Exact rapport over situatie in Leids Hervormd jeugdwerk Kader van Hervormd jeugdwerk behoeft specialisten Velen deden mee aan grootscheepse enquête „l\u weten wij wat er is; nu kunnen wij ook gaan zien wat er nodig is Tijdelijk 2 dozen Ëidai voor Jeugdwerk in het algemeen over huisvesting en outillage wel tevreden HE Stemmen clubleden werkelijk in met gevolgde patroon Jeugdrapport op 13 januari in de centrale kerkeraad Functiebepaling van kerkelijk jeugdwerk NIEUWE LEIDSCHE COURANT S WOENSDAG 7 DECEMBER 1960 ALS, I u mi de vraag stelt naar het wat en waar van het Hervormde jeugdwerk in Leiden, dan krijgt u een antwoord. Tot voor kort zou men u een afdoend ant woord schuldig zijn gebleven. Er waren namelijk niet voldoende gegevens voor een exact en totaal overzicht. Dat is nu wel heel anders. Zo"ii vraag kan sinds enkele weken zelfs worden beantwoord met de aanbieding van een (door uitvoerigheid en niet minder door overzichte lijkheid uitmuntend) rapport „over de situatie van het jeugdwerk in de Hervormde Gemeente te Leiden", uit gebracht door de centrale commissie voor het jeugdwerk. De voorzitter van de centrale kerkeraad, ds. H. J. van Achterberg, heeft er een voorwoord in geschreven. „Ja renlang hebben wij gewacht op een dergelijk nauwgezet onderzoek naar de stand van het jeugdwerk", erkent hij. „Nu weten wij wat er is. Nu kunnen wij ook gaan zien wat nódig is." Wie dit rapport leest en met de men sen die eraan hebben gewerkt, praat, komt tot de conclusie, dat het eigen lijk allemaal draait om de jeugdpredi- kant, die Hervormd Leiden nog steeds niet heeft, althans niet als „volledige kracht". Ds. Gijsbers, Hervormd predi kant te Leimuiden, is slechts half-time. Zijn werk in Leimuiden gaat beslist vóór; in Leiden kan hij enkele dagen per week doorbrengen. In het jeugdwerk is men de mening toegedaan, dat een jeugdpredikant die dit ook voluit is, hier een omvangrijke taak zal hebben. Er zijn gemeenten kleiner dan de Leidse, die er al een rijk zijn. Bij de coördinatie voorzover nodig en de consolidatie van het jeugd werk dient hij de centrale, figuur te zijn. Men kan dit nu wel menen, maai de vraag is nog altijd, of een jeugd- predikantsplaats niet boven de fi nanciële kracht van de Gemeente gaat. Zonder op een uitspraak en een beslissing van die zijde te willen vooruitlopen kan worden aangeno men, dat de centrale kerkeraad en ook de centrale kerkvoogdij de be langrijkheid van een predikants plaats speciaal voor de jeugd niet in twijfel zullen trekken, als de feite lijke situatie deze werkelijk behoeft. Ds. Van Achterberg schrijft reeds in zijn voorwoord: „Menigmaal is be toogd: Zo kan het niet langer. Er moet iets gaan gebeuren. Hier ligt een taak, niet voor een halve maar voor een hele kracht. Welnu, ieder kan nu nagaan of deze bewering steek houdt. Wij hopen, dat het een vruchtbare discussie zal uitlokken." De kans op een nieuwe predikants plaats lijkt niet ongunstig, als de vrijwillige bijdragen, die in de plaats zijn gekomen van de veel-gesmade kerkelijke belasting, de 200.000 halen. Volgens de allerlaatste gege vens is men van dit streefbedrag nog slechts 10.000 af. Kerkeraad en kerkvoogdij zijn vol goede moed. De Gemeente heeft al getoond, deze om zetting van belasting op bijdrage positief te willen en te kunnen be antwoorden; daarom wordt zelfs ge dacht, dat de laatste loodjes mis schien niet het zwaarst zullen wegen. Centrale plaats Het rapport van het jeugdwerk heeft een methodiek gcconstruefd, waarbij de jeugdpredikant het middelpunt is van een aantal concentrische cirkels. Het dagelijks bestuur omvat de jeugdpre dikant, secretaris, penningmeester en jeugdouderling; de eigenlijke centrale commissie (de brede jeugdraad) wordt gevormd door het dagelijks bestuur en afgevaardigen van de jeugdcommissies der negen wijkgemeenten. Dat is het col lege. waar de besluiten worden genomen nadat ze zijn voorbereid in het dage lijks bestuur, daarin geadviseerd door het college van advies en het jeugdou- derlingenconvent. U ziet dus: een heel democratische conceptie, die evenwel staat of valt met de intens begeerde jeugdpredikant. Het zou niet juist zijn, de centrale kerkeraad te wijzen op zijn grote ver antwoordelijkheid ook op dit stuk: allen die verantwoordelijkheid dragen in het jeugdwerk, kunnen ervan verzekerd zijn, dat hun „belangen" in dit college nauwkeurig gewogen zullen worden. Maar het veelzijdige kerkelijke werk vereist nu eenmaal een nuchtere inslag; daarom zullen die belangen ook afge wogen moeten worden tegenover an dere. Het is inderdaad te hopen, dat het •thans verschenen rapport binnen afzien bare tijd zal kunnen leiden tot het be sluit, een jeugdpredikant aan het Leidse predikantenkorps toe tc voegen. Onmis kenbaar zal dit niet alleen de jeugd maar ook de Gemeente in haar alge meenheid ten goede komen. Rem in beleid Zowel in het rapport dat in 1958 door de centrale commissie jeugdwerk aan de centrale kerkeraad werd aangeboden, als in het jaarverslag van de C.C.J over 1959 werd gewag gemaakt van de on overzichtelijke situatie in het Hervorm de jeugdwerk. Deze maakte dat de C.CJ. steeds weer werd geremd in haar beleidsvoering. Dringende zaken als het subsidiebeleid en de kadertrai ning kwamen niet uit de verf. Van een eigenlijk beleid kon dan ook moeilijk worden gesproken. Dat vond zijn te rugslag in de vaak onvruchtbare jeugd- vergaderingen. Uit de onvrede met deze toestand rijpte het plan tot een grondig opge zette inventarisatie. Eind 1959 benoem de de C.C.J. een commissie ad hoe, be- van hun assistenten te laag voor de ou dere leeftijdsgroepen van de kinderen. „Levendaal" Jcan zich op het ogenblik redden maar „Rehoboth" cn „Prediker" komen samen circa 8 assistenten tekort. „Staalwijk" en „Prinses Julianaschool" redden zich maar zien graag aanvul ling met oudere mannelijke krachten tot 30 jaar. De overige 6 scholen hebben thans geen zorgen. Het aantal regelmatige bezoekende kinderen bedraagt op de 12 scholen thans in totaal 1440. De leeftijdsopbouw van dit totaal is: 46 jaar: ongeveer 26%: 612 jaar: ongeveer 74%. Zeven scholen melden dat het aan tal bezoekende kinderen is achteruitge gaan. Een school meldt een achteruit gang van de 7 tot 9 jarigen en overi gens een stabiele bezetting met kinde ren van 46 jaar en van 1013 jaar. Drie scholen boeken een vooruitgang Twee scholen melden dat er niets wordt ondernomen om kinderen aan te trek ken. De overige trachten elk op eigen wijze het kinderaantal te vergroten. In een conclusie wordt gesteld, dat allereerst de kadertraining aandacht verdient. Per zondagsschool zal dit ver schillend liggen. Maar ovtr het alge meen is het zo. dat vooral te weinig aan dacht wordt besteed aan de vorming van de assistenten. Dit zou centraal ge regeld moeten worden in overleg met de verschillende zondagsschoolbesturen. Een ander punt is het tekort aan krach ten voor de begeleiding van de zang. Ook deze zaak vraagt een centrale aanpak. De vraag naar de doorstroming naar ander vormen van het jeugdwerk heeft verschillende reacties opgeleverd. Vast staat dat er over het algemeen te wei nig aandacht aan dit punt wordt ge schonken. De leeftijd waarop de kinde ren de zondagsschool verlaten vraagt om een verdere begeleiding, die gezien het percentage kinderen uit onkerkelijke ge zinnen, niet voor rekening van de ouders alleen mag komen. Wel zien de rap porteurs als mogelijkheid het opvangen van kinderen in de catechisatie, maar dit geeft nog geen oplossing voor zondagmorgen, tenzij de kinderen door de ouders worden meegenomen naar de kerk. De jeugdkerk Is te klein cn draagt een te besloten karakter, om dit te kun nen opvangen. T.a.v. de methodiek valt het op, dat over het algemeen weinig gebruik wordt gemaakt van de nieuwe mogelijkheden van aanpak in het zondagsschoolwerk. Dat wijst op een zekere verstarring, zoals ook blijkt uit de geringe aandacht voor het opleiden van de assistenten. Kinderkerk en jeugdkerk In totaal verlenen 85 personen in de kinderkerken hun medewerking als spreker, organist of assistent. De „Pniël" acht de gemiddelde leeftijd van haar groepsmedewerkers te hoog en zou liefst jongere vrouwelijke assistenten als aan vulling en geleidelijke vervanging zien Het orgel en de piano zijn onvoldoende bezet. Pogingen tot werving van mede werkers in de gedachte lijn hadden tot dusver geen succes. De „Spelonk" ziet op wat langere termijn een tekort in de medewerking. De beide andere kin derkerken hebben voldoende medewer- kers(stefs). behalve „Boshuis" waar geen bezetting voor piano en orgel is Het aantal regelmatig bezoekende kin deren bedraagt in de zes kinderkerken 's winters 350 en 's zomers 320. De leeftijdsopbouw in de beide kinderker ken met een differentiatie in klasse indeling bedraagt over een totaal van 141 kinderen: 47 a 8 jaar 52 kinderen, 7 a 8 jaar 13 jaar 89 kinderen. (Zie vervolg op pagina 4) Op de jongerensociëteit in het jeugdgebouw In de Moriaen werd het rapport al druk be sproken. Zakelijk en ernstig, maar ook met veel genoegen. staande uit tien leden, die de opdracht ontving, vóór het winterseizoen 1960- 1961 in een rapport de sityatie in het jeugdwerk te beschrijven. In de eerste vergadering van deze commissie bleek, dat het eigenlijke werk vroeg om een klein werkcomité, waarin zo mogelijk deskundigen inzake enquetering zouden moeten worden opgenomen. Dit werk comité werd samengesteld uit de heren: A. Figee, jeugdouderling Levendaal, voorzitter, Th. Wetting. bestuurslid Stichting Hervormde Jeugdzorg, N. van Loef (als deskundige student economie) en J. Schipper (als deskundige, student rechten en geschiedenis). Eind augustus kon all comité zijn bevindingen in de vorm van enkele deelrapporten aan het dagelijks bestuur van de C.C.J. overhandigen. Het bleek, dat een enorme hoeveelheid gegevens was verzameld, waardoor nagenoeg het gehele Hervormde jeugdwerk in kaart kon worden gebracht. Wat de werkwijze bij deze groot scheepse inventarisatie betreft, eerst werden de formulieren voor de enque tering opgesteld: a-formulieren voor de hoofdleiders, b voor de clubleiders, c voor de zondagsscholen en d voor de kinderkerken en de jeugdkerk. De or ganisatie omvatte verder het verzame len van adressen-materiaal, het aan trekken van enqueteurs (ook studenten cn leerlingen van de christelijke kweek school) en het instrueren van de en queteurs op een voorlichtingsavond. Het resultaat van de mondelinge en- quete werd ingevuld op de formulieren. Het bleek, dat om een goed overzicht te krijgen er zowel een langs- als een dwarsdoorsnede van het jeugdwerk moest worden gemaakt. Drie aspecten Het jeugdwerk vertoont drie duidelijk te onderscheiden aspecten. Ten eerste het zuiver op de geestelijke vorming gerichte: a. Zondagsschool, b. Kinder kerk, c. Jeugdkerk, d. jeugddiensten. De activiteit van deze groepen valt vrijwel uitsluitend op de zondagmorgen. Tussen deze vier groepen behoort een nauw verband te zijn. Momenteel is van een eigenlijke doorstroming niet veel te bespeuren. Ten tweede het clubwerk. Veelal ge groeid uit het oude C.J.M.V.-werk of nog daarmee verbonden. Ook in dit clubwerk staat de geestelijke vorming der leden centraal; daaromheen worden allerlei andere activiteiten beoefend. We onderscheiden in: meisjeswerk, jongens werk, gemengd werk. En ten slotte de zogenaamde activi- teitsgroepen: sport, muziek, kampeer- werk, toneel, operette e.d. Deze groepen zijn veelal interkerkelijk van aard, op een enkele uitzondering na (Chr. Tam boer- en Pijperkorps K. en G.) geen specifiek Hervormd jeugdwerk. In totaal zijn in de zondagsscholen elke zondag ongeveer 147 assistentlei- dersfsters» actief bezig ..Boshuis" en „Boshuizerschool" achten de leeftijd verpakt in prijsvraag formulier WIN één van de 484 prachtige prijzen ET SPREEKT vanzelf, dat de enquêteurs die het Hervormde jeugdwerk van Leiden met eenvou dige situatietekeningen, cijfers en conclusies te boek hebben gesteld, ook een kritisch oog hebben gewor pen op de huisvesting en de inven taris. Naar de mening van de com missie dient er in de toekomst naar te worden gestreefd bij de inrichting van de verblijven voor de jeugd de specifieke eisen goed in het oog te houden. Men is ten onzent nog te zeer geneigd, te menen dat goede ta fels en stoelen, die uitstekende dien sten bewijzen voor samenkomst van volwassenen, volkomen beantwoor den aan de verlangens die de jeugd mag stellen. Een vraag is, of voor beelden van elders bij de inrichting ✓an vertrekken voor de jeugd kunnen helpen oriënteren, in het bijzonder voor de jongelui van boven 16 jaar. De activiteiten van het jeugdwerk heb ben in het algemeen plaats in de wijkge- bouwen: Het Boshuis. Maranathakerk. Rehoboth. Staalwijk, Pniël, De Goede Herder, Irene en Levendaal. alsmede in de dependances Duinhoff. De Smidse en De Spelonk. Bovendien in: In de Moriaen, Nomateg. Prediker en het Geref. Jeugd huis. Alle geënqueteerden zijn van mening, dat de plaats van samenkomst van hun clubs gunstig is gelegen, waarop alleen Pniël en De Smidse een uitzondering ma ken: Pniël ligt te veel aan de rand van EEN APART hoofdstuk is in het inventarisatierapport over het Hervormde jeugdwerk in Leiden ge wijd aan de clubs voor jongens, meisjes cn voor jongens en meisjes samen. Er wordt een specificatie ge geven van 13 clubs, die in totaal 75 leiders en leidsters hebben en be zocht worden door 1099 jongelui. Het kader bestaat uit 41 mannelijke en 34 vrouwelijke leden. Onder hen zijn scholieren, studenten, huisvrouwen, leiders die in hoofdzaak werken „met het hoofd" en leiders die voorname lijk met hun handen bezig zijn. De clubsterkte is zeer variabel. De meeste clubs komen eenmaal per week 1% tot 2'A uur bijeen. Drie doen het tweemaal in de week. Een 53-tal leiders (-sters) meldt een gering verloop in de bezoekende jeugd. Onder dit verloop wordt verstaan de jeugd die enkele malen komt en daarna wegblijft. Als reden worden genoemd het overgaan naar een voetbalclub. meegetroond worden door een vriendje naar elders de zuigkracht van de bio scopen, de lust om buiten te zijn in het zomerseizoen, televisie. 28 leiders (-sters) melden: tegen de zomertijd een afneming van het aan tal kinderen; 3 leiders (-sters): een toe neming van het aantal tegen 5 december en het kerstfeest; 1 leider: achteruitgang gedurende de winter als gevolg van avondschoolbezoek; 1 leider: achteruit gang tegen de tijd van examen en over gang: 1 leider: afneming tegen de tijd van aanvang van de voetbalcompetitie: 2 leiders (-sters): achteruitgang zonder verklaring. W ervingsmethoden Er zijn vele methoden in gebruik om nieuwe clubleden te werven. 48 leiders •sters) boeken een toevloed van nieu we leden doordat eigen leden vriendjes en vriendinnetjes meebrengen. 10 leiders (-sters) proberen hun ledental op peil te houden door het verspreiden van fol ders. Het verdient vermelding dat de meis jesclub „Pniël" 2 x 1200 folders heeft laten verspreiden, zonder enig succes. Daarentegen had de handenarbeidclub „Pniël" veel succes met een foldercam- pagne. 22 clubs ondernemen verschillende acties, t.w.: adressen, verstrekt door de jeugdouderling, bezoeken (4 clubs), pro- paganda-avond met toneel en film <2 clubs), aanschrijven van alle Hervormde ouders in de wijk, huisbezoek door club leiders (-sters), mededelingen in Kerk blad, contact onderhouden met clubs wer kend in jongere leeftijdsgroepen, bekend heid geven aan het clubwerk op de zon dagsschool, briefjes op scholen versprei den, kinderen die de zondagsschool ver laten worden aangeschreven, propaganda in L.C.K.V.-kampen. De ervaring van Rehoboth is, dat een sportmiddag veel jeugd aantrekt. Wat doen de jongelui De activiteiten vormen bijna overal hetzelfde patroon, t.w.: vertellen, tekenen, spelen (binnen/buiten), inleiden, hand werken, speurtochten, discussies, handen arbeid, fietsen, hersengymnastiek, gitaar band. dansen, culturele avonden, schil deren. vakantie-excursies, zingen, band recorder, kamperen, actuele onderwer pen bespreken, voorlezen, sport, film, quizavonden, toneel, gezellig bij elkaar zitten en instuif. Er zijn ook „bijzondere" activiteiten: fingerpainting, istrandwandeling, leden verzamelen zelf materiaal voor handen arbeid, acrobatiek, judo. kerkbezoek en gezamenlijk koffiedrinken, boerenkool- maaltijd, pantomime, spreken over eigen beroep, stijldansen en zitvoetbal. De laatste groep activiteiten is groten deels bö wüze van experiment een en kele maal geprobeerd. De boerenkool- maaltijd is echter een traditie van een bepaalde club geworden. Uit de clubs zijn enkele voorstellen en suggesties ge daan voor nieuwe activiteiten, t.w.: toneelgroep, muziekgroep, hobbyclubs, gymnastiek, meer buitenshuis bezig zijn, wedstrijden met andere clubs, specifieke interessegrocpen. Geijkt patroon De rapporteurs zijn verheugd over de gunstige leeftijdsstructuur van het kader. Zij vrezen echter, dat vooral het jongere kader te weinig aan bod komt bij de be paling van de koers van het clubwerk. Uit een grafisch overzicht van de groei tot leider (-ster) blijkt, dat slechts 11 leiders van buitenaf in het clubwerk zijn gekomen Op zichzelf is het verheugend, dat uit eigen kring telkens weer krach dit bergt het gevaar voor verstarring in methode en aanpak in zich. Uit de antwoorden over de doelstelling blijkt duidelijk dat er een zekere verstar ring is. Dit geldt zeker niet voor alle clubs. Wanneer men echter de scala van acti viteiten ziet. dan valt het op. dat de gees telijke vorming veelal volgens hetzelfde patroon geschiedt. Bovendien vrezen de rapporteurs, dat de werkelijk nieuwe ac tiviteiten en nieuwe methodes teveel een incidenteeel karakter hebben en meestal in het experimentele stadium blijven steken. Een opmerking over een program mawijziging (omdat de kinderen wel eens iets anders uAllen) geeft aan dat er bij de clubleiding een weinig doel gericht beleid is. Het zet ook een vraagteken achter de werkelijke in stemming van de clubleden met het gevolgde patroon. De antwoorden over de wensen van de jeugd bij de programmasamenstelling zijn er in hun vaagheid een aanwijzing van dat de jeugd te weinig actief is betrok ken in het clubwerk. De enquêteurs menen te mogen concluderen, dat er een dringende behoefte is aan kader training, waarbij de volle aandacht dient te vallen op de nieuwe stijl in het jeugdwerk en grote aandacht wordt geschonken aan het z.g. groepswerkmet al* doel het tot ontplooiing brengen van het individu in de groep. Het is merkwaardig, dat de altijd ge uite klacht dat er geen jong kader in het werk is wordt gelogenstraft door de fei ten. Nagegaan zal moeten worden welke functie dit jonge kader in het jeugdwerk heeft. Bij het grafische overzicht over specifieke vaardigheden leiders (-sters) wordt de volgende opmerking gemaakt: ongeveer de helft der leiders -sters) geeft op, een specifieke waardigheid te bezitten. Uit het rapport blijkt dat er slechts drie meldingen zijn van een ge tuigschrift of diploma. Gezien de unieke gelegenheid die de Leidse Jeugd-Actie elk jaar biedt aan jeugdwerkleidcrs (-sters) om zich technisch te bekwamen, is dit aantal zeer gering te noemen. Aan specia listen in het Hervormde kader is dringend behoefte. De C.C.J. zal het volgen van de L.J.A.-cursussen in overleg met de hoofdleiding der ten kunnen worden gerecruteerd, maar clubs sterk moeten stimuleren. de wijkgemeente en dat blijkt ook het geval te zijn met De Smidse. Behalve de ligging zijn er ook andere factoren, te weten: leiding, sfeer en inrichting, die invloed op het bezoek uitoefenen: Duin hoff. De Smidse, Irene en de gebouwen in de oude stad trekken ook jongeren van buiten de wijkgemeente. De speciale souterrains in de nieuwe wijken, die vla de LJ.A. voor het jeugd werk zün beschikbaar gesteld, zijn ge horig voor de bewoners van de flats er boven. ondanks de isolatievoorzieningen. Zij zün niet geschikt voor luidruchtige activiteiten, bijv. dansavondjes met pick up. Outillagt Volgens de verstrekte mededelingen hebben de verschillende takken vap jeugdwerk geen financiële lasten te dra gen voor het gebruik van ruimte. Alleen Boshuis en Duinhoff vermelden het te gendeel: de eerste is aangeslagen voor f 900 en de tweede voor f 470 per jaar. Een uitzondering bij de zondagsscholen vormt Pniël, die verwacht dat men hier voor huurvergoeding kan vragen en hier over aan het onderhandelen is. De clubs voorzien zich van de nodige middelen door het heffen van contributie. Daarnaast ontvangt men donaties en een klein aantal clubs vermeldt subsidie, die wordt verstrekt door de wijk gemeente. Het gezamenlijke jongens, en meisjes- werk in Leiden blijkt te beschikken over in totaal 33 zalen met een vloeropper vlak van ruim 1600 m2. De afmetingen der zalen variëren van 3 x 4 m. tot 8 x 25 m. welke beide uitersten juist in Re hoboth zijn te vinden. Men is tevreden over de toestand, waarin de zalen zich bevinden, al laat deze in In de Moriaen en in Pniël te wensen over. Het meubilair geeft vrijwel nergens reden tot klagen. In onderstaande samenvatting Is een overzicht gegeven van de ver houding tussen kinderen afkom stig uit kerkelijke en onkerkelijke milieus uitgedrukt in globale per centages van het totaal per club gebouw. On- Kerkelijk kerkelijk Pniël Nomateg Irene Prediker Staalwük 40% De Goede Herder 70% 60% 20% 60% Maranatha De Smidse Levcndaal De Spelonk Boshuis Rehoboth 60% 50% 55% 20% 70% 60% 40% 80% 40% 30% 60% 30% 45% 80% 30% 40% Algem gemidd. 53% Naar wij vernemen, zal de centrale kerkeraad van de Leidse Hervormde Gemeente op 13 januari aanstaande in een extra vergadering het rapport over het jeugdwerk bespreken. Dit zal het enige agendapunt zijn. De vergadering zal ook worden bijgewoond door een af vaardiging van de centrale commissie voor het jeugdwerk en door het werk comité dat de leiding van de enquête heeft gehad. fJIT SOMMIGE antwoorden van de leiders en leidsters bij het Her vormde jeugdwerk blijkt dat zij niet duidelijk zien bij ivelkc instanties de verantwoordelijkheid voor hun werk ligt Zo is het vaak niet duidelijk of de wijkkerkeraad of de centrale commissie verantwoordelijk is. Er is geen duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden. waardoor heel vaak een afschuifsysteem ge bruikt wordt. Dit werkt op den duur verlammend en leidt tot een ivantrou- wen bij de leiding tegenover dg desbe treffende instanties. Om ren beter beeld van de bevoegdheden en ver antwoordelijkheden tc krijgen, is het allereerst noodzakelijk, dal de functie die het jeugdwerk in de Gemeente heeft, duidelijk wordt bepaald. Aldus stelt de inrentarisafiecommisste. Hoewel allerwegen de problematiek rond het jeugdwerk heftig in discus sie is, vragen de rapporteurs zich af of men wel een juiste visie op het jeugdwerk kan krijgen wanneer men dit apart ziet naast het andere werk in de Gemeente. Het is opvallend, dat bij de beantwoording van de vraag in de enquête over het doel van het jeugdwerk slechts twee leiders het jeugdwerk zien als integrerend onder deel van de Gemeentevorming. 41 lei ders noemen onder het doel van het jeugdwerkde jeugd in aanraking brengen met het Evangelie. Hierachter zit. waarschijnlijk vaak onbewust, een individualistische opvatting over de Evangelieverkondiging, het Evangelie voor de enkeling. Het zou onrecht vaardig zijn deze leiders hiervan een verwijt te maken, waar de gehele pastoraat en vaak nog de pastorale theologie doordrenkt is van dit individualisme, de zorg om een enkele mens ivaarbij het Gemeente zijn komt te hangen aan de steeds dunner wordende draad van dc kerk dienst op zondag. Als ergens dit in dividualistische denken kan worden doorbroken, dan is het, dunkt de com missie, in de praktijk van het jeugd werk. Jeugdwerk zouden de rap porteurs dan willen omschrijven in dc bijbelse zin als het op bouwen der Gemeente, het lichaam van Christus. Het jeugdwerk is dan de ontmoetingsplaats van de jonge Gemeente, waar de Gemeentevorming begint, ook in die zin dat men ver antwoordelijkheid voor elkaar leert dragen. Wanneer men hiervan uitgaat in het kerkelijke jeugdwerk, wordt de vraag naar een eventuele binding met de Kerk ook overbodig; het gaat dan om een vanzelfsprekend behoren tot de gemeenschap der Kerk. In een gedecentraliseerde Gemeente als de Leidse betekent dit dat het jeugdwerk zaak is van de wijkge meente. Rondom de wijkkerk groe peert zich het jeugdwerk. De verant woordelijkheid berust bij de kerke raad. In alle wijkgemeenten werkt een jeugdouderling, die is belast met de speciale zorg voor het jeugdwerk, ter- zijde gestaan door de wijkcommissie voor het jeugdwerk. Alleen om zuiver praktische rede nen is het bestaan van de centrale commissie voor het jeugdwerk ge rechtvaardigd. De CCJ staat ten dien ste van het werk dat wijksgewijs ge schiedt. De C.C.J. heeft geen andere taak dan service-instituut voor het jeugdwerk te zijn. Haar verantwoor delijkheden liggen dus op het terrein van de techniek, methodiek, finan ciering en administratie van het jeugdwerk. Vooral waar het gaat om Gemeentevorming in nieuwe wijken zal de C.C.J. in toenemende mate de wijkkerkeraad moeten adviseren en ten dienste staan. Een noodzakelijke centralisatie door de C.C.J. heeft dus primair ten doel het werk, dat gedecentraliseerd ge schiedt en gericht is op de opbouw der Gemeente rond de wijkkerk, te stimuleren en te begeleiden, en se cundair een binding tot stand te bren gen tussen de centraal werkende jeugdverenigingen en de C.C.J. Dit houdt in dat de functie van jeugdouderling zeer belangrijk wordt. In het convent van jeugdouderlingen vindt de jeugdouderling een breder college waarin zijn zorgen worden ge deeld. Door dit convent wordt ook het contact met de C.C.J. onderhou den. Zo kan er een unsselwerking zijn tussen de wijkkerkeraad en de C.C.J. Problemen voortvloeiend uit het jeugdwerk worden voorgelegd aan de C.C.J. De C.C.J. neemt deze in overweging en legt, indien noodzake lijk, haar conclusie, vergezeld van een advies, aan de centrale kerkeraad voor met het verzoek een bindende uit spraak hierover zo spoedig mogelijk te doen. Dc commissie stelt in haar slotcon clusie. dat de voorgestelde organisa tie de presentie van een full-time- jeugdpredikant als voorwaarde heeft. In verband met de steeds groter wor dende taak van de jeugdouderling bij deze ontwikkeling van het jeugdwerk dnngt de centrale commissie boven dien aan op de benoeming van meer dan één jeugdouderling per wijk. Zij wordt daarin gesteund door het jeugd- ouderlingenconvenl. Zie voor stadsnieuwe ook pagina 4 TAE inventarisatiecommissie voor het Hervormde jeugdwerk heeft op de zondagsscholen ook gegevens gekregen over de mogclüke binding met de Kerk van de gezinnen waaruit de kinderen afkomstig zün. De percenta ges bevestigen de indruk, dat de zondagsschool In het algemeen een factor van gewicht Is In het „büzondere kerkewerk'.dat zich Immers richt op hen die geen levende relatie met de Kerk hebben. Overigens zün er op dit punt opvallende verschillen lussen de ene zondagsschool cn de andere. Men zie de volgende cüfers. Kerkelijk Onkerkelijk Irene 25% 75% Levcndaal 50% 50%, Rehoboth g5^c l5% Wükgebouw Boshuis overwegend kerkelijk Prinses Margrletschooloverwegend kerkelük Pnl« 50% 50% De Goede Herder 90% 10% Prinses Beatrlxschool 40% 60% Prediker 50% 50% Prinses Ireneschool 50% 50% Staalwijk en Prinses Julianaschool 75% 25% Prinses Marijkeschool 80% 20%

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 3