ONTGROENEN OF BLAUW-BLAUW LATEN? WAT HEEFT MEN ER MEE VOOR? GEBEURT HET WEL GOED? VRAGEN AAN HET FORUM De forumleden zijn: IS ER EEN ANDERE WEG? „Epidemie" na snertactie in Fries dorp DIT ons tweede forumgesprek heeft als onderwerp de groentijd. En al wederom prijzen wij ons gelukkig, enkele heren bereid te hebben gevon den, met elkaar ten overstaan van onze lezers het gesprek te voeren. De groentijd is wel een onderwerp, in staat om de gemoederen in beweging te brengen. Wat heeft men met de groentijd voor? Welke rechtvaardiging is er voor aan te voeren? Is ontgroenen eigenlijk niet uit de tijd? Is het doel van groenen in feite niet onwezenlijk, wijl niet of nauwelijks te bereiken? Of is het misschien toch zó, dat het ontgroenen, mits met bekwaamheid be oefend, een zekere waarde heeft? Vragen te over, en in het forumgesprek zijn het vóór en het tegen dan ook wel aan de orde gekomen. Ook van dit gesprek moet overigens gelden, dat het on derwerp niet uitputtend kon worden behandeld. Tot goed begrip moet dan ook worden opgemerkt, dat de heren, die zo vriendelijk zijn geweest dit gesprek voor ons te voeren, hiermede stellig niet alles over de groentijd hebben gezegd wat erover te zeggen zou zijn. Een forumgesprek moet altijd onvolledig blijven. Bo vendien hebben we met opzet niet naar conclusies ge zocht. Ditmaal wederom was de bedoeling, dat de lezer, als het ware luisterend naar dit gesprek, een indruk zou krijgen van wat er zoal aan vast zit. Ook de groentijd is immers niet iets, met de beoordeling waarvan men zomaar gereed is, hetzij pro hetzij contra, misschien op grond van eigen ervaringen of die uit de naaste omgeving. Voor de lezers die er met huisgenoten of vrienden nog wat over door willen praten kan ook dit forumge sprek dienen om eigen gesprek op gang te brengen. Deze bladzijde in de krant kan dan als resultaat hebben, dat men reeds enigermate beslagen ten ijs komt. Om in stijl te blijven: zij kan bewerken, dat men niet helemaal „groen" meer tegenover de zaak staat. De lezer zal moeten toegeven: dan zijn er pijnlijker wijzen van „ontgroening" mogelijk M. Tnfenksbluf, Leiden. l'rof. dr. F. van der Klij, Rillliov VOORZITTER: Het onderwerp ont groenen ligt nogal eens moeilijk en roept misverstanden op. Logischerwij ze moet de eerste vraag zich richten op het waarom van het ontgroenen, met andere woorden: Wat is het doel ervan? Misschien zoudt u, prof. Wa terink, willen beginnen met daar iets over te zeggen? WATERINK: Algemeen gezegd zie ik erin: het op basis van ongelijkheid behandelen van de pas aangekomen student. De oorsprong van het groenen wortelt diep in het verleden, gaat tot vele eeuwen terug. Toen en ook nu nog, geloof ik, ging het erom, dat men de gelegenheid zou hebben de jongere mensen grondig te leren kennen. Maar als ik dit zeg, dan behoeft dat een paar kanttekeningen. Punt één: voor dat lidwoord „de" bij ontgroening ben ik een beetje bang, want „de" ontgroening is niet een begrip; er zijn alle mogelijke vormen van. Punt twee: wees voorzichtig met te vragen naar dat doel. In duizenden dingen ligt een zekere doelstelling, maar dan is dat vaak veel méér dan datgene wat je in het doel legt. Zo is het ook met ont groenen. Verintellectualiseer het niet, want er zit minstens 50 tot 70 procent in, wat je geen „daarom" kunt noe- In deze tijden van grote groepen studenten en grote groepen nieuwelin gen zijn er weinig kansen elkaar te leren kennen. Heb je dan een corps dat jongeren verplicht te komen ken nismaken (groenen), dan zie ik daar een goed element in. Het tweede element is, dat de jon geren wel eens mogen beleven dat de studentenwereld een andere is dan die waaruit ze komen. Dat het niet is „Ti- dat geldt dan voor een organisatie als de SSR, waar ik li$ vjin ben hen bekend maken met het functioneren van een Calvinistisch studentenleven. Ik zie in het ontgroenen deze (prak tische) rechtvaardigingsgrond, dat het door de grote omvang van de verschil lende verenigingen op geen enkele an dere wijze kén, dan d.m.v. een derge lijk soort gezagsverhouding. Anders kent niemand straks de nieuwe leden, en worden ze daardoor ook niet in dé vereniging geaccepteerd. Vraagt u: Vinden jullie, als oudere jaars het fijn weer te kunnen ont groenen, dan moet ik u zeggen, dat wij hgt eerder vervelend dan heerlijk vin den weer zo'n honderd jongens in de ivereniging te moeten loodsen. Dat zijn er véél en alles moet in drie weken afgelopen zijn. Anders kunnen de eer stejaars niet aan hun studie prakti- ca e.d. beginnen. VAN DER BLIJ: Ik ben erg ge schrokken van een opmerking van de heer De Bruijne.Als u de groentijd be licht als een pedagogisch werk aan ar me kleine jongetjes die mensen van de studentenwereld moeten worden, waarom gaat u als opvoeders dan spre ken over „dat het zo vervelend is"? Mij dunkt: opvoeden is een van de boeiendste en spannendste bezighe- DE BRUIJNEOok ik vind dat net zo spannend en boeiend. Ik zei het alleen maar om duidelijk te maken dat ontgroenen voor ons geen vermaak betekent. Overigens verwerp ik de „Tinus-the- orie" als men ermee bedoelt, dat een noviet afgebroken en opgebouwd moet worden. Alsof een academicus meer zou zijn dan een gewone burger! Deze niet uit chr. kring. Als ik zie hoe het bij ons (SSR) toe gaat en dat ver- ontgroenen, van buitenaf gezien, wellicht gelijk, er groot verschil. mee dus de emancipatie van de no viet nog niet voltooid is. VOORZITTER: Geeft u dat, prof. Waterink, nog aanleiding om. WATERINK: In zoverre, voorzitter, dat ik misschien door mijn vak bang ben de dingen al te schematisch uit te drukken. Ik ben het wel met al les wat gezegd is eens. Met Tinus en ook met de bestrijding van Tinus. Een feit is het echter, dat er een grote laag onder de aankomende studenten is, die, als ze niet goed-organisch in de studentenkring worden opgenomen, hun hele leven in hun eigen isolement blijven. Mét hun begaafdheden en knapheden. Er is m.i. geen gevaarlij ker zaak dan als mensen van de •middelbare school komen, ze de knap pe, teruggetrokken lieden-van-het-stu- deerkamertje b 1 i j v e n, Voor de sa menleving dreigen ze dan verloren te Nu kan collega Van der Blij wel zeggen, dat de studie óók ontgroent, maar dat is toch heel wat anders. Als die knapperds van negens naar drieën tuimelen, vallen ze óók van hun intellectuele voetstuk af. waarop ze eerder zijn geplaatst. Ze komen dan vaak in een neurotische spanning te verkeren. Immers: op grond van hun intellectuele prestaties werden ze om hooggehaald en na die cijfertuimeling weten ze met hun persoonlijkheid geen weg meer. VAN DER BLIJ: Ik heb daarnet heel oppervlakkig dat geval „van ne gen naar drie" geduid. Ik wil even opmerken hoe de situatie bij onze eer- ste-jaars is. De jonge studenten wor den samengebracht in groepen van acht en begeleid door een vierdejaars. Daarboven staat een assistent en als vertrouwensman fungeert een weten schappelijk ambtenaar met docentener varing. Er wordt gepraat, meegeleefd en geadviseerd. En in die hele ge- spreksverhouding valt dan het cijfer. Als de jonge student die cijfers zon der meer hoort, ja, misschien zou hij dan in een neurosetoestand kunnen ko men, maar dat gebeurt bij ons niet. Ik wil hier maar mee zeggen, dat het zeker vanuit de universiteit, van uit de studiegroep, mogelijk is tot aan passing van de jonge student te ko men. En dat het „alleen maar stu diehoofd" uitzondering blijft. VOORZITTER: Ik zie de heer De Bruijne een beweging van twijfel ma- nus uit ons dorp is zo'n knappe jon gen, hij heeft einddiploma HBS en wordt straks misschien wel professor". Zo'n Tinus mag best eens een beetje naar beneden gehaald worden. En ten slotte: de groentijd leidt vaak tot mooie vriendschappen. VOORZITTER: Van de studenten zou ik graag willen horen of men nu ont groent met een zeker doel voor ogen, ginnen wij onze groentijd 's mor gens met een bij belkring, worden leden geschorst die dronken zijn of slaan, 'k Bedoel hier niet mee, dat wij zulke brave jongens zijn, wél, dat het begrip groentijd overal weer een andere inhoud heeft. VAN DER BLIJ: Ik heb soms de een ontgroening zo fel gaat in de richting van „Jon gen, jij bent niets", dat bij de man die erdóór komt de zelfover schatting wordt gekweekt: „en nu ben ik alles", 'k Geloof verder dat zo'n Tinus door zijn studie harder ontgroend wordt dan in de vereniging. Om vanuit mijn vak, de wiskunde, te praten: de men sen die bij de eerste tentamens in november met drieën uit de bus met negens, zoals het ontgroenen als zodanig' TABAKSBLAT: Voor ons in Le' het ontgroenen een „inwijding" vereniging de ontgroener is voorlichtend bezig én moet een braakprocedure volgen in die zin, aangehaalde Tinus zal jen dat hij bij komen in plaats op hun rapport, worden ontgroend op een zóveel zwaardere manier WATERINK: En dan zijn ze neuro ticus geworden! VAN DER BLIJ: Neen, toch.... WATERINK: Kans. VAN DER BLIJ: Kans? Och ja, maar die loop je overal. VOORZITTER: Er zijn woorden ge vallen als „inwijding" en „gezagsver- Leiden is houding", die op het doel der ontgroe- de ning duiden. Kan dit nog wat nader dan worden geconcretiseerd? af- TABAKSBLAT: Het gaat er om, dat dat de novieten zo snel mogelijk een ha bitus krijgen, die ze zal helpen zich is. Daarbij vind ik dan het belangrijk ste, dat het groen zijn keuze zal ten waar maken, in de zin van: hebben? a'n grote piet niet straks de gelijkwaardigen met anderen Kun te betonen. Vele corpora hebben, zoals ">ij ons in Leiden, een nagroentijd van >lm. drie maanden, waarbij de novie- en op voet van gelijkheid hun aan- DE BRUIJNE: De groentijd wil de passing zullen moeten bewijzen. Zo 3. leden kennis doen maken met de bezien vormen de eerste drie weken gecomprimeerde inleiding, waar- i de vereniging en daarin VOORZITTER: Ontgroening, dat is uit dit gesprek al gebleken, heeft een doel. Toch blijft daar nog die vraag of de hedendaagse wijze van ontgroe nen aan dit doel beantwoordt. Dit is naar mijn mening „het" punt waar al les om draait. DE BRUIJNE: Als ik zo over de afbraak-opbouwtheorie hoor spreken, dan voel ik daar iets achter van: Daar moet ccn consequente ontgroenings praktijk uit volgen waarvoor ik niet zou willen tekenen. M.a.w. ontgroenen en ontgroenen' is twee. Er zijn studen- tencorpora van de leden zelf wil ik niets ten nadele zeggen waarbij in de wijze zoals het daar toegaat, voor mij de concretisering van het liefde gebod niet is terug te vinden. VAN DER BLIJ: 't Is jammer, dat we vanavond geen meisjesstudenten in ons midden hebben, want het valt mij in haar verenigingen op, dat het daar veel aanvaardbaarder toegaat. In het buitenland, ik denk aan Frank rijk, is de ontgroening veel korter, minder georganiseerd. Juist, dunkt Och, tegen een beetje treiteren als traditie heb ik geen bezwaar. Maar de grens wordt n.m.m. al overschre den als je op straat kaalgeknipte hoof den ziet en boerenpetjes, die novieten moeten dragen'. Doe het binnenshuis, want het gaat er toch niet om de groe nen voor gek te zetten tegenover de burgerij TABAKSBLAT: Ik geloof niet dat dit zo erg is. De praktijk in Leiden i6, dat er alleen wordt gegroend binnen de muren van de vereniging. Op straf fe van schorsing mag er op straat niets gebeuren. Wat die petjes be treft, daar ben ik het wel met prof. v. d. Blij over eens, maar dat kaal knip pen? Nee, ik geloof, dat een groen daar op straat eerder om bewonderd wordt, omdat het „verschijnsel" be kend genoeg is in de buitenwereld. WATERINK: Indien de ontgroener zich laat gaan, zedelijk niet in staat is macht over anderen te dragen tot ex cessen komt, dan is het fout, niet meer zinvol. De ervaring leert, dat het altijd dezelfde jongens zijn die de groentijd gebruiken om eigen gewich tigheid te beleven. En het gevaar is hierbij dan. dat er ct priori te weinig middelen zijn om excessen te voorkomen. Tucht-achter- af is er natuurlijk wel, maar dan' is het te laat. In '54 toen ik rector en in '55 toen ik pro-rector was aan de V.U. kreeg ik in drie gevallen dezelf de kerels voor me die ik terecht moest wijzen. Het akelige is, dat die (gelukkig) enkele figuren in een ver eniging zo gauw domineren. Als daar groenen komen, zijn ze in de aap ge logeerd! Juist omdat die repressieve middelen ontbreken, kom ik tot de uitspraak dat de hedendaagse wijze van ontgroenen niet altijd aan het doel beantwoordt. TABAKSBLAT: Maar machtsmis bruik is niet iets dat uitsluitend in de groentijd voorkomt. WATERINK: Nee, maar buiten de groentijd kan iemand er zich aan ont trekken. TABAKSBLAT: Dat is ook niet al tijd waar, geloof ik. DE BRUIJNE: En het priori tucht uitoefenen is toch vrijwel onmo gelijk TABAKSBLAT: Bij ons ligt dit ge makkelijker. Die figuren, zegt prof. Waterink terecht, zijn bekend. Daar wordt ,dan ook scherp op gelet. Er wordt voorts nadrukkelijk gestipuleerd wat mag en niet mag. VOORZITTER: Daar zou ik graag iets meer over willen horen, over die bekwaammaking van' studenten om te ontgroenen. TABAKSBLAT: Eerstejaars worden opgeleid om straks anderen te kun nen „behandelen". Zij worden steeds in een zodanige situatie gedrukt, dat ze zien wat ze fout doen om straks weer anderen te kunnen corrigeren. De meeste excessen zullen voorkomen bij degenen, 'die nog het dichtst bij hun eigen groentijd staan. Maar daar wordt sterk tegen gewaakt. WATERINK: Als ik zeg, dat een noviet zich niet aan machtsmisbruik kan onttrekken, dan' bedoel ik dit. De figuren die zich willen botvieren zul len heus niemand op zijn hoofd slaan en ook geen gemene sexuele dingen zeggen, want dan' wordt onmiddellijk ingegrepen en is het uit. Nee het zijn de figuren, die sexuele dingen zeggen, die er nét tegenaan zijn. U weet wel, waar sommige mensen om moeten grijnzen' en waarom een groen zal blozen. En zou zo'n groen er op in haken, dan komt de reactie van die figuren: Wat ben jij een schoft zeg, dat je dèt denkt. VOORZITTER: Is de wijze waarop het ontgroenen in het algemeen ge beurt een' reden temeer voor prof. v. d. Blij om er afwijzend tegenover te VAN DER BLIJ: Als het uit tradi tionele overwegingen gebeurt geen be zwaar, maar maak er niet teveel een systeem van met altijd op de grond zitten enz. Doe het wat losser en min der massaal. Anderzijds blijf ik het moeilijke punt vinden de vraag WIE zal ontgroenen? Want en dat is ge bleken niet iedereen kan het. WATERINK: Mag ik dit ter gerust stelling aan collega v. d. Blij zeggen: Er is géén punt, dat bij senaten, of bij het collegium in Leiden, of bij be sturen van studentenverenigingen, zó zeer de aandacht heeft het hele jaar door als de groentijd. Er wordt op ba sis van vrijwilligheid met vertegen woordigers van de betrokkenen tal van avonden gepraat over de vraag: Hoe kunnen wij de groentijd zo vruchtbaar mogelijk maken en excessen voorko men? Telkens wordt zo'n reglement weer iets gewijzigd om het maar zo waterdicht mogelijk te doen zijn. Daardoor worden ook bepaalde figu ren praktisch uitgesloten van het ont groenen. DE BRUIJNE: Uit dit alles blijkt, dat er toch wel een labiele toestand bij het ontgroenen is, als men de zaak zó in de hand moet houden. 1. Heeft ontgroening een doel? 2. Beantwoordt de hedendaagse wijze van ontgroenen aan dit doel 3. Is dit doel ook op een andere wijze te verwezenlijken Prof. dr. J. WATERINK, die liet studentenleven door en door kent, is sinds 1926 hoogleraar aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Aan de faculteit der létteren en wijsbegeerte doceert hij de vakken pedagogie, toegepaste psychologie en pcdologie. Voorts is hij aan de V.U. buitengewoon hoogleraar in de theologie voor de catechctiek. Hem werden eredoctoraten toegekend door de universiteit van Gent én van PotclnT- slroom. Prof. Waterink is directeur van het Laboratorium voor toegepaste psychologie en directeur van het Pedologisch Instituut, beide in de hoofdstad. Ilij bekleedt zeer vele nevenfuncties en heeft lal van belangrijke publicaties op zijn naam staan. Prof. dr. F. VAN DER BLIJ werd in 1953 tot ijksuniversiteit te Utrecht benoemd, aan de r later werd hij buitengewoon hoogleraar ar. Voorts werd hij dit jaar benoemd lot ersiteit te Nijmegen. Hij heeft zeer vele e wetenschappelijk hoofdambtc faculteit der wis- en natuurku in Utrecht en in ^1956 grv ontarten met studenten o.in. i studentenpredikanten en studentenverenigin; De heer G. DE BRUIJNE studeert sinds 1951 aan de Rijksu ciale geografie, was bestuurslid van S.S.R. en is thans lid van tie aldaar. Hij heeft als lid zitting gehad in de Nederlandse erkoepelende orgaan van de studentenverenigingen. Hij is thai .ibertus et Veritatc", het orgaan van S.S.R. De heer M. TABAKSBLAT, zoon van de bekende Ilerv. predi vijfde-jaarsstudent in de rechten, die hij studeert aan Hij is praeses van „Facullatum", de overkoepelende jrenigi :ulteitsbesturen. Ilij is lid t A. «1c Kriiijii eniging tóch wel in „samenlevingsver band" zal kunnen ontwikelen. Ik zie teveel voorbeelden van het tegendeel, 'k Denk aan de a.s. beta-jongens, die vaak niets van cultuur of moderne ge schiedenis weten. Gisteren maakten we het met zo'n figuur nog mee, dat hij op de vraag „Wie was Mussert?" ten antwoord gaf „Een Duits gene raal". Het antwoord „Een Neder lands verzetsstrijder" is ook niet onge bruikelijk. WATERINK: Deze mensen, die al leen maar hun vak leren, die „droge figuren", vindt men verreweg het meest onder de nihilisten (studenten die noch van een corps, noch van een vereniging lid zijn). Dat is statistisch een feit. Terwijl voor die mensen juist een groentijd, een studentenleven zo broodnodig is, omdat ze daar leren, dat er nog andere waarden zijn dan die van het intellectuele vlak. VOORZITTER: En als we dan tot slot samenvatten: Waarom groentijd bij een studentengemeenschap.... DE BRUIJNE:.... Omdat een stu dentenvereniging krachtens haar aard een sterk totale tendens vertoont, die op het hele leven van een student be slag legt, uitgezonderd zijn kerkelijk le ven en zijn studie, daarom moet de opname in zo'n vereniging i.e. de groentijd ook een totaal karakter dra gen. Er mag dan echter slechts gezag zijn tussen een lid en een aankomend lid op het gebied van de studenten vereniging en niet daarbuiten. VOORZITTER: Maar nu die derde vraag: Is het doel dat ontgroenen on getwijfeld heeft ook op andere wijze te verwezenlijken? Ik denk in dit ver band aan de opmerking van de heer De Bruijne: We zijn wel gedwongen het groenen in drie weken te volbren gen. Hieruit proef ik, dat hij er wel graag een vol jaar over zou willen DE BRUIJNE: Ja. maar dan op an dere wijze. VOORZITTER: En dan, in aanslui ting hierop, wat de heer Tabaksblat vertelde nl. dat men in Leiden na de drie weken de zaak nog een paar maanden „door laat sudderen". DE BRUIJNE: Bij ons hebben wij telkenjare kennismakers, een hetero geen stel jongens, die indien ze bijv. hun kandidaats hebben van andere ver enigingen overkomen, echter niet ge groend behoeven te worden. Op voet van gelijkheid mag men zich aan de vereniging voorstellen, maar meestal mislukt die kennismaking, zo is de ervaring. VAN DER BLIJ: Dat bewijst niet, dat kennis maken slechter is dan groe nen. Wél, dat je het niet door elkaar kunt doen. VOORZITTER: Toch is dit een in teressant punt, want er zijn immers studentenverenigingen, die volstaén met kennismaken en niet groenen? Hoe voltrekt zich daar de integratie? DE BRUIJNE: De meeste organisa ties onder de 100 leden kennen geen groentijd. De praktijk is, dat wanneer ze erboven komen, ze met groenen be ginnen (soms wat al te), analoog aan wat de corpora reeds lang deden. VAN DER BLIJ: Mag ik dus zeg gen. dat het groenen een reeds nood zakelijk kwaad is door de grote om vang van de verenigingen? DE BRUIJNE: Wat mij betreft wel. TABAKSBLAT: Wat mij betreft be slist niet! WATERINK: De organisaties die geen groentijd kennen, dus laten ken nis maken op voet van gelijkheid, hebben steeds dezelfde klacht: de le den hangen als los zand aan elkaar. Vandaar dat men tóch maar weer gaat groenen, omdat _r inderdaad een wer kelijke band door ontstaat. VOORZITTER: Mijn indruk is nu, dat de meesten van u zeggen: Kennis making werkt belangrijk minder inte grerend dan ontgroenen. DE BRUIJNE: Dat ben ik met u eens. Alleen In zeer kleine studenten gemeenschappen, die dat zou ik er aan toe willen voegen gedragen worden door een sterk ideaal, zou men het ook zonder groentijd kunnen doen. Bij de grotere verenigingen is dat ab soluut onmogelijk. VAN DER BLIJ: Ja, maar dat wil ik nu doortrekken. Zijn die grotere ge meenschappen wel wenselijk? Is het toch niet beter het juist in de kleinere gemeenschappen te zoeken? WATERINK: Je kunt geen corps hebben van 100 leden. Dan zou je toch weer verschillende corpora moeten scheppen, die weer een supercorps no dig maakten. Je hebt je activiteiten: muziek, beeldende kunst, enfin, teveel om op te noemen. Hoe wil men genoeg leden voor bijv. een muziekvereniging bijeen krijgen uit zo'n klein corps? In een groot corps is dat altijd mogelijk. En denk er eens aan, hoe men met 100 leden een sociëteit zou moeten onder houden. DE BRUIJNE: Wanneer men maar vanuit een ideaal wil werken, kan men ook met 100 leden nog wel een (klei ne) sociëteit onderhouden, maar bij de verwezenlijking van de doelstelling heeft een grotere vereniging natuurlijk veel voor, omdat men van daaruit bo vendien kleinere gemeenschappen kan opbouwen. TABAKSBLAT: Het is inderdaad wel een probleem, dat groter zijn, maar anderzijds zag men in Leiden, dat na de oorlog al die kleine verenigingen werden opgeruimd en één groot corps werd geformeerd, zo gemêleerd moge lijk wat samenstelling betreft. Het ge volg was, dat het corps inderdaad ope ner geworden is en ruimer, dat dc fi nanciën niet meer het hete hangijzer VAN DER BLIJ: En toch zie je dan weer ontstaan die kleinere groep, die eigenlijk samenleeft. WATERINK: Ja. maar om die klei nere groep te organiseren is juist die grotere achtergrond nodig. Dirigent ijsballet Baier in arrest De dirigent van het orkest van het i isbnlk't van Maxi und Ernst Baier. H. H„ is in Drachten gearresteerd. Hi.1 is degene, die in de afgelopen weken ïr katholieke kerken in Eindhoven, Doetin- chem, Zwolle en Leeuwarden kruisbeel den en andere religieuze voorwerpen heeft vernield. Hij heeft inmiddels be- Aanvankelijk tastten rijksrecherche en gemeentepolitie volkomen in het duister over de vernielingen in de kerken. Het spoor leidde echter naar het ijsballet, aangezien de ravages steeds werden aangericht in de tijd, dat Maxi und Ernst Baier in de betrokken plaatsen op traden. De directie van het ballet ver zocht daarom de politie, het gehele per soneel aan een streng verhoor te onder werpen. Er werd echter geen enkele aan wijzing gevonden, totdat de rijksrecher cheurs in samenwerking mer de Leeu warder en Groninger politie vingeraf drukken lieten maken van alle perso neelsleden. Daarbij kwam aan het licht, dat de dader de door niemand verdach te dirigent was. In het Friese dorp Nij Beets maakt men zich ongerust over het feit. dat sinds enkele dagen enige honderden in woners ziek zijn. De optredende ziekte verschijnselen, doen denken aan buik griep. Het vermoeden bestaat, dat de oorzaak van deze vreemde, plotselinge uitgebroken epidemie gezocht moet wor uitgebroken epidemie gezocht moet wor den in de erwtensoep, die afgelopen za terdag in vrijwel alle gezinnen van dit dorp is gegeten. Op die dag namelijk werd er ten bate van de plaatselijke sportvereniging een zogenaamde „snert actie gehouden waarbij huis aan huis gevent werd met erwtensoep met worst, die in melkbussen was aangevoerd uit de exportslachterij te Akkrum. Inmiddels heeft de geneeskundige in spectie van de volksgezondheid een on derzoek laten instellen om de oorzaak van deze massale ziekteverschijnselen op te sporen. Er zal speciaal worden nagegaan, of inderdaad de in grote hoe veelheden verkochte erwtensoep oor zaak van de ziekte is. Ook in het naburige dorp Boorbergum en elders ,n de omtrek, waar dezelfde soep is verkocht, werd onder de consu menten een 3antal patiënten gemeld met soortgelijke klachten als die in Nii Beets. Meisje door auto aangereden en op slag gedood teïr,™ !P',EM,7 '««tart» doel.- de familie Besselink. dat op de Hoge Maasdijk to Woudrichem fietste is dinsdagavond omstreeks half zes voor haar woning door een auto overreden cn op slag gedood. cl!?u"?u.r van de auto is dooree- Zü die inlichtingen kunnen verstrek- a anii o u d i n g van' "deu t o mob! li s L wor den ?r: Ernest W. Goodpasture, een pio nier in de ontwikkeling van de maiL» £TJSK5ii??vWes-,s tristerav°r>d 73 laar 'V' S'L de ouderdom van Goodpasture 0hceftarhaeatnVaecInrïedgCcnii Ito* de matsak-p^S«eSvadneS 'r,d,den tegep eelc koorts, „iep, pokt^1"™

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 9