Overpeinzing bij een lustrum
Dit jaar honderd
buitenlanders ingeschreven
„Zevenduizend studenten
gingen
door m'n handen"
Driemaal De Gaay Fortman of
Drie generaties studentenleven
Grootvader Vader
Zoon
Zij doen hun best wel, maar
9
DINSDAG 11 OKTOBER 1960
Het Studentencorps aan de Vrjje
Universiteit onder de zinspreuk
,,Nil Desperandum Deo Duce" be
gon zaterdag zjjn veertien dagen
durende, zestiende lustrumfeest.
Tachtig jaar oud is het Corps ge
worden, even oud als de Vr\je Uni
versiteit zelf.
Het is om deze reden, dat we een
V.U.-pagina brengen, waaruit niet
alleen blqken zal hoe het mosterd
zaadje van weleer tot een stevige,
wijdvertakte hoorn is uitgegroeid,
maar ook, dat er bijzonder veel ver
anderd is sinds het oude, bekende
gebouw aan de Keizersgracht te
Amsterdam door het geven van het
eerste college werd ingewijd.
Over de expansie, die zich vooral
na de Tweede Wereldoorlog heeft
doorgezet, moeten de cimbalen klin
ken en de trompetten schallen. Er
zijn thans tot sprekende cijfers
afgerond honderd hoogleraren en
drieduizend studenten. Men kan aan
de V.U. nu niet alleen theologie,
rechten en letteren en wijsbegeerte
studeren, maar ook medicijnen,
economie en wis- en natuurkunde.
De bouw van een groot universitair
complex is in voorbereiding, ten
einde de over de hele stad uitge
waaierde afdelingen te bundelen
want centralisatie is na de nood
zakelijk gebleken decentralisatie het
wachtwoord geworden.
Hiermee zitten we meteen midden
in de problematiek. De min of meer
onvoorziene bloei van het universi
taire leven in het algemeen, heeft,
vooral in sociologisch opzicht, ge
volgen gehad voor allen, die bij de
V.U. betrokken zijn. Voor de intimi
teit van vroeger is de massaliteit in
de plaats gekomen een massa
liteit, die voor sommigen de vor
men van een monster heeft aange
nomen.
,,Men kent de mensen nog nau
welijks", luidt de klacht, die zowel
door de docenten en de pedel als
door de studenten naar voren wordt
gebracht.
In de fanfares van vreugde klinkt
daarom ook een zeker weemoedig
verlangen naar voorbije jaren door,
toen de verhoudingen intiemer en
veelal gezelliger waren. En als de
Rector van het Corps de gelegen
heid van het zestiende lustrum aan
grijpt om naar Nijmeegs voor
beeld een plan te lanceren tot de
vorming van een algemene studen
tenvereniging met verplicht lid
maatschap, dan geschiedt dit uil
barre noodzaak, uit een verontrust
gemoed ook.
Misschien slaagt men er nog eens
in de banden, welke studenten nu
eenmaal tot een onmisbaar element
in de maatschappij samenbinden,
strakker en hechter te maken. De
zich reeds in een ver gevorderd sta
dium bevindende plannen voor de
bouw van een gecentraliseerd uni
versiteitscomplex zullen er zeker
veel toe bij kunnen dragen.
Pedel L. W. van St. Maartensdijk
Slechts
Prol. Mr. W. F. DE GAAY
FORTMAN
de, jonge onde
De naam De Gaay Fortman heeft een bekende klank
aan de V.U. Niet alleen omdat het Eerste Kamerlid
prof. mr. W. F. de Gaay Fortman een leeropdracht
aan de juridische faculteit vervult, maar ook omdat
diens vader aan de Keizersgracht heeft gestudeerd en
thans ook zijn zoon.
In feite kan men dan ook van drie generaties stu
dentenleven spreken. In 1902 liet de tegenwoordige
rechter in ruste mr. B. de Gaay Fortman zich aan de
V.U. inschrijven, en in 1929 deed zijn inmiddels tot
hoogleraar benoemde zoon hezelfde. Weer zevenen
twintig jaar later was het de heer B. de Gaay Fort
man, die de voetstappen van grootvader en vader druk
te, zij 't dat hij.economie in plaats van rechten koos.
Een bijzonderheid is ook, dat de naam De Gaay Fort
man voor drie verschillende personen van het dispuut
iumbó staat. B. Sr., W. F. en B. Jr. hebben namelijk
alle drie de zelfde studie- en vorpiingskring gekozen,
en alle drie komen dan ook herhaaldelijk in de betref
fende annalen voor.
Drie generaties studentenlevendrie tijdperken; drie
leden van de zelfde familie. Hun portret en woord treft
men in dit artikel aan.
en had hij
pedel L. W.
van St. Maartensdijk, man,
die in zijn vierendertig-
jarige loopbaan bataljons
studenten heeft zien ko
men en gaan. Hij had het
druk, heel druk zelfs,
want juist die morgen
moest hij het vraagbaken
zijn van tientallen jonge
mensen Zijn plaats is in
het oude gebouw aan de
Keizersgracht, doch daar
zijn*aanwezigheid bij elk
examen, elke promotie en
elke andere plechtigheid
is vereist, zwerft hij de
hele V.U.-stad door. Hij
had geen „Hora" geroe
pen, toen we hem verlie
ten, terwijl hij ons ook
niet zijn zilveren staf had
laten zien. In een paar
flitsende minuten had hij
ons echter veel van zijn
werk verteld, veel ook
van de verschillen tusaen
vroeger en nu.
„Zo naar schatting",
keuvelde hij, „zijn er
zevenduizend studenten
in administratief opzicht
door mijn handen gegaan.
Ja, iedereen, die hier
sinds 1924 gestudeerd
heeft ik was toen ne
gentien jaar en moest nog
twee jaar op m'n benoe
ming tot amanuensis en
later pedel wachten r—
kent me nog, en de mees
ten hprken ik ook nog wel
bij een ontmoeting. Dat
kan overigens op de
vreemdste plaatsen zijn,
want of ik nu in Amster
dam zit of ver daarbuiten,
overal kom ik ze tegen.
Nóg hoor ik een hoog
leraar vlak na de oorlog
zeggen: Zevenhonderd stu
denten? Waar moeten we
er mee heen? Nu, vijftien
jaar na de oorlog, zijn er
drieduizend ingeschreven,
onder wie bijna vierhon
derd dames. Men zegt het
nog steeds: waar moeten
we er mee heen? Maar ze
worden ondergebracht en
het loopt!
Zelf vraag ik me voort
durend af, hoe ik alle
taken, die ik vroeger
moest vervullen, heb kun
nen afronden. Ik had er
veel, want ik hielp ook
nog bij de boekhouding,
de contribuanten-adminis-
nistratie en de busjes
actie. M'n functie ligt op
't ogenblik bijna uitslui
tend in de sfeer van de
paperassen, die de stu
denten zoal nodig hebben,
maar toch heb ik al een
assistent nodig en zo nu
en dan nog een tijdelijke
hulp. Bovendien zijn op
het Senaatsbureau twee
mensen gekomen, op
het Bureau Studentenraad
drie mensen, terwijl er
daarnaast nog twee stu
dentenraadslieden met
ieder een secretaresse zijn.
Ik denk nog wel eens
met weemoed aan vroe
gere Jaren terug. Het was
toen alles veel intiemer
„Misschien waren er honderd stu
denten", aldus mr. B. de Gaay Fort
man, „toen ik in 1902 op de V.U. aan
kwam. Ik was een van de zeventien,
die zich voor het nieuwe jaar lieten
inschrijven, en bij mijn weten was ie
dereen lid van het Corps.
Het was de tijd van de professoren
Fabius, Woltjer Sr. en Geesink. We
hadden drie disputen, drie oratorische
clubs, namelijk Demosthenes, Iumbo
en Forum.
Ik heb de komst van de eerste stu
dente meegemaakt. Zij was ene me
juffrouw 't Hooft, die samen met haar
broer kwam studeren. Aan deze ge
beurtenis, die sommigen van ons met
enige schrik vervulde, was de presen
tatie van twee vrouwelijke auditores
voorafgegaan, die staatsinrichting lie
pen voor het middelbaar staatsexa
men. Professor Fabius was daar een
van de examinatoren van.
Tot 1907 ben ik aan de V.U. geble
ven. Ik kan niet anders zeggen dan dat
ik een plezierige tijd heb gehad, doch
moet er aan toevoegen, dat er hard
gewerkt moest worden.
Heel levendig werd het bij ons, toen
de professoren Bavinck en Biesterveld
uit Kampen overkwamen. Ze namen
een twintigtal studenten mee, zomede
„Mentor", een pittig en geestig ge
sproken orgaan. Onze Corpsvergade
ringen zijn er aanzienlijk door opgevro
lijkt. Heel goed kan ik me de scherp
zinnige Willem van Loon nog herinne
ren, die een van de gangmakers was."
„Toen ik me in 1929 aan de V.U.
liet inschrijven", verklaart prof. mr.
W. F. de Gaay Fortman. ..was ik
nummer 1501. Een volstrekte onbe
zorgdheid is een van de mooiste dingen
die me uit m'n studententijd zijn bij
gebleven. Toch moesten de meesten
van ons het met een bescheiden beurs
doen, terwijl we bovendien in een af
schuwelijke crisistijd geraakten.
Door uitbreiding en specialisatie is
de tegenwoordige studie zwaarder dan
in mijn tijd. In 't algemeen zou men
kunnen stellen dat de vakkennis van
de student beter is geworden, doch zijn
algemene vorming slechter.
Als u mij naar mijn herinneringen
vraagt, dan moet ik wel in de eerste
plaats zeggen, dat ik in m'n studen
tentijd uitbundig veel plezier heb ge
had.
De vormende invloed, die er van de
hoogleraren uitging, zal me ook altijd
bijblijven, evenals de kameraadschap
en vriendschap die ik tijdens, maar
ook na m'n studententijd ondervonden
heb.
In religieuze zin tenslotte was de
studententijd vaak beslissend. Ik denk
b.v. aan het kamp en kringwerk
van de Christen Gymnasiasten Bond
en van de Nederlandse Christen Stu
denten Vereniging.
Nog iets een grapje, maar het past
hier wel bij. De oude en de jonge,
hoorde ik eens iemand zeggen, zijn
tenminste jong gebleven. De middel
ste echter is oud, want die morali-
Er ia nog nooit een noodkreet opge
stegen, dat de soos te klein is voor
de leden. Ware dit zo, dan hadden er
maatregelen genomen moeten worden,
want de soos is inderdaad te klein om
elk Corpslid een onderkomen te ver
schaffen.
De kosten van het Corps kunnen de
meesten wel dragen, maar men meent
geen tijd voor de activiteiten te heb
ben. Ik voor mij ben van mening, dat
studenten, die weigeren aan het ge
meenschapsleven deel te nemen, ne*
zo goed naar een vakschool kunnen
Vanwege de massaliteit, die de laat
ste jaren een waar probleem is gewor
den, zijn er thans plannen om door een
weldoordachte, op federatieve grond
slag gevormde decentralisatie tot een
actiever studentenleven te komen. Ik
zou er geen enkel bezwaar tegen heb
ben gehad om naast het bestaande
Corps nog andere Corpora in het leven
ven te roepen dit om de dichtheid
tegen te gaan en de gelegenheid tot
een beter contact te vergroten doch
mijn voorstel in dezen heeft het niet
gehaald".
„Het Corps telt thans zevenhonderd
leden", zegt de heer B. de Gaay Fort
man, „van wie misschien veertig pro
cent zich intensief voor het studenten
leven beschikbaar stelt. De mensen
zijn moeilijk te grijpen, maar het ni
hilisme ligt toch slechts voor een deel
in de geest van de tijd. Wat men niet
wil, is risiko lopen het risiko name
lijk van een becritiseerde studenten
tijd.
De meesten van ons gaan liever in
eigen rechten naar de schouwburg op
hun A.S.V.A.-reductiekaart dan zich
bloot te stellen in de gemeenschap
van het echte studentenleven. Dit is
niet alleen jammer, maar ook scha
delijk, daar de zo noodzakelijke vor-
IN DERMAN ISEN'GH RAGHOEBAR
verdraagzaamheid aan
de V.U
Krupps macht is
groter dan ooit
Het Krupp-concern was in 1958-59 ze
ventig tot tachtig procent groter dan
voor de oorlog en er werken 93.000 ar
beiders in de fabrieken, aldus schrijft de
Britse journalist Terence Prittie in At
lantic Magazine. Het artikel maakt deel
uit van Pritties nieuwe boek, Het ver
deelde Duitsland, dat in november ver
schijnt.
De liquidatie door de geallieerden is
volkomen mislukt. Voor de oorlog be
heersten acht trusts 94 procent van de
Duitse staalindustrie en thans beheersen
acht trusts 78 procent. Deze trusts hebben
de neiging zich horizontaal uit te brei
den. De Duitse industriëlen hebben
zich van oudsher geïsoleerd en dit is oor-
Baak van een bijzondere arrogantie.
Bouwstoffen Braat
werkt samen met
Brits bedrijf
De nieuwe vestiging van de N.V. Bouw
stoffen Braat, Alphen aan den Rijn met
de daarmede verband houdende oprich
ting der Braat en Colt Ventilatie N.V.
betreft naar nader gemeld wordt
een samenwerking tussen Braat en Colt
Ventilation Ltd. te Surbiton in Enge
land. Beide bedrijven nemen ieder voor
de helft deel in de nieuwe N.V. Colt
Ventilatie brengt geheel nieuwe typen
niet-mechanische ventilatoren. Tot nog
toe werden deze uit Engeland ingevoerd,
maar thans zijn er Nederlandse deskun
digen, die in Engeland werden opgeleid.
De raad van beheer bestaat uit de he
ren J. J. O'Hea en M. J. Reaney van
Colt Ventilation, en B. Braat en H. F.
M. Mattern van Braat. De laatste is
managing director.
De heer J. Breukink, oudste directeur
van de Gazelle Rijwielfabrieken en ge
durende 25 jaar hoofdbestuurslid van de
RA.I., is zaterdag te Velp overleden.
VROUWELIJKE STUDENTEN AAN DE V.U.
Gezusterlljk zitten ze samen op
een bank. De ene, de Haagse pre
dikantendochter M. M. Tj. Holtrop,
is 22 jaar, en is haar vijfde jaar
als studente Engels ingegaan. De
andere, de Dordtse juristendochter
J. van Andel, is 21 jaar, en is aan
haar vierde jaar rechten begonnen.
Mejuffrouw Holtrop is praeses van
de V.V.S.V.U., de vereniging van
vrouwelijke studenten aan de V.U.,
die als ebn zuster van het manne
lijke Corps kan worden betiteld.
Mejuffrouw Van Andel is vice-
praeses, „de plezierigste baan", zo
als ze zegt.
„Er zijn bij elkaar misschien
vierhonderd vrouwelijke studenten
aan de V.U.", zegt de praeses,
„van wie ongeveer de helft lid van
onze vereniging is. Vijftig procent
hiervan doet actief aan het vere
nigingsleven mee, en ik geloof, dat
we met dit percentage de mannen
slaan. Ook wat ledental betreft, zit
ten we relatief heel wat beter. Het
Corps heeft zevenhonderd leden op
een totaal van zesentwintighonderd
mannelijke studenten. Wij tweehon
derd op een totaal van vierhonderd
vrouwelijke studenten".
„Onze disputen we hebben er
tien tegen de mannen zevenentwin
tig vult de vice-praeses aan,
„worden goed bezocht. Beter waar
schijnlijk dan die van het Corps".
Dan, vergoelijkend: „Ach, dat
wij een bloeiender verenigingsleven
hebben dan de jongens pardon,
mannen!, is natuurlijk wel een
beetje verklaarbaar. Ten eerste
hebben meisjes meer behoefte aan
gezelligheid. Ten tweede sta je als
meisje gauwer alleen en dan pro
beer je aansluiting te zoeken
„Na de oorlog zijn de meisjes
uit het Corps gegaan", vervolgt de
praeses. „Nee, eigen initiatief! Het
werd te vol en ook te rumoerig.
Al eerder waren er trouwens al
vrouwelijke disputen opgericht. De
eerste zag in 1930 het levenslicht
en heet P.A.L.L.A.S. graag met
hoofdletters en puntjes ertussen".
,X>e verhoudingen tussen het
Corps en de V.V.S.V.U. zijn we
derzijds koel", aldus de vice-prae-
ses. „Het is een soort traditie ge
worden, dat V.V.S.V.U.-meisjes
Corpsleden altijd onbeleefd vin-
,flou ja, onbeleefd", verbetert
de praeses, die, evenals haar plaats
vervangster met een Corpslid is
verloofd, „niet altijd even correct
■s misschien een betere term. Bij
sommigen ontbreekt het nog wel
?ens aan manieren, ze doen hun
best wel, maar 't slaat niet zo
.fleem nou dat sportfeest", knikt
ie vice-praeses instemmend. De
voorste twee rijen stoelen waren
voor vertegenwoordigers van het
Corps en vertegenwoordigsters van
de V.V.S.V.U. gereserveerd. Toen
de tijd van plaats nemen aange
broken was, ploften de mannen en
bloc op de eerste rij neer en lie
ten voor ons de tweede rij over".
„En die inval in ons dispuut
dan!" brengt de praeses nog naar
voren. ,fHet was het rumoert je van
het jaar. Heel incorrect om de he
ren uit onze gemengde vergadering
weg te halen, omdat hun aanwe
zigheid op een eigen bijeenkomst
was gewenst".
„We gaan heel vriendschappelijk
met andere verenigingen van vrou
welijke studenten om, vooral met
de „Nijmeegse meisjes", verklaart
de praeses nog. „Dit houdt overi
gens niet in, dat we feeksachtig
zijn, als we het Corps in vereni
gingsverband ontmoeten. Officieel
gebeurt dit drie maal in het jaar,
namelijk bij het uitkomen van de
Almanak, bij het Sportfeest en bij
het groenen".
je had veel meer con
tact met alle lagen van de
universiteit.
Ik zie nog die geweldige
slee voor het V.U.-gebouw
stoppen. Eruit stapten een
vader en moeder met hun
dochter, die inlichtingen
over de studie-mogelijk
heden wensten. Drie van
m'n familieleden zijn ju
rist, verklaarde de vader,
en die hebben me aan
geraden m'n dochter rech
ten te laten studeren. Nu
heb ik ook twee familie
leden, die arts zijn, en
die zeggen weer, dat het
medicijnen moet zijn. Wat
wil uw dochter zelf? vroeg
ik er bovenop. Psycholo
gie, antwoordde de jonge
dame wat benepen. Dan
moet u haar psychologie
laten studeren, zei ik
weer, kennelijk tot onge
noegen van de ouders.
Maar hoe ze ook keken,
het ii psychologie gewor
den!
Dit en nog heel veel
andere dingen komen te
genwoordig niet meer
voor. Alles Is gespeciali
seerder en ook massaler
geworden. Denk alleen
maar aan de faculteiten,
die na de oorlog verdub
beld zijn. nog afgezien
van de richtingen, die er
bij zijn gekomen.
Ik wil beslist niet zeg
gen, dat het nu niet ge
zellig meer is. maar heus.
vroeger was het heel wat
gezelliger
Er studeren honderd buitenlandse
studenten aan de V.U. Dat is drie
procent van het totaal aantal inge
schrevenen een internationale uit
wisseling dus, die er wel mag zijn.
Uit alle delen van de wereld zijn ze
naar Amsterdam gekomen om de
colleges aan het calvinistische bol
werk te volgen. Er zijn Amerikanen,
Canadezen en Zuidafrikaners bij,
maar ook Hongaren, Bulgaren en
Ambonnezen. De ene is balling, de
andere hindoe, een derde weer mo
hammedaan.
De groep als geheel wordt zo be
langrijk geacht, dat het lustrerende
Corps een speciale dag voor buiten
landse studenten tn zijn Jestiviteiten
heeft ingelast. En wij zijn naar en
kelen van hen toegestopt om een
verhaaltje uit eigen mond te noteren.
honderden
Canadees
Iraanse
VICE-PRAESES
Surinamer
Zevenduizend studenten
malen langs gegaan
zelfs wel honderden keren. De maal
stroom der tijden heeft dit stukje
buitenkant van de V.U. onaangetast
gelaten. Het respect voor verboden
ook?
bepaalde kringen voorstelt. Ik voel me
hier helemaal op m'n gemak en zou
me niet kunnen voorstellen het, waar
dan ook, beter te kunnen treffen.
M'n bedoeling is aan de rechterlijk»
macht verbonden te worden in m'n
eigen land. De rechtspraak is daar
vrijwel gelijk aan hier, met uitzonde
ring van enkele aan de adat aangepas
te regels.
U verontschuldigt me wel ik zit
krap in m'n tijd. Maandag moet ik
namelijk m'n doctoraal examen doen."
Ambonnees
Henk Hart, vierentwintig jaar,
heeft de Canadese nationaliteit,
maar nit zijn naam valt reeds af te
leiden, dat hij van Nederlandse ori
gine is. Hij studeert filosofie, deze
olijk kijkende jongeman, die niet al
leen een baardje, maar ook „de
gouden speld van welsprekendheid"
draagt. Deze onderscheiding is hem
op het Calvin College in het Ameri
kaanse Grand Rapids verleend, waar
hij na twee Jaar studie candideerde.
„Ik ben in 1953 met mijn ouders ge-
emigreerd", vertelde hij, „en terugge
komen om de wijsbegeerte van de
wetsidee bij de bron zelf tot me te
nemen. Een Amerikaanse prof, die ja
ren geleden bij professor Vollenhoven
doctoreerde, heeft me aangeraden dit
vooral te doen. Het is dan ook de be
doeling, dat ik hier een paar jaar blijf,
wat voor mij helemaal niet onplezie
rig is, want ik heb overal in het land
familie zitten. Bovendien studeren ne
gen van m'n vroegere dispuutgenoten
ook aan de V.U., en uiteraard hebben
we veel contact met elkaar.
De beurs, die ik gekregen heb, geldt
voor één jaar. Over wat daarna moet
gebeuren, maak ik me geen zorgen. Ik
zal zien wat geld te lenen, wat naar
mijn mening beter is dan naast m'n
studie ook nog een baantje te nemen.
Dit zou m'n jaren hier zeker verlen
gen, en vergeet vooral niet, dat ik
straks in zeer gunstige valuta-verhou
dingen kom te verkeren. Wat ik hier in
guldens leen. moet ik in dollars terug
betalen. Dit betekent, dat ik er heel
vlug af kan komen.
Ja. ik heb al plannen voor de toe
komst Behalve als docent kom je
met filosofie nergens terecht ik ken
in de Verenigde Staten een gepromo
veerde filosoof, die maar makelaar ge
worden is en daarom wil ik na af
loop van m'n studie voor prof gaan
solliciteren. U kijkt hier van op? Niks
bijzonders aan de overkant van de Oce
aan. Het gaat daar heel anders dan
hier. Per advertentie worden daar in
de vakbladen professoren gevraagd, of
althans „assistant-" en „associated-
professors". Krijg je zo'n baan, dan
moet er heel wat gebeuren, wil je
het niet tot volwaardig prof kunnen
brengen."
Maurlts Frederik Mual is Ambon
nees en hij gaat er prat op. Hij is
negenentwintig jaar, studeert socio
logie en staat vlak voor zijn docto
raal. Met zijn vader, die bij de
K.N.I.L. was, zomede met zijn moe
der
zijn
la hij in 1952 uit Ambon naar Ne
derland gekomen. Het Commissia-
rlaat Ambonnezenzorg vereerde hem
met een beurs, evenals twee van zijn
landgenoten, die in het laatste jaar
van hun medicijnenstudie zijn.
„Ik ben van protestantse huize,"
verklaarde hij, „en daarom voel ik me
tot de V.U. aangetrokken. In Neder
land heb ik, ondanks een enkele jaren
durende ziekte, goed kunnen acclima
tiseren, maar ik voel het als mijn
plicht naar mijn land terug te keren,
zodra dit mogelijk is. U zult wel kun
nen begrijpen, dat ik onder de huidi
ge omstandigheden beslist niet naar
Indonesië wil.
De keuze van mijn studierichting ia
op de wens gebaseerd mijn volk van
dienst te kunnen zijn. Om me bij de
huidige mogelijkheden te bepalen: een
onderzoek naar de ontwikkeling van
onze samenleving in Nederland is al
tijd nog interessant genoeg.
Als keuzevak heb ik opzettelijk cul
turele anthropologic gekozen. Als ik
ooit naar mijn vaderland terugkeer,
heb ik er veel aan, want research-
werk in deze richting is zeer belang
rijk voor de Molukken".
Feranek Shahl studeert Duits,
heeft mooie, donkerbruine ogen en
een wolk van rozengeur om zich
heen. Ze la zesentwintig jaar, deze
Iraanse en ze verblijft al sinds 1957
In Amsterdam. Haar man, Iraj Per
vin, is er ook, en wel om zijn op
leiding voor architect te voltooien.
Belden hangen de mohammedaanse
godsdienst aan, beiden kennen de
Sjah, Soraya en ook Farah Dibah.
„Ach, waarom de V.U.?" mijmert
zo ln het Duits. „De universiteit heeft
een goede naam in het buitenland. Ik
zou er trouwens nooit zijn gekomen,
als m'n man niet voor zijn studie Am
sterdam had gekozen.
Van m'n achttiende jaar af ben ik
nu al in het buitenland met korte tus
senpozen thuis in Teheran. M'n vader
is daar grondeigenaar en huizenbezit
ter. Hij heeft me eerst naar Duitsland
laten gaan om daar voor kinderver
zorgster en kraamverpleegster te le
ren. Ik ben ook nog in Amerika ge
weest, waar m'n broer studeert, maar
de materialistische sfeer bevalt me niet
Hier in Holland vind ik het heerlijk,
met uitzondering dan van het klimaat.
De mensen zijn hier gemoedelijk,
„orientalisch" bijna, zoals bij ons.
Het grootste verschil zie ik in de
opleiding van de kinderen. Bij ons is
het de gewoonste zaak van de wereld
dat de ouders hun zoons en dochters
onderhouden totdat ze zich een goede
plaats in de maatschappij veroverd
hebben. Hier, maar vooral in Ameri
ka. worden de kinderen veel eerder
losgelaten. Ze moeten ook als er geld
is, al gauw hun eigen boontjes dop-
IIENK HART
nu al het haardje i
Soeratenf
FERANEK SHAHI
Nederlanders zijn
..oriënt al lach"
Zijn naam is Indermanlsingh Rag-
hoebar, hij is negenentwintig jaar
en hij komt uit Suriname. Dat bij
Nederlander is, steekt hij niet onder
stoelen of banken, maar toch wordt
hij als een buitenlands student be
schouwd. Zijn pijp, een korte mei
een zware kop, dooft steeds weer
uit, omdat hij op het kritieke mo
ment vergeet te trekken.
„Ik ben hindoe", zegt hij, „om pre
cies te zijn vedisch. Ik ga nu mijn zes
de jaar aan de V.U. in, m'n zesde jaai
ook van m'n rechtenstudie. Een vriend
van m'n vader, die lang in Neaerlanc
heeft gewoond, heeft me indertijd aan
geraden juist hier te gaan studeren
In Paramaribo bestaat weliswaar een
Surinaamse rechtsschool, maar wil
je ln een kleine maatschappij als di
onze kunnen concurreren, dan is dt
opleiding daar net iets te licht.
Men heeft zijn verbazing er wel
eens over geuit, dat ik als hindoe aar.
een calvinistische universiteit studeer.
De verdraagzaamheid aan de V.U. is
echter heel wat groter dan men zich in