MILJOENENNOTA-
Belastingverlaging vooral
voor minst draagkrachtigen
een situatieschets
BEELD EN PROGNOSE
Driejarenplan voor
„prioriteiten''
Onderwijs slokt steeds
hogere bedragen op
Nieuwtjes uit de Miljoenennota
VOORBEELDEN
De pagina die wij van
daag wijden aan de miljoe
nennota, is anders van karak
ter dan voorgaande jaren.
Omdat de miljoenennota zelf
in de loop der laatste jaren
van karakter is veranderd.
Officieel heet het stuk nog
„Nota betreffende de toe
stand van 's Rijks financiën"
in feite is het een analyse
geworden van de financieel-
economische situatie van
staats- èn volkshuishouding.
Minister Zijlstra geeft in
dit stuk een haarscherpe be
lichting van hoe wij als Ne
derlands volk in materieel
opzicht reilen en zeilen. En
tegen deze achtergrond dan
worden de cijfers der begro
tingen geplaatst. Die nog wel
belangrijk zijn uiteraard
Maar die aan belangrijkheid
inboeten als eenmaal de situ
atie getekend is en de daar
uit voortvloeiende beleidslij
nen zijn getrokken.
Daarom ziet men op deze
pagina allereerst zeer sche
matisch weergegeven hoe
onze minister van financiën
de toestand van vandaag
ziet, welke konsekwenties hij
meent daaruit te moeten en
kunnen trekken en welke
verwachtingen hij heeft voor
de toekomst.
Gegeven dit veranderende
karakter van de miljoenen
nota, is het duidelijk dat de
getrokken beleidslijnen ver
der gaan reiken dan het be
grotingsjaar waarvoor de no
ta geldt: minister Zijlstra is
voorzichtig begonnen een
„prioriteifslijst" op te stellen
die loopt tot 1963, het jaar
waarin nieuwe verkiezingen
dit kabinet tot aftreden zullen
nopen. De tweede uiteenzet
ting op deze pagina is der
halve aan dit „prioriteitenbe
leid" gewijd, waarin dus ook
de cijfers van de begroting
1961 kort hun plaats hebben
gevonden.
En tenslotte vindt men op
deze bladzijde een overzicht
van de maatregelen op belas
tinggebied die de minister
en zijn staatssecretaris aan de
Volksvertegenwoordiging
hebben aangeboden, mèt
hun motivering van deze ont
werpen en een (groot) aantal
voorbeelden, gelicht uit de
nieuw ingediende inkomsten
belastingtabel.
Hoewel kort samengevat
menen wij toch u op deze
wijze voldoende inzicht ge
geven te hebben in de inge
wikkelde materie waarover
in de komende weken onze
volksvertegenwoordigers met
de minister van gedachten
zullen wisselen.
Drie wetsontiverpen ingediend
De minister en de staatssecretaris van financiënprofdr. J. Zijlstra en dr. W. II, Van der Berge
hebben bij de Tweede Kamer een drietal wetsontwerpen ingediend, waarin de volgende belasting
maatregelen worden voorgesteld:
Verlaging van het tarief van de inkomsten- en
loonbelasting per 1 juli 1961, tenzij een verdere
verscherping van do conjunctuur uitstel tot een later
tijdstip noodzakelijk maakt. Budgettaire consequentie:
475 miljoen per jaar.
9 Terugkeer van het tarief van de vennootschapsbelas
ting van 4447 pet. naar 4043 pet. Budgettaire
consequentie: 115 miljoen per jaar. Daartegenover
staat echter, dat de verlaging van de investerings
aftrek van tweemaal 8 tot tweemaal 5 pet. permanent
zal worden gemaakt. Budgettaire consequentie:
150 miljoen per jaar. Beide maatregelen zullen
eerst op een nader te bepalen, conjunctureel gunstig
tijdstip in werking treden.
consequentie: 15 miljoen per jaar.
4 Terugkeer van het tarief van de omzetbelasting op
sigaretten van 7 naar 5. 1
15 miljoen per jaar.
Budgettaire consequentie:
5 Vermindering van het tarief van de omzetbelasting op
personenauto's, motorrijwielen en banden voor deze
voertuigen van 20 tot 18 pet. Budgettaire conse
quentie: 12 miljoen per jaar.
Verlenging van de vrijstelling van omzetbelasting op
sigaren voor een periode van 3 jaar.
De situatie nu
CONJUNCTUUR. Met onverminderde kracht heeft de hoogconjunctuur zich voort
gezet. De verwachtingen van begin 1960 zijn belangrijk overtroffen. Maar het
expansie-tempo brengt het gevaar met zich, dat de bestedingen sneller toenemen
dan de produktie. Er zijn hier en daar knelpunten, die ertoe noodzaken een
verdere vergroting van de bestedingen te voorkomen.
ARBEIDSMARKT. Eind augustus j.l. bedroeg de arbeidsreserve 48000 personen
of 1,4 procent van de beroepsbevolking. De vraag naar arbeidskrachten gaat in
toenemende mate het aanbod te boven. Vooral in het westen van het land
(metaal en bouwnijverheid) zijn spanningen ontstaan. In enkele delen wan ons
land (vooral het noorden) is er nog sprake van enige structurele werkloosheid.
Op een toenemende spanning op de arbeidsmarkt moet worden gerekend.
PRODUKTIE. De veronderstelling, dat tengevolge van de krappe arbeidsmarkt
het tempo van de expansie dit jaar enigszins zou afnemen, is niet bewaar
heid: tot heden heeft 1960 een aanmerkelijke stijging van de produktie te zien
gegeven, voornamelijk als gevolg van „interne reserves" tot productieverhoging.
De toeneming van het bruto reële nationale produkt wordt voor dit jaar geschat
op 8,5 procent tegen 5,5 procent voor 1959.
KAPITAALMARKT Mede dank zij de aanmerkelijke grotere besparingen is de
kapitaalmarkt momenteel vrij ruim en vertoont de rentevoet eerder een neiging
tot dalen. Sedert 1957 financiert de lagere overheid al haar investeringen met
lang geld. Binding van vrij kapitaal geschiedt, doordat meer middelen aan de
kapitaalmarkt worden onttrokken dan voor de financiering van het tekort in de
sector der overheid nodig is. Dit jaar werd ruim een miljard meer geleend daD
noodzakelijk was voor de financiering van de uitgaven.
BETALINGSBALANS. Verwacht wordt, dat het overschot op lopende rekening
van de betalingsbalans van ruim 1800 miljoen in 1959 dit jaar tot 1250 of 1300
miljoen zal teruglopen Omdat een „snel doorschieten" van de binnenlandse
bestedingen de ontwikkeling van de betalingsbalans in ongunstige richting kan
doen ombuigen, wordt „bijgestuurd", o.a. door beperking van de fiscale investe
ringsfaciliteiten.
HANDELSBALANS. Mede door de opheffing van de beperkingen in het handels
verkeer zijn onze exportmogelijkheden gunstig gebleven. Voor dit jaar wordt
een exportstijging van ruim 11 procent verwacht.
INVESTERINGEN. Vooral in bedrijfsuitrustingen wordt steeds meer geïnverteerd:
de omvang van de investeringen in fabrieken en gebouwen voor de handel wordt
beperkt door de bouwcapaciteit. Voor 1960 wordt de toename
teringen in vaste activa van de bedrijven
cent in 1959).
CONSUMPTIE. Als gevolg van de vrijere lopnpolitiek en de stijging_ van de overige
inkomens neemt de particuliere consumptie dit jaar sterk toe in volume ruim
6 procent tegen ruim 3 procent in 1959. Tengevolge van de huurverhoging op
1 april j.l. en de opheffing van het consumentensubsidie op melk zijn de kosten
van levensonderhoud dit jaar ten opzichte van vorig jaar met ongeveer 2 procent
toegenomen; Overigens is hét prijspeil dit jaar stabiel gebleven.
Te nemen maatregelen
FISCAAL BELEID. De ruimte voor vergroting van uitgaven en voor verlaging van
de druk der belastingen is slechts beperkt, zodat op fiscaal terrein siecnts aan
de meest dringende eisen kan worden voldaan. De algemene herziening van de
belastingwetten eist al een offer van 65 miljoen per jaar terwijl bovendien 100
miljoen dient te worden gereserveerd voor uitbreiding van het gemeentelijk
belastinggebied, die zeer wenselijk is. Niettemin is een verlaging van de fiscale
druk met rond 500 miljoen per jaar mogelijk, waarvan 475 miljoen in de loon-
en inkomstenbelastingsector. Als de conjunctuur dit mogelijk maakt kunnen de
maatregelen op 1 juli 1961 ingaan.
BESPARINGEN. De besparingen, die sedert 1958 een geleidelijke stijging te zien
geven, moeten op een hoog peil blijven. Voor dit jaar wordt de spaarquote
de verhouding van de besparingen tot het nationale inkomen geraamd op
ruim 24 procent. Door een gezond financieel beleid, gericht op handhaving van
de monetaire stabiliteit, wordt er naar gestreefd een gunstig klimaat te scheppen
voor het sparen. Daarnaast worden specifieke maatregelen getroffen ter bevor
dering van de vorming van duurzaam persoonlijk bezit en in de sfeer van premie-
spaarregelingen en winstdelingsspaarregelingen voor werknemers.
PROBLEEMGEBIEDEN. In verband met het bestaan van structurele werkloos
heid in enkele landsdelen en gezien het streven om tot een grotere spreiding
van industriële activiteiten te komen, zal ook in 1961 bijzondere aandacht worden
besteed aan de industriële ontwikkeling van de probleemgebieden, waarbij net
accent zal vallen op de noordelijke provincies. Meer geld zal daarvoor beschik
baar worden gesteld.
SUBSIDIES. Teneinde de totale groei van de verschillende uitgavencategorieën
binnen redelijke grenzen te houden, zal op andere gebieden van de Kasuitgaven
ruimte moeten worden gevonden. Daarbij wordt vooral gedachtaan bepaalde
overdrachtsuitgaven, die het karakter van prijssubsidies hebben. Bepaalde wqz -
«ingen in het landbouwgarantiebeleid zullen tot stand worden gebracht, terwijl
ook aandacht zal worden geschonken aan de mogelijkheden tot verhoging van
de opbrengstprijs (en daarmee tot verlaging van de subsidielast) van melk.
Bovendien worden de duurdere woningen niet meer gesubsidieerd.
CONJUNCTUUR. Het jaar 1961 zal uit een oogpunt van handhaving van het econo
mische evenwicht hoogstwaarschijnlijk een moeilijk jaar zijn. Zelfs zou men Kun
nen zeggen, dat in 1961 de beslissing zal vallen c
hoogconjunctuur zal leiden tot overspanning ei
behoedzaam beleid geboden.
Toekomstverwachtingen
ARBEIDSMARKT. Er is op de arbeidsmarkt een toenemende spanning te
wachten, waarvan een sterke opwaartse druk op de lonen het gevolg
PRODUKTIE. De expansie van het Nederlandse bedrijfsleven zal zi^h v°°rfz,e^!1'
7ii het naai verwacht wordt in een iets geringer tempo. De stijging van de totale
bruto nationale produktie in 1961 wordt geschat op 5 of 6 procent tegenover 8,5
procent dit jaar.
KAPITAALMARK xv-"--, v— - r j----
de kapitaalmarkt dan nodig zijn voor financiering - -- -
sector zal worden voortgezet. Dat zal geschieden in een mate, dl®.
bepaald door de omvang van de verruiming van het aanbod, voortvloeiend uit
verkoop van effecten naar het buitenland.
BETALINGSBALANS. Hoewel in verband met .het afnemen van de stijging vaade
verschillende bestedingscategorieën ook de import waarschijnlijk minder sterk
zal toenemen, zal de betalingsbalans volgend jaar zeer waarschijnlijk opnieuw een
kleiner overschot vertonen dan in het voorafgaande jaar.
HANDFLSBALANS. Ook waneer men ervan uitgaat, dat voor 1961 nog ruime ex
portmogelijkheden aanwezig zullen zijn. valt te verwachten, d®* <;kr^h1:enV
goederen en diensten mede als gevolg van de schaarste aan arbeidskrachten
minder zal toenemen dan dit jaar. Geschat wordt, dat de toeneming van de
export (naar volume gemeten) 8 of 9 procent zal bedragen, tegenover ruim 11
procent djt jaar. j- j-* 4
INVESTERINGEN. De investeringen in vaste activa van bedrijven, die dit Jaar naar
schatting met 15 procent zullen stijgen, zullen in het komende jaar,^ezjen de
grenzen van het produktieapparaat en rekening houdende met d® door^rk'"^
van de beperking der fiscale faciliteiten, wat minder toenemen Het accres van
deze investeringen wordt in 1961 geraamd op 13 procent. De woningbouw zal on
geveer hetzelfde peil hebben als dit jaar. De overheidsbestedingen zullen enigszins
toenemen. mei
CONSUMPTIE. Aangenomen mag worden, dat de particuliere consumptie in 19bl
mnpt vnnrts uitgesloten worden geacht, dat.
i kunnen
Meer maar
toch minder
ambtenaren
Het aantal rijksambtenaren wordt
voor 1961 g-r amd op 120.463 man, dat
is 820 meer dan op de personeelssiaten
var. dit jaar voorkómen. Bij een beoor
deling van deze cijfers dipnt men te be
denken, dat bij Economische Zaken vol
gend jaar 568 personen werkzaam zul
len zijn voor werkzaamheden met een
aflopend karakter, n.l. voor de uitwer
king van de gegevens over de volkstel
ling. Bovendien moet worden bedacht,
dat in de perooneelsraming 1961 van bet
departement van onderwijs, kunsten en
wetenschappen een uitbreiding van 1249
man ten o; zichte van 1960 is opgeno
men. Deze uitbreiding betreft vooral do-
co-end en wetenschappelijk personeel,
aan te stellen in verband met de grote
toevloed van leerlingen en studenten
naar het voortgezet en hoger onderwijs.
Indien deze twee categorieën buiten be
schouwing worden gelaten, blijkt de to
tale begrotingsterkte van het burgerlijk
rijkspersoneel van 1960 op 1961 met 801
te zijn gedaald.
Uttêetuófar ie^a^s*t vsw i/*
JNDIEN alle redelijke overheidsplannen in een zo snel mogelijk tempo
zouden worden uitgevoerd, zou inflatie onverviijdelijk- zïjn-. Men moet dus
een keus doen en vaststellen wat voor rang verdient of met -andere woorden;
Wat de prioriteiten Zijn. Het kabinet heeft deze kwestie ditmaal voor het eerst
niet slechts voor één jaarmaar'vóór drie jaar bezien. Het heeft daarna een
aantal beslissingen genomen, waarmee naar schatting de volgende bedragen
gemoeid zullen zijn.
RIJKSUITGAVEN IN MILJOENEN GULDENS
1961 1962 1963
Militaire (kas)uitgaven 1.788 1.913 1.988
Cultuurtechnische werken 118 118 118
Bijdrage aan Ned. Nieuw Guinea 94 104 114
Investeringen hoger onderwijs135 150 150
Regionaal ontwikkelingsbeleid 63 68 73
Belastingverlaging 180 480 480
Verruiming gemeentelijk belastinggebied 100
De totale belasting-'
vermindering, die uit
deze maatregelen zal
voortvloeien, be
draagt rond 500 mil
joen per jaar. Dit
bedrag zal pas ten
volle worden bereikt
nadat alle wijzigin
gen van kracht zijn
geworden en enige
tijd hebben gewerkt.
De regering is van
plan haar standpunt
ten opzichte van het
ingaan van de ver
laging der inkom
sten- en loonbelasting
in de loop van het
eerste halfjaar van
1961 te bepalen aan
de hand van de ge
gevens over de ont
wikkeling van
conjunctuur. Mocht
ze tot de conclusie
komen, dat een ver
laging per 1 juli 1961
niet verantwoord is,
dan zullen de Staten-
Genéraal daarvan
onmiddellijk op de
hoogte worden
steld. Eerst daarna
zal het tijdstip kun
nen worden vast
gesteld, waarop de
tariefsverlaging van
In de grootste posten van de begro
ting heeft zich na de oorlog een ver
schuiving voltrokken. Vlak na de be
vrijding lag de klemtoon op de uitga
ven voor herstel en wederopbouw. Ook
de consumentensnbsidics in het kader
de loon- en prijspolitiek waren toen
omvangrijk. In 1950 en 1951 drukten de
gevolgen van de ontwikkeling in Indo
nesië en de defensie-uitgaven een stem
pel op de begroting. In 1953 gebeurde
hetzelfde met de uitgaven voor de wa
in de jaren 1957 en 1958 zijn de uit
gaven sterk beïnvloed door het woning-
bouwprogramma, de verhoging van het
garantiepeil voor de landbouwproduk-
ten en de in 1958 doorzettende zuivel-
crisis. In de laatste jaren kregen de
uitgaven die nauw verband houden met
de groei van de bevolking en de ont'
wikkeling van de volkshuishouding de
overhand.
Geleidelijk beginnen de gevolgen van
de geboortetop van de jaren 1946 en
1947 duidelijker in de rijksuitgaven tot
uiting te komen. Aanvankelijk betróf
dat minder kostbare voorzieningen zo
als scholen voor lager onderwijs. De
laatste jaren stijgen vooral de uitgaven
voor het kostbaarder middelbaar nij
verheids- en hoger onderwijs. Deze ont
wikkeling wordt nog versterkt door de
stijging van de belangstelling, voor
voortgezet onderwijs en door een ver
schuiving naar technische en natuurwe
tenschappelijke opleidingen. Het toene
mend verkeer leidt er toe dat de uit
gaven voor verkeer èn waterstaat on
vermijdelijk stijgen.
Dit alles weerspiegelt zich in het vol
gende beeld van de rijksuitgaven (in
miljoenen guldens).
1957 1958 1959 1960 1961
Indus tria-
Onderwijs
Cult, techn.
Waterstaats
werken
Landb. ond.
128 115 112 105 104
226 208 229 332 410
72 79
93 107
In dc eerste jaren na de tweede i
reldoorlog maakten de rijksuitga-
nog meer dan 40 procent van het
tionale inkomen uit. Daarna daalden
ze vrij snel tot omstreeks 25 procent
en de laatste jaren zakten ze verder
tot ongeveer 22 procent. In 1961 zullen
de rijksuitgaven naar schatting 23,8 pro
cent van het nationale inkomen tegen
marktprijzen uitmaken, tegen 24,6 pro
cent in 1960 en 26,0 procent in 1959.
De werkelijke defensie-uitgaven, uit
gedrukt in procenten van: het nationale
inkomen, bedragen in de jaren 1957 tot
en met 1961 respectievelijk 5,2 procent,
4,5 procent, 3,9 procent, 4,0 procent en
3,9 procent. Voor het onderwijs zijn de-
percentages respectievelijk 3,2 pro-
t, 3,4 procent, 3,6 procent, 3,8 pro
cent en 4,0 procent
Subsidies
De prijssubsidies die de rijksoverheid
verleent, zullen volgend jaar
schatting slechts ongeveer 600 mil
joen bedragen, tegen 769 miljoen in
""*1, 747 miljoen in 1959 en 890 mil
joen in 1958. De huursubsidies, die daar
toe behoren, zullen in het komende jaar
slechts-303 miljoen bedragen, tegen
401 miljoen in 1960 en 364 miljoen
1959. De consumentensubsidie op
Landbouwprodukten zal volgend jaar ge-
aan nul zijn, tegen 12 miljoen in
en 68 miljoen in 1959. Voor de
producentensubsidie op landbouwpro
dukten zijn de bedragen respectievelijk
f 297 miljoen in 1960 en f 315 miljoen
1959.
De raming van het nadelige saldo v_..
het Landbouwegalisatiefonds in 1961
(dus 297 miljoen) is gegrond op de
huidige inzichten ten aanzien van het
toekomstige peil van de opbrengstprijs,
op het beleid voor de garantieprijzen
en op de afschaffing van de omzetbe
lasting op boter met ingang van 1961.
Afwijkingen zijn mogelijk, daar de
prijsontwikkeling moeilijk te voorzien
De daling van de huursubsidies is
gevolg van de beëindiging van de sub
sidies op duurdere woningen en de
laging van de subsidie per woning sinds
1 april I960.
Verhoging
De totale uitgaven op de gewone
dienst voor 1961 zijn 395 miljoen ho
ger dan die voor 1960. Dit is groten
deels een gevolg van de voorgenomen
sanering van het Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds en het Spoorwegpensioen
fonds, waarmee 226 miljoen is ge
moeid. Via de voorinschrijfrekeningen
krijgt het rijk weer de beschikking over
nagenoeg dit hele bedrag. Voorts wordt
de stijging van de uitgaven voor de ge
wone dienst veroorzaakt door de verho
ging van de bijdragen aan de Euro-
markt en Euratom 27 miljoen), voor
onderwijs en cultuur 159 miljoen),
voor rente van gevestigde en vlottende
schuld (f 31 miljoen), voor defensie
78 miljoen )en voor de provincies
ten behoeve van de wegen 22 mil
joen).
Tegenover deze verhogingen staat een
aantal verlagingen. Enkele van de be
langrijkste zijn de verlaging van de
uitgaven voor herstel van oorlogs- en
watersnoodschade 70 miljoen), voor
bijdragen en uitkeringen ingevolge de
Financieringsregelingen 1947 en 1948
voor de woningbouw (f31 miljoen), voor
uitkeringen ingevolge de Premie- en
bijdra gebeSluiten woningbouw en het
besluit bevordering eigen woningbezit
69 miljoen), voor vergoeding van
droogteschade in de landbouw 25
miljoen) en de verlaging van de bijdra
ge aan het Landbouw-Egalisatiefonds
72 miljoen).
de vennootschaps-belasting en de
permanente verlaging van de investe
ringsaftrek in werking moet treden.
De verlaging van de loon- en inkom
stenbelasting moet, volgens de bewinds
lieden van financiën, voorrang hebben
boven het laten vervallen van het gehe
le complex van tijdelijke belastingver
zwaringen die op het ogenblik van
kracht zijn. De prioriteit van de verla
ging van de belastingen naar het inko
men berust op twee overwegingen. In
de eerste plaats is het wenselijk de
drukverzwaring weg te nemen die het
gevolg is van de vermindering van de
koopkracht van de gulden. De aanpas
sing van de koopkrachtontwikkeling
komt hierop neer, dat het bestaande
heffingspercentage bij een gegeven in-
korhen nu zal gaan gelden voor een in
komen dat 10 pet. groter is. In de twee
de plaats is het wenselijk de minimum-
Inkomsten waarbij de belastingheffing
aanvangt, te verhogen. Dit heeft ertoe
geleid het belastbaar minimum voor
een echtpaar zonder kinderen te bren
gen van 2100 op 2700.
Uit een overzicht, dat de regering bij
het wetsontwerp op de loon- en inkom
stenbelasting heeft gevoegd, blijkt dat
over de gehele lijn een niet onbelang
rijke verlaging van de belastingdruk
wordt verkregen. Aangetoond wordt, dat
door de extra-verhoging van de belas
tingvrije voet de tariefsherziening ln
het bijzonder ten goede komt
minst draagkrachtigen.
De investeringsaftrek van tweemaal
5 pet., die straks permanent zal worden
gemaakt, biedt volgens de regering uit
structureel oogpunt nog steeds een vol
doende stimulans voor het bedrijfsleven.
Bij de persoonlijke ondernemers kan te
genover de vermindering van de inves
teringsaftrek een algemene verlaging
van het tarief van de inkomstenbelas
ting worden gesteld.
De bewindslieden achten het niet ln
overeenstemming met de plaats die aan
de vermogensbelasting in ons belas
tingstelsel moet worden toegekend, wan
neer het huidige verhoogde peil zou
worden gehandhaafd. Een terugkeer
het oude tarief van 5 promille ach
ten zij dan ook gewenst. Deze terug
keer zal gelden met ingang van het be
lastingjaar 1962.
De tijdelijke verhoging van de omzet
belasting op sigaretten van 5 tot 7 pet.
heeft wel een bijzonder zware last op
de sigarettenindustrie gelegd. Vrees
voor een nadelige invloed op de omzet
heeft deze industrietak er destijds van
weerhouden de meerdere belasting ge
heel in de orijzen door te berekenen.
De regering zou er mee akkoord kunnen
gaan, dat het vervallen van de verho
ging van de omzetbelasting niet zal lei
den tot een verlaging van de sigaretten-
prijzen.
Voor een permanent extra-weeldeta-
rief voor personenauto's, motorrijwielen
en banden voor deze voertuigen, be
staan volgens de regering in de huidige
situatie geen goede gronden meer.
Daarom is het tarief verlaagd tot 18
•ct.
Het opheffen van de vrijstelling van
de omzetbelasting op sigaren zou onder
de huidige omstandigheden geen geluk
kige maatregel zijn, gezien o.m. de on
zekere situatie op de tabaksmarkt, de
verscherpte concurrentie in E.E.G.-ver-
band en de stijging van de grondstof-
fenprijzen. Daarom is de vrijstelling
met 3 jaar verlengd.
De regering stelt voor de volgende tij
delijke belastingverhogingen, die op 1
januari 1961 zouden aflopen, permanent
te maken:
1. De tl idelljkc verhoging van het bij
zonder invoerrecht op benzine van
16,65 tot 24,25 per hl en van do
motorrijtuigenbelasting voor diesel
auto's, enz.
2. De tijdelijke verhoging van het tus-
sentarief van de omzetbeiatlng van
8 tot 10 pet. en van het weeldetarief
van 15 tot 18 pet. Ook de tijdelijke
verhoging van de omzetbelasting
van enkele bijzondere goéderen
wordt permanent gemaakt.
3. De tijdelijke verhoging van de omzet
belasting op televisietoestellen van
10 tot 18 pet.
Met dc voorbereidende werkzaam-,
heden voor de nieuwbouw van fregatten
en verdere oriëntering op het gebied van
bouw en gebruik van een onderzeeër
met kernaandrijvlng zal worden begon
nen. Geldep zijn op dc begroting uitge
trokken voor de aanschaf van Neptune-
vliegtuigep.
In de ramingen voor de konink
lijke luchtmacht is rekening gehouden
met de bestelling van een tweede serie
Starfighters. weer uit de geïntegreerde
Nederlands—Belgisch—Duitse produktie.
Vooral wat betreft de verdere behoefte
aan deze vliegtuigen is Amerikaanse
hulp onontbeerlijk.
In hét bedrag van 93,5 miljoen, dat
voor 1961 ton behoeve van Nieuw-Guinea
is begroot (dit jaar zal waarschijnlijk
87,3 miljoen worden uitgegeven), is 2.5
miljoen begrepen voor de kosten van
het vrijwilligerskorps van Papoea's. Bo
vendien komt nog 1 miljoen voor dit
korps ten laste van het defensicplafond.
De indiening van een wetsontwerp
tot opheffing van de Raad voor het
Rechtsherstel kan binnenkort worden
teeemoetgezien.
Er komt, ter opheffing van het
nijpend tekort aan personeel b(j de rijks
politie, een versterkte wervingsactie, ter
wijl liet verder in de bedoeling ligt de
motorisering van de Ianddienst voort te
zetten, niet-polltleambtcnarcn voor vcr-
keersgroepen aan te trekken en politie
functionarissen, die een administratieve
taak hebben, te vervangen. De rijkspolitie
te water krijgt enkele nieuwe boten.
Door toekenning van bouwsubsidies
wordt verbetering en uitbreiding van
particuliere tehuizen voor kinderbescher
ming bevorderd. Voor subsidiëring van
de reclasseringsverenigingen wordt aan
zienlijk meer uitgetrokken, o.m. door de
stijgende vraag inar voorlichtingsrap-
Voor de uitb.eiding van hét Reac
tor Centrum Nederland is 7,7 miljoen
begroot, als eerste deel van een drie
jarenplan, dat in totaal 27,7 miljoen gaat
kosten.
De stroom van aanvragen van in
dustriële ondernemers om financiële
steun op grond van de premie- en prijs-
reducti°regeling ter bcvorderine van de
industrialisatie der z.g. ontwikkelings-
kernen houdt „an. Hiervoor is 20 miljoen
geraamd tegen 10 miljoen dit jaar.
Met ingang van dit jaar zal door
wijziging van het aandeel van het Ge
meentefonds in de opbrengst van de
rijksbelastingen voor het fonds ongeveer
59 miljoen meer beschikbaar komen. Als
uitvloeisel daarvan is het mogelijk de
gemeenten jaarlijks met 7,5 miljoen
tegemoet te komen in de extra-lasten als
gevolg van het regionale welvaartsbe-
leid van de rijksoverheid.
9 Om te kunnen voorzien in de be
hoefte aan kleuterleidsters zal de mo
gelijkheid worden geopend het aantal
gesubsidieerde opleidingsscholen uit te
breiden.
Voor radio en televisie wordt 14,4
miljoen meer uitgetrokken dan dit jaar
en wel 5 miljoen meer voor de radio en
9,4 miljoen meer voor de tv.
9 Voor emigratie wordt slechts 25
miljoen beschikbaar gesteld of 2,9 mil
joen minder dan voor 1960. Er wordt n.l.
van uitgegaan, dat volgend jaa»- maar
26.000 Nederlanders zullen emigreren
tegen naar schatting 30.000 dit jaar.
9 Wat de watersnoodschade betreft
wordt verondersteld, dat de bedragen,
die van het dienstjaar 1960 naar 1961
kunnen worden overgebracht, voldoende
zullen zijn om te voldoen aan alle ver
plichtingen, inclusief de zoutschade.
uit de tabel inkomstenbelasting 1961
Uit de tabel die is bijgevoegd bij het wetsontwerp tot ver
laging van de inkomstenbelasting geven wij hieronder een
aantal voorbeelden. Dat is dus niet de eigenlijke schaal. Het
onderste cijfer geeft het thans geldende bedrag.
11.500
12.000
12.500
13.000
13.500
14.000
15.000
16.000
17.000
18.000
19.000
20.000
30.000
50.000
100.000
150.000
1104
1250
1248
1515
1700
1702
1900
1857
2065
2016
2235
2179
2409
2346
2737
3007
2918
4300
4358
4752
4795
5220
5306
5761
5773
6254
6250
6750
11.823
12.531
24.359
25.335
58.824
1080
1026
1196
1164
1520
1739
1648
1879
1779
2025
1950
2215
2090
2371
2237
2537
2388
2701
2544
2873
2910
3280
3255
4050
4048
4518
4444
4972
4853
5376
9694
'0.434
20.899
21.953
53.234
54.881
88.160
90.010
1086
1000
1202
1107
1323
1488
1752
1614
1895
1747
2042
1885
2197
2025
2357
4317
4187
4739
8906
9616
.19.995
21.149
52.209
53.887
87.093
89.040
1173
1450
1290
1583
1413
1724
1541
1868
1845
2211
2134
2542
2442
t9.094
20.273
51.185
5f 977
1276
1087
1403
1359
1712
1612
2019
1893
2348
2239
2748
2568
3118
18.200
10.478
50.160
51.985
84.958
87.100