Overpeinzing bij een lustrum Dit jaar honderd buitenlanders ingeschreven „Zevenduizend studenten gingen door m'n handen" Driemaal De Gaay Fortman of Drie generaties studentenleven Grootvader Vader Zoon Zij doen hun best wel, maar 9 DINSDAG 11 OKTOBER 1960 Het Studentencorps aan de Vrjje Universiteit onder de zinspreuk ,,Nil Desperandum Deo Duce" be gon zaterdag zjjn veertien dagen durende, zestiende lustrumfeest. Tachtig jaar oud is het Corps ge worden, even oud als de Vr\je Uni versiteit zelf. Het is om deze reden, dat we een V.U.-pagina brengen, waaruit niet alleen blqken zal hoe het mosterd zaadje van weleer tot een stevige, wijdvertakte hoorn is uitgegroeid, maar ook, dat er bijzonder veel ver anderd is sinds het oude, bekende gebouw aan de Keizersgracht te Amsterdam door het geven van het eerste college werd ingewijd. Over de expansie, die zich vooral na de Tweede Wereldoorlog heeft doorgezet, moeten de cimbalen klin ken en de trompetten schallen. Er zijn thans tot sprekende cijfers afgerond honderd hoogleraren en drieduizend studenten. Men kan aan de V.U. nu niet alleen theologie, rechten en letteren en wijsbegeerte studeren, maar ook medicijnen, economie en wis- en natuurkunde. De bouw van een groot universitair complex is in voorbereiding, ten einde de over de hele stad uitge waaierde afdelingen te bundelen want centralisatie is na de nood zakelijk gebleken decentralisatie het wachtwoord geworden. Hiermee zitten we meteen midden in de problematiek. De min of meer onvoorziene bloei van het universi taire leven in het algemeen, heeft, vooral in sociologisch opzicht, ge volgen gehad voor allen, die bij de V.U. betrokken zijn. Voor de intimi teit van vroeger is de massaliteit in de plaats gekomen een massa liteit, die voor sommigen de vor men van een monster heeft aange nomen. ,,Men kent de mensen nog nau welijks", luidt de klacht, die zowel door de docenten en de pedel als door de studenten naar voren wordt gebracht. In de fanfares van vreugde klinkt daarom ook een zeker weemoedig verlangen naar voorbije jaren door, toen de verhoudingen intiemer en veelal gezelliger waren. En als de Rector van het Corps de gelegen heid van het zestiende lustrum aan grijpt om naar Nijmeegs voor beeld een plan te lanceren tot de vorming van een algemene studen tenvereniging met verplicht lid maatschap, dan geschiedt dit uil barre noodzaak, uit een verontrust gemoed ook. Misschien slaagt men er nog eens in de banden, welke studenten nu eenmaal tot een onmisbaar element in de maatschappij samenbinden, strakker en hechter te maken. De zich reeds in een ver gevorderd sta dium bevindende plannen voor de bouw van een gecentraliseerd uni versiteitscomplex zullen er zeker veel toe bij kunnen dragen. Pedel L. W. van St. Maartensdijk Slechts Prol. Mr. W. F. DE GAAY FORTMAN de, jonge onde De naam De Gaay Fortman heeft een bekende klank aan de V.U. Niet alleen omdat het Eerste Kamerlid prof. mr. W. F. de Gaay Fortman een leeropdracht aan de juridische faculteit vervult, maar ook omdat diens vader aan de Keizersgracht heeft gestudeerd en thans ook zijn zoon. In feite kan men dan ook van drie generaties stu dentenleven spreken. In 1902 liet de tegenwoordige rechter in ruste mr. B. de Gaay Fortman zich aan de V.U. inschrijven, en in 1929 deed zijn inmiddels tot hoogleraar benoemde zoon hezelfde. Weer zevenen twintig jaar later was het de heer B. de Gaay Fort man, die de voetstappen van grootvader en vader druk te, zij 't dat hij.economie in plaats van rechten koos. Een bijzonderheid is ook, dat de naam De Gaay Fort man voor drie verschillende personen van het dispuut iumbó staat. B. Sr., W. F. en B. Jr. hebben namelijk alle drie de zelfde studie- en vorpiingskring gekozen, en alle drie komen dan ook herhaaldelijk in de betref fende annalen voor. Drie generaties studentenlevendrie tijdperken; drie leden van de zelfde familie. Hun portret en woord treft men in dit artikel aan. en had hij pedel L. W. van St. Maartensdijk, man, die in zijn vierendertig- jarige loopbaan bataljons studenten heeft zien ko men en gaan. Hij had het druk, heel druk zelfs, want juist die morgen moest hij het vraagbaken zijn van tientallen jonge mensen Zijn plaats is in het oude gebouw aan de Keizersgracht, doch daar zijn*aanwezigheid bij elk examen, elke promotie en elke andere plechtigheid is vereist, zwerft hij de hele V.U.-stad door. Hij had geen „Hora" geroe pen, toen we hem verlie ten, terwijl hij ons ook niet zijn zilveren staf had laten zien. In een paar flitsende minuten had hij ons echter veel van zijn werk verteld, veel ook van de verschillen tusaen vroeger en nu. „Zo naar schatting", keuvelde hij, „zijn er zevenduizend studenten in administratief opzicht door mijn handen gegaan. Ja, iedereen, die hier sinds 1924 gestudeerd heeft ik was toen ne gentien jaar en moest nog twee jaar op m'n benoe ming tot amanuensis en later pedel wachten r— kent me nog, en de mees ten hprken ik ook nog wel bij een ontmoeting. Dat kan overigens op de vreemdste plaatsen zijn, want of ik nu in Amster dam zit of ver daarbuiten, overal kom ik ze tegen. Nóg hoor ik een hoog leraar vlak na de oorlog zeggen: Zevenhonderd stu denten? Waar moeten we er mee heen? Nu, vijftien jaar na de oorlog, zijn er drieduizend ingeschreven, onder wie bijna vierhon derd dames. Men zegt het nog steeds: waar moeten we er mee heen? Maar ze worden ondergebracht en het loopt! Zelf vraag ik me voort durend af, hoe ik alle taken, die ik vroeger moest vervullen, heb kun nen afronden. Ik had er veel, want ik hielp ook nog bij de boekhouding, de contribuanten-adminis- nistratie en de busjes actie. M'n functie ligt op 't ogenblik bijna uitslui tend in de sfeer van de paperassen, die de stu denten zoal nodig hebben, maar toch heb ik al een assistent nodig en zo nu en dan nog een tijdelijke hulp. Bovendien zijn op het Senaatsbureau twee mensen gekomen, op het Bureau Studentenraad drie mensen, terwijl er daarnaast nog twee stu dentenraadslieden met ieder een secretaresse zijn. Ik denk nog wel eens met weemoed aan vroe gere Jaren terug. Het was toen alles veel intiemer „Misschien waren er honderd stu denten", aldus mr. B. de Gaay Fort man, „toen ik in 1902 op de V.U. aan kwam. Ik was een van de zeventien, die zich voor het nieuwe jaar lieten inschrijven, en bij mijn weten was ie dereen lid van het Corps. Het was de tijd van de professoren Fabius, Woltjer Sr. en Geesink. We hadden drie disputen, drie oratorische clubs, namelijk Demosthenes, Iumbo en Forum. Ik heb de komst van de eerste stu dente meegemaakt. Zij was ene me juffrouw 't Hooft, die samen met haar broer kwam studeren. Aan deze ge beurtenis, die sommigen van ons met enige schrik vervulde, was de presen tatie van twee vrouwelijke auditores voorafgegaan, die staatsinrichting lie pen voor het middelbaar staatsexa men. Professor Fabius was daar een van de examinatoren van. Tot 1907 ben ik aan de V.U. geble ven. Ik kan niet anders zeggen dan dat ik een plezierige tijd heb gehad, doch moet er aan toevoegen, dat er hard gewerkt moest worden. Heel levendig werd het bij ons, toen de professoren Bavinck en Biesterveld uit Kampen overkwamen. Ze namen een twintigtal studenten mee, zomede „Mentor", een pittig en geestig ge sproken orgaan. Onze Corpsvergade ringen zijn er aanzienlijk door opgevro lijkt. Heel goed kan ik me de scherp zinnige Willem van Loon nog herinne ren, die een van de gangmakers was." „Toen ik me in 1929 aan de V.U. liet inschrijven", verklaart prof. mr. W. F. de Gaay Fortman. ..was ik nummer 1501. Een volstrekte onbe zorgdheid is een van de mooiste dingen die me uit m'n studententijd zijn bij gebleven. Toch moesten de meesten van ons het met een bescheiden beurs doen, terwijl we bovendien in een af schuwelijke crisistijd geraakten. Door uitbreiding en specialisatie is de tegenwoordige studie zwaarder dan in mijn tijd. In 't algemeen zou men kunnen stellen dat de vakkennis van de student beter is geworden, doch zijn algemene vorming slechter. Als u mij naar mijn herinneringen vraagt, dan moet ik wel in de eerste plaats zeggen, dat ik in m'n studen tentijd uitbundig veel plezier heb ge had. De vormende invloed, die er van de hoogleraren uitging, zal me ook altijd bijblijven, evenals de kameraadschap en vriendschap die ik tijdens, maar ook na m'n studententijd ondervonden heb. In religieuze zin tenslotte was de studententijd vaak beslissend. Ik denk b.v. aan het kamp en kringwerk van de Christen Gymnasiasten Bond en van de Nederlandse Christen Stu denten Vereniging. Nog iets een grapje, maar het past hier wel bij. De oude en de jonge, hoorde ik eens iemand zeggen, zijn tenminste jong gebleven. De middel ste echter is oud, want die morali- Er ia nog nooit een noodkreet opge stegen, dat de soos te klein is voor de leden. Ware dit zo, dan hadden er maatregelen genomen moeten worden, want de soos is inderdaad te klein om elk Corpslid een onderkomen te ver schaffen. De kosten van het Corps kunnen de meesten wel dragen, maar men meent geen tijd voor de activiteiten te heb ben. Ik voor mij ben van mening, dat studenten, die weigeren aan het ge meenschapsleven deel te nemen, ne* zo goed naar een vakschool kunnen Vanwege de massaliteit, die de laat ste jaren een waar probleem is gewor den, zijn er thans plannen om door een weldoordachte, op federatieve grond slag gevormde decentralisatie tot een actiever studentenleven te komen. Ik zou er geen enkel bezwaar tegen heb ben gehad om naast het bestaande Corps nog andere Corpora in het leven ven te roepen dit om de dichtheid tegen te gaan en de gelegenheid tot een beter contact te vergroten doch mijn voorstel in dezen heeft het niet gehaald". „Het Corps telt thans zevenhonderd leden", zegt de heer B. de Gaay Fort man, „van wie misschien veertig pro cent zich intensief voor het studenten leven beschikbaar stelt. De mensen zijn moeilijk te grijpen, maar het ni hilisme ligt toch slechts voor een deel in de geest van de tijd. Wat men niet wil, is risiko lopen het risiko name lijk van een becritiseerde studenten tijd. De meesten van ons gaan liever in eigen rechten naar de schouwburg op hun A.S.V.A.-reductiekaart dan zich bloot te stellen in de gemeenschap van het echte studentenleven. Dit is niet alleen jammer, maar ook scha delijk, daar de zo noodzakelijke vor- IN DERMAN ISEN'GH RAGHOEBAR verdraagzaamheid aan de V.U Krupps macht is groter dan ooit Het Krupp-concern was in 1958-59 ze ventig tot tachtig procent groter dan voor de oorlog en er werken 93.000 ar beiders in de fabrieken, aldus schrijft de Britse journalist Terence Prittie in At lantic Magazine. Het artikel maakt deel uit van Pritties nieuwe boek, Het ver deelde Duitsland, dat in november ver schijnt. De liquidatie door de geallieerden is volkomen mislukt. Voor de oorlog be heersten acht trusts 94 procent van de Duitse staalindustrie en thans beheersen acht trusts 78 procent. Deze trusts hebben de neiging zich horizontaal uit te brei den. De Duitse industriëlen hebben zich van oudsher geïsoleerd en dit is oor- Baak van een bijzondere arrogantie. Bouwstoffen Braat werkt samen met Brits bedrijf De nieuwe vestiging van de N.V. Bouw stoffen Braat, Alphen aan den Rijn met de daarmede verband houdende oprich ting der Braat en Colt Ventilatie N.V. betreft naar nader gemeld wordt een samenwerking tussen Braat en Colt Ventilation Ltd. te Surbiton in Enge land. Beide bedrijven nemen ieder voor de helft deel in de nieuwe N.V. Colt Ventilatie brengt geheel nieuwe typen niet-mechanische ventilatoren. Tot nog toe werden deze uit Engeland ingevoerd, maar thans zijn er Nederlandse deskun digen, die in Engeland werden opgeleid. De raad van beheer bestaat uit de he ren J. J. O'Hea en M. J. Reaney van Colt Ventilation, en B. Braat en H. F. M. Mattern van Braat. De laatste is managing director. De heer J. Breukink, oudste directeur van de Gazelle Rijwielfabrieken en ge durende 25 jaar hoofdbestuurslid van de RA.I., is zaterdag te Velp overleden. VROUWELIJKE STUDENTEN AAN DE V.U. Gezusterlljk zitten ze samen op een bank. De ene, de Haagse pre dikantendochter M. M. Tj. Holtrop, is 22 jaar, en is haar vijfde jaar als studente Engels ingegaan. De andere, de Dordtse juristendochter J. van Andel, is 21 jaar, en is aan haar vierde jaar rechten begonnen. Mejuffrouw Holtrop is praeses van de V.V.S.V.U., de vereniging van vrouwelijke studenten aan de V.U., die als ebn zuster van het manne lijke Corps kan worden betiteld. Mejuffrouw Van Andel is vice- praeses, „de plezierigste baan", zo als ze zegt. „Er zijn bij elkaar misschien vierhonderd vrouwelijke studenten aan de V.U.", zegt de praeses, „van wie ongeveer de helft lid van onze vereniging is. Vijftig procent hiervan doet actief aan het vere nigingsleven mee, en ik geloof, dat we met dit percentage de mannen slaan. Ook wat ledental betreft, zit ten we relatief heel wat beter. Het Corps heeft zevenhonderd leden op een totaal van zesentwintighonderd mannelijke studenten. Wij tweehon derd op een totaal van vierhonderd vrouwelijke studenten". „Onze disputen we hebben er tien tegen de mannen zevenentwin tig vult de vice-praeses aan, „worden goed bezocht. Beter waar schijnlijk dan die van het Corps". Dan, vergoelijkend: „Ach, dat wij een bloeiender verenigingsleven hebben dan de jongens pardon, mannen!, is natuurlijk wel een beetje verklaarbaar. Ten eerste hebben meisjes meer behoefte aan gezelligheid. Ten tweede sta je als meisje gauwer alleen en dan pro beer je aansluiting te zoeken „Na de oorlog zijn de meisjes uit het Corps gegaan", vervolgt de praeses. „Nee, eigen initiatief! Het werd te vol en ook te rumoerig. Al eerder waren er trouwens al vrouwelijke disputen opgericht. De eerste zag in 1930 het levenslicht en heet P.A.L.L.A.S. graag met hoofdletters en puntjes ertussen". ,X>e verhoudingen tussen het Corps en de V.V.S.V.U. zijn we derzijds koel", aldus de vice-prae- ses. „Het is een soort traditie ge worden, dat V.V.S.V.U.-meisjes Corpsleden altijd onbeleefd vin- ,flou ja, onbeleefd", verbetert de praeses, die, evenals haar plaats vervangster met een Corpslid is verloofd, „niet altijd even correct ■s misschien een betere term. Bij sommigen ontbreekt het nog wel ?ens aan manieren, ze doen hun best wel, maar 't slaat niet zo .fleem nou dat sportfeest", knikt ie vice-praeses instemmend. De voorste twee rijen stoelen waren voor vertegenwoordigers van het Corps en vertegenwoordigsters van de V.V.S.V.U. gereserveerd. Toen de tijd van plaats nemen aange broken was, ploften de mannen en bloc op de eerste rij neer en lie ten voor ons de tweede rij over". „En die inval in ons dispuut dan!" brengt de praeses nog naar voren. ,fHet was het rumoert je van het jaar. Heel incorrect om de he ren uit onze gemengde vergadering weg te halen, omdat hun aanwe zigheid op een eigen bijeenkomst was gewenst". „We gaan heel vriendschappelijk met andere verenigingen van vrou welijke studenten om, vooral met de „Nijmeegse meisjes", verklaart de praeses nog. „Dit houdt overi gens niet in, dat we feeksachtig zijn, als we het Corps in vereni gingsverband ontmoeten. Officieel gebeurt dit drie maal in het jaar, namelijk bij het uitkomen van de Almanak, bij het Sportfeest en bij het groenen". je had veel meer con tact met alle lagen van de universiteit. Ik zie nog die geweldige slee voor het V.U.-gebouw stoppen. Eruit stapten een vader en moeder met hun dochter, die inlichtingen over de studie-mogelijk heden wensten. Drie van m'n familieleden zijn ju rist, verklaarde de vader, en die hebben me aan geraden m'n dochter rech ten te laten studeren. Nu heb ik ook twee familie leden, die arts zijn, en die zeggen weer, dat het medicijnen moet zijn. Wat wil uw dochter zelf? vroeg ik er bovenop. Psycholo gie, antwoordde de jonge dame wat benepen. Dan moet u haar psychologie laten studeren, zei ik weer, kennelijk tot onge noegen van de ouders. Maar hoe ze ook keken, het ii psychologie gewor den! Dit en nog heel veel andere dingen komen te genwoordig niet meer voor. Alles Is gespeciali seerder en ook massaler geworden. Denk alleen maar aan de faculteiten, die na de oorlog verdub beld zijn. nog afgezien van de richtingen, die er bij zijn gekomen. Ik wil beslist niet zeg gen, dat het nu niet ge zellig meer is. maar heus. vroeger was het heel wat gezelliger Er studeren honderd buitenlandse studenten aan de V.U. Dat is drie procent van het totaal aantal inge schrevenen een internationale uit wisseling dus, die er wel mag zijn. Uit alle delen van de wereld zijn ze naar Amsterdam gekomen om de colleges aan het calvinistische bol werk te volgen. Er zijn Amerikanen, Canadezen en Zuidafrikaners bij, maar ook Hongaren, Bulgaren en Ambonnezen. De ene is balling, de andere hindoe, een derde weer mo hammedaan. De groep als geheel wordt zo be langrijk geacht, dat het lustrerende Corps een speciale dag voor buiten landse studenten tn zijn Jestiviteiten heeft ingelast. En wij zijn naar en kelen van hen toegestopt om een verhaaltje uit eigen mond te noteren. honderden Canadees Iraanse VICE-PRAESES Surinamer Zevenduizend studenten malen langs gegaan zelfs wel honderden keren. De maal stroom der tijden heeft dit stukje buitenkant van de V.U. onaangetast gelaten. Het respect voor verboden ook? bepaalde kringen voorstelt. Ik voel me hier helemaal op m'n gemak en zou me niet kunnen voorstellen het, waar dan ook, beter te kunnen treffen. M'n bedoeling is aan de rechterlijk» macht verbonden te worden in m'n eigen land. De rechtspraak is daar vrijwel gelijk aan hier, met uitzonde ring van enkele aan de adat aangepas te regels. U verontschuldigt me wel ik zit krap in m'n tijd. Maandag moet ik namelijk m'n doctoraal examen doen." Ambonnees Henk Hart, vierentwintig jaar, heeft de Canadese nationaliteit, maar nit zijn naam valt reeds af te leiden, dat hij van Nederlandse ori gine is. Hij studeert filosofie, deze olijk kijkende jongeman, die niet al leen een baardje, maar ook „de gouden speld van welsprekendheid" draagt. Deze onderscheiding is hem op het Calvin College in het Ameri kaanse Grand Rapids verleend, waar hij na twee Jaar studie candideerde. „Ik ben in 1953 met mijn ouders ge- emigreerd", vertelde hij, „en terugge komen om de wijsbegeerte van de wetsidee bij de bron zelf tot me te nemen. Een Amerikaanse prof, die ja ren geleden bij professor Vollenhoven doctoreerde, heeft me aangeraden dit vooral te doen. Het is dan ook de be doeling, dat ik hier een paar jaar blijf, wat voor mij helemaal niet onplezie rig is, want ik heb overal in het land familie zitten. Bovendien studeren ne gen van m'n vroegere dispuutgenoten ook aan de V.U., en uiteraard hebben we veel contact met elkaar. De beurs, die ik gekregen heb, geldt voor één jaar. Over wat daarna moet gebeuren, maak ik me geen zorgen. Ik zal zien wat geld te lenen, wat naar mijn mening beter is dan naast m'n studie ook nog een baantje te nemen. Dit zou m'n jaren hier zeker verlen gen, en vergeet vooral niet, dat ik straks in zeer gunstige valuta-verhou dingen kom te verkeren. Wat ik hier in guldens leen. moet ik in dollars terug betalen. Dit betekent, dat ik er heel vlug af kan komen. Ja. ik heb al plannen voor de toe komst Behalve als docent kom je met filosofie nergens terecht ik ken in de Verenigde Staten een gepromo veerde filosoof, die maar makelaar ge worden is en daarom wil ik na af loop van m'n studie voor prof gaan solliciteren. U kijkt hier van op? Niks bijzonders aan de overkant van de Oce aan. Het gaat daar heel anders dan hier. Per advertentie worden daar in de vakbladen professoren gevraagd, of althans „assistant-" en „associated- professors". Krijg je zo'n baan, dan moet er heel wat gebeuren, wil je het niet tot volwaardig prof kunnen brengen." Maurlts Frederik Mual is Ambon nees en hij gaat er prat op. Hij is negenentwintig jaar, studeert socio logie en staat vlak voor zijn docto raal. Met zijn vader, die bij de K.N.I.L. was, zomede met zijn moe der zijn la hij in 1952 uit Ambon naar Ne derland gekomen. Het Commissia- rlaat Ambonnezenzorg vereerde hem met een beurs, evenals twee van zijn landgenoten, die in het laatste jaar van hun medicijnenstudie zijn. „Ik ben van protestantse huize," verklaarde hij, „en daarom voel ik me tot de V.U. aangetrokken. In Neder land heb ik, ondanks een enkele jaren durende ziekte, goed kunnen acclima tiseren, maar ik voel het als mijn plicht naar mijn land terug te keren, zodra dit mogelijk is. U zult wel kun nen begrijpen, dat ik onder de huidi ge omstandigheden beslist niet naar Indonesië wil. De keuze van mijn studierichting ia op de wens gebaseerd mijn volk van dienst te kunnen zijn. Om me bij de huidige mogelijkheden te bepalen: een onderzoek naar de ontwikkeling van onze samenleving in Nederland is al tijd nog interessant genoeg. Als keuzevak heb ik opzettelijk cul turele anthropologic gekozen. Als ik ooit naar mijn vaderland terugkeer, heb ik er veel aan, want research- werk in deze richting is zeer belang rijk voor de Molukken". Feranek Shahl studeert Duits, heeft mooie, donkerbruine ogen en een wolk van rozengeur om zich heen. Ze la zesentwintig jaar, deze Iraanse en ze verblijft al sinds 1957 In Amsterdam. Haar man, Iraj Per vin, is er ook, en wel om zijn op leiding voor architect te voltooien. Belden hangen de mohammedaanse godsdienst aan, beiden kennen de Sjah, Soraya en ook Farah Dibah. „Ach, waarom de V.U.?" mijmert zo ln het Duits. „De universiteit heeft een goede naam in het buitenland. Ik zou er trouwens nooit zijn gekomen, als m'n man niet voor zijn studie Am sterdam had gekozen. Van m'n achttiende jaar af ben ik nu al in het buitenland met korte tus senpozen thuis in Teheran. M'n vader is daar grondeigenaar en huizenbezit ter. Hij heeft me eerst naar Duitsland laten gaan om daar voor kinderver zorgster en kraamverpleegster te le ren. Ik ben ook nog in Amerika ge weest, waar m'n broer studeert, maar de materialistische sfeer bevalt me niet Hier in Holland vind ik het heerlijk, met uitzondering dan van het klimaat. De mensen zijn hier gemoedelijk, „orientalisch" bijna, zoals bij ons. Het grootste verschil zie ik in de opleiding van de kinderen. Bij ons is het de gewoonste zaak van de wereld dat de ouders hun zoons en dochters onderhouden totdat ze zich een goede plaats in de maatschappij veroverd hebben. Hier, maar vooral in Ameri ka. worden de kinderen veel eerder losgelaten. Ze moeten ook als er geld is, al gauw hun eigen boontjes dop- IIENK HART nu al het haardje i Soeratenf FERANEK SHAHI Nederlanders zijn ..oriënt al lach" Zijn naam is Indermanlsingh Rag- hoebar, hij is negenentwintig jaar en hij komt uit Suriname. Dat bij Nederlander is, steekt hij niet onder stoelen of banken, maar toch wordt hij als een buitenlands student be schouwd. Zijn pijp, een korte mei een zware kop, dooft steeds weer uit, omdat hij op het kritieke mo ment vergeet te trekken. „Ik ben hindoe", zegt hij, „om pre cies te zijn vedisch. Ik ga nu mijn zes de jaar aan de V.U. in, m'n zesde jaai ook van m'n rechtenstudie. Een vriend van m'n vader, die lang in Neaerlanc heeft gewoond, heeft me indertijd aan geraden juist hier te gaan studeren In Paramaribo bestaat weliswaar een Surinaamse rechtsschool, maar wil je ln een kleine maatschappij als di onze kunnen concurreren, dan is dt opleiding daar net iets te licht. Men heeft zijn verbazing er wel eens over geuit, dat ik als hindoe aar. een calvinistische universiteit studeer. De verdraagzaamheid aan de V.U. is echter heel wat groter dan men zich in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 9