Exact rapport over situatie in
Leids Hervormd jeugdwerk
Kader van Hervormd jeugdwerk
behoeft specialisten
Velen deden mee aan grootscheepse enquête
„l\u weten wij wat er is; nu
kunnen wij ook gaan zien
wat er nodig is
Tijdelijk
2 dozen
Ëidai
voor
Jeugdwerk in het algemeen over
huisvesting en outillage
wel tevreden
HE
Stemmen clubleden werkelijk
in met gevolgde patroon
Jeugdrapport op
13 januari in de
centrale kerkeraad
Functiebepaling
van kerkelijk
jeugdwerk
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
S
WOENSDAG 7 DECEMBER 1960
ALS,
I u mi de vraag stelt naar het wat en waar van het
Hervormde jeugdwerk in Leiden, dan krijgt u een
antwoord. Tot voor kort zou men u een afdoend ant
woord schuldig zijn gebleven. Er waren namelijk niet
voldoende gegevens voor een exact en totaal overzicht.
Dat is nu wel heel anders. Zo"ii vraag kan sinds enkele
weken zelfs worden beantwoord met de aanbieding van
een (door uitvoerigheid en niet minder door overzichte
lijkheid uitmuntend) rapport „over de situatie van het
jeugdwerk in de Hervormde Gemeente te Leiden", uit
gebracht door de centrale commissie voor het jeugdwerk.
De voorzitter van de centrale kerkeraad, ds. H. J. van
Achterberg, heeft er een voorwoord in geschreven. „Ja
renlang hebben wij gewacht op een dergelijk nauwgezet
onderzoek naar de stand van het jeugdwerk", erkent hij.
„Nu weten wij wat er is. Nu kunnen wij ook gaan zien
wat nódig is."
Wie dit rapport leest en met de men
sen die eraan hebben gewerkt, praat,
komt tot de conclusie, dat het eigen
lijk allemaal draait om de jeugdpredi-
kant, die Hervormd Leiden nog steeds
niet heeft, althans niet als „volledige
kracht". Ds. Gijsbers, Hervormd predi
kant te Leimuiden, is slechts half-time.
Zijn werk in Leimuiden gaat beslist
vóór; in Leiden kan hij enkele dagen per
week doorbrengen.
In het jeugdwerk is men de mening
toegedaan, dat een jeugdpredikant die
dit ook voluit is, hier een omvangrijke
taak zal hebben. Er zijn gemeenten
kleiner dan de Leidse, die er al een
rijk zijn. Bij de coördinatie voorzover
nodig en de consolidatie van het jeugd
werk dient hij de centrale, figuur te
zijn.
Men kan dit nu wel menen, maai
de vraag is nog altijd, of een jeugd-
predikantsplaats niet boven de fi
nanciële kracht van de Gemeente
gaat. Zonder op een uitspraak en een
beslissing van die zijde te willen
vooruitlopen kan worden aangeno
men, dat de centrale kerkeraad en
ook de centrale kerkvoogdij de be
langrijkheid van een predikants
plaats speciaal voor de jeugd niet in
twijfel zullen trekken, als de feite
lijke situatie deze werkelijk behoeft.
Ds. Van Achterberg schrijft reeds in
zijn voorwoord: „Menigmaal is be
toogd: Zo kan het niet langer. Er
moet iets gaan gebeuren. Hier ligt
een taak, niet voor een halve maar
voor een hele kracht. Welnu, ieder
kan nu nagaan of deze bewering
steek houdt. Wij hopen, dat het een
vruchtbare discussie zal uitlokken."
De kans op een nieuwe predikants
plaats lijkt niet ongunstig, als de
vrijwillige bijdragen, die in de plaats
zijn gekomen van de veel-gesmade
kerkelijke belasting, de 200.000
halen. Volgens de allerlaatste gege
vens is men van dit streefbedrag nog
slechts 10.000 af. Kerkeraad en
kerkvoogdij zijn vol goede moed. De
Gemeente heeft al getoond, deze om
zetting van belasting op bijdrage
positief te willen en te kunnen be
antwoorden; daarom wordt zelfs ge
dacht, dat de laatste loodjes mis
schien niet het zwaarst zullen wegen.
Centrale plaats
Het rapport van het jeugdwerk heeft
een methodiek gcconstruefd, waarbij de
jeugdpredikant het middelpunt is van
een aantal concentrische cirkels. Het
dagelijks bestuur omvat de jeugdpre
dikant, secretaris, penningmeester en
jeugdouderling; de eigenlijke centrale
commissie (de brede jeugdraad) wordt
gevormd door het dagelijks bestuur en
afgevaardigen van de jeugdcommissies
der negen wijkgemeenten. Dat is het col
lege. waar de besluiten worden genomen
nadat ze zijn voorbereid in het dage
lijks bestuur, daarin geadviseerd door
het college van advies en het jeugdou-
derlingenconvent.
U ziet dus: een heel democratische
conceptie, die evenwel staat of valt met
de intens begeerde jeugdpredikant.
Het zou niet juist zijn, de centrale
kerkeraad te wijzen op zijn grote ver
antwoordelijkheid ook op dit stuk: allen
die verantwoordelijkheid dragen in het
jeugdwerk, kunnen ervan verzekerd
zijn, dat hun „belangen" in dit college
nauwkeurig gewogen zullen worden.
Maar het veelzijdige kerkelijke werk
vereist nu eenmaal een nuchtere inslag;
daarom zullen die belangen ook afge
wogen moeten worden tegenover an
dere.
Het is inderdaad te hopen, dat het
•thans verschenen rapport binnen afzien
bare tijd zal kunnen leiden tot het be
sluit, een jeugdpredikant aan het Leidse
predikantenkorps toe tc voegen. Onmis
kenbaar zal dit niet alleen de jeugd
maar ook de Gemeente in haar alge
meenheid ten goede komen.
Rem in beleid
Zowel in het rapport dat in 1958 door
de centrale commissie jeugdwerk aan de
centrale kerkeraad werd aangeboden,
als in het jaarverslag van de C.C.J over
1959 werd gewag gemaakt van de on
overzichtelijke situatie in het Hervorm
de jeugdwerk. Deze maakte dat de
C.CJ. steeds weer werd geremd in
haar beleidsvoering. Dringende zaken
als het subsidiebeleid en de kadertrai
ning kwamen niet uit de verf. Van een
eigenlijk beleid kon dan ook moeilijk
worden gesproken. Dat vond zijn te
rugslag in de vaak onvruchtbare jeugd-
vergaderingen.
Uit de onvrede met deze toestand
rijpte het plan tot een grondig opge
zette inventarisatie. Eind 1959 benoem
de de C.C.J. een commissie ad hoe, be-
van hun assistenten te laag voor de ou
dere leeftijdsgroepen van de kinderen.
„Levendaal" Jcan zich op het ogenblik
redden maar „Rehoboth" cn „Prediker"
komen samen circa 8 assistenten tekort.
„Staalwijk" en „Prinses Julianaschool"
redden zich maar zien graag aanvul
ling met oudere mannelijke krachten
tot 30 jaar. De overige 6 scholen hebben
thans geen zorgen.
Het aantal regelmatige bezoekende
kinderen bedraagt op de 12 scholen thans
in totaal 1440. De leeftijdsopbouw van
dit totaal is: 46 jaar: ongeveer 26%:
612 jaar: ongeveer 74%.
Zeven scholen melden dat het aan
tal bezoekende kinderen is achteruitge
gaan. Een school meldt een achteruit
gang van de 7 tot 9 jarigen en overi
gens een stabiele bezetting met kinde
ren van 46 jaar en van 1013 jaar.
Drie scholen boeken een vooruitgang
Twee scholen melden dat er niets wordt
ondernomen om kinderen aan te trek
ken. De overige trachten elk op eigen
wijze het kinderaantal te vergroten.
In een conclusie wordt gesteld, dat
allereerst de kadertraining aandacht
verdient. Per zondagsschool zal dit ver
schillend liggen. Maar ovtr het alge
meen is het zo. dat vooral te weinig aan
dacht wordt besteed aan de vorming
van de assistenten. Dit zou centraal ge
regeld moeten worden in overleg met
de verschillende zondagsschoolbesturen.
Een ander punt is het tekort aan krach
ten voor de begeleiding van de zang.
Ook deze zaak vraagt een centrale
aanpak.
De vraag naar de doorstroming naar
ander vormen van het jeugdwerk heeft
verschillende reacties opgeleverd. Vast
staat dat er over het algemeen te wei
nig aandacht aan dit punt wordt ge
schonken. De leeftijd waarop de kinde
ren de zondagsschool verlaten vraagt om
een verdere begeleiding, die gezien het
percentage kinderen uit onkerkelijke ge
zinnen, niet voor rekening van de ouders
alleen mag komen. Wel zien de rap
porteurs als mogelijkheid het opvangen
van kinderen in de catechisatie, maar
dit geeft nog geen oplossing voor
zondagmorgen, tenzij de kinderen door
de ouders worden meegenomen naar de
kerk. De jeugdkerk Is te klein cn draagt
een te besloten karakter, om dit te kun
nen opvangen.
T.a.v. de methodiek valt het op, dat
over het algemeen weinig gebruik wordt
gemaakt van de nieuwe mogelijkheden
van aanpak in het zondagsschoolwerk.
Dat wijst op een zekere verstarring,
zoals ook blijkt uit de geringe aandacht
voor het opleiden van de assistenten.
Kinderkerk en jeugdkerk
In totaal verlenen 85 personen in de
kinderkerken hun medewerking als
spreker, organist of assistent. De „Pniël"
acht de gemiddelde leeftijd van haar
groepsmedewerkers te hoog en zou liefst
jongere vrouwelijke assistenten als aan
vulling en geleidelijke vervanging zien
Het orgel en de piano zijn onvoldoende
bezet. Pogingen tot werving van mede
werkers in de gedachte lijn hadden tot
dusver geen succes. De „Spelonk" ziet
op wat langere termijn een tekort in
de medewerking. De beide andere kin
derkerken hebben voldoende medewer-
kers(stefs). behalve „Boshuis" waar
geen bezetting voor piano en orgel is
Het aantal regelmatig bezoekende kin
deren bedraagt in de zes kinderkerken
's winters 350 en 's zomers 320. De
leeftijdsopbouw in de beide kinderker
ken met een differentiatie in klasse
indeling bedraagt over een totaal van
141 kinderen: 47 a 8 jaar 52 kinderen,
7 a 8 jaar 13 jaar 89 kinderen.
(Zie vervolg op pagina 4)
Op de jongerensociëteit in het
jeugdgebouw In de Moriaen
werd het rapport al druk be
sproken. Zakelijk en ernstig,
maar ook met veel genoegen.
staande uit tien leden, die de opdracht
ontving, vóór het winterseizoen 1960-
1961 in een rapport de sityatie in het
jeugdwerk te beschrijven. In de eerste
vergadering van deze commissie bleek,
dat het eigenlijke werk vroeg om een
klein werkcomité, waarin zo mogelijk
deskundigen inzake enquetering zouden
moeten worden opgenomen. Dit werk
comité werd samengesteld uit de heren:
A. Figee, jeugdouderling Levendaal,
voorzitter, Th. Wetting. bestuurslid
Stichting Hervormde Jeugdzorg, N. van
Loef (als deskundige student economie)
en J. Schipper (als deskundige, student
rechten en geschiedenis).
Eind augustus kon all comité zijn
bevindingen in de vorm van enkele
deelrapporten aan het dagelijks bestuur
van de C.C.J. overhandigen. Het bleek,
dat een enorme hoeveelheid gegevens
was verzameld, waardoor nagenoeg het
gehele Hervormde jeugdwerk in kaart
kon worden gebracht.
Wat de werkwijze bij deze groot
scheepse inventarisatie betreft, eerst
werden de formulieren voor de enque
tering opgesteld: a-formulieren voor de
hoofdleiders, b voor de clubleiders, c
voor de zondagsscholen en d voor de
kinderkerken en de jeugdkerk. De or
ganisatie omvatte verder het verzame
len van adressen-materiaal, het aan
trekken van enqueteurs (ook studenten
cn leerlingen van de christelijke kweek
school) en het instrueren van de en
queteurs op een voorlichtingsavond.
Het resultaat van de mondelinge en-
quete werd ingevuld op de formulieren.
Het bleek, dat om een goed overzicht te
krijgen er zowel een langs- als een
dwarsdoorsnede van het jeugdwerk
moest worden gemaakt.
Drie aspecten
Het jeugdwerk vertoont drie duidelijk
te onderscheiden aspecten. Ten eerste
het zuiver op de geestelijke vorming
gerichte: a. Zondagsschool, b. Kinder
kerk, c. Jeugdkerk, d. jeugddiensten.
De activiteit van deze groepen valt
vrijwel uitsluitend op de zondagmorgen.
Tussen deze vier groepen behoort een
nauw verband te zijn. Momenteel is van
een eigenlijke doorstroming niet veel te
bespeuren.
Ten tweede het clubwerk. Veelal ge
groeid uit het oude C.J.M.V.-werk of
nog daarmee verbonden. Ook in dit
clubwerk staat de geestelijke vorming
der leden centraal; daaromheen worden
allerlei andere activiteiten beoefend. We
onderscheiden in: meisjeswerk, jongens
werk, gemengd werk.
En ten slotte de zogenaamde activi-
teitsgroepen: sport, muziek, kampeer-
werk, toneel, operette e.d. Deze groepen
zijn veelal interkerkelijk van aard, op
een enkele uitzondering na (Chr. Tam
boer- en Pijperkorps K. en G.) geen
specifiek Hervormd jeugdwerk.
In totaal zijn in de zondagsscholen
elke zondag ongeveer 147 assistentlei-
dersfsters» actief bezig ..Boshuis" en
„Boshuizerschool" achten de leeftijd
verpakt in
prijsvraag
formulier
WIN één van de 484 prachtige prijzen
ET SPREEKT vanzelf, dat de
enquêteurs die het Hervormde
jeugdwerk van Leiden met eenvou
dige situatietekeningen, cijfers en
conclusies te boek hebben gesteld,
ook een kritisch oog hebben gewor
pen op de huisvesting en de inven
taris. Naar de mening van de com
missie dient er in de toekomst naar
te worden gestreefd bij de inrichting
van de verblijven voor de jeugd de
specifieke eisen goed in het oog te
houden. Men is ten onzent nog te
zeer geneigd, te menen dat goede ta
fels en stoelen, die uitstekende dien
sten bewijzen voor samenkomst van
volwassenen, volkomen beantwoor
den aan de verlangens die de jeugd
mag stellen. Een vraag is, of voor
beelden van elders bij de inrichting
✓an vertrekken voor de jeugd kunnen
helpen oriënteren, in het bijzonder
voor de jongelui van boven 16 jaar.
De activiteiten van het jeugdwerk heb
ben in het algemeen plaats in de wijkge-
bouwen: Het Boshuis. Maranathakerk.
Rehoboth. Staalwijk, Pniël, De Goede
Herder, Irene en Levendaal. alsmede in
de dependances Duinhoff. De Smidse en
De Spelonk. Bovendien in: In de Moriaen,
Nomateg. Prediker en het Geref. Jeugd
huis.
Alle geënqueteerden zijn van mening,
dat de plaats van samenkomst van hun
clubs gunstig is gelegen, waarop alleen
Pniël en De Smidse een uitzondering ma
ken: Pniël ligt te veel aan de rand van
EEN APART hoofdstuk is in het
inventarisatierapport over het
Hervormde jeugdwerk in Leiden ge
wijd aan de clubs voor jongens,
meisjes cn voor jongens en meisjes
samen. Er wordt een specificatie ge
geven van 13 clubs, die in totaal 75
leiders en leidsters hebben en be
zocht worden door 1099 jongelui. Het
kader bestaat uit 41 mannelijke en
34 vrouwelijke leden. Onder hen zijn
scholieren, studenten, huisvrouwen,
leiders die in hoofdzaak werken „met
het hoofd" en leiders die voorname
lijk met hun handen bezig zijn.
De clubsterkte is zeer variabel. De
meeste clubs komen eenmaal per week
1% tot 2'A uur bijeen. Drie doen het
tweemaal in de week.
Een 53-tal leiders (-sters) meldt een
gering verloop in de bezoekende jeugd.
Onder dit verloop wordt verstaan de
jeugd die enkele malen komt en daarna
wegblijft. Als reden worden genoemd
het overgaan naar een voetbalclub.
meegetroond worden door een vriendje
naar elders de zuigkracht van de bio
scopen, de lust om buiten te zijn in
het zomerseizoen, televisie.
28 leiders (-sters) melden: tegen de
zomertijd een afneming van het aan
tal kinderen; 3 leiders (-sters): een toe
neming van het aantal tegen 5 december
en het kerstfeest; 1 leider: achteruitgang
gedurende de winter als gevolg van
avondschoolbezoek; 1 leider: achteruit
gang tegen de tijd van examen en over
gang: 1 leider: afneming tegen de tijd
van aanvang van de voetbalcompetitie:
2 leiders (-sters): achteruitgang zonder
verklaring.
W ervingsmethoden
Er zijn vele methoden in gebruik om
nieuwe clubleden te werven. 48 leiders
•sters) boeken een toevloed van nieu
we leden doordat eigen leden vriendjes
en vriendinnetjes meebrengen. 10 leiders
(-sters) proberen hun ledental op peil te
houden door het verspreiden van fol
ders.
Het verdient vermelding dat de meis
jesclub „Pniël" 2 x 1200 folders heeft
laten verspreiden, zonder enig succes.
Daarentegen had de handenarbeidclub
„Pniël" veel succes met een foldercam-
pagne.
22 clubs ondernemen verschillende
acties, t.w.: adressen, verstrekt door de
jeugdouderling, bezoeken (4 clubs), pro-
paganda-avond met toneel en film <2
clubs), aanschrijven van alle Hervormde
ouders in de wijk, huisbezoek door club
leiders (-sters), mededelingen in Kerk
blad, contact onderhouden met clubs wer
kend in jongere leeftijdsgroepen, bekend
heid geven aan het clubwerk op de zon
dagsschool, briefjes op scholen versprei
den, kinderen die de zondagsschool ver
laten worden aangeschreven, propaganda
in L.C.K.V.-kampen.
De ervaring van Rehoboth is, dat een
sportmiddag veel jeugd aantrekt.
Wat doen de jongelui
De activiteiten vormen bijna overal
hetzelfde patroon, t.w.: vertellen, tekenen,
spelen (binnen/buiten), inleiden, hand
werken, speurtochten, discussies, handen
arbeid, fietsen, hersengymnastiek, gitaar
band. dansen, culturele avonden, schil
deren. vakantie-excursies, zingen, band
recorder, kamperen, actuele onderwer
pen bespreken, voorlezen, sport, film,
quizavonden, toneel, gezellig bij elkaar
zitten en instuif.
Er zijn ook „bijzondere" activiteiten:
fingerpainting, istrandwandeling, leden
verzamelen zelf materiaal voor handen
arbeid, acrobatiek, judo. kerkbezoek en
gezamenlijk koffiedrinken, boerenkool-
maaltijd, pantomime, spreken over eigen
beroep, stijldansen en zitvoetbal.
De laatste groep activiteiten is groten
deels bö wüze van experiment een en
kele maal geprobeerd. De boerenkool-
maaltijd is echter een traditie van een
bepaalde club geworden. Uit de clubs
zijn enkele voorstellen en suggesties ge
daan voor nieuwe activiteiten, t.w.:
toneelgroep, muziekgroep, hobbyclubs,
gymnastiek, meer buitenshuis bezig zijn,
wedstrijden met andere clubs, specifieke
interessegrocpen.
Geijkt patroon
De rapporteurs zijn verheugd over de
gunstige leeftijdsstructuur van het kader.
Zij vrezen echter, dat vooral het jongere
kader te weinig aan bod komt bij de be
paling van de koers van het clubwerk.
Uit een grafisch overzicht van de groei
tot leider (-ster) blijkt, dat slechts 11
leiders van buitenaf in het clubwerk zijn
gekomen Op zichzelf is het verheugend,
dat uit eigen kring telkens weer krach
dit bergt het gevaar voor verstarring in
methode en aanpak in zich.
Uit de antwoorden over de doelstelling
blijkt duidelijk dat er een zekere verstar
ring is. Dit geldt zeker niet voor alle
clubs.
Wanneer men echter de scala van acti
viteiten ziet. dan valt het op. dat de gees
telijke vorming veelal volgens hetzelfde
patroon geschiedt. Bovendien vrezen de
rapporteurs, dat de werkelijk nieuwe ac
tiviteiten en nieuwe methodes teveel een
incidenteeel karakter hebben en meestal
in het experimentele stadium blijven
steken.
Een opmerking over een program
mawijziging (omdat de kinderen wel
eens iets anders uAllen) geeft aan dat
er bij de clubleiding een weinig doel
gericht beleid is. Het zet ook een
vraagteken achter de werkelijke in
stemming van de clubleden met het
gevolgde patroon. De antwoorden
over de wensen van de jeugd bij de
programmasamenstelling zijn er in
hun vaagheid een aanwijzing van dat
de jeugd te weinig actief is betrok
ken in het clubwerk. De enquêteurs
menen te mogen concluderen, dat er
een dringende behoefte is aan kader
training, waarbij de volle aandacht
dient te vallen op de nieuwe stijl in
het jeugdwerk en grote aandacht
wordt geschonken aan het z.g.
groepswerkmet al* doel het tot
ontplooiing brengen van het individu
in de groep.
Het is merkwaardig, dat de altijd ge
uite klacht dat er geen jong kader in het
werk is wordt gelogenstraft door de fei
ten. Nagegaan zal moeten worden welke
functie dit jonge kader in het jeugdwerk
heeft. Bij het grafische overzicht over
specifieke vaardigheden leiders (-sters)
wordt de volgende opmerking gemaakt:
ongeveer de helft der leiders -sters)
geeft op, een specifieke waardigheid te
bezitten. Uit het rapport blijkt dat er
slechts drie meldingen zijn van een ge
tuigschrift of diploma.
Gezien de unieke gelegenheid die
de Leidse Jeugd-Actie elk jaar biedt
aan jeugdwerkleidcrs (-sters) om zich
technisch te bekwamen, is dit aantal
zeer gering te noemen. Aan specia
listen in het Hervormde kader is
dringend behoefte. De C.C.J. zal het
volgen van de L.J.A.-cursussen in
overleg met de hoofdleiding der
ten kunnen worden gerecruteerd, maar clubs sterk moeten stimuleren.
de wijkgemeente en dat blijkt ook het
geval te zijn met De Smidse. Behalve de
ligging zijn er ook andere factoren, te
weten: leiding, sfeer en inrichting, die
invloed op het bezoek uitoefenen: Duin
hoff. De Smidse, Irene en de gebouwen
in de oude stad trekken ook jongeren van
buiten de wijkgemeente.
De speciale souterrains in de nieuwe
wijken, die vla de LJ.A. voor het jeugd
werk zün beschikbaar gesteld, zijn ge
horig voor de bewoners van de flats er
boven. ondanks de isolatievoorzieningen.
Zij zün niet geschikt voor luidruchtige
activiteiten, bijv. dansavondjes met pick
up.
Outillagt
Volgens de verstrekte mededelingen
hebben de verschillende takken vap
jeugdwerk geen financiële lasten te dra
gen voor het gebruik van ruimte. Alleen
Boshuis en Duinhoff vermelden het te
gendeel: de eerste is aangeslagen voor
f 900 en de tweede voor f 470 per jaar.
Een uitzondering bij de zondagsscholen
vormt Pniël, die verwacht dat men hier
voor huurvergoeding kan vragen en hier
over aan het onderhandelen is.
De clubs voorzien zich van de nodige
middelen door het heffen van contributie.
Daarnaast ontvangt men donaties en
een klein aantal clubs vermeldt subsidie,
die wordt verstrekt door de wijk
gemeente.
Het gezamenlijke jongens, en meisjes-
werk in Leiden blijkt te beschikken over
in totaal 33 zalen met een vloeropper
vlak van ruim 1600 m2. De afmetingen
der zalen variëren van 3 x 4 m. tot 8 x
25 m. welke beide uitersten juist in Re
hoboth zijn te vinden.
Men is tevreden over de toestand,
waarin de zalen zich bevinden, al laat
deze in In de Moriaen en in Pniël te
wensen over.
Het meubilair geeft vrijwel nergens
reden tot klagen.
In onderstaande samenvatting Is
een overzicht gegeven van de ver
houding tussen kinderen afkom
stig uit kerkelijke en onkerkelijke
milieus uitgedrukt in globale per
centages van het totaal per club
gebouw.
On-
Kerkelijk kerkelijk
Pniël
Nomateg
Irene
Prediker
Staalwük 40%
De Goede Herder 70%
60%
20%
60%
Maranatha
De Smidse
Levcndaal
De Spelonk
Boshuis
Rehoboth
60%
50%
55%
20%
70%
60%
40%
80%
40%
30%
60%
30%
45%
80%
30%
40%
Algem gemidd. 53%
Naar wij vernemen, zal de centrale
kerkeraad van de Leidse Hervormde
Gemeente op 13 januari aanstaande in
een extra vergadering het rapport over
het jeugdwerk bespreken. Dit zal het
enige agendapunt zijn. De vergadering
zal ook worden bijgewoond door een af
vaardiging van de centrale commissie
voor het jeugdwerk en door het werk
comité dat de leiding van de enquête
heeft gehad.
fJIT SOMMIGE antwoorden van de
leiders en leidsters bij het Her
vormde jeugdwerk blijkt dat zij niet
duidelijk zien bij ivelkc instanties de
verantwoordelijkheid voor hun werk
ligt Zo is het vaak niet duidelijk
of de wijkkerkeraad of de centrale
commissie verantwoordelijk is. Er is
geen duidelijke afbakening van de
verantwoordelijkheden. waardoor
heel vaak een afschuifsysteem ge
bruikt wordt. Dit werkt op den duur
verlammend en leidt tot een ivantrou-
wen bij de leiding tegenover dg desbe
treffende instanties. Om ren beter
beeld van de bevoegdheden en ver
antwoordelijkheden tc krijgen, is het
allereerst noodzakelijk, dal de functie
die het jeugdwerk in de Gemeente
heeft, duidelijk wordt bepaald. Aldus
stelt de inrentarisafiecommisste.
Hoewel allerwegen de problematiek
rond het jeugdwerk heftig in discus
sie is, vragen de rapporteurs zich af
of men wel een juiste visie op het
jeugdwerk kan krijgen wanneer men
dit apart ziet naast het andere werk
in de Gemeente. Het is opvallend,
dat bij de beantwoording van de vraag
in de enquête over het doel van het
jeugdwerk slechts twee leiders het
jeugdwerk zien als integrerend onder
deel van de Gemeentevorming. 41 lei
ders noemen onder het doel van het
jeugdwerkde jeugd in aanraking
brengen met het Evangelie. Hierachter
zit. waarschijnlijk vaak onbewust, een
individualistische opvatting over de
Evangelieverkondiging, het Evangelie
voor de enkeling. Het zou onrecht
vaardig zijn deze leiders hiervan een
verwijt te maken, waar de gehele
pastoraat en vaak nog de pastorale
theologie doordrenkt is van dit
individualisme, de zorg om een
enkele mens ivaarbij het Gemeente
zijn komt te hangen aan de steeds
dunner wordende draad van dc kerk
dienst op zondag. Als ergens dit in
dividualistische denken kan worden
doorbroken, dan is het, dunkt de com
missie, in de praktijk van het jeugd
werk. Jeugdwerk zouden de rap
porteurs dan willen omschrijven
in dc bijbelse zin als het op
bouwen der Gemeente, het lichaam
van Christus. Het jeugdwerk is dan
de ontmoetingsplaats van de jonge
Gemeente, waar de Gemeentevorming
begint, ook in die zin dat men ver
antwoordelijkheid voor elkaar leert
dragen. Wanneer men hiervan uitgaat
in het kerkelijke jeugdwerk, wordt de
vraag naar een eventuele binding met
de Kerk ook overbodig; het gaat dan
om een vanzelfsprekend behoren tot
de gemeenschap der Kerk.
In een gedecentraliseerde Gemeente
als de Leidse betekent dit dat het
jeugdwerk zaak is van de wijkge
meente. Rondom de wijkkerk groe
peert zich het jeugdwerk. De verant
woordelijkheid berust bij de kerke
raad. In alle wijkgemeenten werkt een
jeugdouderling, die is belast met de
speciale zorg voor het jeugdwerk, ter-
zijde gestaan door de wijkcommissie
voor het jeugdwerk.
Alleen om zuiver praktische rede
nen is het bestaan van de centrale
commissie voor het jeugdwerk ge
rechtvaardigd. De CCJ staat ten dien
ste van het werk dat wijksgewijs ge
schiedt. De C.C.J. heeft geen andere
taak dan service-instituut voor het
jeugdwerk te zijn. Haar verantwoor
delijkheden liggen dus op het terrein
van de techniek, methodiek, finan
ciering en administratie van het
jeugdwerk. Vooral waar het gaat om
Gemeentevorming in nieuwe wijken
zal de C.C.J. in toenemende mate de
wijkkerkeraad moeten adviseren en
ten dienste staan.
Een noodzakelijke centralisatie door
de C.C.J. heeft dus primair ten doel
het werk, dat gedecentraliseerd ge
schiedt en gericht is op de opbouw
der Gemeente rond de wijkkerk, te
stimuleren en te begeleiden, en se
cundair een binding tot stand te bren
gen tussen de centraal werkende
jeugdverenigingen en de C.C.J.
Dit houdt in dat de functie van
jeugdouderling zeer belangrijk wordt.
In het convent van jeugdouderlingen
vindt de jeugdouderling een breder
college waarin zijn zorgen worden ge
deeld. Door dit convent wordt ook
het contact met de C.C.J. onderhou
den. Zo kan er een unsselwerking
zijn tussen de wijkkerkeraad en de
C.C.J. Problemen voortvloeiend uit
het jeugdwerk worden voorgelegd aan
de C.C.J. De C.C.J. neemt deze in
overweging en legt, indien noodzake
lijk, haar conclusie, vergezeld van een
advies, aan de centrale kerkeraad voor
met het verzoek een bindende uit
spraak hierover zo spoedig mogelijk
te doen.
Dc commissie stelt in haar slotcon
clusie. dat de voorgestelde organisa
tie de presentie van een full-time-
jeugdpredikant als voorwaarde heeft.
In verband met de steeds groter wor
dende taak van de jeugdouderling bij
deze ontwikkeling van het jeugdwerk
dnngt de centrale commissie boven
dien aan op de benoeming van meer
dan één jeugdouderling per wijk. Zij
wordt daarin gesteund door het jeugd-
ouderlingenconvenl.
Zie voor stadsnieuwe
ook pagina 4
TAE inventarisatiecommissie voor het Hervormde jeugdwerk heeft op de
zondagsscholen ook gegevens gekregen over de mogclüke binding met
de Kerk van de gezinnen waaruit de kinderen afkomstig zün. De percenta
ges bevestigen de indruk, dat de zondagsschool In het algemeen een factor
van gewicht Is In het „büzondere kerkewerk'.dat zich Immers richt op
hen die geen levende relatie met de Kerk hebben. Overigens zün er op dit
punt opvallende verschillen lussen de ene zondagsschool cn de andere. Men
zie de volgende cüfers.
Kerkelijk Onkerkelijk
Irene 25% 75%
Levcndaal 50% 50%,
Rehoboth g5^c l5%
Wükgebouw Boshuis overwegend kerkelijk
Prinses Margrletschooloverwegend kerkelük
Pnl« 50% 50%
De Goede Herder 90% 10%
Prinses Beatrlxschool 40% 60%
Prediker 50% 50%
Prinses Ireneschool 50% 50%
Staalwijk en Prinses Julianaschool 75% 25%
Prinses Marijkeschool 80% 20%