Haar zelfstandigheid van Nieuw-Guinea
Géén paniekerigheid, maar rust
De forumleden zijn:
VRAAG AAN FORUM
Wanneer en hoe?
Samenwerking blijvend mogelijk
Vooral de laatste weken staat Nieuw-Guinea verhevigd
in het middelpunt der belangstelling. Er ga^t bijna geen
dag voorbij, of men kan in de krant lezen over en nu
doen we maar een greep bemiddelingspogingen, een
streefdatum waarop het land zelfstandig zou moeten
zijn, een mogelijke taak voor de Verenigde Naties ten
opzichte van Nieuw-Guinea, om niet te spreken van de
herhaalde „aanspraken" die Indonesië laat gelden, des
noods gewapenderhand.
Dit soort berichten, alsmede de huidige ontwikkeling in
de Congo, brengen al vrij veel Nederlanders tot de defai
tistische mening: „Och, laten we het gebied maar
onmiddellijk overdragen. Het kost allemaal maar geld,
en wat hebben we eraan Het zal ons toch wel uit de
hand lopen, zie naar Indonesië."
Deze houding wordt mede veroorzaakt, doordat er
teveel OVER Nieuw-Guinea en te weinig of helemaal niet
VANUIT Nieuw-Guinea wordt gesproken. Vandaar, dat
het ons goed leek een forum te houden, dat zich in
hoofdzaak bepaalt tot de binnenlandse problematiek, Jie
Nieuw-Guinea beheerst, en over de weg, die het land het
beste zou kunnen volgen om zo spoedig mogelijk zelf
op eigen benen te kunnen staan.
Als dit forum mag medewerken om veler opinie over
de toekomst van Nieuw-Guinea minder labiel te doen zijn
niet voor niets is door een der forumdeelnemers gezegd
dat deze kwestie voor ons een EREZAAK moet betekenen
dan is aan het door ons gestelde doel beantwoord.
Frita M. Kirihio, te Leiden Prol. dr. J. van Baal, te Doorn M. W". Kaniepote Bollandia
E. .4. Polansky, te Lelden
VOORZITTER: Ik zou willen begin
nen aan prof. Van Baal te vragen of
hij enkele inleidende opmerkingen zou
willen maken over de vraag: Op wel
ke wijze, in welk klimaat en binnen
welke tijd dient de ontwikkeling naar
volledige zelfstandigheid van Nieuw
Guinea te verlopen zonder dat een
„Congolese situatie" kan ontstaan?
VAN BAAL: Allereerst *ou Ik wil
len zeggen, dat het Congolese conflict
in het algemeen, maar ook in Neder
land een sfeer van zenuwachtigheid
heeft verwekt ik zeg niet paniek,
maar wel paniekerigheid die be
paald géén grondslag vormt voor poli
tiek beleid. Er is de tendens: „Wij
moeten ons van al die verantwoorde
lijkheden tegenover andere gebieden
maar zo spoedig mogelijk bevrijden".
Waar dat toe leidt, daar peinst men
dan maar niet over. Wat in Congo ge
beurt is een bijzonder ernstige les
voor iedereen. Oók voor volken die in
afhankelijkheid verkeren.
POLANSKY: Een sprekend voor
beeld van die paniekerigheid ten op
zichte van Nieuw Guinea is, dat men
zich bij de publikatie van het jongste
UNO-rapport over Nieuw Guinea in
Nederland ging afvragen of het nog
wel dienstig was van Nederlands
Nieuw Guinea te spreken en of men
het buitenland daarmee niet teveel
zou prikkelen. Voorts hoe het nu moest
met die naam HollandiaVoor zo
ver ik weet heeft geen enkele Pa
poea hier moeite mee.
VAN BAAL: Inderdaad. Maar goed:
ik wil hierover nu niet in bijzonderhe
den treden. Wat ik bedoel te zeggen
is dit: de hele kwestie van opvoeding
tot zelfstandigheid moeten we per se
zien als een zakelijke aangelegenheid.
En dan is hierbij, politiek bezien, ont
zaglijk belangrijk, dat over het doel:
opvoeding tot zelfstandigheid èn het
tempo: zo snel mogelijk, géén ver
schil van mening meer bestaat. Wel
licht gelooft men het in Nieuw Guinea
nog niet. maar van Europese zijde
ligt het bepaald zo, dat men het wer
kelijk méént. Men is geschrokken en
beseft ook welke krachten thans al
gemeen zijn losgemaakt doordat een
laten we gemakshalve maar zeg
gen - koloniaal geregeerde bevol
king in de thans ontstane cultuur-si
tuatie niet meer zo geregeerd wil wor
den.
Het eerste punt waarbij men dan
zakelijk moet zijn is de opvoeding, in
casu het onderwijs. We hebben zo
langzamerhand wel kunnen constate
ren hoe het niet moet, namelijk dat
lieden die vroeger niet waardig ge
keurd werden een bepaald ambt te be
kleden plotseling de allerhoogste chef
werden, onder het motto: ,,Het is
volks-eigen en dan moet het maar
gaan Wanneer men in het ver
leden bijvoorbeeld een academische
vorming voor een bepaalde functie
vereiste, dan is die ook thans in de
na-koloniale situatie noodzakelijk.
Daarom moet aan het onderwijs in
Nieuw Guinea, ook in de vorm van
opvoeding, bijzondere zorg worden be
steed.
En dan schrik ik ervan als ik hoor,
dat men hiervoor geen duidelijk plan
heeft. Laten we het nu maar eens
eerlijk zeggen: Als wij over laten
we zeggen 20 jaar het beheer over
Nieuw Guinea gepapoeaniseerd willen
hebben, wat hebben we dan nodig?
Hoeveel academiseh gevormde be
stuurders, hoeveel ingenieurs, hoeveel
artsen, hoeveel leraren, hoeveel van
dit en hoeveel van dat? Als men dat
weet, kan men gaan terugrekenen hoe
veel leerlingen op hoeveel en wat voor
seholen men nodig heeft. Ik schat, dat
men komt op een aantal dat men
thans onmogelijk kan opbrengen.
Maar: men kan met volharding aan
het werk gaan. Ik ben al jarenlang
voorstander van het inschakelen van
academisch gevormde Papoea's in het
bestuur en in alle ambten. Maar dat
bestuur is niet een zaak van een aan
tal studenten (zie Congo), doch een
zaak die geleerd wil wezen óók in de
praktijk.
Het tweede punt, waarbij men za
kelijk moet zijn is dit: Men spreekt
nu van het opvoeden tot zelfstandig
heid der bevolking. Wat ik altijd weer
droef ontbeer is de gedachte aan op
voeding tot zelfstandigheid van de re
gering van Nieuw Guinea. Men gaat
nu een Nieuw Guinea-Raad inrichten,
maar men heeft een regering in Nieuw
Guinea die niet bevoegd is tot onder
handelen met die Nieuw Guinea-Raad.
Misschien wel op papier, maar er is
ook een ongeschreven staatsrecht, dat
zo'n regering dit ten enenmale belet.
Ook hier dus een punt dat zeer be
slist aandacht behoeft en waarbij men
Nieuw Guinea veel meer armslag moet
geven.
Dan die economische zelfstandigheid
van het land, een bijzonder moeilijk
punt. Er is nu plotseling meer geld
beschikbaar dan te voren. Maar naar
mijn mening moet Nederland nu maar
eens een paar honderd miljoen inves
teren in de mijnexploitatie. Dat is
geen weggegooid geld. Als het goed
gebeurt, moet men het terugkrijgen.
Zo'n investering kan alleen maar bij
dragen tot een versnelling der econo
mische opheffing van een gebied,
waardoor tenslotte jaarlijks minder in
belastinggelden bijgedragen behoeft te
worden. (Inmiddels is dezer dagen de
mijnconcessie die Nederland aan vier
maatschappijen voor de ontginning van
ertsen od N.-Guinea wil verlenen,
aan het parlement ter goedkeuring
voorgelegd. Red.)
Laat men zich op deze dingen be
zinnen en daar veel aan doen, want
din werkt men met alle kracht naar
de zelfstandigheid toe. En dan zie ik
later bepaald mogelijkheden in een
Melanesische federatie, of een federa
tie met Oostelijk Nieuw Guinea, maar
dat is iets, waar men thans nog niet
aan werken kan; het is niet primair.
Het verkrijgen van politieke zelfstan
digheid hangt altijd samen met een ex
terne politieke constellatie. Daar moet
men zich op voorbereiden en zorgen,
dat er mensen zijn in Nieuw Guinea,
in staat zo niet geheel, dan toch voor
een belangrijk deel het bestuur op
zich te nemen, mensen die belang
rijk moreel gevormd zijn bestuurs-
verantwoordelijkheid te dragen.
KIRIHIO: Ik ben het volledig met
prof. Van Baal eens, dat politieke
zelfstandigheid achtergrond vereist.
Daarvoor is onder meer economische
opbouw nodig. Dit is ook een zaak,
waarmee de nieuwe Partei Nationaal
zich ernstig bezighoudt. Een punt
van ons partijprogramma is: aanleg
van wegen naar gebieden die veelbe
lovend voor mijnbouw of in agrarisch op
zicht zijn, gebieden, waar thans nog nie
mand verkeert. Wanneer we de wegen
daar al hebben, dan zouden wij de
mensen daarheen kunnen brengen döor
migratie, desnoods gedwongen, waar
bij we terdege doordrongen zijn van
het feit, dat we zoiets niet kunnen ver
wachten van de Nederlanders.
Om deze en andere maatregelen te
kunnen realiseren is een rustig kli
maat in Nieuw Guinea nodig. De in
ternationale verwikkelingen Inzake
Nieuw Guinea nu even buiten beschou
wing gelaten, kunnen we in het land
zélf rust hebben. En factoren die hier
toe kunnen leiden liggen veelal in het
menselijke vlak.
Daarom juichen wij het zo toe, dat
het Chr. Werknemers Verbond en ook
de ARKA (r.k. werknemers-organisa
tie op Nieuw Guinea Red.) in deze
richting werken. Is er dan geen rust?
Ik wil een voorbeeld geven. In ver
band met de salariëring wilden de
Papoea-onderwijzers gaan staken. Ik
maakte dit mee, want ik was kort
geleden in Nieuw Guinea. Bij deze
kwestie ging het voor de betrokkenen
niet eens zozeer om dat geld zonder
meer. maar om de menselijke waar
dering, die in het salaris besloten
ligt. Genoemde werknemersorganisa
ties zien dat ook in. Kijk. en wanneer
er in de door mij genoemde richting
genoegdoening wordt gegeven, dan is
er de mogelijkheid om naar een rus
tig klimaat te groeien, wat weer tot
gevolg heeft dat de politieke en eco
nomische opbouw efficiënt kunnen ver
lopen.
VOORZITTER: De heer Kirihio
sprak over de rol van de vakorgani
saties, wat wellicht de heer Moes aan
leiding geeft hierop door te gaan. Wat
zijn uw indrukken, juist in verband
met die behoefte aan ruft?
MOES: Er is op het ogenblik on
rust op Nieuw Guinea. Ik wil niet
zeggen, dat er bij alle groepen onte
vredenheid heerst, maar bij bepaalde
groepen is dat zeker wel zo. Ik denk
hierbij vooral aan de groep „Indi
sche jongens", in de wandeling DE-
TA-contractanten genoemd, die na de
souvereiniteitsoverdracht van Indone
sië naar Nieuw Guinea kwamen
VOORZITTER: Wat betekent DE-
TA?
MOES: De Dienst van Economische
en Technische Aangelegenheden. die
in genoemde periode deze mensen op
contract uit Indonesië heeft aangetrok
ken. Door de ontwikkeling op Nieuw
Guinea zien zij heel duidelijk, dat ze
nu of zeer binnenkort plaats moeten
gaan maken voor de Papoea's: in het
bedrijfsleven en ook in bepaalde gou
vernementsdiensten. Voor hun kinde
ren zien ze evenmin toekomstmoge-
gclijkheden. Thans is die ontevreden
heid ten top gestegen; 200 DETA-con-
tractanten in Hollandia hebben name
lijk kort geleden een request aan mi
nister Toxopeus aangeboden, waarin
ze vroegen binnen een half jaar op
kosten van de overheid naar Neder
land gestuurd te worden, omdat, zo
als sommigen van hen zeggen, ze op
Nieuw Guinea worden „weggepapoea-
niseerd". Bovendien zeggen zij dat ze
onvoldoende opleidingsmogelijkheden
hebben gehad op Nieuw Guinea. Af
vloeiing van deze mensen naar Ne
derland zou volgens mij in Nieuw Gui
nea inderdaad een wrijvingsvlak min
der zijn, omdat de Papoea met recht
aanspraak kan maken op de functies,
die deze mensen vervullen bij de gou
vernementsdiensten.
Dan de economische situatie: de
werkgelegenheid is de laatste jaren
zeer wisselvallig geweest. Zo kon het
ongeveer twee jaar geleden gebeuren,
dat er opeens door het uitgeput
zijn van de begrotingsmiddelen, waar
door -geen werken meer in uitvoering
kwamen een relatief grote werk
loosheid ontstond. Prof. Van Baal zei
zojuist, dat er opeens meer geld be
schikbaar is. Maar IS dat nu wel zo?
Is 100 miljoen veel om een land, dat
13 maal zo groot is als Nederland,
economisch tot ontwikkeling te bren
gen?
VAN BAAL: Hier moet men onder
scheid maken tussen gewone en bui
tengewone uitgaven. Voor die gewone
uitgaven dient men naar mijn me
ning een bepaald plafond aan te ne
men. Terwijl men daarnaast dan moet
hebben een fonds voor buitengewone
uitgaven, waarvoor bijvoorbeeld ook
een paar honderd miljoen voor investe
ring mogelijk wordt. Zo'n scherpere
scheiding is beter dan het huidige (fou
tieve) systeem, waarbij een begro
tingstekort sluitpost is, voorwerp van
touwtrekken met Nederland. Krijgen
we dat in de Nieuw Guinea-Raad, dan
wordt er natuurlijk elk jaar weer ge
twist over die sluitpost. Precies zo'n
situatie als die ik heb meegemaakt in
Indonesië, bijvoorbeeld met de staat
Oost Indonesië, die doodleuk de cen
trale regering chanteerde met die
sluitpost: zo van: „Als je dit niet
doet. dan worden wij vervelend".
VOORZITTER: Ik wilde nog graag
even terugkomen op de bedreiging van
die rust. De heer Moes
MOES: Ik noemde dus die
groep DETA-contractanten. Maar ook
onder andere groeperingen in Nieuw
Guinea bestaat ongerustheid. Bijvoor
beeld onder de Nederlandse ambtena
ren die in vaste dienst van het gou
vernement zijn. Zij vragen een garan
tie van de Nederlandse regering voor
het geval hun taak in Nieuw Guinea
als afgelopen moet worden beschouwd.
KIRIHIO: Ik meen te weten, dat
die garantie er komt.
MOES: Dat is juist, maar het is
nog niet officieel. Dan denk ik aan
de lokale ambtenaren, in hoofdzaak In
dische Nederlanders, die (terecht) de
zelfde rechten willen hebben als hun
Nederlandse collega's. Ik ben blij, dat
het wetsontwerp is klaargemaakt,
waarin een scheiding is aangebracht
door het creëren van een Bijstand-
korps (voor ambtenaren van Neder
landse nationaliteit) én een korps voor
VOORZITTER: Zou de heer Kasiepo
nu zijn mening willen geven, hetzij
over het probleem Nieuw Guinea als
geheel, hetzij over wat tot nu toe ge
zegd is?
KASIEPO: Om te beginnen wil ik
zeggen, dat ik mijn persoonlijke me
ning naar voren breng, dus niet offi
cieel spreek en ook niet uit naam van
een bepaalde groep. Daar is dus Nieuw
Guinea: een zeer groot eiland met
een klein aantal inwoners: het weste
lijk deel wordt bewoond door 700.000
mensen, het inwonertal van Rotter
dam.
Als Christen ben ik van oordeel, dat
het niet rechtvaardig is zo'n groot
eiland als Nieuw Guinea uitsluitend te
bestemmen voor de Papoea's, want
hun aantal is zo klein. Begrijp mij
goed: ik bedoel hier niet mee, dat
mensen uit Indonesië zo maar binnen
kunnen lopen! Dat men het daar wil
snap ik helemaal niet, want als ik
naar vele bevolkingsgroepen in Indo
nesië zie, dan constateer ik dat die
in hun denken nog niet eens zo ver
zijn als wij in Nieuw Guinea. Hoe zou
den we dan in het opzicht van leiding
geven iets uit Indonesië kunnen ver
wachten?
Wellicht heeft het geschreeuw van
Soekarno weerklank bij Amerikanen
en Engelsen enzovoorts, maar ik zou
het heel erg vinden, wanneer dit ook
Meerklank zou hebben bij het Neder
landse volk.
Dat dit geschreeuw het Nederlandse
volk vaak treft kan ik begrijpen, voor
al als ik denk aan datgene wat Ne-
lerland gepresteerd heeft in en gege
ven heeft aan Indonesië. Ook kan ik
begrijpen, dat er Nederlanders zijn die
zeggen: We houden Nieuw Guinea wel
vast. maar het kóst ons zoveel.... We
voelen mee met het feit dat het voor
Nederland moeilijk is. vooral als we
daarbij de ontwikkeling met Indonesië
bezien, het land dat vaak niet na
kwam wat het beloofde.
'Wij. het Papoease volk. hopen na
tuurlijk niet op een blijvende souverei-
niteit van Nederland over Nieuw-Gui
nea. Maar het blijven van het Neder
landse gezag is ook niet de bedoeling
van de Nederlandse regering.
De ontwikkeling van Nieuw Guinea
is naar mijn mening niet iets dat ge
dwongen moet gaan. noch door de Ne
derlanders, noch door de Papoea's
Maar wc kunnen ertoe gedwongen
worden 'door Indonesië. In dit ver
band meen ik ook de bemiddelingspo
ging van Abdul Rahman te moeten be
zien. Ik zie deze poging, die overi
gens de ontwikkelingsgang in Nieuw-
Guinea belemmert, als een van de te
kenen die erop wijzen dat wc welecns
gedwongen kunnen worden. Daarom
moeten we heel snel te werk gaan in
Nieuw Guinea.
Als Papoea's hopen wij, dat wanneer
de Nieuw Guinea Raad er eenmaal is,
wij ook mee kunnen praten en mee
kunnen denken om zo die ontwikke
ling mede gestalte te geven. Dan heb
ben wij ook gelegenheid te uiten
wat wij werkelijk menen met de ont
wikkeling van ons eigen volk.
Ten opzichte van andere bevolkings
groepen in Nieuw Guinea en dan denk
ik onder meer aan de door de heer
Moes genoemde DETA contractanten
moet een bepaalde houding komen; ik
denk aan een gelijk staatsburgerschap
voor allemaal.
Door en in die Nieuw Guinea Raad
zouden we moeten streven naar het in
stellen van een eigen nationaliteit in
Nieuw Guinea. En als er dan mensen
mochten zijn, die geen staatsburger
schap willen, dan zouden we iets moe
ten krijgen als een paspoort of zo. Hoe
precies dat is een kwestie die nog uit
gewerkt zou moeten worden.
Een staatsburgerschap is nl. een
eerste vereiste. Niet alleen tegenover
de bevolkingsgroepen uit Nieuw Gui
nea zelf, maar ook ten opzichte van
bijvoorbeeld Nederlanders dit zich
willen vestigen. Want we hebben bij
de opbouw vele handen tekort. Wat
zou moeten gebeuren met de minder
ontwikkelde Papoea-groepen zou be
paald dienen te worden door die toe
komstige staatsburgers van Nieuw Gui
nea. Is dat staatsburgerschap er een
maal, dan pas kunnen we gaan den
ken over het hoe en wanneer van de
verwezenlijking der zelfstandigheid.
VOORZITTER: Meneer Polansky?
POLANSKY: Als jong Nederlands
ambtenaar die drie jaar in Nieuw Gui
nea is geweest, bijna afgestudeerd is
en binnenkort weer terug hoopt te gaan
ben ik dus een van degenen die zich
ongerust zouden moeten makèn. Maar
dat maak ik me niet en om dit toe
te lichten behoef ik mij alleen maar
te baseren op wat professor Van Baal
en de heer Kasiepo hebben gezegd. Vol
gens mij is die kwestie van de DETA-
contractanten terug te voeren tot die
zoeven genoemde paniekerigheid. wel
ke verhevigd is door de Congo-affaire.
Ik zie niet in dat die mensen wan
neer ze rustig de situatie bekijken, in
paniek behoeven te geraken. Terecht
zei de heer Kasiepo: het land is groot
genoeg en ten slotte zal er door het
realiseren van een streefdatum geen
algehele omwenteling komen.
Iemand die werkelijk wil werken
voor het lanu, zal dat altijd kunnen
doen. Daarbij moet men als Nederlan
der geen speciale voorrechten ver
wachten, maar zich inpassen in de so
ciale positie die men heeft. Interraci
aal moet men elkaar accepteren op
voet van gelijkheid.
Ik geloof dat bijvoorbeeld bij die
Indische groep vooral speelt: Men
vindt het zo vreemd als het straks oen
Papoea is die zijn chef wordt. Men
kan dit mentaal nauwelijks accepte
ren. temeer waar men overigens
begrijpelijk te snel associaties
maakt met ervaringen in Indonesië na
de souvereiniteitsoverdracht. De drang
weg te trekken is derhalve van psy
chologische aard.
En dan spreken we over een rusti
ge ontwikkeling van Nieuw Guinea
waaraan gewerkt moet worden. Ak
koord, maar dan ook in Nederland.
Als ik de Nederlandse kranten lees,
dan zeg ik steeds: waarom toch al
tijd dat accent gelegd op die Inter
nationale aspecten, die bemiddelings
pogingen, die moeilijkheden met Indo
nesië. Het is tot vervelens toe een
tegenover elkaar stellen van politieke
standpunten, externe faetoren; er
wordt steeds over Nieuw Guinea ge
sproken, maar niet vanuit Nieuw Gui
nea. Ik geloof, dat wij hierdoor mee
werken een bepaalde onrust te schep
pen. Terwijl de problemen in het land
er voor het grijpen liggen. Dit er
vaar je voortdurend: HET probleem
Nieuw Guinea schijnt in Nederland be
langrijker te zijn dan DE problemen
VAN Nieuw Guinea, terwijl ginds het
omgekeerde waar is.
VAN BAAL: De heer Polansky sprak
pas over het elkaar interraciaal ac
cepteren op voet van gelijkheid. Maar
dan moet die gelijkheid er ook zijn!
POLANSKY: Inderdaad.
VAN BAAL: Juist. En dat is waar
op ik de nadruk wil leggen: wij moe
ten naar een papoeaanisering toe niet
op lager maar op ons niveau. Niet zo
als in Indonesië een man met lagere
schoolopleiding controleur laten spe
len, waar natuurlijk niets van terecht
kwam. Wij moeten de Papoea's oplei
den tot datgene op bestuursgebied, wat
wij nu doen.
En het andere wat ik zeggen wilde
is dit. Nieuw Guinea is voor Neder
land een erezaak. Door allerlei uitwen
dige factoren is ons de zaak Indonesië
volledig uit de hand gelopen.
Maar in Nieuw Guinea moet de mo
gelijkheid aangegrepen worden om ,,de
koloniale verhouding" zodanig op te
lossen, dat men komt tot een situatie
van samenwerking op basis van
vriendschap. Dal ideaal moet in de
Nederlandse politiek gesteld worden.
Zien we dit ideaal, dan vind ik die
bemiddelingspoging van de heer Rah
man niet zo vreselijk moeilijk. Want
ik heb nog nooit een bemiddelaar ge
zien, die begint met een van de par
tijen volmaakt te negeren om dan la
ter met het een of ander fait accom
pli voor zjjn neus te komen. Dit is
er volkomen naast en ik hoop, dat on
ze regering de wijsheid mag vinden
om dit op een aannemelijke manier
duidelijk te maken. Het had overigens
al gebeurd moeten zijn.
MOES: Professor Van Baal zinspeel
de terecht op de blijvende vriendschap
die wij moeten nastreven. Maar dan
moet er ook een rechtvaardig stelsel
van sociale regels komen. We zijn in
Nieuw Guinea begonnen met Westers
georiënteerde bedrijven, maar dan past
daar nu ook modern recht. In een en
hetzelfde bedrijf kunnen een Nederlan
der. een Chinees, een Papoea, een In
dische Nederlander niet ieder hun
aparte recht hebben. Men gaat deze
dingen gelukkig steeds meer zien. ook
de regering. Als vakorganisatie zijn wij
namelijk van mening, dat, ongeacht
de economische situatie, voor iedereen
die in Nieuw Guinea werkt, van welk
ras hij ook is. een zekere minimum
levensstandaard moet gelden.
Prof. dr. J xan Baal le Doorn, buitengewoon hoogleraar aan de Rykmraverwlrit
te lltrcrht, was wan 1953 tot 1958 gouverneur van Nieuw-Guinea. Hij studeerde te
Leiden letteren en wijsbegeerte en promoveerde in 1933 op bet proefschrift: Gods
dienst en samenleving in Nederlanil-rb Zuid-Nieuw-Guinea". Korte tyd later vertrok
bij naar bet toenmalige Nederlandscb-Indië, waar bij diverse posten by bet binnen
lands bestuur beeft bekleed. Na zyn internering verbleef bij enige tijd in Nederland
om in 1947 weer naar Indonesië terug tc keren, waar hij opnieuw bij bet binnenlands
bestuur werkzanm was, onder meer als a-sistent resident. Hij was voorts enige tyd
hoofd van bet kantoor bevolkingszaken op Nieuw-Guinea. Als deskundige van Nieuw-
Guinea woonde hjj tal van vergaderingen der Verenigde Naties by. In 1952 werd bij
lid van de Tweede Kamer voor de A R. Partij; korte tijd later volgde zyn benoeming
tot gouverneur.
Do beer Frits M. Kirihio is leider van de onlangs in Nieuw-Guinea opgeriebte
Partei Nationaal (PARNA). Als beginselverklaring stelt deze parlij dat Goda liefde
de basis is van de staat. Derhalve wordt rassendiscriminatie ondubbelzinnig van de
band gewezen. Kirihio is Papoea, werd opgeleid vpor dorpsonderwijzer en volgde
later de Primaire Middelbare School te Hollandia. Voor verdere studie kwam hjj in
1955 naar Nederland, waar hjj vlot eindexamen deed aan bet Baudartiu* Lyceum
te Zutphen. Vervolgens ging hij niet-westerse sociale wetenschappen in Leiden stu
deren. Begin van dit jaar keerde hij met verlof naar zijn vaderland terug, dat hij
doorkruiste om met tal van landgenoten te kunnen spreken. Thans is hjj weer in
Nederland om sijn studie te voltooien.
Do heer M W. Kasiepo. evenals dc beer Kirihio een Papoea, was voor de oorlog
tien jaar onderwijzer op Nieuw-Guinea en na de oorlog zes jaar bestuursassistent in
Biak, waar hij ook geboren is. Sinds 1951 is hij ambtenaar bevolkingszaken, bjj de
voorlichtingsdienst. Hjj vertoefde pas voor de derde maal in ons land: de eerste maal
voor de ronde tafel conferentie, dc tweede maal in verband met de nieuwe Neder
lands-Indonesische besprekingen en thans als deelnemer van een oriëntatigroep uit
Nieuw-Guinea. Verscheidene malen woonde bij als afgevaardigde van Nieuw-Guinea de
South Pacific Conference bij, die eens in dc drie jaar gehouden wordt.
De lieer E. A. Polansky wilde na zjjn middelbare opleiding Indologie gaan stu
deren. Toen hem bleek dat deze studierichting opgeheven was wilde bij naar Nieuw-
Guinea. Hjj volgde de opleiding aan bet Bestuursinstituut in Hollandia en werd
vervolgens bestuursambtenaar in Sorong en Sclawati. De heer Polansky studeert thans
in Leiden niet-westerse sociale wetenschappen; is dus medestudent van de heer
Kirihio. Binnen afzienbare tjjd zal hij zjjn studie hebben voltooid, waarna bij naar
Nieuw-Guinea terug hoopt te keren.
De beer H. J. Moes bezocht de avond-Muloscbool in Groningen en ontwikkelde
zich verder door zelfstudie. In 1945 vertrok hij als militair naar Indonesië. In 1949
werd hjj gedemobiliseerd en kreeg bij een leidinggevende functie op het aeereta-
riaat van bet C.N.V. Hij bezocht gedurende drie jaar de kaderschool van de chris-
telijke vakbeweging. In 1955 volgde liy de beer K de Boer op als adviseur van bet
Christelijke Werkncmersverbond in Nieuw-Guinea (Pirkumpulan Sekerdja Kristen «li
Nieuw-Guinea). Na vjjf jaar arbeid in Nieuw-Guinea keerde bij onlangs met verlof
naar Nederland terug. Over enige tijd zal hjj weer naar Nieuw-Guinea vertrekken.
Dr. E. Dicmer, onze hoofdredacteur x
voorzitter van dit forum.
II. J. Moete Bilthoren
ambtenaren uit Nieuw Guinea. Als dit
erdoor is betekent dat een belangrijk
succes voor de vakbeweging, immers
eerst dan zal de inschakeling van Pa
poea's en de daarvoor noodzakelijke
afvloeiing van Nederlandse ambtena
ren harmonischer kunnen verlopen. Er
is zeven jaar voor gevochten
KIRIHIO: Er vielen geen doden bij.
MOES: Neen, dat niet gelukkig.
Tenslotte hebben we dan nog de be
langrijke groep, Papoea's èn niet-Pa-
poea's, die bij de particuliere onder
nemingen werken. Ctok voor deze men
sen is de situatie bijzonder onzeker
door het ontbreken van voor hen be
hoorlijke regels op het gebied van ar
beidsrecht.
Deze sociale onrust is niet van de
laatste tijd en heeft in wezen met het
Congolese conflict niets te maken. Die
onrust is een gevolg van het ontbre
ken van een sociaal beleid, dat past
in het streven der regering om de
Papoea's tot zelfbeschikking te leiden.
Het ligt voor de hand, dat externe
factoren,, zoals bij het Congolese con
flict, sommige groeperingen nog méér
bepalen bij hun labiele positie in
Nieuw Guinea.
Terecht heeft de heer Kirihio opge
merkt, dat het om de menselijke waar
dering gaat, ook en vooral op het ter-
fein van de arbeid. Juist op dit ter
rein ligt de taak van de vakbeweging.
De christelijke vakbeweging in Nieuw
Guinea is een interraciale organisatie,
streeft naar een harmonische, vreed
zame ontwikkeling, waarbij aan een
ieder die hetzij blijvend, hetzij tijde
lijk een taak in dat land heeft, recht
wordt gedaan. Zij wenst 6p die wijze
mee te werken aan het tot stand ko
men van maatschappelijke verhoudin
gen, die beantwoorden aan de bijbel
se normen van gerechtigheid en naas
tenliefde.
Op welke wijze, in welk klimaat en binnen welke tijd
dient de ontwikkeling naar volledige zelfstandigheid
van Nieuw Guinea te verlopen zonder dat „een
Congolese situatie" kan ontstaan
VOORZITTER: Ik geloof, dat er nog V\N BAAL: Het is aan alle kanten
een punt nadere „uitwerking" behoeft: gevaarlijk. Besturen is coördineren,
het noemen van een streefdatum. begrip hebben ook voor die specialis-
KIRIHIO: De Partei Nationaal acht ten. Werkelijk, die universitaire oplei-
een streefdatum zeker nodig voor de ding is riet te vervangen. Anders krijg
overname van het meest essentiële je dezelfde denkfout als in het geval
deel van het bestuursapparaat: de Indonesië, waar men zei: Het g&èt wel.
dienst van binnenlandse zaken. Want Maar het ging niet. Kijk naar India,
via dit apparaat wordt de bevolking daar doet men het zoals het moet.
wel zeer duidelijk het (tenslotte vreem- KIRIHIO: Professor Van Baal. Ik
de) gezag van de Nederlander gewaar, ben niet minder dan u overtuigd van
Juist omdat het hier ook een kwestie de waarde van academisch gevormden
van sentiment der bevolking is stelden voor bestuursfuncties. Maar we zitten
wij een streefdatum. Wanneer de Pa- met het probleem de tijd. Peil dc ge-
poea's eenmaal het bestuur in handen voelens die in Nieuw-Guinea leven en
hebben zal de bevolking er ook geen men komt tot de ontdekking dat die ter
moeite mee hebben als er bijvoorbeeld mijn om tot zelfstandigheid te komen
honderd blanke ingenieurs binnenko- veel te lang wordt genomen. Ik heb
men. Als streefdatum hebben wij. zo- pas met vele mensen in Nieuw-Guinea
als U weet, het jaar 1970 gesteld.
VAN BAAL: Gelooft
zenlljking in 1970?
KIRIHIO: Ik geloof dat zelf niet.
Maar tot op zekere hoogte is ernaar
te streven.
gesproken en ben er van overtuigd
een verwe- geraakt, dat we met academisch tc
vormen Papoea's te laat komen ten
opzichte van het sentiment. We moeten
ernaar toe werken dat we in ieder
geval in 1970 mensen hebben die zo
VAN BAAL: Zou het niet veel beter goed mogelijk, gezien de nog beschik-
zijn om te zeggen: wij moeten in 1970 bare tijd, gevormd zijn. Kijk naar
en nu noem ik een heel cijfer Congo, waar niemand op bestuurs-
20 Papoea's hebben in de rang van functies was getraind. Dat mag bij ons
controleur? Dan zal men ontzettend niet gebeuren.
hard moeten werken. Want dan moet VAN BAAL: Maar mijn verontrus-
je daarvoor 30 mensen opleiden, want ting is, dat u juist door te laag mik-
er vallen er altijd af: 30 mensen die ken het onderwijs niet bevordert, maar
vandaag de dag al op de HBS moeten tegenhoudt. Uit het verslag over
zijn! Dat is: een 6-jarige opleiding en Nieuw-Guinea, pas uitgebracht aan dc
r i 1 f 1JL ,4..4ii. in Va. V M lil i I Ir (4 nn .1.1..
5 tot 6 jaar academische studie
derland..
KIRIHIO: Hier verschillen wij van
mening, professor. U meent, dat die
controleursfuncties bekleed moeten
worden door academici, de Partei Na
tionaal wil die controleursfuncties la
ten uitoefenen door Papoea's, die na
V.N., blijkt, dat er nog niet»
derd is aan het onderwijsstelsel. Begin
1958 is er iemand speciaal belast met
een „planning" van het onderwijs. Die
man heeft later een andere bestem
ming gekregen. Nu is het 1960 en er
is nog niets gebeurd. We spreken over
een tienjarenplan, maar er Is naar
hun middelbare schoolopleiding zes rnijn gevoelen geen plan. Het is voor
jaar bestuursopleiding in Nieuw-Gui- mij niet: Stel maar een politieke ge-
nea krijgen plus vier jaar praktijk. Wij js- 14. --"-1 -1-*
willen ze dus helemaal in het land
zelf vormen.
MOES: Ik meen dat de controleurs
in Australisch Nieuw-Guinea ook niet
academisch gevormd zijn.
VAN BAAL: Semi-academisch Ze
hebben allen een toelatingscertificaat
beurtenis. Want die kun je niet stel
len, die wordt wel gesteld door exter
ne factoren, zo weten we uit ervaring.
Neen: geef de grootst mogelijke vaart
aan de interne voorbereiding voor die
zelfstandigheid, opdat men zoveel mo
gelijk mensen heeft als die politieke
gebeurtenis een
tot de universiteit, alsmede twee tot nis die waarschijnlijk altijd vroeger
drie jaar bestuursinstituut. En dat
vindt men daar zelf te weinig. Nog
maals: het bestuur mag niet van la
gere kwaliteit worden dan het nu is!
De toekomstige bestuurders moeten
op voet van gelijkheid kunnen omgaan
zal aanbreken, dan waar men voor ge
reed was. Met zo'n politieke streefda
tum loopt u alleen maar op die exter
ne factoren vooruit! Want ik geef u de
verzekering, mijnheer Kirihio, dat
niet-academisch gevormde bestuurs-
met die ingenieurs, die artsen, kortom ambtenaren in een oogwenk hun func-
al die academische lieden die in hun
omgeving rondlopen. Ze moeten juri
disch en sociaal goed geschoold zijn
en daarom hecht ik aan de academi
sche opleiding zo'n grote waarde.
POLANSKY: Je zou een situatie kun
nen krijgen dat een groep buitenland-
tie kwijt zullen zijn. Ondanks de Con-
go-situatie zult u het land een grote
dienst bewijzen als u dit ideaal na
streeft: de vorming gaat vooraf aan
het doen. Anders doet u uzelf en het
land tekort.
POLANSKYIk geloof dat Neder-
se deskundigen over dat bestuur zou- 'and heus wel een gewillig oor wil le
den gaan heenlopen en tegen elkaar nen aan de stemmen die uit Nieuw-
zouden gaan zeggen: „We halen die Guinea komen. En wanneer de politie-
controleur er pro forma bij,
lossen dit en dat onder elkaar wel op".
Dat is méér gebeurd.
ke partijen in Nieuw-Guinea als
zouden stellen: „Wij willen binnen zo
en zoveel tijd dat aantal academici",
men inderdaad wil helpen het onder-
wijssysteem op Nieuw-Guinea daar
mee in overeenstemming te brengen
cn die te vormen academici in Neder
land wil opvangen Misschien duurt
het dan drie tot vijf jaar langer dan
men zich had voorgesteld, maar dan
VAN BAAL: Dit is een verschrikke
lijk moeilijk punt. Ik kan het met „ge
lijk werk, gelijke beloning" helemaal
eens zijn, maar wanneer vanuit Nieuw
Guinea nog een uitgebreid beroep staat de zaak op een zoveel stevige,
moet worden gedaan op de internatlo- basis. Komen er géén stemmen in die
nale arbeidsmarkt, dan ontkomt men richting uit Nieuw-Guinea. dan is er
niet aan ongelijke beloning. Die im- die Nederlandse bereidheid óók niet en
portkrachten zo dringend nodig zegt men hier dingen als: „Het is ze-
zal men nooit onder dezelfde arbeids- ker beter een aan het volk eigene op-
regeling kunnen krijgen. Later, ja la- leiding te geven", of. en dat Is erger:
ter. Dan kan het zich zo ontwikkelen een opleiding „in de Aziatische sfeer"
als op de Fidzji-eilanden, waar men Men ziet Nederlands Nieuw-Guinea nl
nu de (dure) Engelsen niet meer no- nog steeds als het afsluitend stukje
dig heeft en Fidzjiërs. die veel goedko- Azië. met volslagen negering van het
per zijn, ervoor in de plaats wil zet- feit. dat het In alle opzichten tot een
ten. Nemen we voor Nieuw Guinea bij- geheel andere wereld behoort: die van
voorbeeld de verlofregeling. Men zal Melanesië en de Pacific,
een bewoner van het land nooit de- VAN BAAL: Ja, ik kom weer terua
zelfde regeling kunnen geven als een op mijn uitgangspunt: die hele ontwik-
importkracht. keling tot zelfstandigheid is een zake.
MOES: Wij bedoelen dus een zeke- lijke aangelegenheid; hier moet iets
re wederkerigheid: dat de Nederlander gebeuren: En mijn kritiek op de gang
met verlof naar zijn land kan gaan, van raken vroeger en nu 11. dat het
akkoord maar dat dc Papoea dan ook „iet In voldoende mate z.ke iik waa en
met verlof naar z„n e.gen «reek kan Wö mone„ losJ,Xn vïn het
vertrekken.
VAN BAAL: Maar dat laatste be
hoeft dan geen verlof voor een half
jaar te zijn.
MOES: Neen. Maar wel dient te gel
den dat principe van wederkerigheid.
VAN BAAL: Aangepast aan de situa
tie dus. Daarom vind ik dat Bijstand
korps zo belangrijk. Daardoor immers
wordt de positie van de importkrach
ten duidelijk: als mensen, die het
land broodnodig heeft, waar je bijzon
dere regelingen voor hebt. kortom:
waarmee je nu eenmaal duur uit bent
en wier aantal Je gaandeweg kunt
gaan verminderen.
sentiment Dat komt ook in orde. Want
we zijn nu nog in een positie dat wc
zakelijk kunnen redeneren.
De Nederlandse regering heeft, vla
de ambassade in Tokio, beurzen aange
boden voor Japanners die in eigen land
hun universitaire studie hebben voltooid
en jonger zijn dan dertig jaar. Zij zul
len een jaar aan een Nederlandse uni
versiteit kunnen studeren. Het bedrag
van de beurs is 350 gulden per maand.