Een spiegel voor Joke C Hoe Johannes 'n held werd KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH ZONDAGSBLAD ZATERDAG 15 OKTOBER 1960 VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JE het moment dat Kees Knollendam de spiegel kocht, lag het helemaal niet in zijn bedoeling om er iets anders mee te doen dan zijn vrouw verrassen. Dat hij bovendien ook nog een bekeuring opliep viel helemaal buiten zijn berekening. Hij had er eenvoudig niet aan gedacht dat een spiegel nu eenmaal een spiegel is, en in die hoedanigheid ongetwijfeld doet wat er van een rechtgeaarde spiegel verwacht wordt. Dat het een bakbeest van ongekende afmetingen was, kon hij tenslotte ook niet helpen Hij had hem niet gemaakt. Maar laat ik bij het begin beginnen. r\AT BEGIN was Joke. Zij had bij een vriendin een werkelijk fraaie kleed- spiegel gezien. Zo een waar je je van top tot teen in kon bekijken. Kortom, een spiegel die elke vrouw bij wijze van spre ken het water in de mond doet komen. Joke was een vrouw, dus waarom zou ze in deze anders zijn dan haar seksegeno ten? Ze was er verrukt van. Ze liet dan ook geen middel onbeprt^fd om Kees dui delijk te maken hoe groot en wijdvertakt de gemakken van zo'n spiegel in hun slaapkamer wel zouden zijn. Kees vond het vrij overbodig. Hij hield niet van zul ke dingen. Maar terwille van Joke gaf hij toe dat het inderdaad een gemak zou zijn. Doch het ding was nogal prijzig. Dus praatten zij er niet meer over. Toen Kees in het plaatselijke krantje las dat het hebben en houwen van Meewis Nijankamp publiek zou worden verkocht, besloot hij direct om er naar toe te gaan. Niet, dat hij toen al een gedachte aan die spiegel had. Maar een boeldag was iets waar elke boer uit deze contreien als het even mogelijk was naar toe ging. Zij gin gen dan zogezegd om eens te kijken naar wat deugdelijk gereedschap of een be ter kamstel, en kwamen dan terug met een oud schilderij, een badkuip of een gipsen borstbeeld van de een of andere held uit de geschiedenis, in de stellige over tuiging dat moeder de vrouw er nog wel wat mee zou kunnen doen. Hoe dan ook, ze gingen. Het was een verzetje dat ze niet graag zouden missen. Je ontmoette deze en gene weer eens en je kon gezellig ergens een boom over opzetten. Kees Knollendam bleef hierin niet achter. Hij was even verzot op dergelijke dingen als zijn medeboeren. Joke wist dit. Zij vond hierin niets vreemds. Eerder zou ze het vreemd gevonden hebben wanneer hij niet zou gaan. Meeuwis Nijenkamp was tot voor enkele jaren de eigenaar van een prachtig renderend spul geweest. Maar na de dood van zijn vrouw was hij wat vreemd gaan doen, en sindsdien ging het bergafwaarts. Nu was hij in een inrichting opgenomen en ging zijn spul onder de ha- OP DE BEWUSTE middag ging Joke met haar vriendin naar de stad om bood schappen te doen, en Kees trok vol goede moed naar de verkoping. Hij moest er ruim een uur voor fietsen. Op de plaats van bestemming aangekomen waren er dan ook al heel wat belangstellenden aan wezig. De boeren klonterden in groepjes samen op het erl Kees voegde zich bij hen en werd met een hoofdknik verwel komd. Het gesprek liet over het weer, het gewas en het vee, en omgekeerd, zoals dat bij boeren gewoon en gebruikelijk is. On derwijl volgden zij schijnbaar ongeïnteres seerd het gedoe van de afslager. „Ongelooflijk wat een rommel er voor de dag komt op zo'n verkoping", merkte er een op. De anderen knikten. Kees hoorde het niet. Zijn aandacht was getrok ken door hetgeen er op dat ogenblik te koop werd aangeboden. Het was een spie gel. Een knaap van een spiegel. Een spie gel als een deur. Kees had in zijn twee endertig levensjaren al heel wat spiegels gezien maar deze sloeg alle records. Al thans wat lengte en breedte betrof. En daar ging het uiteindelijk om. Zonder zich lang te bedenken deed hij een bod. En wachtte op de volgende. Die kwam niet. De afslager keek rond. „Méér liefheb bers? Eenmaal andermaal Er waren geen liefhebbers. De spiegel was van Kees. De boeren kwamen om hem heen staan om zijn nieuwe aanwinst te bewonderen te keuren. „Een knoert van een spiegel," constateerde er een. „Een bakbeest," zei een ander deskun- „Het glas is mooi helder," sprak een keuterboertje. Het klonk troostend. „En niet duur," knikte een vierde bemoedi gend. Doch Kees trok zich van de boeren- mening niets aan. Hij had zijn spiegel. Hij zou Joke laten zien dat je ook met weinig middelen aan je doel kunt gera- IN het kort legde hij de boeren uit waar om hij de spiegel had gekocht. Ze knik ten begrijpend. Zij hadden óók een vrouw. „Net iets voor Joke", zei Janus van Wijk met kennis van zaken. Hij was met twee opgroeiende zonen ter verkoping aanwezig en knikte goedkeu rend naar de spiegel. De boeren grinnik ten. Inderdaad, Joke Knollendam was een struise vrouw. Kees lette er niet op. Hij krabde zich achter het oor. Want het eerste probleem, de afmetingen van de spiegel waardig, vroeg om een oplossing. Hoe kreeg hij het ding thuis? Er stond wel hier en daar iemand met een bestelwa- gentje die op een vrachtje loerde, maar aat was de bedoeling niet. Dan zou het nóg een duur spiegeltje worden. Nee. dat moest hij zelf versieren. Maar hoe? Lo pen? Het lokte hem niet aan. Maar stap eens op een fiets met een dergelijk groot en breekbaar stuk achterop. De gebroe ders van Wijk brachten uitkomst. Het wa ren twee opgeschoten bengels van veertien en vijftien jaar. Ze pakten eendrachtig de spiegel, zetten hem op zijn zij op de bagagedrager van de fiets en sjorden er een eind touw overheen. Daarna hees Kees zich in het zadel en de jongens duwden hem op. Kees trapte en slingerde. Een arm ter bescherming over de spiegel ge slagen. de andere hand aan het stuur Langzaam en uiterst voorzichtig reed hij weg. Naast hem. op eerbiedige afstand uit angst om een klap van de toch nog be hoorlijk zwiepende spiegel te krijgen, reed boer Van Wijk mee. Enkele meters ach ter hen volgden de jongens. Ze keken in de spiegel en lachten tegen zichzelf Toen trok Hans een gezicht tegen Henk. Een allergemeenst gezicht. De zwaaiende spie gel maakte dit nog gemener. Henk liet zich niet onbetuigd. Hij stak zijn tong uit. De spiegel zorgde voor een verlengstuk en de jongens schaterden. Dit trok al gauw de aandacht van de dorpsjeugd. Zij kwamen op fietsen en autopeds en volg den joelend en schreeuwend. Ze trokken de potsierlijkste gezichten naar de spie gel die ze getrouw weergaf. De gebroe ders hitsten ze op. Het werd een dansen de, lachende, gillende horde. Iedereen wil de zichzelf in de spiegel zien en lachte zich slap als de lange neus die ze maak ten in het zwaaiende gevaarte nog langer werd. Steeds meer kinderen sloten zich aan. „De rattenvanger van Hameien is er een schoothondje bij," zeiden de ge- broederr tevreden. KEES kreeg het benauwd. Hij wilde ach terom kijken maar maakte bij de eer ste poging zo'n slinger dat hij het onmid dellijk opgaf. De joelende kinderschaar groeide Ze lachten en gilden. Ze schater den en hadden een ongelooflijk plezier. De spiegel schaterde terug. Kees kreeg het steeds benauwder. Het zweet brak hem uit. Hij had nog bijna een uur te rijden. Als dat de hele weg zo bleef? Boer van Wijk zag het en kreeg medelijden. „Weet je wat Kees," zei hij goedig. „Je gaat met mij mee naar huis om te eten. Dan kim je vanavond als het donker is verder gaan." Kees nam dit aanbod dank baar aan. Het was onmogelijk om verder te gaan zo. Dus. reed hij met Janus van Wijk diens erf op, en wachtte daar de duis ternis af. De hossende kinderschaar trok af. „Spijtig," zeiden de gebroeders teleur gesteld. Toen gingen zij naar binnen waar het avondmaal gereed stond. Die avond, toen de duisternis was ingevallen wenste Kees het opnieuw te proberen. Hij hees zich op de fiets en de gebroeders duwden. Het ging. Beter dan die middag zelfs. Hij slingerde aanmerkelijk minder. De gebroe ders keken hem na en keken elkaar aan. „Zullen we?" vroegen die ogen. Ze knik ten. Toen pakten zij hun fietsen en volg den op veilige afstand. Er suisde een auto over de Lange weg. Een mooie luxe slee. Achter het stuur zat dokter Hafkema. Hij had een drukke dag achter zich en verlangde naar huis. Naast hem zat zijn vijftienjarige zoon. De witte lichtbundels gleden zoekend de weg af. TJ. HEIKENS- NIEMEYER „Papa, kijk uit," waarschuwde plot seling zijn zoon. „Een tegenligger. En de weg is erg smal." Zijn vader knikte en stuurde de wagen zover mogelijk rechts van de weg. „Wel heb je ooit....," mom pelde hij toen. „Die knaap rijdt links." Hij minderde vaart. „Die is dronken, vader," schreeuwde zijn zoon. „Kijk hem eens slingeren". „Ik geloof het ook," zei de dokter be zorgd. „Dat ziet er niet zo mooi uit." Hij reed nu zeer langzaam. Gespannen keken beiden naar de heen en weer zwaai ende lichtbundels. „Wat krijgen we nou?" verbaasde de dokter zich. „Die vent rijdt achteruit". „Misschien verkeerd gereden," merkte de jongen op. „Hij kan hier niet draaien." Dokter Harkema drukte op de claxon. „Toetoet toetoetoet toetoet De ander reageerde niet maar slingerde be daard verder achterwaarts de weg langs. TyAT die sufferd niet even stopt om ons te laten passeren." mopperde de dok ter. „Wie weet hoe lang we hier zo nog doorsukkelen". Achter de doktersauto kwam een grote melkauto rijden. En daar achter een bestelwagen. En de rij groeide. Steeds meer auto's sloten zich aan. Het was een eindeloos gemopper en getoeter, want de ongeduldig wordende chauffeurs spaarden hun claxons niet. Maar ook aan de andere kant groeide de rij. Steeds meer luchtbundels werden zichtbaar. Nu eens gedimd en dan weer vol. En allemaal slin gerden zij gemoedelijk achterwaarts. Nie mand begreep er het rechte meer van. Reed de ene rij rechts, dan deed de an dere dit ook. En week de andere wat meer naar links, in de hoop te kunnen passe ren; de eerste volgde trouw. Toen kwam uit de richting van het dorp in de verte een kleine volkswagen. De dokter zag hoe hij rakelings de slingerende wagens pas seerde en verbaasd achterom keek. Hij passeerde de optocht met de steeds kwa der wordende chauffeurs en schaterde het toen uit. Daarna reed hij zo snel mogelijk naar de dichtstbijzijnde politiepost. „Stuur direkt een paar mannetjes naar de Lange weg," zei hij. „Daar rijdt de een of andere idioot met een enorme spie gel achter op zijn fiets. Het ding is zo breed dat hij ongeveer de helft van de weg in beslag neemt. Er zit een hele sleep auto's achter die niet kan passeren vanwege de tegenliggers. Bovendien ver blindt het ding hun, zodat ze niet pre cies kunnen zien wat er aan de hand is." De agent keek ongelovig. „Een doodgewo ne spiegel? Kom nou? Dat hebben ze toch zó door?" „Géén doodgewone spiegel." grinnikte de ander. „Een monsterachtig ding. Een knaap zoals ik van mijn leven nog niet gezien heb. Ik kom er net vandaan. Die chauffeurs zijn woest. Ze toeteren aan één stuk door." „Ik zal er een paar mannetjes OP de Lange weg reed Kees Knollendam met zijn spiegel. Hij floot een lustig deuntje want hij was in zijn schik. Hij hoorde wel het getoeter achter zich, maar als hij uitweek naar rechts, passeerde hem niemand. Dus dacht hij dat het voor ie mand anders bestemd was en hij fietste bedaard verder. Hij was wel nieuwsgierig naar wat dat lawaai allemaal te beteke nen had, maar hij dorst niet om te kij ken uit angst de macht over zijn stuur te zullen verliezen en te vallen. Dat zou zon de van de prachtige spiegel zijn. En af stappen ging ook niet. Hij zou nooit weer alleen op gang komen met dat heen en weer zwiepende ding achterop. En voor lo pen voelde Kees Knollendam niet. Toen kwam langs de toeterende auto's een politiemotor aandaveren. Met verba zing zagen de agenten hoe bedrieglijk echt de koplampen in de spiegel op tegenlig gers leken. Daarna passeerden zij de koe ne wielrijder en beduidden hem te stop pen. Kees Knollendam keek verbaasd naar de agenten en begreep niet wat ze van hem wilden. Hij meende toch dat zijn licht „Wat heb je daar op je fiets?", klonk het bars. „Sinds wanneer mag een mens geen spie gel meer kopen?" „Niets op tegen," was het antwoord. „Al kocht je er vier. Maar kijk eens achter je. „Auto's", zei Kees. „Een hele rij auto's. Wat zou dat?" „Wat denk je," zei een der agenten. „Hoe zouden die er komen?" „Weet ik het?" vroeg Kees. „Ik weet het wel," zei de agent grimmig. „Loop eens achter je fiets en kijk." Verbluft keek Kees Knollendam naar zijn spiegel. Dat was waar ook. Hoe kon hij zo stom zijn. „Die chauffeurs ke ken ook in een spiegel." vervolgde de agent. ,',Wat zeg ik? Ze keken in een weg ZE ZAGEN allemaal tegenliggers en wer den bovendien totaal verblind. Had je daar niet wat zakken of iets dergelijks over kunnen hangen? Je brengt het hele verkeer van streek met dat onding." Kees Knollendam zei niets, maar trok zijn re genjas uit en hing die zo goed en zo kwaad als het ging over de spiegel. Hij bedekte slechts een klein deel. Even later trok grommend de karavaan auto's aan hun voorbij. Toen de laatste gepasseerd was, haalden de agenten een boekje voor de dag en begonnen te vragen, te meten en te schrijven. En toen ze alles wisten wat ze weten willden, stapten de mannen Her- mandads weer op hun motor en lieten Kees voor wat hij was. Deze besloot de laatste etappe maar te lopen. Hij voelde niet voor een derde optocht. Bovendien zag hij geen kans om alleen weer op gang te komen. Toen hij een klein half uur later het erf van zijn woning opstapte vond hij alles in duisternis. Joke zou wel bij haar vriendin zijn gebleven, wetend, dat de heren op zo'n boeldag gezellig lang plachten uit te blijven om dan laat in de avond moe, doch voldaan met de een of andere idiote rie thuis te komen. De gebroeders Van Wijk hadden hun fietsen gepakt en waren, belust op nieuwe avonturen. Kees met zijn spiegel gevolgd. Zij zorgden er voor dat zij ver genoeg ach ter bleven om niet in de gaten te lopen. Zij hadden de grootste schik om die rij auto's met hun woedende chauffeurs. Ze zagen hoe Kees een uitbrander kreeg van de agenten, en een bekeuring, omdat hij reed met een ding achterop, dat ver bo ven de toegestane maat was. Ze keken el kaar aan en grinnikten. „Een duur spie geltje," zei Hans. Toen de agenten ver trokken waren volgden zij Kees weer ge trouw. Nu lopend, want zij hadden het lef niet om Kees nog eens te benaderen, aan gezien zij terecht vermoedden dat deze wel niet In zijn zonnigste humeur zou zijn. Dus namen zij hun fietsen aan de hand en liepen achter Kees aan om het verdere verloop van het spiegeltransport te zien. Ze zagen Kees naar binnen gaan en licht maken, en ze ontdekten al gauw, dat zijn vrouw niet thuis was. Achter de struiken opzij van het huis stelden zij zich op en wachtten op de dingen die komen zouden. Muisstil stonden de twee verspieders, dicht bij het raam. Tegen de muur, recht tegenover hen stond de spiegel. Kees merkte niets van hun aanwezigheid. Hij zette het raam open want hij had het ver bazend warm. Toen zag hij een briefje op de tafel liggen. Hij nam het op en las: „Ik ben bij Ank. Kom je me halen? En kijk eens in de slaapkamer! Joke." In de 6laapkamer kijken? Waar was dat goed voor? Wat daar iets bijzonders te zien? Hij stond op en liep naar de kamer naast de woonkamer. Daar knipte hij het licht aan en bleef toen als aan de grond gena geld staan. DAAR STOND tegen de blinde muur een spiegel. Een prachtige kleedspiegel zo als hij er bij Jokes vriendin een ge zien had. Wat nu? Van buiten volgden twee paar glinsterende jongensogen al zijn be wegingen. Toen het licht in de slaapka mer aanging waren zij naar dat raam ge slopen. Ze zagen de spiegel en snapten on middellijk wdt er aan de hand was. De prijs stond er nog op. Kees stond er naar te kijken alsof hij nog nooit een spiegel gezien had. Ze zagen zijn beteuterde ge zicht en hadden de grootste moeite om het niet uit te schateren. Als een slaapwande laar liep Kees terug naar de kamer. Hij zette zich op de punt van de tafel, en keek naar de spiegel die hem nu opeens een afschuwelijk monster toeleek. Hij krabde en bleef krabben. Het was een rou- tinegebaar. Hij deed het altijd als iets hem te machtig werd. De gebroeders hadden hun post achter de struiken weer ingeno men. Ze zagen Kees zitten en hadden met hem te doen. „Wedden dat hij spijt heeft als haren op zijn hoofd dat hij het ding gekocht heeft?" fluisterde Hans. Zijn broer keek naar de respectabele bos witblond haar op het hoofd van de jonge boer en knikte. „Zullen we hem er van af hel pen?" stelde hij voor. Hans knikte.. Het ging leuk worden. Behoedzaam slopen ze weg, doch waren na enkele ogenblikken alweer terug. Hans grijnsde en zwaaide iets door het open raam. Ze hoorden het geluid van rinkelend glas en doken diep weg achter de beschermende bosjes. „Precies geraakt," fluisterde Hans. „Nou jij." Henk gluurde tussen de takken door. Hij zag hoe Kees met een verbaasde uit drukking op het gezicht naar het raam keek. Toen keek hij naar de spiegel waar grote stukken glas uitgesprongen waren. Op dat moment gooide Henk zijn steen om het werk van zijn broer te vervolmaken. MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN 37. „Hoe kon je dat nou doen?" het veld geslagen. „Ach, één zo'n veer- begint hard te duwen, maar het wordt vraagt de man boos, „je hebt mijn tje, meneertje", antwoordt hij, „dat is van kwaad tot erger: alle veren springen prachtige nieuwe sofa stukgemaakt. De toch zo erg niet. Ik zal dat ding wel met veel lawaai omhoog, veren steken er door". Murr is niet uit even voor u terugdrukken." En Murr 38. De man is nu wel heel erg boos. „Nu is mijn sofa helemaal kapot. Nu is er niets meer van over. Jullie moe ten voor straf twee maanden kachelhout voor mij hakken. Vooruit, begin maar onmiddellijk". Murr en Leo voelen daar maar heel weinig voor, maar ze kunnen niet anders doen dan snel aan het werk gaan. Ze hebben echter niet in de gaten, dat de ezel ook weer na derbij is gekomen en juist vliegt een stuk hout door de lucht, als de man achter de ezel staat. Het raakt de ezel en die schrikt zo, dat hij wild achteruit trapt en nu vliegt de arme man door de lucht. 39. „Laten we nu maar maken, dat we wegkomen", zegt Leo en even later, rijden ze snel weg op de ezel, op zoek naar hun vrienden. En op een bergpad Het glas rinkelde voor de tweede keer. „Hé wat moet dat nou?" brulde Kees en sprong naar het raam. Doch buiten ver roerde zich niets. De gebroeders zaten tus sen de struiken en gaven geen geluid. Kees mopperde nog wat en sloot het raam. Toen keek hij verslagen naar de ravage in de kamer. Had hij daarvoor al die moeite en ellende gehad? Maar plotseling klaarde zijn gezicht op. Natuurlijk! Dat was de oplossing. Gauw alles opruimen en Joke zou er nooit iets van weten. De ge broeders zagen hem bijtrekken. Ze zagen hem bezig met opruimen en hoorden hem een vrolijk wijsje fluiten. „Het was goed, wat we gedaan hebben," spraken zij plechtig en tevreden. Daarna zochten zij hun fietsen weer op en trapten huis waarts. goedkoper gekregen, omdat er een vlekje in het glas zat, maar dat zat bovenaan en je had er hoegenaamd geen hinder van. Ze was er dolgelukkig mee. „En de boel dag?" informeerde ze toen Kees haar kwam halen. „Niets bijzonders," antwoord de hij vaag. „Allemaal ouwe rommel." Wijselijk verzweeg hij zijn avonturen met de spiegel. En iedere morgen wachtte hij op de post, totdat de gele envelop van het ministerie van justitie kwam. Die moffel de hij vlug weg in zijn binnenzak. Maar Joke werd het toch wel gewaar. i zuster van de gebroeders van Wijk hadden in geuren en kleuren het verhaal van de spiegel aan hun buurvrouw verteld. Deze vertelde het weer aan Ank, en Ank zorgde op haar beurt dat het Joke ter ore kwam. En Jo ke glimlachte en zweeg. Ze zweeg toen ze Kees de gele envelop zag wegmoffe len. Ze zweeg over de glassplinters die ze ondanks alles toch nog in de kamer vond. En ze zweeg óók toen ze ontdekte, dat dc spiegel van Kees al met al duurder was geweest, dan die zij gekocht had. Want soms is het voor een vrouw verstandiger te zwijgen. staat eenzaam en verlaten niemand min- Murr en Leo ziet aankomen. „Jongens", der dan Benjamin Konijn. Hij staat pre- roept hij en hij helt gevaarlijk over de cies op het randje en hij schrikt als hij rand. Dag neven en nichten. Fijn, dat ik deze week weer zoveel brieven kreeg. Hebben of krijgen Jullie al herfstvakantie? Stormt en regent het bü julie ook zo erg? Als je 's avonds heerlijk onder de warme dekens kruipt en je hoort dan de wind en de regen tegen de ramen en op het dak, dan voel je, dat het toch echt al gauw winter gaat worden. De zomer is jammer genoeg weer voorbij, maar we gaan toch ook weer een gezellige tijd tegemoet, vinden jullie niet? Vergeten jullie vooral niet je geboortedatum in de brief te schrijven? VVe hebben deze week nog verschillende brieven van de letters I t/m R die v leden week beantwoord moesten worden. Door één of andere fout heb ik te laat ontvangen. We zullen ze straks eerst beantwoorden. De oplossing a de vorige weck is: rol en zon, kam en bal, bel en bed, bus en mus, vis en De hoofdprijs gaat naar Wimmie van Wijk. De troostprijzen krijgen Rietje Vos, Aagje en Jannle van Wijk. Hiep-hiep-hoera. Ria v. d. Lely, Maria en Jaap Tol hartelijk gefeliciteerd van (Vervolg) Zo gezegd, zo gedaan. Zo dra hij wat had gerust be gon hij hout te hakken en toen hij een flinke bos dik ke takken had verzameld, hing hij die over zijn ster ke rug en ging aan het lo pen. Na een halve dag kwam hij eindelijk in een dorp. De mensen daar le den kou, want niemand durfde naar het grote bos aan de voet van de Dra- kenberg om daar hout te halen, uit angst de draak tegen te komen. Johannes en zijn geweldige stapel brandhout werden dus met gejuich ontvangen. Hij ver kocht het hout, liet zich in dc herberg een goede maaltijd voorzetten en kocht nog drie broden voor onderweg. Nu kon hij zon der gebrek te leiden weer Maar wat was dat? Iemand riep om hulp! En die stem kénde Johannes! Hij rende de straat op en zag de arme, oude man die door een troep kwajon gens werd nagelopen en uitgejouwd. De ondeugen de jongens gooiden zelfs met stenen naar de grijs aard. Zodra Johannes dat zag werd hij geweldig kwaad. Met opgeheven vuisten stormde hij op de kwajongens in en gaf ze zo'n verschrikkelijk pak slaag, dat ze huilend naar hun moeders liepen. Toen raapte hij de oude man uit dc goot en bracht hem bui ten het dorp. Op een stil plekje zette hij hem neer, gaf hem een groot stuk brood en bromde: „Zo, oompje, het is goed dat Ik juist in het dorp was, anders was het niet goed met je afgelopen." „Ja, ja", stamelde de pude man bevend. „Je hebt me voor de derde maal het leven gered. Je bent een flinke jongen, Johannes. Hoe kan ik je danken?" „Houd daar maar over 3p", zei Johannes haastig. ,De beide vorige malen heb je mij waardeloze rom mel gegeven. Een tover fluit die vals klonk en een zwaard dat bij de eerste slag in drie stukken sprong. Ik wil niets meer je hebben, want ik kom er toch maar door moeilijkheden. .Waarom was je dan ook eigenzinnig", prevelde de oude man. „Ik had je toch gezegd, dat die din gen geen toverkracht be- Jawel, maar ik geloof de het niet. En dus is mijn poging om de draak te vinnen hopeloos mis- en kan ik met han gende pootjes naar huis te rugkeren. Want zonder to verzwaard of wonderfluit ik geen kans de draak te doden." „Waarom niet?" Met open mond staarde Johannes de oude man aan „Waarom niet? Omdat de draak zo groot en sterk is natuurlijk!" „Ben jij dan niet groot en sterk?", vroeg de oude man kalm. „En heb je niet een vlijmscherpe bijl, waarmee je de stevigste boom kunt vellen? Hoe kun je dan terugdeinzen voor een draak? Ach Johannes, laat me niet lachen." Johannes' mond viel nóg wijder open. „Ik ik dacht dat ik een held kon worden, als ik maar een toverzwaard bezat", zei hij diep be schaamd. „Onzin Een held ben je al. Driemaal ben je mij te hulp gekomen, zonder je te bedenken, zonder op ge vaar te letten. Om de wo.f te doden, mij uit het wak te ♦rekken en die witde jongens te straffen had je ook geen tovermiddelen no dig, fb^en je eigen kracht „Dus dus je denkt, dat ik de draak kan ver slaan, op eigen kracht?", stamelde Johannes ver rukt. „Zeker. Jouw kracht is groot genoeg. Je hebt een goed wapen. Een held worden met behulp van to- verdingen is geen kunst. Dat kan een kind. Maar de draak te lijf gaan zonder bovennatuurlijke hulpmid delen, alleen met menselij- wapens dèt is pas man- newerk! (wordt vervolgd) Jij bent toch niet bang in het donker, Ria de Jong? Leuk, dat jullie zo vaak spel letjes doen. Welke spelen heb ben julie allemaal? Rob Looy, schrijf jij de volgende keer wat meer? Vind jij fruit erg lekker, Jaap Mole naar? Nou, ik ook hoor! Hoe gaat het op school? Dat zijn allemaal mooie boeken die jij leest, Piet Pols. Fijn, dat ik nu zo'n lange brief van je kreeg. Ga jij op de gymnas tiek en ook op de voetbalclub? 12 km is een 'heel eind Margriet Rietveld. Jammer dat mama niet mee kon lo pen. Leuk zo'n medalje, vind je niet? Krijg ik volgende keer weer zo'n lange brief? Fijn, dat ik van jou ook weer zo'n lange brief kreeg Jan Schenk. Hoe gaat het met oma? Grap pig dat jouw moeder ook nog bij de meester in de klas heeft gezeten. Wat een boffert ben jij, dat je twee dagen je jaardag hebt gevierd Schenk. Heb je je pantoffels al aangehad? Gelukkig dat jouw voet weer helemaal be ter is Gerda Schellevis. Is het overgooiertje al klaar? Wat wordt jij verwend met je nieu we rok en mantel. Heb jij veel knikkers Willy Schellevis. Waarom schrijft Leen niet meer? Hoe is het met je ogen? Hartelijk welkom Maaike Schelling. Wanneer ben jij precies geboren? Heb ben jullie maandag een leuke dag gehad? Jullie hebben wel lang gewacht om weer eens te schrijven Hennie en Gerdientje Schlnkelshoek! Hebben jullie al veel moeten koken en naaien? Is het leuk? Jij bent ook hartelijk wel kom Wimmie Smits. Natuur lijk mag jij de volgende keer meer vertellen Wimmie! Wat ben jij verschrikkelijk verwend Sjani Snel. Heb jij een eigen kamer? Wat zal jij knap worden! Waarom schreef jij helemaal geen brief Jannie v. d. Spek? Marianne v. d. Stelt, was jij ook niet? Jij bent ook al zo verwend Sjaak Stok. Heb je al veel gefotografeerd? Jammer dat het nu winter gaat worden. Heb jij ook al een fototoestel Piet Stok? Wat is jouw hobby, Piet? Wat heb jij de oplossing leuk op rijm gezet, Adri Storm. Hartelijk dank! Jij bent wel verwend hoor! heb je al met het spel gespeeld? Bij jul lie is het morgen groot feest Willy Tameris. Heb je papa's stoel al versierd? Was het woensdag leuk? Heb je de prijs nu goed ontvangen In- grld Thierry? Wist jij niet meer te schrijven? Ja, ik heb Wimmie's brief ontvan gen Sjanie van Tilborg. Leuk zo'n herfsttafel. Vond de mees ter het leuk? Hartelijk wel kom Japie Timmermans. Heb jij nog meer broertjes- en zus jes? Heb jij woensdag een leuke dag gehad Jaap Tol? Zijn er veel vriendjes geweest? Jij mocht natuurlijk ook op school trakteren. Benne Veldman schrijf jij er de vol gende keer een briefje bij? Jij ook Peter Verkerk? Fijn dat jouw moeder weer beter is Ria Vermaas. Heb je al zoveel zin om te gaan schaatsen, Ria? Tante Jos is 27 oktober jarig hoor! Jul lie hebben dus wel heerlijk van de taart gesmuld Alie Vermeer. Wat heb jij grappig postpapier. Wat heb jij van de klei gemaakt Anja Ver schoor? Jammer dat je nicht- i weer weg moest. Woont er weg? Hoe heet het boekje? Jij bent ook har telijk welkom Aartje Ver stoep. Moet jij ver fietsen school? Hoe heet jouw Het heeft hier ook veel geregend Thea Verwcij? Dat was zeker wel grappig al die beesten bij elkaar? Wat is Dit zijn allemaal stukjes van een legpuzzel, die jul lie allemaal wel eens hebt ge maakt. Deze stuk jes behoren niet allemaal bij el kaar maar wel steeds 2 stukjes. Nu is het de be doeling dat jullie invult: stukje 10 hoort bij 1 enz. Allemaal begre pen? Dan de op lossing voor dins dag 18 oktober insturen. jouw broer verwend! Heb ben jullie een grote melodica- club Leo Verzijl? Wanneer krijg jij herfstvakantie? Krijg ik van jou de volgende keer ook een lange brief Wil ly van Vianen? Gelukkig dat mama nu weer beter is Piet v. d. Vlist. Hoe vind jij aardrijkskunde? Hoe gaat het met je kleine broer? Wat zal jij knap worden Hans Vons. Vind je het leuk op de blokfluitles? Van wie heb jij typen geleerd? Jij bent wel verwend hoor Marianne Vos! Zijn de boeken mooi? Heb je je nieuwe mantel al aange had? Heb jij het knikker spel nog gewonnen Rietje Vos? Wat moest zij doen in dat to neelstukje? Ga jij al lang op het jeugdkoor Cobie Vos? Is de ceintuur mooi gewor den? Knap hoor, dat jij al zo'n jurkje kan maken. Maandag hebben jullie groot feest Ria van Vuuren. Mag jij 's avonds opblijven? Is de boekomslag mooi geworden? Jan de Waard doe jij er de volgende keer een lange brief bij? Houd jij veel van hon den Esdra van Wageningen? 'k Geloof best dat die film erg mooi was. Een knappe broer heb jij hoor! Geweldig dat jullie ook al corresponderen met Koning Boudewijn, Dik, Frits en Goof v. d. Water. Leuk hoor! Op welke school ga jij, Ben Westerveld? Heb jij ook verkeerslessen gehad? Wat ben jij verwend Annie Westhoeve! Heb jij je horloge nog niet verloren? Vind jij oorbellen mooi? Ga jij graag naar de gymnastiek Joke Wiegers? Heb jij veel boeken? Wacht je weer zolang met schrijven? Hartelijk welkom Janlne Wleringa. Be dankt voor de gezellige brief hoor! Leuk een blokfluit. Ja, tante Jos weet alles Flip van 't Wout. Ik weet ook dat je zusje erg lief is. Wonder lijk hè. Krijg ik de volgende keer weer een lange brief, Flip? Ja ik moet er ook nog steeds op wachten Ge rard Wubben. Je krijgt het zo gauw mogelijk thuisgestuurd.. Welke spelletjes hebben jullie" gedaan? Geweldig zo'n hut bouwen Wimmie vai* Wijk. Waren de bramen lekker? Vind je vliegeren leuk? Hoe is het met Sylvia, Aagje van Wijk? Krijg jij veel huis werk? Wat ben jij aan het borduren Jannie van Wijk? Zijn het mooie boekjes? Ga je vaak naar de televisie kijken? te- t is heel eind 10 km! Wanneer hebben jullie een uitvoering? Fijn dat jij ook weer be ter bent Kees Zeedijk. Ga jij wel eens rolschaatsen? Grappig dat jij vier zusjes en vier broertjes hebt Flokje Zwartbol. Wat wil jij later worden? De brievenbus heb ik, on danks de vele brieven, weer helemaal leeg gemaakt. Krijg ik volgende week ook zoveel brieven van de namen die met de letters A t.m. H beginnen? Veel groeten en tot de volgen de week jongens en meisjes. TANTE JOS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 20