^Yïlarici allaó
ZONDAGSBLAD
NIEUWE POCKET over
Tahiti Nui:
ZATERDAG 19 NOVEMBER 1960
Indrukwekkende beelden in Rotterdam en Enschede
TK WIL hier slechts
*- twee voorbeelden,
twee monumenten be-
spreken, beide van onze
tijdgenoten, maar twee
scheppingen, die zowel v-jj.-- -.-j-.
in vorm, als in karakter
zo verschillend zijn, dat het niet gemakkelijk valt
ze in één categorie onder te brengen. Het ene is het
monument ,.De verwoeste stad" van Zadkine in
Rotterdam, het andere: het oorlogsmonument van
Mari Andriessen in Enschede. Hoe verschillend ook
zijn ze beide door iets wezenlijks met eikaar ver
bonden. Ze stralen onze gevoelens uit. onze levens-
houding, onze geest. De wegen om dit te -bereiken
zijn anders, de artistieke middelen totaal ver-
j schillend, en de algemene indruk, die ze maken is
ook geheel anders. Maar toch horen ze bij elkaar, en
bij ons. Ze komen beide van een andere kant uit,
maar bereiken hetzelfde doel, ze kijken door een
andere bril, maar zien hetzelfde. En ze laten ook
ons datzelfde zien en beleven: de wereld die van
ons en van hen is, het leed, dat zij en wij hebben
j geleden, en de hoop, die ons, evenals hen helpt, ver
der te gaan naar een beter leven.
Eerst wil ik ,.De venvoestc zijn ook taal, en
stad' bespreken. Het ontzettend' sterker dan Vele
bombardement en de verwoesting andere bomen, die
van Rotterdam, in de eerste da- massieve," zuiïach-
gen van de oorlog 1940-1945, heb- tige stammen heb
ber, een zo diepe indruk ge- "ben, maar die door
maakt op de in Parijs levende een wilde storm'
Russische beeldhouwer Ossip vaak met wortel en
Zadkine,. dat hij spontaan aan de al omvergegooid
gemeente Rotterdam aangeboden worden.
heeft, een monument op te rich
ten, dat de herinnering aan déze Het beeld van
verwoesting zou moeten bewa- Zadkine lijkt op
ren. deze gcsple'en, on-
Het monument staat nu al waarschijnlijke,
sinds 1953, bijzonder goed opge- maar levende en
steld, ,op een zeer karakteristiek taaie boomstam-
punt van de herbouwde stad. het. men, waarvan de
is van verre en van vele kanten wortels zo diep en
I uit zichtbaar, en is een soort, breed m de aaide
waarteken geworden, van een vast zitten, dat ze
stervende, maar uit eigen kracht steeds nieuwe le-
j tot nieuw leven herboren stad. venssappen kunnen
Dit waarteken vereeuwigt ndet al- opzuigen, om tot
leen voor ons, tijdgenoten, maar
j voor alle komende generaties,
een tragische gebeurtenis, die
meer dan lokale betekenis heeft, ,.p°Pr d't heeft
door een schepping die zeker beeld een diepe
meer <ian tijdelijke waarde en betekenis en steekt
karakter heeft het ver boven het
Het stelt een' geweldige mense- JSi'ï.nllteJ
I lijke gedaante voor. in brons ge- Jf". k
goten, op een niet te hoog, maar s^artSk en drei
groot stenen postament. De kolos-
sale figuur is geen mens. maar gend -Remember!'
toch menselijk, en boven alles le« _.0_„
vend. Er zit m dit verscheurde Snt- vSerln hëi
lichaam een bovennatuurlijke symboijo-h element ''$-<*■
kracht en dynamiek, zo sterk, e^ sterk alT de
ill w'Tm.nSpn onrnh,^" wchische emotie, in een groots,
ven het verminkte en onnatuur- Bedurfd en sueepstipf ephppl tót
lijk, ven de figuur zegeviert. De &^Vgiiorden.e
massieve, machtige voeten groei- - - -
en uit de grond, gelijk boom- TTirT iw/ivttiwfvt a„
stammen. Het lichaam strekt JJET MONUMENT van An-
zich echter met een draai in de driessen Is ook uniek in zijn
hoogte. Het haast onherkenbare
hoofd is hierop raar achter ge- so<>rt. Nie* alleen, omdat het
worpen, wat op zichzelf al een ge- een in artistiek opzicht hoog-
baar van wanhoop betekent staand( fascinerend kunstwerk
Maar het geheel culmineert in de
twee, ten hemel opgeheven im- is. Maar ik ken geen andere
mense en expressieve MM», uiting, op geen ander gebied,
nieuwe bloei
groei te komen.
.Joodse vroutv met kind uit
het oorlogsmonument in En
schede.
Deze handen dragen de hele dy-
I namiek van de .figuur, deze han-:
den zijn zelfstandige, levende we
zens, ze zijn bovennatuurlijk
I en toch ook intens menselijk.
Dreigement
TY7"AT zeggen ons deze handen?
W Afweer en vertwijfeling, sme-
I king en verontwaardiging en zelfs
een soort dreigement ligt in de
I lenige en suggestieve gebarentaal
van deze handen ingesloten. De
handen zeggen ons duidelijk dat,
wat hier gebeurde,
niet slechts een
stad, zelfs niet al-
i leen een volk aan
gaat, maar de
i hele mensheid,
j En het monu
ment zelf, zegt ons
nog veel meer. Het
is tot een symbool
geworden, een zin-
i nebeeld dat ge-
I weid en verzet,
verwoesting en op-
bouw bij elkaar
behoren en samen-
I gaan. Het spreekt
I ons over de on-
I verwoestbaarheid
van het leven en
van de onstuitbare
groei en de rege
neratie der schep
pende krachten des
levens. Want, al is
ook dit geweldige
I lichaam middenin
blijft die van een
machtige boom. die
zo diep in de aarde
wortelt, dat geeh
storm en wind,
geen blikseminslag
haar ontwrichten,
"haar wegrukken
kan. Ze blijft staan,
waar haar wortels
zitten.
Onwillekeurig
moest ik bij deze
onvergelijkelijke
figuur, aan de oer
oude olijfbomen
denken, die men zo
vaak in de olijf
gaarden in Italië
te zien krijgt. De
grillige en wispel
turige boomstam
men in oneindige
variaties, maken
ook de indruk, als
of ze door natuur
rampen verwron
gen. verscheurd en
verdraaid waren,
tot ze meer op
sprookjesachtige
reuzen en bosgees
ten lijken, dan op
rustige, normale
bomen. En toch zijn
ze intens levendig
en vruchtbaar, ze
heeft kunnen uitdrukken. Hier
is een tijdelijke, vergankelijke,
een historische bepaalde ge
beurtenis in het algemene, in
het eeuwige verheven. En dat
is het hoogste doel van een
kunstwerk.
Op een stenen tafel voor het
monument, is de volgende tekst
bijzonder voor ons in Nederland te lezen: „De bevolking van En
schede eert in gijzelaarcon
centratiekamp, verzet, b om-
slachtoffer, soldaat, joodse
vrouw, de nagedachtenis harer
die ook bij benadering^ de ge
beurtenissen, de stemming en
de tragiek van de oorlog 1940-
1945 in 't algemeen, en in 't
zo aangrijpend, echt en trouw
Het monument voor een ver
scheurde stad, dat Zadkine
voor Rotterdam maakte.
ontdekt de wereld
Tammy ontdekt de wereld,
door Cid Rieketss Sumner. Uit
gave H. P. Leopold N.V., 's-Gra-
venhage.
Een meisje dat gedurende haar
gehele leven met haar groot
ouders op een woonschuit heeft
gewoond, ver van de bewoonde
wereld, komt plots midden in die
bewoonde wereld te staan, alleen
Grootvader wordt namelijk in
de gevangenis opgesloten en
grootmoeder is inmiddels gestor
ven.
Ziedaar het gegeven voor dit
boek.
medeburgers die in de oorlog
19401945 het leven lieten".
Het monument werd op 4 mei
1953 onthuld.
Zes beelden zijn hier vrij op
gesteld. in een grote ruimte, m
een stil, weelderig park, midden
in de stad. De vrije ruimte heeft
een soort amfiteatrale vorm, naar
achteren afgerond, en begrensd
door machtige oude bomen en
blijvend-groene, dichte struiken.
Ruim en vrij, is deze plaats toch
in zich besloten, en geeft meteen
de suggestie van een eigen we
reld. De bronzen beelden, enke
lingen en groepen, zijn onsymme
trisch opgesteld, diep verschillend
van inhoud, compositie, maar
vooral van uitdrukking. Zelfs de
postamenten waarop ze staan
zijn verschillend, drie zijn hoog,
de andere lager. Zoals ze hier
staan, verschillend en niet samen
hangend. suggereren ze geen en
kele gebeurtenis, zijn ze geen
stilstaande herinnering, geconcen
treerd in een figuur of groep, zo
als de meeste monumenten. Maar
het is ook geen dynamisch bewo
gen gedenkteken, dat tevens sym
bolische betekenis heeft, zoals de
machtige figuur van Zadkine in
Rotterdam. Het suggereert een
wereld, waar de dingen tegelijk
in de tijd gebeuren, toch van el
kaar in ruimte gescheiden, zelfs
onafhankelijk van elkaar, en eer
der een parallel gebeuren. soms
naast elkaar, soms ver van el
kaar. Maar alle zijn ze innerlijk
diep met elkaar verbonden.
Waardoor? Door leed, ellende,
dood, vertwijfeling, opstandigheid,
en misschien nog meer door vast
beradenheid, moed, verzetsgeest,
haat en kracht.
Eén lichaam
Links, het meest naar voren,
staat een groep van drie figuren.
Nauw tegen elkaar aangedrongen,
als het ware één lichaam en geest
vormen deze drie jonge mensen
uit een concentratiekamp, een
kompakte massa. Kaalgeschoren,
uitgemergeld door ontberingen,
zijn ze onpersoonlijk, bijna gelijk.
Ze hebben niet alleen hun men
selijke waardigheid, maar ook hun
persoonlijkheid verloren, dat is
ll weggetrapt door de mens-onwaar
dige behandeling. Ze drukken zich
tegen elkaar aan en wekken het
gevoel, dat ze daardoor hulp en
steun zoeken, ze voelen zich zo
minder verlaten, minder hulpe
loos. Strak voor zich heen kijkend,
maken ze de indruk alsof ze haast
niet meer leefden, him toekomst is
weggevaagd, ze staren in de dood.
Rechts van deze groep, ietwat
meer naar voren, en ver ervan
verwijderd, staat een eenzame
soldaat in uniform.- met helm.
Het eenzame mensekind komt het geweer vasthoudend, maar
terecht bij Peter Brent, de piloot hij laat het op de grond rusten,
die door grootvader eens uit de Want hij draait zich om en kijkt
rivier Is gered. Het kind met ietwat scheef, naar boven. Hij kan
haar simpele opvoéding "brengt toch niets doen, niets verdedigen,
af en toe nogal wat consternatie wat helpt hem het geweer'' n«»
uitdrukking is vertwijfeld, toch is
haar pathos ook stilverbeten, niet
uitbarstend. Meer nog dan in
haar. ligt het pathetische in het
lichaampje van het dode kind.
Een gebroken bloem, zoals het
zwaar in haar armen hangt, is het
zo intens dood. Zinloze moord, on
vergefelijke misdaad.
Verzetstrijders
RECHTS staat weer een groep,
die van verzetstrijders. Drie
jonge, krachtige mensen, twee
mannen en een vrouw. Wild-be-
sloten, vormen zij een hechte
eenheid, ze zijn één in de daad.
in de gedachten, in hun moed en
in hun haat. De ene man maakt
een gebaar, de twee andere fi
guren staan stil, alle drie kijken
strak in één richting, als verstard
en op alles voorbereid. Vastbera
den en trots, maken deze jonge
mensen de indruk, dat zij het on
mogelijke wagen, en het zal hun
lukken ook. Deze groep is de eni
ge die leeft en aktief is, zij zijn
ongeschonden, ze zijn de toe
komst, de hoop.
Achteraan, ver van alle andere,
bijna in het midden, maar van
alle verwijderd, staat op hoog
postament de eenzame figuur van
de gijzelaar. Niet meer jong, in
een lange rechte overjas, een
boek in de ene hand. is deze man
diep ernstig, hij kijkt strak voor
zich heen alsof hij niets zag, hij
kijkt met zijn geestelijk oog, hij
leeft naar binnen. In vol besef
van zijn lot, dat hij gelaten op
zich neemt, omdat het moet,
neemt hij ook alle consekwenties
op zich, misschien ook de dood.
Zeldzame, bijna bovenmenselijke
berusting en superieure levenshou
ding stralen uit van deze ware
man van geest. Immers, in al
zijn eenzaamheid is hij nooit ver
laten, wij voelen het: zijn werk,
zijn geest laten hem in de moei
lijke situaties niet in de steek. Een
droeve, maar tevens verheven fi
guur.
Joodse vrouw
De zesde groep staat links ver
naar achteren, op een laag pos
tament. nog veel en veel eenza
mer dan alle andere misschien
de meest tragische van alle: de
joodse vrouw met haar kindje
op de arm. Een nog jonge, knap
pe vrouw, met een doek om de
haren gebonden, zware schoenen
aan de voeten, Op haar ene arm
zit een klein, gezond, knap kind
je, aan haar andere hand hangt
een bundel, die al haar bezittin
gen bevat. Heel merkwaardig is
zij opgesteld aan de rand van
het terrein, met de rug naar alle
andere gekeerd, zij loopt weg, zij
gaat, in totale eenzaamheid haar
noodlot tegemoet. De verlatenheid,
het geïsoleerd zijn, is overweldi
gend uitgebeeld in deze krachtige
en toch zo huiveringwekkend tra
gische figuur. Zij is uit de ge
meenschap gestoten, zij gaat het
duistere lot der verdoemden te
gemoet. Geen gebaar verraadt
haar gevoelens, zelfs haar gelaats
uitdrukking niet. zij is niet in' het
minst pathetisch, uiterlijk rustig,
ernstig en waardig gaat zij weg
uit de wereld, weg uit het leven,
het bloeiende kleine leventje met
haar mee, alle gedoemd om uit
gedoofd te worden. Meer dan alle
is zij de figuur uit het Inferno
van onze tijd, die ondenkbaar
wreed, de onschuldigsten treft en
zonder aarzelen vernietigt, moe
der en kind, oud en jong, zonder
keuze en zonder medelijden. De
ze vrouw verwacht ook niets,
geen medelijden, geen rechtvaar
digheid of redelijkheid. Zij weet
en zij gaat. Ontzettend is deze
stille tragedie, erger dan alles.
In al deze figuren leven dezelf
de kracht, wil en waardigheid,
hoe verschillend ook hun lot, hun
leed en hun houding is. Dat is
het meest fascinerende ln deze
verstrooide figuren, die geïso
leerd, ver van elkaar, toch dezelf
de geest uitstralen. Hun kracht
Is die van de ziel, hun waardig
heid is die van de mens en dit
alles treft ons met een diep me
talen klank, als die van grote,
sonore klokken, die hun geluid ver
in de wereld uitzenden. Ook dit
monument is meer dan een ge
denkteken, het is ook een hulde,
een zich in eerbied buigen voor
het Nederlandse volk, voor zijn
grootheid in leed en beproeving.
Het persoonlijke leed is onein
dig menselijk en stroomt ons toe
als een donkere rivier van de on
derwereld, van de helse macht
die de mensen wil vermorzelen.
Het is de kunstenaar gelukt de
bovenmenselijke weerstand te la
ten domineren, die deze stille,
eenzame figuren met elkaar en
met ons verbindt. Hij deed dat
op een zo bescheiden, onpatheti
sche wijze en met zulk een een
voud, dat wij hier de uiting van
een kunstenaar van groot formaat
voor ons zien, en een meester
werk van de monumentale beeld
houwkunst van onze tijd.
DR. M. RÉVÉSZ-ALEXANDER
rtEZER DAGEN kocht ik een kleine pocket De plastic-om-
slag was bijzonder geraffineerd gemaakt en de' titel is heel
simpel maar ook veelzeggend. Het boekje van 156 pagina's heet
..Maria Callas". Boven die groot gedrukte titel staat klein ge
drukt de naam Leo Riemens. De omslag toont ons Maria Callas
in operahouding, met verschrikte ogen en de hand voor de
mond drukkend, als wilde ze zeggen: „Oh, vertel toch niet al
les". Leo Riemens Is heel piëteitvol geweest: hij heeft niet al
les verteld. Dat doet men trouwens niet in blografieën van le
vende kunstenaars. Een „chronique scandaleuse" verschijnt al
tijd pas jaren en Jaren na de dood van een kunstenaar.
In het Volkspark te Enschede slaat het oorlogsmonument van
Mari Andriessenbestaande uit zes vrijstaande beelden. Op de
foto de groep van de drie gijzelaars. Rechts de moeder met dode
kind.
Maar toch had Leo Riemens
iets meer kunnen zeggen. Het lijkt
me toch niet onmogelijk om het
begin van een carrière van een
levende kunstenaar te vertellen.
Als de biograaf niet alles weet is
er toch altijd nog de kunstenaar,
die iets kan zeggen. Maar Maria
Callas heeft kennelijk heel weinig
aan Leo Riemens verteld. Het
eerste hoofdstuk heet wel „Ont
moeting met Callas", maar die
ontmoeting is beperkt gebleven
tot het aanbieden door Riemens
van het geboortekaartje van zijn
jongste dochter Elvira Norma
Amina, waarop Callas als enig
antwoord liet horen „Dio mio".
De namen van Riemens' dochter
tje zijn de namen van de glans
rollen van Callas. Als de uitgever
dan ook op de achterzijde van de
omslag schrijft, dat Riemens Cal
las persoonlijk kent, is dat maar
heel erg relatief.
Afgezien van dat eerste, wel wat
erg naïeve hoofdstuk, is het boek
je verder wel interessant. Rie
mens verstaat de vertelkunst en
wie iets uit de carrière van deze
befaamde zangeres wil weten, zal
het boekje met plezier lezen.
AAROM ik het boekje echter
kocht? Heus niet uit mijn gro-
bewondering voor Callas.
W
de grote hymne na het kleine lied
ER1
ZIJN scheppingen die uiterlijk onbelangrijk schijnen, maar ge
weldig aan inhoud zijn. Tot deze werken behoort ook het door Jo
seph Haydn gecomponeerde Oostenrijkse volkslied „Gott erhalte
Franz den Kaiser". Wat die enkele tot een prachtige melodie sa
mengevoegde noten in de geschiedenis van de voorbije Donau-mo-
narchie en Oostenrijk betekenen, kan niet in een paar woorden ver
klaard worden. Maar zelfs zonder de staatkundige achtergrond be
hoort dit lied tot het beste kunstwerk op dit gebied. Sedert 1797 be
horen de 16 maten van dit volkslied tot ie schoonste uitingen in
Haydn's oeuvre.
In 18 maanden tijds
ontstond een werk
van grote rijkdom
Toen het „Gott erhalte" ont
stond was Haydn al met zijn vol
gende schepping bezig. Op het
kleine lied volgde het grote ora
torium „Die Schöpfung", het eer
ste in de Duitse taal dat tot heden
nog repertoire houdt. Na het
volkslied de lofzang, na het gebed
de hymne. Beide ontstonden na
de tweede Engelse reis van
Haydn. Het volkslied werd geïn
spireerd door het „God save the
King", het oratorium door een
werk van de Engelse dichter Lid-
ley. die op zijn beurt weer was
geleid door Miltons verbeelding
van de schepping der wereld:
„Paradise lost".
Met de Engelse tekst wist
Haydn echter nietzo erg veel
raad, maar hij nam deze toch
mee terug naar Wenen. Toen
Haydn's weldoener Gottfried van
Swieten een Nederlander van
geboorte en zoon van een van
Boerhaave's kundigste leerlingen
hem eens vroeg: „Haydn wir
mochten doch noch ein Oratorium
von Ihnen horen", legde Haydn de
Engelse tekst op tafel. Gottfried
van Swieten maakte er een Duit
se vertaling van en nu kon Haydn
niets anders doen dan beginnen
met componeren.
De arbeid aan het oratorium
„Die Schöpfung" vulde het gehele
jaar 1797 en de eerste drie maan
den van 1798. Op 6 april 1798 kreeg
vorst Schwarzenberg de medede
ling, dat het werk voltooid was.
Haydn was toen reeds 66 jaar en
3 jaar later zou hij nog een groot
oratorium voltooien.
„Nooit was ik zo vroom als tij-
De schepping van zon en
maan, een fragment uit hel
geschilderde scheppingsepos
van Michel Angela in de
Sixtijnse Kapel te Rome. Het
scheppingsverhaal gebruikte
Haydn voor zijn prachtig ora
torium „Die Schöpfung", dat
door de D.G. op de plaat
werd vastgelegd.
VIA NAALD
EN KAAI
dens het componeren van „Die
Schöpfung". Dagelijks smeekte ik
God op m'n knieën of Hij mij
kracht wilde geven voor mijn
werk", verklaarde Haydn. De
scheppingsgeschiedenis, het zesda-
genwerk van God, werd de bron
waaraan Haydn zich èn geeste
lijk èn muzikaal kon laven.
Gehele kosmos
BIJ „Die Schöpfung" stond
Haydn een bonte rijkdom aan
details van hemelse en aardse or
de voor de geest: de chaos, de
sterren, planten en dieren, de
mensen, en boven alles God. Zo
omspant hij in zijn werk de gehe
le kosmos en nochtans schildert
hij ook de kleine dingen: het
murmelen van het beekje, de
lieflijkheid van de planten en de
bewegingen der dieren. De wijze
waarop Haydn meester blijft van
de tegenstellingen en zowel het he
melse als het aardse schildert, is
onnavolgbaar en om een on
vertaalbaar Duits woord te ge
bruiken „einmalig". Het oratori
um is als een paneelschilderij uit
de gothiek: op een kleine ruimte
samengevoegd ziet men een veel
heid aan gebeurtenissen, in bonte
kleuren en haast verwarrend door
het lijnenspel. Maar toch is alles
eenvoudig en ongekunsteld.
Het oratorium „Die Schöpfung"
is ook als een muzikaal platen
boek, waarin de schepping van de
wereld, het gesternte en het getij,
de planten en de dieren, maar ook
de waardigheid van de mens in
het paradijs, zo geniaal geschil
derd zijn als geen tweede maal
meer mogelijk is. Boven alles
staat echter de lof aan God- Die
wordt gezongen door Engelen, die
wordt gezongen door de mensen:
„Brenton-Hall". Zij
rake opmerkingen,
uit de simpelheid van haar ziel,
die in de geciviliseerde wereld
niet zo erg op prijs worden ge
steld. Bij de „pelgrimstochten"
bezoeken aan. het .huis blijkt
Tammy echter onmisbaar, en
dat blijkt ze tenslotte ook nog maar 'toch ook ietwat naar boven,
voor iemand anders, van waar haar leed kwam. Haar
dood komt immers van boven!
Zijn gebaar drukt hopeloze woede
uit, en tevens onmacht.
Nog meer naar achteren, bijna
in het midden, staat de enige nog
al pathetische figuur van de jon
ge moeder met haar dode kindje
in de armen, het bomslachtoffer.
Zij kijkt strak voor zich heen,
„Des Herren Ruhm, er bleibt in
Ewigkeit. Amen".
Een veelheid aan melodieën
bezit dit oratorium en ik zou geen
voorkeur willen of kunnen uitspre
ken. Aria's als „Nun schwanden
vor dem heiligen Strahle" (met
het demonenkoor), „Rollend in
schaumenden Wogen", „Nun bcut
die Flur", „Mit Wïird undHoheit
angetan" (de adelaarsaria die
veel overeenkomst vertoont met
het volkslied „Es steht ein Baum
im tiefen Tal") of het duet „Hol
de Gattin", het is alles van een
zeldzame geestelijke rijkdom.
Koor en orkest
]/"AN MEN bij de aria's de Vol-
maakte melodie bewonderen,
bij de koren komt men onder de
indruk van de glans, de grootheid
en de meesterlijk doorgevoerde
polyfonie, de veelstemmigheid
waarin elke stem zijn eigen bete
kenis heeft. Elk detail in de
schepping heeft Haydn liefdevol
in muziek verklankt en toch heeft
hij de eenheid bewaard. Het ene
stuk volgt vanzelf uit het voor
gaande.
Was de Duitse tekst reeds een
nieuwigheid in het toen nog sterk
onder Italiaanse invloed staande
muziekleven in Wenen, niet min
der nieuw was de instrumentatie.
Haydn tekent de chaos op klas-
siek-melodische wijze rijk aan
dissonantenspanningen en ver
wekt daardoor de meest sugges
tieve voorstellingen. Bij de ver
klanking van het paradijs in het
begin van het 3e deel. werd Haydn
zelfs modern. Om een kleureenheid
van de drieklanken te bereiken,
schrijft hij hier drie fluiten voor.
Hoe meesterlijk heeft Haydn zo
alles geschilderd. Om nog een
voorbeeld te noemen het beroem
de „Es werde Licht". Bij elke uit
voering weer wordt de toehoorder
door dit deel geboeid en toch is
het niets anders dan een simpele
C-Dur drieklank.
De eerste uitvoering op 30 april
1798 in het Paleis Schwarzenberg
was een triomf. Haydn zelf diri
geerde en de soli werden gezon
gen door de 21-jarige sopraan
Christine Gerardi, de tenor Mathi-
as Rathmayer en de bas Ignaz
Saai.
Maar om de pagina's 89, 90 ,91,
92, 93 en 94. Met naam en toe
naam heeft Riemens daarin mijn
gehele verslag over het optreden
van Callas in Amsterdam öp 12
juli 1959 overgenomen. Dat is na
tuurlijk een hele eer. Hartelijk
dank daarvoor. Dat verslag is
sterk gecommentarieerd door Rie
mens, met wie ik overigens in de
beste verstandhouding omga. Rie
mens verwijt me, dat ik veel bij
zaken heb beschreven, die met
het eigenlijke optreden niets te
maken hebben. Maar hij vergeet
dat ik me aanpaste bij de omge
ving. Callas maakt ook altijd veel
ballast om zich heen, die met
haar kunstenares-zijn niets, te
maken heeft. Dat mijn vergelij
king met het optreden van Kath
leen Ferrier mank gaat, omdat
Ferrier een oratoriumzangeres is
(wat is dat eigenlijk?), zie ik niet
in. Het ging niet om de vocale
elementen, maar om de eerlijk
heid en de eenvoud in het optre.
den. Ook het noemen van de Duit
se sopraan Helga Pilarczyk vindt
Leo Riemens onjuist. Volgens het
Engelse blad „Opera" heeft Pi
larczyk een echec geleden als
Salomé in Londen. Riemens zelf
heeft haar nooit in die rol gezien.
Jammer voor hem, maar ik wel.
In onze krant van 27 juni 1959
schreef ik zeer uitvoerig over de
Salomé-creatie van Pilarczyk bij
het Stadttheater te Aken. Dat was
werkelijk een enorme creatie. En
ik kan Leo Riemens verzekeren,
dat ik al heel wat malen de ope
ra „Salomé" zag met verschillen
de titelrolvertolksters. Pilarczyk
was voor mijn gevoel de grootste.
Van een gevoileerde stem is geen
sprake, zoals Riemens schrijft.
Pilarczyk heeft een volkomen na
tuurlijke stem. En is bovendien
een zeer groot kunstenares. Dat
Pilarczyk zich niet waagt aan rol
len waaraan zangkunst te pas
komt. is eveneens onjuist. Laat
Leo Riemens haar repertoire-lijst
maar eens opvragen.
BIJZONDER aangenaam was
verder de zin: „Zodra de heer
Basoski ter zake komt en ten
langen leste gaat recenseren,
zegt hij verstandige dingen". Zo
iets doet je nu weer goed. Ook
daarvoor bedankt. Ik schreef na
melijk dat Callas geen hoogdra
matische sopraan is, maar een so
prano leggiero met dramatische
accenten. Daarmee is Riemens
het gelukkig helemaal eens. En
hij kan het weten als steminde-
lingsexpert. Maar als ik dan ver
der het boekje doorblader zie ik
meerdere kritieken van Riemens
over grammofoonplaten van Cal
las, opgenomen in het grammo-
foonplatenblad „Luister". Op pa
gina 132 zegt Riemens: „Callas
heeft een dramatische sopraan,
die echter de hoogte en beweeg
lijkheid van een coloratuurso
praan bezit". Op pag. 139: „Cal
las is geen dramatische sopraan
die coloratuur kan zingen, maar
een coloratuursorpraan met dra
matische accenten". Op pag. 136:
„Callas is een dramatische so
praan met een coloratuur-tech
niek". Op pag. 140 weer: „Callas
is in feite geen dramatische so
praan.... maar een coloratuurzan-
geres met een dramatische in
slag", enz. De arme lezer weet
het nu niet meer. Die stemmen-
Indeling heeft me nooit zo gelegen
en is vaak heel erg gezocht. Rie
mens zwenkt ook tussen het een
en het ander. Dat hij overigens
toch wel objectief kan zijn, be
wijst wel zijn uitspraak over de
Elektra-opname van Callas:"...
ze zingt hier vaak met een inge
kapselde stem die doet denken
aan het koeren van een duif".
De bewonderaars van Callas
hebben hier echter een heel mooi
boekje. Eerlijk gezegd had ik ech
ter verwacht, dat de schrijver het
me had doen toezenden (n.a.v.
zijn commentaar) met zijn eigen
handtekening en die van Callas.
Misschien komt dat nog.
CORN. BASOSKI.
Opname
T")E DEUTSCHE Grammophon
Gesellschaft heeft dit werk
op de plaat gebracht in de
schoonst-denkbare uitvoering. In
een cassette met volledig tekst
boek met toelichting, foto's en
fragmenten uit Michel Angelo's
scheppingssohildering, zijn de
twee langspeelplaten geborgen
(LPM 18489/901. De uitvoerenden
zijn de sopraan Irmgard Seefried.
de tenor Richard Holm, de bas
Kim Borg, het koor van de St.
Hedwig's Kathedraal uit Berlijn:
en de Berliner Philharmoniker, al
les onder leiding van Igor Marke-
vicfo, die zelf de recitatieven aan
het clavecymbel begeleidt.
Het is werkelijk niet verwonder
lijk, dat deze opname in 1957 de
Grand Prix du Disque uit Parijs
kreeg, de hoogste grammofoon
platen-onderscheiding. Marke-
vitch heeft hier dc kunst van
Haydn ideaal tot klinken ge
bracht. elke nuance en elk detail
op de juiste wijze in klank gere
aliseerd. Hier niets van zwaarheid
die niet bij Haydn paste, slechts
de blijde juichtoon en de verstilde
poëzie van Haydn hoort men hier.
Koor, orkest en solisten werken
allen op hetzelfde hoge niveau. De
ze opname durf ik echt een model
uitvoering te noemen, waarbij ook
klanktechnisch prachtige werk is
geleverd.
CORN. BASOSKI
Verhaal over vlotvaart
Tahiti Nul, door Bcngt Da-
nlelsson. Uitgave N.V. Gebr.
Zomer Sc Keunlngs Uitgevers
maatschappij, Wagcningen.
Een vlotvaart over de Stille
Oceaan en wel van Zuid-Ameri-
ka naar Polynesië en terug is de
aanleiding geweest voor het
schrijven van dit spannende en
avontuurvolle boek. De schrijver
heeft het verhaal opgetekend uit
de mond van Alain Brun, de eni
ge werkelijke zeeman aan boord
van de Tahiti Nui. De kapitein,
tevens initiatiefnemer Eric de
Bisschop, die wilde bewijzen, dat
Polynesische zeevaarders in voor
historische tijden dezelfde tocht
met hetzelfde type vlot vele ma
len hadden ondernomen, daarbij
gebruik makend van dezelfde
equatoriaalstromen en passaat
winden, kwam op tragische wij
ze om het leven.
Het boek is al in negen talen
uitgegeven en heeft vooral in
Scandinavië veel succes geoogst.
Het laatste mag nauwelijks ver.
wonderlijk heten. De Kon-Tiki-
expeditie van Thor Heycrdahl,
waaraan ook de schrijver heeft
deelgenomen is daar als een mo
derne Viking-legende de geschie
denis ingegaan.
Eric de Bisschops tocht was
twee keer zo lang als die van
Thor Heyerdahl. omdat hij ook
nog terug is gevaren. De primeur
had hij echter niet. en" vandaar,
dat men tot op zekere hoogte van
imitatie kan spreken.