^Yïlarici allaó ZONDAGSBLAD NIEUWE POCKET over Tahiti Nui: ZATERDAG 19 NOVEMBER 1960 Indrukwekkende beelden in Rotterdam en Enschede TK WIL hier slechts *- twee voorbeelden, twee monumenten be- spreken, beide van onze tijdgenoten, maar twee scheppingen, die zowel v-jj.-- -.-j-. in vorm, als in karakter zo verschillend zijn, dat het niet gemakkelijk valt ze in één categorie onder te brengen. Het ene is het monument ,.De verwoeste stad" van Zadkine in Rotterdam, het andere: het oorlogsmonument van Mari Andriessen in Enschede. Hoe verschillend ook zijn ze beide door iets wezenlijks met eikaar ver bonden. Ze stralen onze gevoelens uit. onze levens- houding, onze geest. De wegen om dit te -bereiken zijn anders, de artistieke middelen totaal ver- j schillend, en de algemene indruk, die ze maken is ook geheel anders. Maar toch horen ze bij elkaar, en bij ons. Ze komen beide van een andere kant uit, maar bereiken hetzelfde doel, ze kijken door een andere bril, maar zien hetzelfde. En ze laten ook ons datzelfde zien en beleven: de wereld die van ons en van hen is, het leed, dat zij en wij hebben j geleden, en de hoop, die ons, evenals hen helpt, ver der te gaan naar een beter leven. Eerst wil ik ,.De venvoestc zijn ook taal, en stad' bespreken. Het ontzettend' sterker dan Vele bombardement en de verwoesting andere bomen, die van Rotterdam, in de eerste da- massieve," zuiïach- gen van de oorlog 1940-1945, heb- tige stammen heb ber, een zo diepe indruk ge- "ben, maar die door maakt op de in Parijs levende een wilde storm' Russische beeldhouwer Ossip vaak met wortel en Zadkine,. dat hij spontaan aan de al omvergegooid gemeente Rotterdam aangeboden worden. heeft, een monument op te rich ten, dat de herinnering aan déze Het beeld van verwoesting zou moeten bewa- Zadkine lijkt op ren. deze gcsple'en, on- Het monument staat nu al waarschijnlijke, sinds 1953, bijzonder goed opge- maar levende en steld, ,op een zeer karakteristiek taaie boomstam- punt van de herbouwde stad. het. men, waarvan de is van verre en van vele kanten wortels zo diep en I uit zichtbaar, en is een soort, breed m de aaide waarteken geworden, van een vast zitten, dat ze stervende, maar uit eigen kracht steeds nieuwe le- j tot nieuw leven herboren stad. venssappen kunnen Dit waarteken vereeuwigt ndet al- opzuigen, om tot leen voor ons, tijdgenoten, maar j voor alle komende generaties, een tragische gebeurtenis, die meer dan lokale betekenis heeft, ,.p°Pr d't heeft door een schepping die zeker beeld een diepe meer <ian tijdelijke waarde en betekenis en steekt karakter heeft het ver boven het Het stelt een' geweldige mense- JSi'ï.nllteJ I lijke gedaante voor. in brons ge- Jf". k goten, op een niet te hoog, maar s^artSk en drei groot stenen postament. De kolos- sale figuur is geen mens. maar gend -Remember!' toch menselijk, en boven alles le« _.0_„ vend. Er zit m dit verscheurde Snt- vSerln hëi lichaam een bovennatuurlijke symboijo-h element ''$-<*■ kracht en dynamiek, zo sterk, e^ sterk alT de ill w'Tm.nSpn onrnh,^" wchische emotie, in een groots, ven het verminkte en onnatuur- Bedurfd en sueepstipf ephppl tót lijk, ven de figuur zegeviert. De &^Vgiiorden.e massieve, machtige voeten groei- - - - en uit de grond, gelijk boom- TTirT iw/ivttiwfvt a„ stammen. Het lichaam strekt JJET MONUMENT van An- zich echter met een draai in de driessen Is ook uniek in zijn hoogte. Het haast onherkenbare hoofd is hierop raar achter ge- so<>rt. Nie* alleen, omdat het worpen, wat op zichzelf al een ge- een in artistiek opzicht hoog- baar van wanhoop betekent staand( fascinerend kunstwerk Maar het geheel culmineert in de twee, ten hemel opgeheven im- is. Maar ik ken geen andere mense en expressieve MM», uiting, op geen ander gebied, nieuwe bloei groei te komen. .Joodse vroutv met kind uit het oorlogsmonument in En schede. Deze handen dragen de hele dy- I namiek van de .figuur, deze han-: den zijn zelfstandige, levende we zens, ze zijn bovennatuurlijk I en toch ook intens menselijk. Dreigement TY7"AT zeggen ons deze handen? W Afweer en vertwijfeling, sme- I king en verontwaardiging en zelfs een soort dreigement ligt in de I lenige en suggestieve gebarentaal van deze handen ingesloten. De handen zeggen ons duidelijk dat, wat hier gebeurde, niet slechts een stad, zelfs niet al- i leen een volk aan gaat, maar de i hele mensheid, j En het monu ment zelf, zegt ons nog veel meer. Het is tot een symbool geworden, een zin- i nebeeld dat ge- I weid en verzet, verwoesting en op- bouw bij elkaar behoren en samen- I gaan. Het spreekt I ons over de on- I verwoestbaarheid van het leven en van de onstuitbare groei en de rege neratie der schep pende krachten des levens. Want, al is ook dit geweldige I lichaam middenin blijft die van een machtige boom. die zo diep in de aarde wortelt, dat geeh storm en wind, geen blikseminslag haar ontwrichten, "haar wegrukken kan. Ze blijft staan, waar haar wortels zitten. Onwillekeurig moest ik bij deze onvergelijkelijke figuur, aan de oer oude olijfbomen denken, die men zo vaak in de olijf gaarden in Italië te zien krijgt. De grillige en wispel turige boomstam men in oneindige variaties, maken ook de indruk, als of ze door natuur rampen verwron gen. verscheurd en verdraaid waren, tot ze meer op sprookjesachtige reuzen en bosgees ten lijken, dan op rustige, normale bomen. En toch zijn ze intens levendig en vruchtbaar, ze heeft kunnen uitdrukken. Hier is een tijdelijke, vergankelijke, een historische bepaalde ge beurtenis in het algemene, in het eeuwige verheven. En dat is het hoogste doel van een kunstwerk. Op een stenen tafel voor het monument, is de volgende tekst bijzonder voor ons in Nederland te lezen: „De bevolking van En schede eert in gijzelaarcon centratiekamp, verzet, b om- slachtoffer, soldaat, joodse vrouw, de nagedachtenis harer die ook bij benadering^ de ge beurtenissen, de stemming en de tragiek van de oorlog 1940- 1945 in 't algemeen, en in 't zo aangrijpend, echt en trouw Het monument voor een ver scheurde stad, dat Zadkine voor Rotterdam maakte. ontdekt de wereld Tammy ontdekt de wereld, door Cid Rieketss Sumner. Uit gave H. P. Leopold N.V., 's-Gra- venhage. Een meisje dat gedurende haar gehele leven met haar groot ouders op een woonschuit heeft gewoond, ver van de bewoonde wereld, komt plots midden in die bewoonde wereld te staan, alleen Grootvader wordt namelijk in de gevangenis opgesloten en grootmoeder is inmiddels gestor ven. Ziedaar het gegeven voor dit boek. medeburgers die in de oorlog 19401945 het leven lieten". Het monument werd op 4 mei 1953 onthuld. Zes beelden zijn hier vrij op gesteld. in een grote ruimte, m een stil, weelderig park, midden in de stad. De vrije ruimte heeft een soort amfiteatrale vorm, naar achteren afgerond, en begrensd door machtige oude bomen en blijvend-groene, dichte struiken. Ruim en vrij, is deze plaats toch in zich besloten, en geeft meteen de suggestie van een eigen we reld. De bronzen beelden, enke lingen en groepen, zijn onsymme trisch opgesteld, diep verschillend van inhoud, compositie, maar vooral van uitdrukking. Zelfs de postamenten waarop ze staan zijn verschillend, drie zijn hoog, de andere lager. Zoals ze hier staan, verschillend en niet samen hangend. suggereren ze geen en kele gebeurtenis, zijn ze geen stilstaande herinnering, geconcen treerd in een figuur of groep, zo als de meeste monumenten. Maar het is ook geen dynamisch bewo gen gedenkteken, dat tevens sym bolische betekenis heeft, zoals de machtige figuur van Zadkine in Rotterdam. Het suggereert een wereld, waar de dingen tegelijk in de tijd gebeuren, toch van el kaar in ruimte gescheiden, zelfs onafhankelijk van elkaar, en eer der een parallel gebeuren. soms naast elkaar, soms ver van el kaar. Maar alle zijn ze innerlijk diep met elkaar verbonden. Waardoor? Door leed, ellende, dood, vertwijfeling, opstandigheid, en misschien nog meer door vast beradenheid, moed, verzetsgeest, haat en kracht. Eén lichaam Links, het meest naar voren, staat een groep van drie figuren. Nauw tegen elkaar aangedrongen, als het ware één lichaam en geest vormen deze drie jonge mensen uit een concentratiekamp, een kompakte massa. Kaalgeschoren, uitgemergeld door ontberingen, zijn ze onpersoonlijk, bijna gelijk. Ze hebben niet alleen hun men selijke waardigheid, maar ook hun persoonlijkheid verloren, dat is ll weggetrapt door de mens-onwaar dige behandeling. Ze drukken zich tegen elkaar aan en wekken het gevoel, dat ze daardoor hulp en steun zoeken, ze voelen zich zo minder verlaten, minder hulpe loos. Strak voor zich heen kijkend, maken ze de indruk alsof ze haast niet meer leefden, him toekomst is weggevaagd, ze staren in de dood. Rechts van deze groep, ietwat meer naar voren, en ver ervan verwijderd, staat een eenzame soldaat in uniform.- met helm. Het eenzame mensekind komt het geweer vasthoudend, maar terecht bij Peter Brent, de piloot hij laat het op de grond rusten, die door grootvader eens uit de Want hij draait zich om en kijkt rivier Is gered. Het kind met ietwat scheef, naar boven. Hij kan haar simpele opvoéding "brengt toch niets doen, niets verdedigen, af en toe nogal wat consternatie wat helpt hem het geweer'' n«» uitdrukking is vertwijfeld, toch is haar pathos ook stilverbeten, niet uitbarstend. Meer nog dan in haar. ligt het pathetische in het lichaampje van het dode kind. Een gebroken bloem, zoals het zwaar in haar armen hangt, is het zo intens dood. Zinloze moord, on vergefelijke misdaad. Verzetstrijders RECHTS staat weer een groep, die van verzetstrijders. Drie jonge, krachtige mensen, twee mannen en een vrouw. Wild-be- sloten, vormen zij een hechte eenheid, ze zijn één in de daad. in de gedachten, in hun moed en in hun haat. De ene man maakt een gebaar, de twee andere fi guren staan stil, alle drie kijken strak in één richting, als verstard en op alles voorbereid. Vastbera den en trots, maken deze jonge mensen de indruk, dat zij het on mogelijke wagen, en het zal hun lukken ook. Deze groep is de eni ge die leeft en aktief is, zij zijn ongeschonden, ze zijn de toe komst, de hoop. Achteraan, ver van alle andere, bijna in het midden, maar van alle verwijderd, staat op hoog postament de eenzame figuur van de gijzelaar. Niet meer jong, in een lange rechte overjas, een boek in de ene hand. is deze man diep ernstig, hij kijkt strak voor zich heen alsof hij niets zag, hij kijkt met zijn geestelijk oog, hij leeft naar binnen. In vol besef van zijn lot, dat hij gelaten op zich neemt, omdat het moet, neemt hij ook alle consekwenties op zich, misschien ook de dood. Zeldzame, bijna bovenmenselijke berusting en superieure levenshou ding stralen uit van deze ware man van geest. Immers, in al zijn eenzaamheid is hij nooit ver laten, wij voelen het: zijn werk, zijn geest laten hem in de moei lijke situaties niet in de steek. Een droeve, maar tevens verheven fi guur. Joodse vrouw De zesde groep staat links ver naar achteren, op een laag pos tament. nog veel en veel eenza mer dan alle andere misschien de meest tragische van alle: de joodse vrouw met haar kindje op de arm. Een nog jonge, knap pe vrouw, met een doek om de haren gebonden, zware schoenen aan de voeten, Op haar ene arm zit een klein, gezond, knap kind je, aan haar andere hand hangt een bundel, die al haar bezittin gen bevat. Heel merkwaardig is zij opgesteld aan de rand van het terrein, met de rug naar alle andere gekeerd, zij loopt weg, zij gaat, in totale eenzaamheid haar noodlot tegemoet. De verlatenheid, het geïsoleerd zijn, is overweldi gend uitgebeeld in deze krachtige en toch zo huiveringwekkend tra gische figuur. Zij is uit de ge meenschap gestoten, zij gaat het duistere lot der verdoemden te gemoet. Geen gebaar verraadt haar gevoelens, zelfs haar gelaats uitdrukking niet. zij is niet in' het minst pathetisch, uiterlijk rustig, ernstig en waardig gaat zij weg uit de wereld, weg uit het leven, het bloeiende kleine leventje met haar mee, alle gedoemd om uit gedoofd te worden. Meer dan alle is zij de figuur uit het Inferno van onze tijd, die ondenkbaar wreed, de onschuldigsten treft en zonder aarzelen vernietigt, moe der en kind, oud en jong, zonder keuze en zonder medelijden. De ze vrouw verwacht ook niets, geen medelijden, geen rechtvaar digheid of redelijkheid. Zij weet en zij gaat. Ontzettend is deze stille tragedie, erger dan alles. In al deze figuren leven dezelf de kracht, wil en waardigheid, hoe verschillend ook hun lot, hun leed en hun houding is. Dat is het meest fascinerende ln deze verstrooide figuren, die geïso leerd, ver van elkaar, toch dezelf de geest uitstralen. Hun kracht Is die van de ziel, hun waardig heid is die van de mens en dit alles treft ons met een diep me talen klank, als die van grote, sonore klokken, die hun geluid ver in de wereld uitzenden. Ook dit monument is meer dan een ge denkteken, het is ook een hulde, een zich in eerbied buigen voor het Nederlandse volk, voor zijn grootheid in leed en beproeving. Het persoonlijke leed is onein dig menselijk en stroomt ons toe als een donkere rivier van de on derwereld, van de helse macht die de mensen wil vermorzelen. Het is de kunstenaar gelukt de bovenmenselijke weerstand te la ten domineren, die deze stille, eenzame figuren met elkaar en met ons verbindt. Hij deed dat op een zo bescheiden, onpatheti sche wijze en met zulk een een voud, dat wij hier de uiting van een kunstenaar van groot formaat voor ons zien, en een meester werk van de monumentale beeld houwkunst van onze tijd. DR. M. RÉVÉSZ-ALEXANDER rtEZER DAGEN kocht ik een kleine pocket De plastic-om- slag was bijzonder geraffineerd gemaakt en de' titel is heel simpel maar ook veelzeggend. Het boekje van 156 pagina's heet ..Maria Callas". Boven die groot gedrukte titel staat klein ge drukt de naam Leo Riemens. De omslag toont ons Maria Callas in operahouding, met verschrikte ogen en de hand voor de mond drukkend, als wilde ze zeggen: „Oh, vertel toch niet al les". Leo Riemens Is heel piëteitvol geweest: hij heeft niet al les verteld. Dat doet men trouwens niet in blografieën van le vende kunstenaars. Een „chronique scandaleuse" verschijnt al tijd pas jaren en Jaren na de dood van een kunstenaar. In het Volkspark te Enschede slaat het oorlogsmonument van Mari Andriessenbestaande uit zes vrijstaande beelden. Op de foto de groep van de drie gijzelaars. Rechts de moeder met dode kind. Maar toch had Leo Riemens iets meer kunnen zeggen. Het lijkt me toch niet onmogelijk om het begin van een carrière van een levende kunstenaar te vertellen. Als de biograaf niet alles weet is er toch altijd nog de kunstenaar, die iets kan zeggen. Maar Maria Callas heeft kennelijk heel weinig aan Leo Riemens verteld. Het eerste hoofdstuk heet wel „Ont moeting met Callas", maar die ontmoeting is beperkt gebleven tot het aanbieden door Riemens van het geboortekaartje van zijn jongste dochter Elvira Norma Amina, waarop Callas als enig antwoord liet horen „Dio mio". De namen van Riemens' dochter tje zijn de namen van de glans rollen van Callas. Als de uitgever dan ook op de achterzijde van de omslag schrijft, dat Riemens Cal las persoonlijk kent, is dat maar heel erg relatief. Afgezien van dat eerste, wel wat erg naïeve hoofdstuk, is het boek je verder wel interessant. Rie mens verstaat de vertelkunst en wie iets uit de carrière van deze befaamde zangeres wil weten, zal het boekje met plezier lezen. AAROM ik het boekje echter kocht? Heus niet uit mijn gro- bewondering voor Callas. W de grote hymne na het kleine lied ER1 ZIJN scheppingen die uiterlijk onbelangrijk schijnen, maar ge weldig aan inhoud zijn. Tot deze werken behoort ook het door Jo seph Haydn gecomponeerde Oostenrijkse volkslied „Gott erhalte Franz den Kaiser". Wat die enkele tot een prachtige melodie sa mengevoegde noten in de geschiedenis van de voorbije Donau-mo- narchie en Oostenrijk betekenen, kan niet in een paar woorden ver klaard worden. Maar zelfs zonder de staatkundige achtergrond be hoort dit lied tot het beste kunstwerk op dit gebied. Sedert 1797 be horen de 16 maten van dit volkslied tot ie schoonste uitingen in Haydn's oeuvre. In 18 maanden tijds ontstond een werk van grote rijkdom Toen het „Gott erhalte" ont stond was Haydn al met zijn vol gende schepping bezig. Op het kleine lied volgde het grote ora torium „Die Schöpfung", het eer ste in de Duitse taal dat tot heden nog repertoire houdt. Na het volkslied de lofzang, na het gebed de hymne. Beide ontstonden na de tweede Engelse reis van Haydn. Het volkslied werd geïn spireerd door het „God save the King", het oratorium door een werk van de Engelse dichter Lid- ley. die op zijn beurt weer was geleid door Miltons verbeelding van de schepping der wereld: „Paradise lost". Met de Engelse tekst wist Haydn echter nietzo erg veel raad, maar hij nam deze toch mee terug naar Wenen. Toen Haydn's weldoener Gottfried van Swieten een Nederlander van geboorte en zoon van een van Boerhaave's kundigste leerlingen hem eens vroeg: „Haydn wir mochten doch noch ein Oratorium von Ihnen horen", legde Haydn de Engelse tekst op tafel. Gottfried van Swieten maakte er een Duit se vertaling van en nu kon Haydn niets anders doen dan beginnen met componeren. De arbeid aan het oratorium „Die Schöpfung" vulde het gehele jaar 1797 en de eerste drie maan den van 1798. Op 6 april 1798 kreeg vorst Schwarzenberg de medede ling, dat het werk voltooid was. Haydn was toen reeds 66 jaar en 3 jaar later zou hij nog een groot oratorium voltooien. „Nooit was ik zo vroom als tij- De schepping van zon en maan, een fragment uit hel geschilderde scheppingsepos van Michel Angela in de Sixtijnse Kapel te Rome. Het scheppingsverhaal gebruikte Haydn voor zijn prachtig ora torium „Die Schöpfung", dat door de D.G. op de plaat werd vastgelegd. VIA NAALD EN KAAI dens het componeren van „Die Schöpfung". Dagelijks smeekte ik God op m'n knieën of Hij mij kracht wilde geven voor mijn werk", verklaarde Haydn. De scheppingsgeschiedenis, het zesda- genwerk van God, werd de bron waaraan Haydn zich èn geeste lijk èn muzikaal kon laven. Gehele kosmos BIJ „Die Schöpfung" stond Haydn een bonte rijkdom aan details van hemelse en aardse or de voor de geest: de chaos, de sterren, planten en dieren, de mensen, en boven alles God. Zo omspant hij in zijn werk de gehe le kosmos en nochtans schildert hij ook de kleine dingen: het murmelen van het beekje, de lieflijkheid van de planten en de bewegingen der dieren. De wijze waarop Haydn meester blijft van de tegenstellingen en zowel het he melse als het aardse schildert, is onnavolgbaar en om een on vertaalbaar Duits woord te ge bruiken „einmalig". Het oratori um is als een paneelschilderij uit de gothiek: op een kleine ruimte samengevoegd ziet men een veel heid aan gebeurtenissen, in bonte kleuren en haast verwarrend door het lijnenspel. Maar toch is alles eenvoudig en ongekunsteld. Het oratorium „Die Schöpfung" is ook als een muzikaal platen boek, waarin de schepping van de wereld, het gesternte en het getij, de planten en de dieren, maar ook de waardigheid van de mens in het paradijs, zo geniaal geschil derd zijn als geen tweede maal meer mogelijk is. Boven alles staat echter de lof aan God- Die wordt gezongen door Engelen, die wordt gezongen door de mensen: „Brenton-Hall". Zij rake opmerkingen, uit de simpelheid van haar ziel, die in de geciviliseerde wereld niet zo erg op prijs worden ge steld. Bij de „pelgrimstochten" bezoeken aan. het .huis blijkt Tammy echter onmisbaar, en dat blijkt ze tenslotte ook nog maar 'toch ook ietwat naar boven, voor iemand anders, van waar haar leed kwam. Haar dood komt immers van boven! Zijn gebaar drukt hopeloze woede uit, en tevens onmacht. Nog meer naar achteren, bijna in het midden, staat de enige nog al pathetische figuur van de jon ge moeder met haar dode kindje in de armen, het bomslachtoffer. Zij kijkt strak voor zich heen, „Des Herren Ruhm, er bleibt in Ewigkeit. Amen". Een veelheid aan melodieën bezit dit oratorium en ik zou geen voorkeur willen of kunnen uitspre ken. Aria's als „Nun schwanden vor dem heiligen Strahle" (met het demonenkoor), „Rollend in schaumenden Wogen", „Nun bcut die Flur", „Mit Wïird undHoheit angetan" (de adelaarsaria die veel overeenkomst vertoont met het volkslied „Es steht ein Baum im tiefen Tal") of het duet „Hol de Gattin", het is alles van een zeldzame geestelijke rijkdom. Koor en orkest ]/"AN MEN bij de aria's de Vol- maakte melodie bewonderen, bij de koren komt men onder de indruk van de glans, de grootheid en de meesterlijk doorgevoerde polyfonie, de veelstemmigheid waarin elke stem zijn eigen bete kenis heeft. Elk detail in de schepping heeft Haydn liefdevol in muziek verklankt en toch heeft hij de eenheid bewaard. Het ene stuk volgt vanzelf uit het voor gaande. Was de Duitse tekst reeds een nieuwigheid in het toen nog sterk onder Italiaanse invloed staande muziekleven in Wenen, niet min der nieuw was de instrumentatie. Haydn tekent de chaos op klas- siek-melodische wijze rijk aan dissonantenspanningen en ver wekt daardoor de meest sugges tieve voorstellingen. Bij de ver klanking van het paradijs in het begin van het 3e deel. werd Haydn zelfs modern. Om een kleureenheid van de drieklanken te bereiken, schrijft hij hier drie fluiten voor. Hoe meesterlijk heeft Haydn zo alles geschilderd. Om nog een voorbeeld te noemen het beroem de „Es werde Licht". Bij elke uit voering weer wordt de toehoorder door dit deel geboeid en toch is het niets anders dan een simpele C-Dur drieklank. De eerste uitvoering op 30 april 1798 in het Paleis Schwarzenberg was een triomf. Haydn zelf diri geerde en de soli werden gezon gen door de 21-jarige sopraan Christine Gerardi, de tenor Mathi- as Rathmayer en de bas Ignaz Saai. Maar om de pagina's 89, 90 ,91, 92, 93 en 94. Met naam en toe naam heeft Riemens daarin mijn gehele verslag over het optreden van Callas in Amsterdam öp 12 juli 1959 overgenomen. Dat is na tuurlijk een hele eer. Hartelijk dank daarvoor. Dat verslag is sterk gecommentarieerd door Rie mens, met wie ik overigens in de beste verstandhouding omga. Rie mens verwijt me, dat ik veel bij zaken heb beschreven, die met het eigenlijke optreden niets te maken hebben. Maar hij vergeet dat ik me aanpaste bij de omge ving. Callas maakt ook altijd veel ballast om zich heen, die met haar kunstenares-zijn niets, te maken heeft. Dat mijn vergelij king met het optreden van Kath leen Ferrier mank gaat, omdat Ferrier een oratoriumzangeres is (wat is dat eigenlijk?), zie ik niet in. Het ging niet om de vocale elementen, maar om de eerlijk heid en de eenvoud in het optre. den. Ook het noemen van de Duit se sopraan Helga Pilarczyk vindt Leo Riemens onjuist. Volgens het Engelse blad „Opera" heeft Pi larczyk een echec geleden als Salomé in Londen. Riemens zelf heeft haar nooit in die rol gezien. Jammer voor hem, maar ik wel. In onze krant van 27 juni 1959 schreef ik zeer uitvoerig over de Salomé-creatie van Pilarczyk bij het Stadttheater te Aken. Dat was werkelijk een enorme creatie. En ik kan Leo Riemens verzekeren, dat ik al heel wat malen de ope ra „Salomé" zag met verschillen de titelrolvertolksters. Pilarczyk was voor mijn gevoel de grootste. Van een gevoileerde stem is geen sprake, zoals Riemens schrijft. Pilarczyk heeft een volkomen na tuurlijke stem. En is bovendien een zeer groot kunstenares. Dat Pilarczyk zich niet waagt aan rol len waaraan zangkunst te pas komt. is eveneens onjuist. Laat Leo Riemens haar repertoire-lijst maar eens opvragen. BIJZONDER aangenaam was verder de zin: „Zodra de heer Basoski ter zake komt en ten langen leste gaat recenseren, zegt hij verstandige dingen". Zo iets doet je nu weer goed. Ook daarvoor bedankt. Ik schreef na melijk dat Callas geen hoogdra matische sopraan is, maar een so prano leggiero met dramatische accenten. Daarmee is Riemens het gelukkig helemaal eens. En hij kan het weten als steminde- lingsexpert. Maar als ik dan ver der het boekje doorblader zie ik meerdere kritieken van Riemens over grammofoonplaten van Cal las, opgenomen in het grammo- foonplatenblad „Luister". Op pa gina 132 zegt Riemens: „Callas heeft een dramatische sopraan, die echter de hoogte en beweeg lijkheid van een coloratuurso praan bezit". Op pag. 139: „Cal las is geen dramatische sopraan die coloratuur kan zingen, maar een coloratuursorpraan met dra matische accenten". Op pag. 136: „Callas is een dramatische so praan met een coloratuur-tech niek". Op pag. 140 weer: „Callas is in feite geen dramatische so praan.... maar een coloratuurzan- geres met een dramatische in slag", enz. De arme lezer weet het nu niet meer. Die stemmen- Indeling heeft me nooit zo gelegen en is vaak heel erg gezocht. Rie mens zwenkt ook tussen het een en het ander. Dat hij overigens toch wel objectief kan zijn, be wijst wel zijn uitspraak over de Elektra-opname van Callas:"... ze zingt hier vaak met een inge kapselde stem die doet denken aan het koeren van een duif". De bewonderaars van Callas hebben hier echter een heel mooi boekje. Eerlijk gezegd had ik ech ter verwacht, dat de schrijver het me had doen toezenden (n.a.v. zijn commentaar) met zijn eigen handtekening en die van Callas. Misschien komt dat nog. CORN. BASOSKI. Opname T")E DEUTSCHE Grammophon Gesellschaft heeft dit werk op de plaat gebracht in de schoonst-denkbare uitvoering. In een cassette met volledig tekst boek met toelichting, foto's en fragmenten uit Michel Angelo's scheppingssohildering, zijn de twee langspeelplaten geborgen (LPM 18489/901. De uitvoerenden zijn de sopraan Irmgard Seefried. de tenor Richard Holm, de bas Kim Borg, het koor van de St. Hedwig's Kathedraal uit Berlijn: en de Berliner Philharmoniker, al les onder leiding van Igor Marke- vicfo, die zelf de recitatieven aan het clavecymbel begeleidt. Het is werkelijk niet verwonder lijk, dat deze opname in 1957 de Grand Prix du Disque uit Parijs kreeg, de hoogste grammofoon platen-onderscheiding. Marke- vitch heeft hier dc kunst van Haydn ideaal tot klinken ge bracht. elke nuance en elk detail op de juiste wijze in klank gere aliseerd. Hier niets van zwaarheid die niet bij Haydn paste, slechts de blijde juichtoon en de verstilde poëzie van Haydn hoort men hier. Koor, orkest en solisten werken allen op hetzelfde hoge niveau. De ze opname durf ik echt een model uitvoering te noemen, waarbij ook klanktechnisch prachtige werk is geleverd. CORN. BASOSKI Verhaal over vlotvaart Tahiti Nul, door Bcngt Da- nlelsson. Uitgave N.V. Gebr. Zomer Sc Keunlngs Uitgevers maatschappij, Wagcningen. Een vlotvaart over de Stille Oceaan en wel van Zuid-Ameri- ka naar Polynesië en terug is de aanleiding geweest voor het schrijven van dit spannende en avontuurvolle boek. De schrijver heeft het verhaal opgetekend uit de mond van Alain Brun, de eni ge werkelijke zeeman aan boord van de Tahiti Nui. De kapitein, tevens initiatiefnemer Eric de Bisschop, die wilde bewijzen, dat Polynesische zeevaarders in voor historische tijden dezelfde tocht met hetzelfde type vlot vele ma len hadden ondernomen, daarbij gebruik makend van dezelfde equatoriaalstromen en passaat winden, kwam op tragische wij ze om het leven. Het boek is al in negen talen uitgegeven en heeft vooral in Scandinavië veel succes geoogst. Het laatste mag nauwelijks ver. wonderlijk heten. De Kon-Tiki- expeditie van Thor Heycrdahl, waaraan ook de schrijver heeft deelgenomen is daar als een mo derne Viking-legende de geschie denis ingegaan. Eric de Bisschops tocht was twee keer zo lang als die van Thor Heyerdahl. omdat hij ook nog terug is gevaren. De primeur had hij echter niet. en" vandaar, dat men tot op zekere hoogte van imitatie kan spreken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 23