Haar zelfstandigheid van Nieuw-Guinea Géén paniekerigheid, maar rust De forumleden zijn: VRAAG AAN FORUM Wanneer en hoe? Samenwerking blijvend mogelijk Vooral de laatste weken staat Nieuw-Guinea verhevigd in het middelpunt der belangstelling. Er ga^t bijna geen dag voorbij, of men kan in de krant lezen over en nu doen we maar een greep bemiddelingspogingen, een streefdatum waarop het land zelfstandig zou moeten zijn, een mogelijke taak voor de Verenigde Naties ten opzichte van Nieuw-Guinea, om niet te spreken van de herhaalde „aanspraken" die Indonesië laat gelden, des noods gewapenderhand. Dit soort berichten, alsmede de huidige ontwikkeling in de Congo, brengen al vrij veel Nederlanders tot de defai tistische mening: „Och, laten we het gebied maar onmiddellijk overdragen. Het kost allemaal maar geld, en wat hebben we eraan Het zal ons toch wel uit de hand lopen, zie naar Indonesië." Deze houding wordt mede veroorzaakt, doordat er teveel OVER Nieuw-Guinea en te weinig of helemaal niet VANUIT Nieuw-Guinea wordt gesproken. Vandaar, dat het ons goed leek een forum te houden, dat zich in hoofdzaak bepaalt tot de binnenlandse problematiek, Jie Nieuw-Guinea beheerst, en over de weg, die het land het beste zou kunnen volgen om zo spoedig mogelijk zelf op eigen benen te kunnen staan. Als dit forum mag medewerken om veler opinie over de toekomst van Nieuw-Guinea minder labiel te doen zijn niet voor niets is door een der forumdeelnemers gezegd dat deze kwestie voor ons een EREZAAK moet betekenen dan is aan het door ons gestelde doel beantwoord. Frita M. Kirihio, te Leiden Prol. dr. J. van Baal, te Doorn M. W". Kaniepote Bollandia E. .4. Polansky, te Lelden VOORZITTER: Ik zou willen begin nen aan prof. Van Baal te vragen of hij enkele inleidende opmerkingen zou willen maken over de vraag: Op wel ke wijze, in welk klimaat en binnen welke tijd dient de ontwikkeling naar volledige zelfstandigheid van Nieuw Guinea te verlopen zonder dat een „Congolese situatie" kan ontstaan? VAN BAAL: Allereerst *ou Ik wil len zeggen, dat het Congolese conflict in het algemeen, maar ook in Neder land een sfeer van zenuwachtigheid heeft verwekt ik zeg niet paniek, maar wel paniekerigheid die be paald géén grondslag vormt voor poli tiek beleid. Er is de tendens: „Wij moeten ons van al die verantwoorde lijkheden tegenover andere gebieden maar zo spoedig mogelijk bevrijden". Waar dat toe leidt, daar peinst men dan maar niet over. Wat in Congo ge beurt is een bijzonder ernstige les voor iedereen. Oók voor volken die in afhankelijkheid verkeren. POLANSKY: Een sprekend voor beeld van die paniekerigheid ten op zichte van Nieuw Guinea is, dat men zich bij de publikatie van het jongste UNO-rapport over Nieuw Guinea in Nederland ging afvragen of het nog wel dienstig was van Nederlands Nieuw Guinea te spreken en of men het buitenland daarmee niet teveel zou prikkelen. Voorts hoe het nu moest met die naam HollandiaVoor zo ver ik weet heeft geen enkele Pa poea hier moeite mee. VAN BAAL: Inderdaad. Maar goed: ik wil hierover nu niet in bijzonderhe den treden. Wat ik bedoel te zeggen is dit: de hele kwestie van opvoeding tot zelfstandigheid moeten we per se zien als een zakelijke aangelegenheid. En dan is hierbij, politiek bezien, ont zaglijk belangrijk, dat over het doel: opvoeding tot zelfstandigheid èn het tempo: zo snel mogelijk, géén ver schil van mening meer bestaat. Wel licht gelooft men het in Nieuw Guinea nog niet. maar van Europese zijde ligt het bepaald zo, dat men het wer kelijk méént. Men is geschrokken en beseft ook welke krachten thans al gemeen zijn losgemaakt doordat een laten we gemakshalve maar zeg gen - koloniaal geregeerde bevol king in de thans ontstane cultuur-si tuatie niet meer zo geregeerd wil wor den. Het eerste punt waarbij men dan zakelijk moet zijn is de opvoeding, in casu het onderwijs. We hebben zo langzamerhand wel kunnen constate ren hoe het niet moet, namelijk dat lieden die vroeger niet waardig ge keurd werden een bepaald ambt te be kleden plotseling de allerhoogste chef werden, onder het motto: ,,Het is volks-eigen en dan moet het maar gaan Wanneer men in het ver leden bijvoorbeeld een academische vorming voor een bepaalde functie vereiste, dan is die ook thans in de na-koloniale situatie noodzakelijk. Daarom moet aan het onderwijs in Nieuw Guinea, ook in de vorm van opvoeding, bijzondere zorg worden be steed. En dan schrik ik ervan als ik hoor, dat men hiervoor geen duidelijk plan heeft. Laten we het nu maar eens eerlijk zeggen: Als wij over laten we zeggen 20 jaar het beheer over Nieuw Guinea gepapoeaniseerd willen hebben, wat hebben we dan nodig? Hoeveel academiseh gevormde be stuurders, hoeveel ingenieurs, hoeveel artsen, hoeveel leraren, hoeveel van dit en hoeveel van dat? Als men dat weet, kan men gaan terugrekenen hoe veel leerlingen op hoeveel en wat voor seholen men nodig heeft. Ik schat, dat men komt op een aantal dat men thans onmogelijk kan opbrengen. Maar: men kan met volharding aan het werk gaan. Ik ben al jarenlang voorstander van het inschakelen van academisch gevormde Papoea's in het bestuur en in alle ambten. Maar dat bestuur is niet een zaak van een aan tal studenten (zie Congo), doch een zaak die geleerd wil wezen óók in de praktijk. Het tweede punt, waarbij men za kelijk moet zijn is dit: Men spreekt nu van het opvoeden tot zelfstandig heid der bevolking. Wat ik altijd weer droef ontbeer is de gedachte aan op voeding tot zelfstandigheid van de re gering van Nieuw Guinea. Men gaat nu een Nieuw Guinea-Raad inrichten, maar men heeft een regering in Nieuw Guinea die niet bevoegd is tot onder handelen met die Nieuw Guinea-Raad. Misschien wel op papier, maar er is ook een ongeschreven staatsrecht, dat zo'n regering dit ten enenmale belet. Ook hier dus een punt dat zeer be slist aandacht behoeft en waarbij men Nieuw Guinea veel meer armslag moet geven. Dan die economische zelfstandigheid van het land, een bijzonder moeilijk punt. Er is nu plotseling meer geld beschikbaar dan te voren. Maar naar mijn mening moet Nederland nu maar eens een paar honderd miljoen inves teren in de mijnexploitatie. Dat is geen weggegooid geld. Als het goed gebeurt, moet men het terugkrijgen. Zo'n investering kan alleen maar bij dragen tot een versnelling der econo mische opheffing van een gebied, waardoor tenslotte jaarlijks minder in belastinggelden bijgedragen behoeft te worden. (Inmiddels is dezer dagen de mijnconcessie die Nederland aan vier maatschappijen voor de ontginning van ertsen od N.-Guinea wil verlenen, aan het parlement ter goedkeuring voorgelegd. Red.) Laat men zich op deze dingen be zinnen en daar veel aan doen, want din werkt men met alle kracht naar de zelfstandigheid toe. En dan zie ik later bepaald mogelijkheden in een Melanesische federatie, of een federa tie met Oostelijk Nieuw Guinea, maar dat is iets, waar men thans nog niet aan werken kan; het is niet primair. Het verkrijgen van politieke zelfstan digheid hangt altijd samen met een ex terne politieke constellatie. Daar moet men zich op voorbereiden en zorgen, dat er mensen zijn in Nieuw Guinea, in staat zo niet geheel, dan toch voor een belangrijk deel het bestuur op zich te nemen, mensen die belang rijk moreel gevormd zijn bestuurs- verantwoordelijkheid te dragen. KIRIHIO: Ik ben het volledig met prof. Van Baal eens, dat politieke zelfstandigheid achtergrond vereist. Daarvoor is onder meer economische opbouw nodig. Dit is ook een zaak, waarmee de nieuwe Partei Nationaal zich ernstig bezighoudt. Een punt van ons partijprogramma is: aanleg van wegen naar gebieden die veelbe lovend voor mijnbouw of in agrarisch op zicht zijn, gebieden, waar thans nog nie mand verkeert. Wanneer we de wegen daar al hebben, dan zouden wij de mensen daarheen kunnen brengen döor migratie, desnoods gedwongen, waar bij we terdege doordrongen zijn van het feit, dat we zoiets niet kunnen ver wachten van de Nederlanders. Om deze en andere maatregelen te kunnen realiseren is een rustig kli maat in Nieuw Guinea nodig. De in ternationale verwikkelingen Inzake Nieuw Guinea nu even buiten beschou wing gelaten, kunnen we in het land zélf rust hebben. En factoren die hier toe kunnen leiden liggen veelal in het menselijke vlak. Daarom juichen wij het zo toe, dat het Chr. Werknemers Verbond en ook de ARKA (r.k. werknemers-organisa tie op Nieuw Guinea Red.) in deze richting werken. Is er dan geen rust? Ik wil een voorbeeld geven. In ver band met de salariëring wilden de Papoea-onderwijzers gaan staken. Ik maakte dit mee, want ik was kort geleden in Nieuw Guinea. Bij deze kwestie ging het voor de betrokkenen niet eens zozeer om dat geld zonder meer. maar om de menselijke waar dering, die in het salaris besloten ligt. Genoemde werknemersorganisa ties zien dat ook in. Kijk. en wanneer er in de door mij genoemde richting genoegdoening wordt gegeven, dan is er de mogelijkheid om naar een rus tig klimaat te groeien, wat weer tot gevolg heeft dat de politieke en eco nomische opbouw efficiënt kunnen ver lopen. VOORZITTER: De heer Kirihio sprak over de rol van de vakorgani saties, wat wellicht de heer Moes aan leiding geeft hierop door te gaan. Wat zijn uw indrukken, juist in verband met die behoefte aan ruft? MOES: Er is op het ogenblik on rust op Nieuw Guinea. Ik wil niet zeggen, dat er bij alle groepen onte vredenheid heerst, maar bij bepaalde groepen is dat zeker wel zo. Ik denk hierbij vooral aan de groep „Indi sche jongens", in de wandeling DE- TA-contractanten genoemd, die na de souvereiniteitsoverdracht van Indone sië naar Nieuw Guinea kwamen VOORZITTER: Wat betekent DE- TA? MOES: De Dienst van Economische en Technische Aangelegenheden. die in genoemde periode deze mensen op contract uit Indonesië heeft aangetrok ken. Door de ontwikkeling op Nieuw Guinea zien zij heel duidelijk, dat ze nu of zeer binnenkort plaats moeten gaan maken voor de Papoea's: in het bedrijfsleven en ook in bepaalde gou vernementsdiensten. Voor hun kinde ren zien ze evenmin toekomstmoge- gclijkheden. Thans is die ontevreden heid ten top gestegen; 200 DETA-con- tractanten in Hollandia hebben name lijk kort geleden een request aan mi nister Toxopeus aangeboden, waarin ze vroegen binnen een half jaar op kosten van de overheid naar Neder land gestuurd te worden, omdat, zo als sommigen van hen zeggen, ze op Nieuw Guinea worden „weggepapoea- niseerd". Bovendien zeggen zij dat ze onvoldoende opleidingsmogelijkheden hebben gehad op Nieuw Guinea. Af vloeiing van deze mensen naar Ne derland zou volgens mij in Nieuw Gui nea inderdaad een wrijvingsvlak min der zijn, omdat de Papoea met recht aanspraak kan maken op de functies, die deze mensen vervullen bij de gou vernementsdiensten. Dan de economische situatie: de werkgelegenheid is de laatste jaren zeer wisselvallig geweest. Zo kon het ongeveer twee jaar geleden gebeuren, dat er opeens door het uitgeput zijn van de begrotingsmiddelen, waar door -geen werken meer in uitvoering kwamen een relatief grote werk loosheid ontstond. Prof. Van Baal zei zojuist, dat er opeens meer geld be schikbaar is. Maar IS dat nu wel zo? Is 100 miljoen veel om een land, dat 13 maal zo groot is als Nederland, economisch tot ontwikkeling te bren gen? VAN BAAL: Hier moet men onder scheid maken tussen gewone en bui tengewone uitgaven. Voor die gewone uitgaven dient men naar mijn me ning een bepaald plafond aan te ne men. Terwijl men daarnaast dan moet hebben een fonds voor buitengewone uitgaven, waarvoor bijvoorbeeld ook een paar honderd miljoen voor investe ring mogelijk wordt. Zo'n scherpere scheiding is beter dan het huidige (fou tieve) systeem, waarbij een begro tingstekort sluitpost is, voorwerp van touwtrekken met Nederland. Krijgen we dat in de Nieuw Guinea-Raad, dan wordt er natuurlijk elk jaar weer ge twist over die sluitpost. Precies zo'n situatie als die ik heb meegemaakt in Indonesië, bijvoorbeeld met de staat Oost Indonesië, die doodleuk de cen trale regering chanteerde met die sluitpost: zo van: „Als je dit niet doet. dan worden wij vervelend". VOORZITTER: Ik wilde nog graag even terugkomen op de bedreiging van die rust. De heer Moes MOES: Ik noemde dus die groep DETA-contractanten. Maar ook onder andere groeperingen in Nieuw Guinea bestaat ongerustheid. Bijvoor beeld onder de Nederlandse ambtena ren die in vaste dienst van het gou vernement zijn. Zij vragen een garan tie van de Nederlandse regering voor het geval hun taak in Nieuw Guinea als afgelopen moet worden beschouwd. KIRIHIO: Ik meen te weten, dat die garantie er komt. MOES: Dat is juist, maar het is nog niet officieel. Dan denk ik aan de lokale ambtenaren, in hoofdzaak In dische Nederlanders, die (terecht) de zelfde rechten willen hebben als hun Nederlandse collega's. Ik ben blij, dat het wetsontwerp is klaargemaakt, waarin een scheiding is aangebracht door het creëren van een Bijstand- korps (voor ambtenaren van Neder landse nationaliteit) én een korps voor VOORZITTER: Zou de heer Kasiepo nu zijn mening willen geven, hetzij over het probleem Nieuw Guinea als geheel, hetzij over wat tot nu toe ge zegd is? KASIEPO: Om te beginnen wil ik zeggen, dat ik mijn persoonlijke me ning naar voren breng, dus niet offi cieel spreek en ook niet uit naam van een bepaalde groep. Daar is dus Nieuw Guinea: een zeer groot eiland met een klein aantal inwoners: het weste lijk deel wordt bewoond door 700.000 mensen, het inwonertal van Rotter dam. Als Christen ben ik van oordeel, dat het niet rechtvaardig is zo'n groot eiland als Nieuw Guinea uitsluitend te bestemmen voor de Papoea's, want hun aantal is zo klein. Begrijp mij goed: ik bedoel hier niet mee, dat mensen uit Indonesië zo maar binnen kunnen lopen! Dat men het daar wil snap ik helemaal niet, want als ik naar vele bevolkingsgroepen in Indo nesië zie, dan constateer ik dat die in hun denken nog niet eens zo ver zijn als wij in Nieuw Guinea. Hoe zou den we dan in het opzicht van leiding geven iets uit Indonesië kunnen ver wachten? Wellicht heeft het geschreeuw van Soekarno weerklank bij Amerikanen en Engelsen enzovoorts, maar ik zou het heel erg vinden, wanneer dit ook Meerklank zou hebben bij het Neder landse volk. Dat dit geschreeuw het Nederlandse volk vaak treft kan ik begrijpen, voor al als ik denk aan datgene wat Ne- lerland gepresteerd heeft in en gege ven heeft aan Indonesië. Ook kan ik begrijpen, dat er Nederlanders zijn die zeggen: We houden Nieuw Guinea wel vast. maar het kóst ons zoveel.... We voelen mee met het feit dat het voor Nederland moeilijk is. vooral als we daarbij de ontwikkeling met Indonesië bezien, het land dat vaak niet na kwam wat het beloofde. 'Wij. het Papoease volk. hopen na tuurlijk niet op een blijvende souverei- niteit van Nederland over Nieuw-Gui nea. Maar het blijven van het Neder landse gezag is ook niet de bedoeling van de Nederlandse regering. De ontwikkeling van Nieuw Guinea is naar mijn mening niet iets dat ge dwongen moet gaan. noch door de Ne derlanders, noch door de Papoea's Maar wc kunnen ertoe gedwongen worden 'door Indonesië. In dit ver band meen ik ook de bemiddelingspo ging van Abdul Rahman te moeten be zien. Ik zie deze poging, die overi gens de ontwikkelingsgang in Nieuw- Guinea belemmert, als een van de te kenen die erop wijzen dat wc welecns gedwongen kunnen worden. Daarom moeten we heel snel te werk gaan in Nieuw Guinea. Als Papoea's hopen wij, dat wanneer de Nieuw Guinea Raad er eenmaal is, wij ook mee kunnen praten en mee kunnen denken om zo die ontwikke ling mede gestalte te geven. Dan heb ben wij ook gelegenheid te uiten wat wij werkelijk menen met de ont wikkeling van ons eigen volk. Ten opzichte van andere bevolkings groepen in Nieuw Guinea en dan denk ik onder meer aan de door de heer Moes genoemde DETA contractanten moet een bepaalde houding komen; ik denk aan een gelijk staatsburgerschap voor allemaal. Door en in die Nieuw Guinea Raad zouden we moeten streven naar het in stellen van een eigen nationaliteit in Nieuw Guinea. En als er dan mensen mochten zijn, die geen staatsburger schap willen, dan zouden we iets moe ten krijgen als een paspoort of zo. Hoe precies dat is een kwestie die nog uit gewerkt zou moeten worden. Een staatsburgerschap is nl. een eerste vereiste. Niet alleen tegenover de bevolkingsgroepen uit Nieuw Gui nea zelf, maar ook ten opzichte van bijvoorbeeld Nederlanders dit zich willen vestigen. Want we hebben bij de opbouw vele handen tekort. Wat zou moeten gebeuren met de minder ontwikkelde Papoea-groepen zou be paald dienen te worden door die toe komstige staatsburgers van Nieuw Gui nea. Is dat staatsburgerschap er een maal, dan pas kunnen we gaan den ken over het hoe en wanneer van de verwezenlijking der zelfstandigheid. VOORZITTER: Meneer Polansky? POLANSKY: Als jong Nederlands ambtenaar die drie jaar in Nieuw Gui nea is geweest, bijna afgestudeerd is en binnenkort weer terug hoopt te gaan ben ik dus een van degenen die zich ongerust zouden moeten makèn. Maar dat maak ik me niet en om dit toe te lichten behoef ik mij alleen maar te baseren op wat professor Van Baal en de heer Kasiepo hebben gezegd. Vol gens mij is die kwestie van de DETA- contractanten terug te voeren tot die zoeven genoemde paniekerigheid. wel ke verhevigd is door de Congo-affaire. Ik zie niet in dat die mensen wan neer ze rustig de situatie bekijken, in paniek behoeven te geraken. Terecht zei de heer Kasiepo: het land is groot genoeg en ten slotte zal er door het realiseren van een streefdatum geen algehele omwenteling komen. Iemand die werkelijk wil werken voor het lanu, zal dat altijd kunnen doen. Daarbij moet men als Nederlan der geen speciale voorrechten ver wachten, maar zich inpassen in de so ciale positie die men heeft. Interraci aal moet men elkaar accepteren op voet van gelijkheid. Ik geloof dat bijvoorbeeld bij die Indische groep vooral speelt: Men vindt het zo vreemd als het straks oen Papoea is die zijn chef wordt. Men kan dit mentaal nauwelijks accepte ren. temeer waar men overigens begrijpelijk te snel associaties maakt met ervaringen in Indonesië na de souvereiniteitsoverdracht. De drang weg te trekken is derhalve van psy chologische aard. En dan spreken we over een rusti ge ontwikkeling van Nieuw Guinea waaraan gewerkt moet worden. Ak koord, maar dan ook in Nederland. Als ik de Nederlandse kranten lees, dan zeg ik steeds: waarom toch al tijd dat accent gelegd op die Inter nationale aspecten, die bemiddelings pogingen, die moeilijkheden met Indo nesië. Het is tot vervelens toe een tegenover elkaar stellen van politieke standpunten, externe faetoren; er wordt steeds over Nieuw Guinea ge sproken, maar niet vanuit Nieuw Gui nea. Ik geloof, dat wij hierdoor mee werken een bepaalde onrust te schep pen. Terwijl de problemen in het land er voor het grijpen liggen. Dit er vaar je voortdurend: HET probleem Nieuw Guinea schijnt in Nederland be langrijker te zijn dan DE problemen VAN Nieuw Guinea, terwijl ginds het omgekeerde waar is. VAN BAAL: De heer Polansky sprak pas over het elkaar interraciaal ac cepteren op voet van gelijkheid. Maar dan moet die gelijkheid er ook zijn! POLANSKY: Inderdaad. VAN BAAL: Juist. En dat is waar op ik de nadruk wil leggen: wij moe ten naar een papoeaanisering toe niet op lager maar op ons niveau. Niet zo als in Indonesië een man met lagere schoolopleiding controleur laten spe len, waar natuurlijk niets van terecht kwam. Wij moeten de Papoea's oplei den tot datgene op bestuursgebied, wat wij nu doen. En het andere wat ik zeggen wilde is dit. Nieuw Guinea is voor Neder land een erezaak. Door allerlei uitwen dige factoren is ons de zaak Indonesië volledig uit de hand gelopen. Maar in Nieuw Guinea moet de mo gelijkheid aangegrepen worden om ,,de koloniale verhouding" zodanig op te lossen, dat men komt tot een situatie van samenwerking op basis van vriendschap. Dal ideaal moet in de Nederlandse politiek gesteld worden. Zien we dit ideaal, dan vind ik die bemiddelingspoging van de heer Rah man niet zo vreselijk moeilijk. Want ik heb nog nooit een bemiddelaar ge zien, die begint met een van de par tijen volmaakt te negeren om dan la ter met het een of ander fait accom pli voor zjjn neus te komen. Dit is er volkomen naast en ik hoop, dat on ze regering de wijsheid mag vinden om dit op een aannemelijke manier duidelijk te maken. Het had overigens al gebeurd moeten zijn. MOES: Professor Van Baal zinspeel de terecht op de blijvende vriendschap die wij moeten nastreven. Maar dan moet er ook een rechtvaardig stelsel van sociale regels komen. We zijn in Nieuw Guinea begonnen met Westers georiënteerde bedrijven, maar dan past daar nu ook modern recht. In een en hetzelfde bedrijf kunnen een Nederlan der. een Chinees, een Papoea, een In dische Nederlander niet ieder hun aparte recht hebben. Men gaat deze dingen gelukkig steeds meer zien. ook de regering. Als vakorganisatie zijn wij namelijk van mening, dat, ongeacht de economische situatie, voor iedereen die in Nieuw Guinea werkt, van welk ras hij ook is. een zekere minimum levensstandaard moet gelden. Prof. dr. J xan Baal le Doorn, buitengewoon hoogleraar aan de Rykmraverwlrit te lltrcrht, was wan 1953 tot 1958 gouverneur van Nieuw-Guinea. Hij studeerde te Leiden letteren en wijsbegeerte en promoveerde in 1933 op bet proefschrift: Gods dienst en samenleving in Nederlanil-rb Zuid-Nieuw-Guinea". Korte tyd later vertrok bij naar bet toenmalige Nederlandscb-Indië, waar bij diverse posten by bet binnen lands bestuur beeft bekleed. Na zyn internering verbleef bij enige tijd in Nederland om in 1947 weer naar Indonesië terug tc keren, waar hij opnieuw bij bet binnenlands bestuur werkzanm was, onder meer als a-sistent resident. Hij was voorts enige tyd hoofd van bet kantoor bevolkingszaken op Nieuw-Guinea. Als deskundige van Nieuw- Guinea woonde hjj tal van vergaderingen der Verenigde Naties by. In 1952 werd bij lid van de Tweede Kamer voor de A R. Partij; korte tijd later volgde zyn benoeming tot gouverneur. Do beer Frits M. Kirihio is leider van de onlangs in Nieuw-Guinea opgeriebte Partei Nationaal (PARNA). Als beginselverklaring stelt deze parlij dat Goda liefde de basis is van de staat. Derhalve wordt rassendiscriminatie ondubbelzinnig van de band gewezen. Kirihio is Papoea, werd opgeleid vpor dorpsonderwijzer en volgde later de Primaire Middelbare School te Hollandia. Voor verdere studie kwam hjj in 1955 naar Nederland, waar hjj vlot eindexamen deed aan bet Baudartiu* Lyceum te Zutphen. Vervolgens ging hij niet-westerse sociale wetenschappen in Leiden stu deren. Begin van dit jaar keerde hij met verlof naar zijn vaderland terug, dat hij doorkruiste om met tal van landgenoten te kunnen spreken. Thans is hjj weer in Nederland om sijn studie te voltooien. Do heer M W. Kasiepo. evenals dc beer Kirihio een Papoea, was voor de oorlog tien jaar onderwijzer op Nieuw-Guinea en na de oorlog zes jaar bestuursassistent in Biak, waar hij ook geboren is. Sinds 1951 is hij ambtenaar bevolkingszaken, bjj de voorlichtingsdienst. Hjj vertoefde pas voor de derde maal in ons land: de eerste maal voor de ronde tafel conferentie, dc tweede maal in verband met de nieuwe Neder lands-Indonesische besprekingen en thans als deelnemer van een oriëntatigroep uit Nieuw-Guinea. Verscheidene malen woonde bij als afgevaardigde van Nieuw-Guinea de South Pacific Conference bij, die eens in dc drie jaar gehouden wordt. De lieer E. A. Polansky wilde na zjjn middelbare opleiding Indologie gaan stu deren. Toen hem bleek dat deze studierichting opgeheven was wilde bij naar Nieuw- Guinea. Hjj volgde de opleiding aan bet Bestuursinstituut in Hollandia en werd vervolgens bestuursambtenaar in Sorong en Sclawati. De heer Polansky studeert thans in Leiden niet-westerse sociale wetenschappen; is dus medestudent van de heer Kirihio. Binnen afzienbare tjjd zal hij zjjn studie hebben voltooid, waarna bij naar Nieuw-Guinea terug hoopt te keren. De beer H. J. Moes bezocht de avond-Muloscbool in Groningen en ontwikkelde zich verder door zelfstudie. In 1945 vertrok hij als militair naar Indonesië. In 1949 werd hjj gedemobiliseerd en kreeg bij een leidinggevende functie op het aeereta- riaat van bet C.N.V. Hij bezocht gedurende drie jaar de kaderschool van de chris- telijke vakbeweging. In 1955 volgde liy de beer K de Boer op als adviseur van bet Christelijke Werkncmersverbond in Nieuw-Guinea (Pirkumpulan Sekerdja Kristen «li Nieuw-Guinea). Na vjjf jaar arbeid in Nieuw-Guinea keerde bij onlangs met verlof naar Nederland terug. Over enige tijd zal hjj weer naar Nieuw-Guinea vertrekken. Dr. E. Dicmer, onze hoofdredacteur x voorzitter van dit forum. II. J. Moete Bilthoren ambtenaren uit Nieuw Guinea. Als dit erdoor is betekent dat een belangrijk succes voor de vakbeweging, immers eerst dan zal de inschakeling van Pa poea's en de daarvoor noodzakelijke afvloeiing van Nederlandse ambtena ren harmonischer kunnen verlopen. Er is zeven jaar voor gevochten KIRIHIO: Er vielen geen doden bij. MOES: Neen, dat niet gelukkig. Tenslotte hebben we dan nog de be langrijke groep, Papoea's èn niet-Pa- poea's, die bij de particuliere onder nemingen werken. Ctok voor deze men sen is de situatie bijzonder onzeker door het ontbreken van voor hen be hoorlijke regels op het gebied van ar beidsrecht. Deze sociale onrust is niet van de laatste tijd en heeft in wezen met het Congolese conflict niets te maken. Die onrust is een gevolg van het ontbre ken van een sociaal beleid, dat past in het streven der regering om de Papoea's tot zelfbeschikking te leiden. Het ligt voor de hand, dat externe factoren,, zoals bij het Congolese con flict, sommige groeperingen nog méér bepalen bij hun labiele positie in Nieuw Guinea. Terecht heeft de heer Kirihio opge merkt, dat het om de menselijke waar dering gaat, ook en vooral op het ter- fein van de arbeid. Juist op dit ter rein ligt de taak van de vakbeweging. De christelijke vakbeweging in Nieuw Guinea is een interraciale organisatie, streeft naar een harmonische, vreed zame ontwikkeling, waarbij aan een ieder die hetzij blijvend, hetzij tijde lijk een taak in dat land heeft, recht wordt gedaan. Zij wenst 6p die wijze mee te werken aan het tot stand ko men van maatschappelijke verhoudin gen, die beantwoorden aan de bijbel se normen van gerechtigheid en naas tenliefde. Op welke wijze, in welk klimaat en binnen welke tijd dient de ontwikkeling naar volledige zelfstandigheid van Nieuw Guinea te verlopen zonder dat „een Congolese situatie" kan ontstaan VOORZITTER: Ik geloof, dat er nog V\N BAAL: Het is aan alle kanten een punt nadere „uitwerking" behoeft: gevaarlijk. Besturen is coördineren, het noemen van een streefdatum. begrip hebben ook voor die specialis- KIRIHIO: De Partei Nationaal acht ten. Werkelijk, die universitaire oplei- een streefdatum zeker nodig voor de ding is riet te vervangen. Anders krijg overname van het meest essentiële je dezelfde denkfout als in het geval deel van het bestuursapparaat: de Indonesië, waar men zei: Het g&èt wel. dienst van binnenlandse zaken. Want Maar het ging niet. Kijk naar India, via dit apparaat wordt de bevolking daar doet men het zoals het moet. wel zeer duidelijk het (tenslotte vreem- KIRIHIO: Professor Van Baal. Ik de) gezag van de Nederlander gewaar, ben niet minder dan u overtuigd van Juist omdat het hier ook een kwestie de waarde van academisch gevormden van sentiment der bevolking is stelden voor bestuursfuncties. Maar we zitten wij een streefdatum. Wanneer de Pa- met het probleem de tijd. Peil dc ge- poea's eenmaal het bestuur in handen voelens die in Nieuw-Guinea leven en hebben zal de bevolking er ook geen men komt tot de ontdekking dat die ter moeite mee hebben als er bijvoorbeeld mijn om tot zelfstandigheid te komen honderd blanke ingenieurs binnenko- veel te lang wordt genomen. Ik heb men. Als streefdatum hebben wij. zo- pas met vele mensen in Nieuw-Guinea als U weet, het jaar 1970 gesteld. VAN BAAL: Gelooft zenlljking in 1970? KIRIHIO: Ik geloof dat zelf niet. Maar tot op zekere hoogte is ernaar te streven. gesproken en ben er van overtuigd een verwe- geraakt, dat we met academisch tc vormen Papoea's te laat komen ten opzichte van het sentiment. We moeten ernaar toe werken dat we in ieder geval in 1970 mensen hebben die zo VAN BAAL: Zou het niet veel beter goed mogelijk, gezien de nog beschik- zijn om te zeggen: wij moeten in 1970 bare tijd, gevormd zijn. Kijk naar en nu noem ik een heel cijfer Congo, waar niemand op bestuurs- 20 Papoea's hebben in de rang van functies was getraind. Dat mag bij ons controleur? Dan zal men ontzettend niet gebeuren. hard moeten werken. Want dan moet VAN BAAL: Maar mijn verontrus- je daarvoor 30 mensen opleiden, want ting is, dat u juist door te laag mik- er vallen er altijd af: 30 mensen die ken het onderwijs niet bevordert, maar vandaag de dag al op de HBS moeten tegenhoudt. Uit het verslag over zijn! Dat is: een 6-jarige opleiding en Nieuw-Guinea, pas uitgebracht aan dc r i 1 f 1JL ,4..4ii. in Va. V M lil i I Ir (4 nn .1.1.. 5 tot 6 jaar academische studie derland.. KIRIHIO: Hier verschillen wij van mening, professor. U meent, dat die controleursfuncties bekleed moeten worden door academici, de Partei Na tionaal wil die controleursfuncties la ten uitoefenen door Papoea's, die na V.N., blijkt, dat er nog niet» derd is aan het onderwijsstelsel. Begin 1958 is er iemand speciaal belast met een „planning" van het onderwijs. Die man heeft later een andere bestem ming gekregen. Nu is het 1960 en er is nog niets gebeurd. We spreken over een tienjarenplan, maar er Is naar hun middelbare schoolopleiding zes rnijn gevoelen geen plan. Het is voor jaar bestuursopleiding in Nieuw-Gui- mij niet: Stel maar een politieke ge- nea krijgen plus vier jaar praktijk. Wij js- 14. --"-1 -1-* willen ze dus helemaal in het land zelf vormen. MOES: Ik meen dat de controleurs in Australisch Nieuw-Guinea ook niet academisch gevormd zijn. VAN BAAL: Semi-academisch Ze hebben allen een toelatingscertificaat beurtenis. Want die kun je niet stel len, die wordt wel gesteld door exter ne factoren, zo weten we uit ervaring. Neen: geef de grootst mogelijke vaart aan de interne voorbereiding voor die zelfstandigheid, opdat men zoveel mo gelijk mensen heeft als die politieke gebeurtenis een tot de universiteit, alsmede twee tot nis die waarschijnlijk altijd vroeger drie jaar bestuursinstituut. En dat vindt men daar zelf te weinig. Nog maals: het bestuur mag niet van la gere kwaliteit worden dan het nu is! De toekomstige bestuurders moeten op voet van gelijkheid kunnen omgaan zal aanbreken, dan waar men voor ge reed was. Met zo'n politieke streefda tum loopt u alleen maar op die exter ne factoren vooruit! Want ik geef u de verzekering, mijnheer Kirihio, dat niet-academisch gevormde bestuurs- met die ingenieurs, die artsen, kortom ambtenaren in een oogwenk hun func- al die academische lieden die in hun omgeving rondlopen. Ze moeten juri disch en sociaal goed geschoold zijn en daarom hecht ik aan de academi sche opleiding zo'n grote waarde. POLANSKY: Je zou een situatie kun nen krijgen dat een groep buitenland- tie kwijt zullen zijn. Ondanks de Con- go-situatie zult u het land een grote dienst bewijzen als u dit ideaal na streeft: de vorming gaat vooraf aan het doen. Anders doet u uzelf en het land tekort. POLANSKYIk geloof dat Neder- se deskundigen over dat bestuur zou- 'and heus wel een gewillig oor wil le den gaan heenlopen en tegen elkaar nen aan de stemmen die uit Nieuw- zouden gaan zeggen: „We halen die Guinea komen. En wanneer de politie- controleur er pro forma bij, lossen dit en dat onder elkaar wel op". Dat is méér gebeurd. ke partijen in Nieuw-Guinea als zouden stellen: „Wij willen binnen zo en zoveel tijd dat aantal academici", men inderdaad wil helpen het onder- wijssysteem op Nieuw-Guinea daar mee in overeenstemming te brengen cn die te vormen academici in Neder land wil opvangen Misschien duurt het dan drie tot vijf jaar langer dan men zich had voorgesteld, maar dan VAN BAAL: Dit is een verschrikke lijk moeilijk punt. Ik kan het met „ge lijk werk, gelijke beloning" helemaal eens zijn, maar wanneer vanuit Nieuw Guinea nog een uitgebreid beroep staat de zaak op een zoveel stevige, moet worden gedaan op de internatlo- basis. Komen er géén stemmen in die nale arbeidsmarkt, dan ontkomt men richting uit Nieuw-Guinea. dan is er niet aan ongelijke beloning. Die im- die Nederlandse bereidheid óók niet en portkrachten zo dringend nodig zegt men hier dingen als: „Het is ze- zal men nooit onder dezelfde arbeids- ker beter een aan het volk eigene op- regeling kunnen krijgen. Later, ja la- leiding te geven", of. en dat Is erger: ter. Dan kan het zich zo ontwikkelen een opleiding „in de Aziatische sfeer" als op de Fidzji-eilanden, waar men Men ziet Nederlands Nieuw-Guinea nl nu de (dure) Engelsen niet meer no- nog steeds als het afsluitend stukje dig heeft en Fidzjiërs. die veel goedko- Azië. met volslagen negering van het per zijn, ervoor in de plaats wil zet- feit. dat het In alle opzichten tot een ten. Nemen we voor Nieuw Guinea bij- geheel andere wereld behoort: die van voorbeeld de verlofregeling. Men zal Melanesië en de Pacific, een bewoner van het land nooit de- VAN BAAL: Ja, ik kom weer terua zelfde regeling kunnen geven als een op mijn uitgangspunt: die hele ontwik- importkracht. keling tot zelfstandigheid is een zake. MOES: Wij bedoelen dus een zeke- lijke aangelegenheid; hier moet iets re wederkerigheid: dat de Nederlander gebeuren: En mijn kritiek op de gang met verlof naar zijn land kan gaan, van raken vroeger en nu 11. dat het akkoord maar dat dc Papoea dan ook „iet In voldoende mate z.ke iik waa en met verlof naar z„n e.gen «reek kan Wö mone„ losJ,Xn vïn het vertrekken. VAN BAAL: Maar dat laatste be hoeft dan geen verlof voor een half jaar te zijn. MOES: Neen. Maar wel dient te gel den dat principe van wederkerigheid. VAN BAAL: Aangepast aan de situa tie dus. Daarom vind ik dat Bijstand korps zo belangrijk. Daardoor immers wordt de positie van de importkrach ten duidelijk: als mensen, die het land broodnodig heeft, waar je bijzon dere regelingen voor hebt. kortom: waarmee je nu eenmaal duur uit bent en wier aantal Je gaandeweg kunt gaan verminderen. sentiment Dat komt ook in orde. Want we zijn nu nog in een positie dat wc zakelijk kunnen redeneren. De Nederlandse regering heeft, vla de ambassade in Tokio, beurzen aange boden voor Japanners die in eigen land hun universitaire studie hebben voltooid en jonger zijn dan dertig jaar. Zij zul len een jaar aan een Nederlandse uni versiteit kunnen studeren. Het bedrag van de beurs is 350 gulden per maand.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 13