W' Een bizar en vreemd verhaal van Xa Finlandaise :UWE LÉIDSCHE COURANT 11 WOENSDAG 9 NOVEMBER 1960 Gitaren, liefde en dood op Corsica "W1ERZIEB«ET CORSICA (IV) met de Heer. als op Corsica. De stoep van de kerk van Calvi loopt AT ZIJN CORSI- over in die van de herberg Santa- CANEN eigenlijk Maria- Tijdens de jaarlijkse proces- „„v, sie naar de Madonna de la Sera op voor een «oor men- de rotsen wj Calvii wordt aan da sen. lot welke ca- voet der Madonna niet alleen een tegorie kan men ze uitneembaar bar-tje geconstrueerd, rekenen, in welke rubriek moet maar tevens een roulette neergezet, men ;e rangschikken, wat rijn Nergens is de grens tussen het pro- ,y J fane en religieuze zo angstwekkend hun typische, specifieke eigen- smai als daar, aan de voet van de schappen? En dan: waar kwamen Madonna. Of ze bloost, bij het zien ze eigenlijk vandaan? van deze gokkende, hun pastis, eau Vragen die me gingen interes- de ï'e ••Mar,ie,tBs65ïrJ". d?"" y y, y m kende gelovigen? Ik denk het niet. seren toen ik voor het eerst CorTb sica, „Montagne Isolée", een jaar of tien geleden bezocht, en waar van ik het antwoord wilde horen van de man, die er toen al gedu rende geruime tijd woonde, de Nederlander Manus Vroom. Hij wist het antwoord niet precies, Ze ként ze. IE SOMS WEL blozen, dat zijn de Engelse, Nederlandse, Franse, Oostenrijkse en Duit se vrouwen en meis jes, die niet in staatblijken, op gewassen te zijn tegen de romanti- maar gaf me de raad de boeken sche charmes van deze kinderen en te lezen die over Corsica en de kleinkinderen der vroegere bandits 7 td honneur. Sterke karakters zijn er Corsicanenzijn geschrei en. Ik las we, tegen bestand. Maar de zwak- de bekendste: Les freres Corses ken vallen, sommigen al de eerste avond dat ze ,,Au Son des Guita- res" of ,,Les Palmiers" betreden. Enkelen schijnen er om te vragen te mogen vallen. van ons aller Alexander Dumas, „La Vendetta" van de groot meester Balzac, Souvenirs d'un voyage en Corse" van Flambert, enkele verhalen van Prosper Mé- rimée en Paul Valéry's „Voyages Ik bracht verscheidene avonden door in dat oude „Au Son des Gui- n7.T 7 - tares". Niet vanwege de muziek, en Corse Nadat ik ze gelezen die men tenslotte niet teveel moet had Wist ik evenveel, of even horen, omdat al die honderden en weinig, van de ziel van de Cor- honderden Corsicaanse liedjes zon- sicaan als daarvoor. En na tien der uitzondering alleen maar over jaar heb ik het nu definitief op gegeven er nog ooit achter te komen. Hebben ze een ziel? Natuurlijk. 0 O O Maar dan toch wel een andere dan de doorsnee- continentale ziel. Een ziel, huizend in mannen, van 11 wie men niet eens eens weet van waar ze eenmaal kwamen. Een deel uit Spanje, een deel uit Italië, een deel uit Griekenland, een deel uit Noord-Afrika, een deel uitetce tera etcetera. De oorsprong van de Corsicaan verliest zich in de mist der tijden. Misschien was Ulysses wel hun eerste voorvader, wie zal het zeggen. Corsicanen: ze zijn charmant en lui, vriendelijk en kei-hard, onza kelijk en grof-materialistisch, cos- mopolitisch en tegelijk met hart en ziel aan hun grond, de aarde van Corsica, gebonden. Men kan veel goeds van hen zeggen en evenveel slechts. Ze kennen (waarschijnlijk) het verschil tussen goed en kwaad, maar laten zich aan de scheiding ervan niet al te veel gelegen «liggen. Het zijn allemaal goede rooms-ka- tholieken, maar ik kan me geen plaats ter wereld voorstellen, waar de pastoors zo jong al grijze haren zullen krijgen als daar. De liefde van ouders voor hun kinderen is er haast spreekwoordelijk, maar ik sprak meer dan één brave, hoogbe jaarde Corsicaanse moeder, die me met trots vertelde dat haar zoon reeds „meisjes op het Parijse of Marseillaanse trottoir had lopen." Met evenveel trots, als een Neder landse moeder bericht dat haar zoon bevorderd is tot commies 1ste klas of de hoofdakte als onderwijzer heeft behaald. De kinderen daar houden zielsveel van hun moeder, maar als moeder en zoon samen uit de maquis naar de stad lopen, draagt alleen moeder de kaas, de wijn en de amandelen. De zoon denkt er niet eens aan een deel der bagage over te nemen. Zo hoort het en zo is het goed, zegt hij. Vreemde, zonderlinge Latijnén! Het aantal maquisards dat eenmaal (en dat gebeurde bij wijze van spre ken, gisteren en eergisteren pas) door Corsica reizende toeristen uit schudde was legio. Wie echter van daag in Ajaccio of Bastia, in Por to of Calvi, z'n portemonnee ver liest, zal die met honderd procent zekerheid terugkrijgen als hij door een Corsicaan wordt gevonden. Een Corsicaan steelt niet. Tel nooit uw geld na in een winkel, een bistro of waar dan ook. U krijgt eerder meer dan minder terug dan waarop u recht hebt. Zijn ze lui of alleen maar onver beterlijke levensgenieters? Enkele weken geleden werd me liet volgen de verbijsterende voorbeeld gege ven van luiheid (c.q. levenswijs heid) van Corsicanen; er was een man die een grote tuin vol rijke vruchtdragende olijfbomen had. In de tijd dat de olijven geplukt moes ten worden, begaf hij zich met een wit laken naar de campagne en spreidde het laken uit onder een der bomen. Vervolgens ging hij naast het laken liggen slapen. Tegen de avond ontwaakte hij en keek hoeveel olijven de wind op het laken had gestrooid. Zo deed deze Corsicaan alle dagen. Als er een flinke mistral stond, vertelde hij z'n vrienden dat het een goed olij ven-jaar was. Als er géén wind was, noemde hij het een slecht olij ven-jaar. Volgens Noordeuropese normen is deze man een luiaard. Nee, zeggen de Corsicanen, dat is hij niet. Hij profiteert alleen maar van Gods adem over de olijven. Nergens wordt zó lang, zó intens, zó vurig de dag geplukt als daar. Nergens wordt beter geslapen, ner gens bemint men méér de roes van wijn en pastis dan daar, nergens droomt en soest men zo eindeloos in de lange siësta's, zingt men zo graag en gooit tnen het zo ontwa penend gewillig ANTHONY VAN KAMPEN .de liefde'gaan. Maar om de men sen te zien. Met name: de vrouwen van het Continent. Het is er heet en klein en benauwd. Wie geluk heeft bemachtigt een harde, kale stoel Er is één gargon die bedient en men ^ient snel te bestellen als hij zich door de stoe- lenbarrière heen- perst. Ik zie een tafeltje, waarom heen zes Nederlands dames zitten: ik ken ze niet. Op het uiterlijk af gaand, komen ze allemaal uit een goed nest. Deze dames, die thuis, in Holland, in een café of restaurant zullen zeggen: „geeft u mij maar een glaasje witte Martini" of „breng roe een jus d'orange", drinken hier pastis. Snacks zijn moeilijk verkrijgbaar op Corsica en dus hebben de da mes hun eigen kaas („La Vache qui rit") meegebracht. Ze luisteren, drinken en eten. Het beeld is on denkbaar in Zeist, Sneek, Schagen of Amersfoort. Hun blikken hangen aan de drie jonge gitaristen alsof het Rattenvangers van Calvi zijn. Nee, hartenvangers. Bewust of on bewust? Ik weet het niet. In elk ge val verkopen ze hun muziek (die vol donkere, zwoele, gepassioneerde verleiding is) uitstekend. Er zijn andere vrouwen daar en andere meisjes: twee vrij bejaar de Franse dames komen binnen, geperst in onwaarschijnlijk nauwe spijkerbroeken, Achter hen volgt een hoogblonde Duitse. Ze blijft staan als de muziek: „Au Clair de la Lune" begint te spelen. Op het moment dat de jonge zanger gaat zingen, sluipt een straathond binnen, die naast de Duitse z'n poot tegen de stoel opsteekt. De subli me au ridicule is minder dan één tafelpoot in „Au Son des Guitares". Overwegend vrouwen: een deel zichtbaar hongerend naar roman tiek, avontuur. Op meer dan één gezicht staat die honger haast ont stellend duidelijk geschreven. Hon ger naar wat men „leven" noemt of er voor aan ziet. De ramen zijn open. Buiten staan de palmen roer loos te dromen op de kade, met daar weer achter de met maanlicht gevulde baai van Calvi. Baai en palmen, de muziek en die weke zangstem, de pastis en de warmte voila: de rijkemansdroom en de armemans-droom Er komt een helblond meisje bin nen waarschijnlijk een Frangaise. Ze heeft een prachtig figuur en on natuurlijk grote vergeet-mij-niet- blauwe ogen. Ze reikt tot aan het middel van een enorme Noordafri- kaanse parachutist. Zijn arm ligt als een koolzwarte sjerp om haar heen. Een zwarte Orpheus met een kind. Om de een of andere reden vind ik het beeld nogal benauwend. Naast het kind hurkt op de grond een vrouw van tussen de vijftig en de zestig. Haar gezicht is donker bruin. Haar ravenzwarte haren val len diep over haar voorhoofd en ge zicht. Het zou een zigeunerin kun nen zijn. Ze verslindt het meisje met haar blikken. Na middernacht zwermen jonge Corsicanen binnen. Er wordt nog urenlang gedanst. Een warreling van kleurige petticoats, spijkerbroe ken, blonde en zwarte haren, jeugd en ouderdom. Ook de Hollandse da mes dansen: de verpleegster en de lerares, de dame van het internaat en de huisvrouw-zonder-meer. Hun ogen schitteren en ze trachten het tempo van hun Corsicaanse vriend jes bij te houden. De blonde Duit se steekt een hoofd boven haar kleine Corsicaan uit. Hij praat te gen haar. Tien tegen één dat ik weet wat hij nu zegt; „Wat ben je mooi..hoe lief ben Jezullen we straks gaan wandelen in de ma quis?" Oude zinnen. Bekende zin nen. Ze worden in het seizoen van Calvi zo vaBk gezegd onder precies dezelfde omstandigheden, dat ze tot de V.V.V.-vocabulaire van Corsica lijkeu te befreien. ÏLE ENCHANTÉE Betoverd Eiland. Betovert het vooral de vrouwen die van het Continent komen? In elk geval betoverde het Jane Liberty, erfdochter van de Britse Liberty-miljoenen, die een jaar of vijftien geleden met haar zuster (Calvi Faith) het vuile, dam pige, sombere Londen verliet om een vakantie op Corsica door te brengen. Daar was reden voor. Tenslotte was hun verre voorva der, wiens naam Libertad („Vrij heid") luidde, een vermaard Cor- sicaans vrijheidsstrijder, die in de Napoleontische tijd naar Engeland vluchtte. Z'n achterkleindochters wilden dat land-van-herkomst wel eens een keer zien. Ze kwamen op Calvi aan, waar het hart van de ene, van Jane, even snel als redde loos verloren ging aan een simpe le vissersman, Toussaint Orsini. Hij kon lezen noch schrijven, maar moet een groot minnaar zijn ge weest. Na enige tijd trouwden ze. Honderden internationale journalis ten kwamen kijken wat er waar was van 't sprookje-van-'t jaar. Het was waar. Deze dingen gebeuren nog op Corsica. Jane en Toussaints liefde werd ge zegend met een baby: Yvonne. Ik zag haar naakt op het strand spe len. Het is de populairste baby van Calvi. Toussaint bleef vissen, bleef toeristen naar de „Grotte des veaux marins" brengen, en veran derde niets aan z'n leven. Hij bleef die hij was: Toussaint Orsini. Nog niet zo lang geleden nt ti Ja ne hem voor het eerst mee naar Londen en introduceerde hem in de Britse society. Tenminste, dat was haar plan. Het ging niet door, want hem werd te verstaan gegeven in het Londense Savoy-hotel, dat hij daar niet welkom was zonder das, met open shirt en alle wilde licht zinnige tatouages zichtbaar op z'n mooie zwarte-bruine lijf. De familie Liberty, enorm rijk en zeer gezien in Londen, vond hun komst trouwens ook maar zo zo. Ze waren niet welkom. Dat was Ja ne trouwens al niet, toen ze nog op kostschool ging, de benen nam, en zich aansloot bij een groep door Engeland zwervende zigeuners. Ze was altijd al een vreemde, wilde romantische zwalkster geweest. Ze 2al dat wel blijven, denk ik, tot de harde, droge aarde van Corsica zich boven haar sluit. Corsica zich boven haar sluit. Intussen maken ze zich geen zor gen. Ze hebben Corsica, ze bezitten Yvonne met het blonde haar en de donkere ogen (van haar vader) en ze zijn niet gedoemd te leven en te sterven in een somber, mistig, ver regend Londen, waar alle mensen aan het leven lijden. Waar zouden deze gipsy-queen en haar vrijheids lievende visser anders moeten le ven? Of hun liefde nog net zo groot is als vijftien jaar geleden? Ik heb er naar geïnformeerd, een paar weken geleden. Er werd me gezegd dat Toussaint haar in elk geval niet met andere vrouwen bedriegt. Aldus vormt Toussaint Orsini de uitzon dering op de regel. Ik ben met hem naar de grot in zee geweest en heb hem eens bekeken: een goed ge zicht; een beste kerel; op een be paalde manier een wijsgeer, een fi losoof. Hij gelooft het allemaal wel. Hij bezit een beste motorboot (be taald door Jane), een sterk lichaam en de vrede der weinig-eisenden. Gezwegen van z'n superbe collectie blauwe tatouages op z'n door de zon verzengde en de zee gelooide goed gebouwde lichaam. Een tuin in de avond.... een „jardin exotique" ah die van Doornroosje VROUWEN van het Con tinent op Corsica. Er zijn andere verhalen, minder romantisch, minder be toverend dan dat van Jane Liberty en Toussaint Orsini. Verhalen van tragiek en, erger, totale ondergang. Een der bit terste, ontstellendste laat ik hier volgen. Een aantal details ontbre ken, maar in grote lijnen komt dat treurspel hierop neer. Het verhaal begint al voor de laatste oorlog. Er woonden toen op Calvi twee zusters, afkomstig uit Finland. Naar men zegt waren ze geëxalteerd en exentriek. Ze hiel den van bloe men en planten en lieten, toen hun huis op de rotsen, vlak bij zee, klaar was, een tuin aanleg gen, die ze lang zamerhand vulden met allerlei vreemde, exoti sche bloemen en bomen en planten, waarvan ze de zaden en stekken uit alle delen van de wereld lieten ko men. Ze gingen enkele malen per week naar Calvi. Niet lopend maar te paard. Een van hen bereed een wit paard. Toen stierf de andere. De over blijvende treurde om haar heen gaan. Treurde ze zo lang en zwaar, dat ze een deel van haar verstand verloor? Het is niet bekend. Wel is bekend, dat ze naar Calvi bleef ko men, zich daar in de bars en bis tro's een roes dronk, en vervolgens op haar witte paard weer terug reed naar haar huis bij de rotsen. Meestal niet alleen. Als gezelschap nam ze doorgaans een "Corsicaan mee, die ze na enkele uren weer haar huis uitsmeet. De exotische tuin verwilderde, omdat daaraan niets meer werd gedaan. Er kwamen wél lege fles sen in te liggen, restanten van .een zame, trieste drank-orgieën van „la Finlandaise" zoals ze werd ge noemd. Op een dag kwam ze naar Calvi en bond haar paard vast aan de muur van Americain Bar „Au Son des Guitares". Wat er die avond en die nacht verder is gebeurd, wist niemand me met zekerheid te ver tellen. Ze ij; namelijk na haar ver trek uit Calvi, (naar men zegt: naakt gezeten op het witte paard) nooit meer gezien. Ze .was ineens verdwenen, maar omdat ze nu een maal de zonderlinge vreemde „Finlandaise" was, zocht niemand naar haar. Totdat het skelet van haar paard in de woestenij, die haar tuin geworden was, gevonden werd. Zij zelf werd nooit gevonden, zegt men. De Corsicanen zwijgen erover als men er hen naar vraagt. Ze halen hun schouders op. Sommi gen zeggen dat ze in het krankzin nigengesticht van Bastia werd op genomen, maar Bastia heeft zo'n gesticht niet. Dat klopt dus niet. Anderen (Europeanen) fluisterden over een crime passionel, aan haar begaan door een jaloerse minnaar. In die dagen sprak ik verscheide ne malen met de Nederlandse schil deres Nora Stroink. Ze vertelde me, dat ze een paar keer had probe ren te werken in de tuin van „la Finlandaise", maar dat ze er niet kon werken. Er was daar iets dat haar dit belette. Wat? Ze wist het niet. In elk geval was er wat met die tuin. Ik vroeg haar of ze bereid was samen met me die tuin in te gaan. Ze wilde dat wel, maar wist niet of het mogelijk was. Enkele jaren ge leden was het huis aan een baron verhuurd. Na een maand vertrok hij. Daarna nam een echtpaar er zijn intrek in. Het nam op korte termijn de benen en ging wonen in een oud, uitgewoond, lek huis. Ze prefereerden dat verre boven dat lie. Volgens zeggen: mensen, die niemand bij het huis of in de tuin wensen te zien. Een hard, zeer ma terialistisch soort mensen. Om de tuin werd een hoge muur geplaatst en op die muur een afrastering van prikkeldraad. Niemand kon er meer in. Maar Nora Stroink zei me een kleine ingang op de rotsen te we ten. E ZON blust in zee uit, als we op weg gaan naar de tuin van „La Finlandaise". De weg erheen is smal, stijl en stoffig. Br komen daar niet zo heel veel mensen, hoewel het begin van het pad op nauwelijks tien minuten afstand van het Neder landse bungalowpark ligt. De tuin blijkt goed verschanst. Het kon de tuin van een gevange nis zijn of van een gesticht. Ner gens is een kans over de muur en het prikkeldraad te komen. We vin den echter het enige hiaat in de hermetische omheining: een klein rotsplateautje. Zo stil mogelijk da len we in de tuin af. Het is er doodstil en schemering vult al de groene spelonken en grotten van de tuin van „la Fin landaise". Het is echter geen wil dernis meer: uit alles blijkt dat tuinmanshanden hier aan het werk zijn geweest. We lopen ver der, heel behoed zaam, omdat we niet weten of de Zwitsers er zijn. Nora heeft haar schetsboek en ver der teken-materiaal meegenomen als concrete bewijsstukken van de reden van onze aanwezigheid daar. Toch voelen we ons geen van beiden hele maal op ons gemak summernightsdream, waar elk o- genblik uit de bosschages Oberon, gezeten op zijn paard, verschijnen kan. Vreemde, dwaze fantasieën. Maar ze zijn er nu eenmaal op dit uur in deze vreemde tuin. Een late libel vibreert voorbij. En ver weg hoor ik de kerkklok Van Calvi slaan. Het wordt snel donkerder. We gaan verder door doodstille laantjes en smalle, groene gange tjes. Onbekende, uitheemse bloemen langs de kanten. Bloemen uit ande re werelddelen dan alleen Europa. Overal stekels, doornen, punten. Overal tentakels, slurven, lianen die aan vangarmen doen denken. Als of dit alles, heel die tuin, op ver dediging is ingesteld. Ergens dalen we af, in de richting van het geluid van water. Dat water drupt uit een kraan, die zich boven een kunstma tig aangelegd vijvertje bevindt. Te rug weer via het cypressen-laantje. Bloeiende rose oleanders woekeren over de agaven. Ze doen denken aan kleine lampen, zojuist, bij het vallen van de avond, aangestoken. En dan is daar ineens het huis. De kleine, smalle ramen zijn geslo ten. Nee, de Zwitsers zijn er niet. We kunnen dus gerust zijn. We lo- De arme visserman Toussaint Orsini, die met een schatrijke Engelse erfdochter trouwde Jane Liberty en haar zuster, die Corsica tterkozen boven een society- bestaan in een droefgeestig bestaan van „la Finlandaise". Dat deugde niet. Waarom niet? Omdat het er spookte. Als ik Nora Stroink vraag, of ze aan dat soort dingen gelooft, schudt ze haar hoofd. „Nee", zegt ze, „ik geloof er niet aan, maar het is wel een zonderlinge, heel vreemde tuin. Het is er te stil. In die stilte valt altijd iets. En het is net of de bo men en de planten groter dan normaal zijn". We spraken af samen nsar de tuin van „La Finlandaise" te gaan. Of we er in zouden kunnen was de vraag, omdat het huis sinds enige tijd in het seizoen bewoond wordt door een schatrijke Zwitserse fami- Enorme agaven met onnatuurlijk vergroeide bladeren. Schuin-omge- vallen aloe's, die haast vertekend lijken. Grote cactussen, sommige in bloei: de vuurrode bloemen maken de indruk dat ze smeulen in het la te avondlicht. Ergens kraakt iets verderop valt wat er ritselt iets achter onsBij elk geluid staan we stil en kijken. Maar er is niets en er ge beurt niets. We komen aan een wonderbaar lijk mooi cypres sen-laantje van een paar honderd meter lengte. En Slotseling dringt et dan tot me door, dat het eigenlijk helemaal niet zo ondenkbaar zou zijn als hier, tus sen avond en schemering, ineens „la Finlandaise" zou verschijnen, gezeten op haar witte paard. In de ze tuin, deze „jardin exotique", kan van alles gebeuren en i a misschien eenmaal ook van alles gebeurd. Ook al zijn de flessen dan nu opge ruimd, het skelet van het paard verdwenen, en werd er van die le gendarische vrouw nooit meer iets vernomen. JadR is een beto verde (of behekste?) tuin. Zo moet de slapende tuin van Doorn roosje zijn geweest als hij bestaan heeft; zo de tuin van „la Belle et la Béte"; en zo de tuin uit de Mid- pen om het huis heen, dat daar verloren in die halfduistere tuin verborgen ligt. Een solide, voor ve le jaren gebouwd huis. Hier is het dus allemaal gebeurd, hier treurde en beminde „la Finlandaise". Hier ging ze ten onder. Of ergens tussen de agaVen, aloë's en cactussen? De deur is opvallend smal, zo smal, dat je er nauwelijks door kunt. Waarom zo smal? Aan de voorkant hangt een klein balcon te gen de muur: kant en klaar voor de grote scène van Romeo en Ju lia. Alleen de dramatis personae ontbreken. Geraniums omranken het huis dat aan een klein fort doet denken. Ook dat huis lijkt zich te verdedigen. Maar tegen w i e dan toch? In de muren zijn artistiek gekleurde borden en tegels aange bracht en naast de ingang is een atenen bank uitgespaard. Zat ze daar vaak met haar kortstondige Corsicaanse liefdes? Nog eens dwalen we door de tuin, die tegelijk trekt als een magneet en afstoot. We komen langs een klein houten huis, dat de woning van de tuinman moet zijn. Ook dat is verlaten. Geen levende ziel be vindt er zich in. We lopen er behoedzaam voorbij en zien dan tegelijk het gezicht. Op de bovenverdieping staat een raam open en in dat raam was even, één moment, een hoofd zichtbaar Het gezicht van een vrouw. Een ver schrikt gezicht dat zich op hetzelfde moment weer terugtrekt. Nora Stroink en ik kijken elkaar aan en sneller dan we gekomeozijn zoeken we de weg terug naar de opening in de afrastering. We spreken geen woord tegen elkaar, maar waarschijnlijk denken we het zelfde. Dat dit natuurlijk het gezicht van de tuinmansvrouw of -dochter geweest moet zijn. Neeniét dat van „la Finlandaise". Alleen kinde ren en dwazen geloven toch aan spoken? Dat alles is al meer dan twintig jaar geleden gebeurd. En niemand weet precies meer wat er is ge beurd. Dat weten (misschien) al leen die onnatuurlijk grote aloë's, de in slagorde opgestelde cypressen, en de in het laatste avondlicht on natuurlijk groot schijnende agaven, waarvan men zegt dat ze éénmaal in de zeven jaren bloeien en dan sterven. Ik geloof niet ooit door een vreemder, benauwender, zonderlin ger tuin gedwaald te hebben dan door die van de bizarre, wilde „Finlandaise", van wie men niet weet (of zegt niet te weten) hoe haar laatste rit uit Calvi naar haar jardin exotique geëindigd is. Er schijnt, ergens in de boven-' stad van Calvi, hoog in de Citadel, een oud vrouwtje te leven dat er meer van weet Ik hoorde echter te laat van haar be staan. Ik hoop haar te spreken, de eerste maal dat ik naar Corsica terugkeer. Als ze dan nog leeft ten minste. VALKENBURG Kankerbestrijding; Donderdag acht uur zal in een lokaal van de kleuterschool een voorlichtings- propaganda-avond worden gehouden voor het Koningin Wilhelminafonds ten be hoeve van de kankerbestrijding. Een arts zal een uiteenzetting geven over het ziektebeeld van de kanker, waarna een tweetal films zal worden vertoond. Spreekbeurt Voor de Hervormde Evangelisatie zal in de dankstond voor het gewas ds. J. van den Heuvel van Ede voorgaan. De samenkomst wordt gehouden in zaal De Vries en begint om acht uur. Schaaknieuws Uitslagen van de op 8 november Jl. ge speelde wedstrijden: J Wiersma—H Ou- wersloot 01T van den Vijver—J van der MeiJ V4Vt\ M van der Meij—W Rus- schenberg l0; W Russchenbcrg—M van der Meij 1—0; Herm Russchcnberg—L Noort 1—0; H Bos—C de Vroedt sr 0—1; M van der MefrH Ouwersloot 1—0. NOORDITIJK Christen-vrouwenbond In de zaal De Raad vergaderde de afd. Noordwijk-Blnnen van de Christen-Vrou wenbond onder leiding van mej. P. Krab bendam. Ds. W. Dekker te Noordwljk- Binnen hield een inleiding over „Het duizendjarig rijk". Mede aan de hand van Openbaringen 20. gaf hij een uitvoe rige beschouwing over de theorieën die hieromtrent bestaan. Medegedeeld werd dat op 20 december dc Kerstavond gehouden zal worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 11