gezien
en toen ben ik op mijn gemak hierheen
gekomen. Jullie zijn twee stommelingen, je
begrijpt toch wel
„Hoor hem eens. Gijs, ook een kerel, die
te veel praat, net als ik Oké, brigges,
je hebt ons We gaan gewillig mee
MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN
61. De heer Haas wordt kwaad als hij
ziet, hoe het vogeltje in de vaas gaat
pikken: „Hé. hé. niet doen, straks gaat
mijn kostbare vaas nog aan scherven.
Die moet toch naar een museum. Ik
word beroemd en daarom ben ik ook de
ze ontdekkingsreis begonnen Zo
Murr en Egel, jullie dragen de vaas het
eerste stukje„Wat is dat ding
zwaar", klagen die twee even later in
koorZe sjouwen met het ding in
de richting van de rivier en daar zegt
Egel: „Jongens, laten we nu eerst die
stenen er eens uitgooien."
62. „Wat roept de heer Haas?" vroeg
Murr. „Hij zegt, dat we nu de rivier moe
ten oversteken", antwoordt Egel. „Daar
over die hangbrugcommandeert
Haas. „Dat kunnen we nooit", zegt Murr.
„Natuurlijk, opschieten jongens, eerst in
die boom klimmen, de vaas goed vast
houden en dan over de brug, een beetje
vlot, want we moeten snel de kust berei
ken met dit kostbare stuk."
63. „Dat gaat prima", roept de heer
Haas geestdriftig, „maar wat is dat? Het
wordt zo donker, hier." Murr en Egel heb
ben de vaas niet kunnen houden en die
is pardoes over de dikke heer Haas ge
vallen. Ze trekken wat ze kunnen, maar
voorlopig krijgen ze de ontdekkingsreizi
ger nog niet uit zijn lastige positie. „Wat
zegt hij?" vraagt Murr, „kun jij nou ho
ren wat hij daarbinnen roept?" „Nee
antwoord Egel en trekt verwoed verder.
(Vervolg)
Alle zeerovers zijn ge
vangen genomen, majesteit
en ook Jan de Verschrik
kelijke. Nu zal hij de zee
niet meer onveilig kunnen
maken of slapende steden
leegplunderen. Zijn kaper
schip „De Vliegende Draak"
is helemaal vernield, in
kleine stukjes gtiiakt door
het zeemonster. Verder
heeft het ondier niemand
kwaad gedaan. Het het
lijkt wel, of die zeeslang
de stad wilde beschermen.
Ja, dat geloof ik ook,
zei de koningin, toen ze
eens diep had nagedacht.
Welnu, dan geef ik
bevel, het werk morgen
ochtend gewoon te hervat
ten. De schepen mogen
weer binnenkomen en uit
varen, de havenarbeiders
kunnen doorgaan met los
sen en laden en alle men
sen moeten weer gewoon
hun werk doen. Ik zal mij
bij het aanbreken van de
dag zelf naar de haven be
geven en de zeeslang toe
spreken.
Want koningin Mathilde
was een wijze vrouw en ze
begreep wel, dat de zee
slang de stad voor een
ramp had behoed. Jan de
Verschrikkelijke immers
had met zijn acht zware
kanonnen het hele paleis
plat kunnen schieten!
De zon ging stralend op
achter de bergen. Koningin
Mathilde besteeg haar
koets en liet zich naar de
kade bij de haven bren
gen. Honderden mensen
volgden haar nieuwsgierig.
Maar waar was de zee
slang? Ze zagen hem niet
meer.
Cornelis was intussen ont
waakt en had een kort ge
sprek gevoerd met de oce
aanstomer.
Ik heb er spijt van
dat ik een mooi schip ka
pot geslagen heb, zei de
zeeslang. Dat had ik
niet moeten doen, want nu
denken de bewoners van
Luranië natuurlijk dat ik
een kwaadaardig monster
ben. En het is juist zo'n
mooi land. Ik zal de konin
gin een geschenk brengen,
zodat ze ziet dat ik niets
kwaads bedoel.
En hij dook onder, zwom
de haven uit. de zee in.
Heel diep dook Cornelis,
tot daar waar de wrakken
van vroeger vergane sche
pen op de bodem van de
oceaan lagen. Daar woelde
hij tussen de wrakstukken
tot hij eindelijk vond wat
hij zocht: een ijzeren kist
die vele eeuwen geleden te
zamen met een koings-
schip in de diepte was
verdwenen. Cornelis brak
met zijn sterke tanden de
kist open, haalde er een
gouden kroon, bezet met ju
welen uit en droeg deze
naar Luranië. Juist toen
de koningin besloot naar
haar paleis terug te ke
ren, omdat het zeemonster
nergens te zien was, dook
Cornelis weer op. Hij zwom
naar de aanlegsteiger, leg
de voorzichtig zijn kop op
het plankier. Tussen de tan
den hield hij de gouden
kroon. Die liet hij vallen
voor de voeten van konin
gin Mathilde en daarna
keek hij hoopvol en kwis
pelstaartend rond.
Een kroon! riepen al
le mensen verbaasd.
Dat is de oude kroon
van Luranië, die driehon
derd jaar geleden verloren
is gegaan! riep de konin
gin uit.
Ze was heel blij met het
geschenk, want de terug
keer van de verloren kroon
betekende geluk voor Lu
ranië. Ze bukte zich. raap
te het kostbare kleinood op
en plaatste het op haar
hoofd.
Hoezee! riepen de toe
schouwers.
Toen wendde de koningin
zich tot de zeeslang.
Beste zeeslang, sprak
ze ernstig. We dachten
dat je ons kwaad wilde
doen. maar je hebt ons
vannacht beschermd. Daar
om zal ik je benoemen tot
ereburger van Luranië en
je mag zo dikwijls in on
ze haven op bezoek komen
als je wilt. Cornelis was
dolgelukkig, toen hij dat
hoorde. Hij kreeg er tra
nen van in de ogen.
Sedert dien was onze bra
ve zeeslang een graag ge
ziene gast in de haven van
Luranië. Dikwijls kwam hij
naar de stad kijken en een
praatje maken met de
schepen. Altijd bracht hij
een kostbaar geschenk
voor de koningin mee,
want op de bodem van de
oceaan lagen vele schat
ten, die niemand behalve
de zeeslang wist te vinden.
Zo kwam het, dat Luranië
het rijkste land ter wereld
werd. En geen vijand durf
de dat land ooit aanvallen,
want Cornelis bewaakte de
ingang tot de haven en wie
het waagde de stad met
slechte bedoelingen te na
deren kon er zeker van
zijn, dat er van zijn schip
geen stukje heel bleef.
Dit is allemaal lang ge
leden gebeurd. Maar mis
schien leeft Cornelis nog
wel en beschermt hij nog
altijd het schone land Lu
ranië. Als je het niet ge
looft. moet je er zelf maar
eens gaan kijken.
EINDE.
We hebben nu
een héél gemak
kelijke puzzel, die
jullie natuurlijk
gauw hebben op
gelost. Je behoeft
er helemaal niet
bij na te denken,
alleen de vakjes
waar een zwarte
stip instaat moe
ten jullie hele
maal zwart ma
ken. Wai er te
voorschijn kom
als jullie dat hebt
gedaan blijft nog
even een verras
sing.
Zenden jullie
de oplossing voor
dinsdag 13 de
cember in?
Dag neven en nichten.
Sinterklaas is bij jullie allemaal geweest heb ik uit de brieven be
grepen en gelukkig heeft hij niet één van onze neven en nichten meege
nomen naar Spanje. Hij heeft jullie wel verwend hoor met spelen, poppen,
auto's, meccanodozen, legospelen, boeken enz.
We weten tenminste weer wat we moeten doen, nu het 's avonds al
zo vroeg donker gaat worden.
En we zeggen nogmaals allemaal; hartelijk dank Sinterklaas.
We krijgen nu ook weer gauw ons rapport op school. Hebben we alle
maal goed ons best gedaan? Enfin, jullie schrijven het resultaat maar
gauw. We zullen hopen dat het weer wat beter gaat worden, nu jullie al
gauw vakantie krijgen. Zal het een witte Kerst worden? Jongens en meis
jes, tante Jos vraagt nogmaals of jullie niet alleen je leeftijd in de brief
schrijft, maar ook wanneer je precies geboren bent.
Vergeten we het nu echt niet meer?
We hebben laatst zo'n mooie kaart naar Zeeland verzonden, weten
jullie nog wel? Zullen we nu eens een mooie kaart naar de doofstomme
kindertjes in „Effatha" Voorburg zenden? Deze kindertjes konden het
sinterklaasfeest ook niet thuis vieren en zij zullen wat blij zijn met de
kaart.
De oplossing van de vorige puzzel is Anna, Dik, Arie en Piet.
De hoofdprijs krijgt Adriaan van Langevelde.
De troostprijzen gaan naar Nico Poot en Piet den Ouden.
We krijgen nu eerst nog de jarigen, hoera, hoera.
Greetje Alberts, Juri den Besten, Eddy Broer, Nezia v. d. Horst, Gerrit
van Houwelingen, Conja Meijers, Marja de Ridder en Arie v.d. Wetering.
We gaan nu de brieven be
antwoorden.
Het was maandag bij jullie
al een klein beetje oudejaars
avond. Ria de Jong? Hebben
jullie heerlijk gesmuld van
de oliebollen en appelflappen?
Jullie zijn wel verwend hoor!
Hadden jullie mama's stoel
noe versierd? Wat voor doos
je en spel heb jij gekregen?
Heel veel plezier volgende
week zaterdag. Ria! Els de
Jonge, doe jij er de volgende
keer een lange brief bij?
Wat heeft Sinterklaas jou wel
verwend. Jan Kraak! Heb je
al gefilmd? Welke plaatjes
heb je erbij gekregen? Wat
erg van jouw vriendje. Fijn,
dat hij nou in de hemel is.
Doe je oma de hartelijke groe
ten van mij? Jammer dat
die feestmaand nu weer voor
bij is, vind je niet Franclen
Kroon? Heb je je nieuwe jurk
al aangehad? Is het een echt
muisje? Fijn zo'n heerlijke
warme maillot. Hoe maakt je
vriendin het in Westerbork?
Zijn de boeken mooi? Heb
je het Zondagsblad nog gevon
den Ietje Knipscheer? Maar
ik vond het toch fijn. dat
me nog even schreef. Was hét
boek mooi? Hans de Korte,
schrijf jij me de volgende keer
een lange brief? Jij ook
Alida Kuijpers? Het postpa
pier vind ik erg mooi Adriaan
van Langevelde. Is het een
leuk spel. dat je hebt gekre
gen? Wat is jouw moeder
knap dat ze zo lekker kan bak
ken. Het heeft in Rotterdam
ook erg gpregend. hoor Adri
aan! Bedankt voor je gezelli
ge brief. Wie van jullie
heeft zo mooi getekend op de
brief. Ad en Leo van Leeuwen?
Jullie hebben wel hard gezon
gen hoor. dat Sinterklaas het
helemaal heeft gehoord. Is
Tim jouw vriend. Ad? Dat
is nogal wat, dat het hele dak
er afgewaaid is. Arjan de
Leeuw van Wcenen. Is de te
levisieantenne blijven staan?
Heeft Sinterklaas jullie nog een
bezoek gebracht? Hoe gaat
het met de kleine Aalbert?
Kan hij al een beetje lachen?
Wat jammer dat ik ook van
jou geen briefje kreeg Rudl
Lührman. Margriet Mak.
waarom schreef jij er geen
briefje bij? Krijg ik de volgen
de keer wel een lange brief?
Heerlijk dat jij zoveel ca
deautjes van die goede sint
hebt gekregen. Conja Meijers.
Het is gauw groot feest. Con
ja! Het is mooi postpapier
hoor! Had je de pakjes gauw
gevonden? Nellie Monster,
heb jij het tweede diploma al
gehaald? Ga jij vaak zwem
men? Heerlijk hè als je 's win
ters ook kan gaan zwemmen.
Worden er weer nieuwe hui
zen gebouwd op de Blanken
burg. Jannie Monteny? Jij
hebt erg veel gekregen hoor!
Heeft het bij jullie ook zo ge
stormd? Hartelijk welkom
bij de neven en nichten Lidy
van Oosten. Heb jij helemaal
geen zusjes? Natuurlijk moet
jij de volgende keer een lange
brief schrijven. Heb je al
de boekjes uitgelezen, Geer-
truida Overvoorde? Woont
Alle Streefkerk ook in Rotter
dam? Heeft zij zo'n groot for
nuis dat je er patat op kan
bakken? Waren de pannekoe
ken ook lekker? Heb jij een
goede sint gehad? Jij bent
ook hartelijk welkom Plet den
Ouden. Heb jij nog meer
broertjes en zusjes? In welke
klas zit jij? Hier hebben we
nog een nieuwe neef Hans
Plsisler. Heel hartelijk wel
kom bij de neven en nichten
hoor! Waar woon jij Hans? Je
hebt alleen maar je naam in
de brief geschreven, maar niet
waar je woont.. Je bent ook
vergeten wanneer je precies
geboren bent. Schrijf je me
dat de volgende keer alle
maal? Jammer dat jouw
vorige brief te laat was. Piet
Pols. Ja die boeken van Piet
je Bell zijn erg mooi, Piet!
Heb je ze allemaal uitgele
zen? Wat zal jij knap worden
als jij zo je best blijft doen.
Piet! Ben jij nu weer be
ter. Pietcr v. d. Poort? Was
je op de verjaardag van Sin
terklaas ook nog ziek?
Krijg ik de volgende keer van
jou een lange brief Marianne
v. d. Poort? Wanneer krijg
jij je kerstrapport? Jij hebt
een mooi rapport gekregen
Nico Poot. Ja tante Jos heeft
van de zomer het hertenkamp
ook gezien. Ik vind het erg
mooi hoor! Is het bij jjollie op
het land ook zo verschrikkelijk
nat?
Ook jouw brief was de vo
rige keer te laat, Henrictte
Pruim. Is de 3e repetitie van
Frans nogal meegevallen? Heb
je een 7 gehaald? Wanneer
krijg je je rapport? Ga jij
echt niet graag zwemmen?
Nou, tante Jos wel hoor! Jouw
leraar heeft gelijk, dat de
brief zo makkelijker te lezen
is. Je behoeft maar één keer
ie geboortedatum te schrijven,
•lenriët. Ja. het sinterklaas
feest is altijd veel te gauw om.
LU Reljm krijg ik de volgen- 1
de keer van jou een lange
brief? Is de kleurenplaat mooi
geworden Johnny de Ridder?
Fijn dat jij nieuwe schoenen
kreeg. Sinterklaas is jou toch
niet vergeten? Waarom deed
jij er geen briefje bij Piet
Riegman? Schrijf jij voortaan
als je letter aan de beurt is?
Fijn dat ik van jou een brief
kaart kreeg Lyda van Rij.
Hartelijk welkom hoor bij de
neven en nichten. Is sinter
klaas ook bij jou geweest?
Kwartetten jullie nog wel eens?
Schrijf je me de volgende keer
eens een lange brief?
Eén van onze nichtjes
stuurde een gedichtje in wat
zij zelf heeft gemaakt; hier
komt het
Kleine witte vlokjes
komen naar benee
op de grote wereld
vallen ze terneer
Waar de kinderen spelen
met een bal of touw
En de sneeuwvlokjes dwar
relend
gaan en komen trouw.
Jullie zouden het natuur
lijk best leuk vinden als het
nu al ging sneeuwen. Je kan
dan heerlijk gaan sleetjerij
den of van de heuvels afglij
den in de vakantie. Dit meis
je dat het gedichtje instuur
de, heeft vast al veel over de
sneeuw gedacht, denken jul
lie ook niet?
Neven en nichten, tante Jos
heeft de brievenbus weer he
lemaal leeg gemaakt. Zorgen
jullie er voor dat hij de vol
gende week weer vol is. We
schrijven natuurlijk (voor zo
ver we het hebben gekre
gen) allemaal onze rapport
cijfers in de volgende brief.
Ik ben erg benieuwd hoor!
De letters van de namen S
t.m. Z zijn deze week aan de
beurt. Veel sterkte met de
repetities jongens en meisjes
en tot de volgende week.
~7—
/e^xte.
'os