IN DE SCHADUWEN VAN MORGEN" Citaten uit Huizinga's „In de schaduwen van morgen Besluit tot stichting van Afrikaanse Radio Unie II Radio programma „Velen hebben mij gevraagd: ge ziet onzen tijd en onze beschaving zóó zwart, en ge noemt u zelf niettemin een optimist? Ik antivoord: ja, dat doe ik. Optimist noem ik niet hem, die bij de dreigendste teekenen van verval en bederf lucht hartig uitroept: kom, het. is zoo erg niet! het komt alles wel op zijn pootjes te recht! Optimist noem ik hemdie, waar een weg tot beter nauwelijks zichtbaar is, toch de hoop niet laat varen? „In de schaduwen van morgenmiste zijn uitwerking niet. Een Ne- derlandsch geleerde had zich hier tot tolk gemaakt van hetgeen leefde in de harten en hoofden van velen. Zijn verdienste en zijn roem zijn er niet minder om. Niet weinigen bezitten misschien een critisch oordeel, maar slechts enkelen zijn bekwaam en onvervaard genoeg om hunne ge dachten ten einde toe te denken en uit te beelden. Vertaald in alle talen van Europa, maakte het veelgelezen boek Huizinga's naam alom bekend als dien van een aanklager van onrecht en verwording, een voorvechter van hooge levensidealen en zedelijke normen. Als zoodanig eeren hem zijne vrienden in de eerste plaats." Joop Stokkermans speelt voor AVRO De 23-jarige pianist Joon Stokker mans, winnaar van de prijs van uit nemendheid 1960, welke hem maan dagavond a.s. na afloop van een con cert met het Residentieorkest in Den Haag wordt uitgereikt, zal de avond daarna, op 23 augustus, optreden voor de AVRO-microfoon. U kunt hem horen tussen 10 en 10.30 sonate van Beethoven Het is overigens niet de eerste keer, dat deze jonge pianist voor de micro foon speelt. Als lid van de jeugdom- roep Min jon maakte hij zes jaar ge leden zijn radiodebuut en sindsdien heeft hij aan vele jeugduitzendingen S5S gegeven*"* e"k"e R"bat gehouden Joop Stokkermans werd op zijn elfde conferentie tussen regerings- jaar leerling van Theo van der Pas vertegenwoordigers van Egvp- aan het Kon. Conservatorium in Den Haag. In december 1957 kreeg hij de te, Marokko. TunesiC, Lybie, mr. C. Fockprijs voor ..bijzondere Ghana en Guinea is besloten, aanleg, vlijt en toewijding" en verle- jtt den jaar viel hem de Cuyperprijs ten naar het voorbeeld van de Euro- deel als beste pianist van drie opeen- pese Radio Unie een Afrikaanse volgende jaren. Ook verwierf hij toen Rar|in Unie on to richten de onderscheiding de Vriendenkrans" rvaai° unie °P te ïicnten. van de vereniging Vrienden van het Deze organisatie zal volgens Concertgebouworkest. plan begin volgend jaar worden gesticht. Op 1 juli j.l. bedroeg het aantal te levisiezenders in de gehele wereld Er wordt nog even gewacht met de 1912. Hiervan staan er 1024 in Europa, officiële oprichting, omdat men ver- In ons werelddeel zijn op het ogen- wacht dat alle 'Afrikaanse landen die blik ruim 27 miljoen televisie-ontvan- onafhankelijkheid hebben verworven, gers in gebruik. als lid zullen willen toetreden. JJET BOEK „In de schaduwen van morgen" vond zijn geboortestond in een lezing die prof. Huizinga op 8 maart 1935 te Brussel hield wreedheid, gewetensdwang, over het onderwerp „Crisis der cultuur". De bijeenkomst werd onder rechtsverkrachting? meer bijgewoond door de Nederlandse gezant te Brussel, jhr. mr. A. W. L. Tjarda van Starckenborgh Stachouwer, en de vermaarde Belgische historicus Henri Pirenne, die kort daarna, op 24 oktober 1935, te Ukkel stierf. Prof. August Vermeylen (18721945) ten en Huizinga constateert dat het leidde de spreker van die avond in on- vandaag aan al deze voorwaarden ha- der meer met de woorden: „Professor pert. Hierna vervolgt hij zijn aanval Huizinga heeft door zijn werk bewe- over de gehele linie, en wijst de ver zen, dat hij zich niet opsluit in een ka- valsverschijnselen aan: algemene ver- mertje der wetenschap, maar dat hij zwakking van oordeel, daling van de zuik een man van groote veelzijdigheid is, critische behoefte, misbruik der wiens belangstelling uitgaat naar alle tenschap, levensverschijnselen. Ik acht het een door politieke leiders, verzaking voorrecht, deze afgezant van de Ne- het kennisideaal. vervalsing der more- derlandsche wetenschap, die ons van- le normen, stijlverlies en bijgeloof, avond het genot van zijn woord zal Kortom: „Dwaasheid in al haar ge schenken, in ons midden te mogen be- daanten, de beuzelachtige en belache- groeten". Voor een zaal die tot de al- lijke, de booze en verderfelijke, heeft nezing daaro'm wel lerlaatste plaats toe bezet was, sprak nooit zulke orgieën ovér de wereld ge- Huizinga, anderhalf uur lang, voor vierd als heden ten dage. Het zou Vlamingen en Nederlanders. thans geen thema meer zijn voor een Teruggekomen in Nederland werkte geestig en glimlachend vertoog van hij zijn lezing uit tot een boek. en een edeldenkend en ernstig bekom- plaatste voorin de treffende spreuk merd humanist is Erasmus" (pag. 57). van Bernard van Clairvaux: „Habet 57). mundus iste noctes suas et non pau- Hij verzet zich tegen het tyrannieke cas „deze wereld heeft haar nach- rationalisme, maar acht, dat met h?t ten, en niet weinige Hij opende zijn verheffen van het irrationalisme de eerste hoofdstuk „Ondergangsstemmin- duivel door de duivel wordt bestreden. ten waarin deze jeugd wordt opgevoed, voegt hij ironisch toe: „Onrecht, -ang, bedrog, - Maar de stra- toch maar prachtig schoon, en de treinen komen op tijd!" (pag. 129). En dat alles vormen nog slechts de grove hoofdlijnen van de klachten en aanklachten waaruit dit boek is op gebouwd! Is er een uitzicht? Huizinga heeft geaarzeld. Allereerst over de twintigste eeuw zelve, waar over hij in december 1940 in zijn „Hoe bepaalt de geschiedenis het heden?" nog opmerkte: „Het is waarlijk niet zulk een verheffend schouwspel deze twintigste eeuw, die tot kort voor haar gen" met de woorden: „Wij leven in Qok de leerstellingen van Freud een bezeten wereld. En wij weten het. Spengler acht hij geen positieve bij- I Het zou voor niemand onverwacht ko- dra ge aan de Europese cultuur, men, als de waanzin eensklaps uit- Dat alles spitst zich toe op het na. brak in een razernij, waaruit deze ar- tion'aal-socialisme, het fascisme en me Europeesche menschheid achter- communlsme. dat hij ziet opgekomen llleel m verstomping en verdwazing, uit een vals existentialisme en vitalls- gepaard aan een even vals he- I de motoren nog draaiende en de vlag gen nog wapperende, maar de geest geweken" (pag. 1). Wie, die deze woor den kenden, zullen er niet vaak aan teruggedacht hebben, tijdens en na de laatste Wereldoorlog? De gehele opzet van het boek is sug- gestiet tot in de titels der hoofdstuk- PHU„J 4? Politieke tyrannieke systemen vernietiging der volksziel midden nog niets wezenlijks heeft - i"'"" voortgebracht dan wat technisch-weten- schappelijke winsten, belangrijke als men wil, en verder niets" (pag. 31). In zijn „In de schaduwen van mor gen" laat hij zich over de cultuurge- lorzichtig „Juist doordat de middelen tot handhaving van een bereikten toe stand ontzaglijk gestegen zijn, volgt de reactie trager. Het is denkbaar dat latere tijden de gansche perio de, waarin wij leven, een halve eeuw wellicht, zullen zien als den kater van den wereldoorlog. De historie kan niets voorspellen, behalve één ding: dat geen groote wending in de menschelijke verhou dingen ooit uitkomt in- den vorm, waarin vroeger levenden zich haar hebben verbeeld. Wij weten zeker, dat de dingen anders loopen, dan wij denken kunnen. In het resultaat van een periode zit altijd een com- ponente, die men achterna begrijpt gebouwd een onvolgroeide generatie, die niet tot volwassen zelfbezinning is gekomen, die hij puerilisme verwijt, waarbij al le geestelijke remmen blijvend drei gen te falen. Heel het boek is een vol gehouden polemiek op hoog als het n te lezen. Met zijn bedwongen hartstocht, waardoor hij van pagina tot pagina boeit, vormt dit boek van Huizinga jeugd die jaren, die Rusland de leiding hadden. die landen, die het ont- iedVë „êzénlijke SSJSZ den met om aï hSoude' en bepmefdo wachte, het tevoren nog niet denk bare. Dit onbekende kan verderf beteckenen. Doch zoolang de ver wachting weifelen kan tusschen ver derf en heil, is het menschelijke plicht om te hopen" (pag. 213). Huizinga hoopt op de stillen in den Duitsland, Italië lande: „Over de gcheclc wereld is een De gemeente verspreid, bereid om het als het goed Europa, en doet het soms denken aan een lange, maar boeiende, huma nistische preek. Zo moet heel West-Europa het in die tijd ook aangevoeld hebben, want het werk werd spoedig vertaald in Frank rijk, Duitsland, Engeland, Amerika, Spanje, Polen, Italië, Noorwegen, Zwe den en Hongarije: een eminent suc ces voor een Nederlands geleerde, dat Huizinga met niet vele landgenoten deelt. Hedendaagse betekenis Er zijn boeken die men lezen moet, al gevoelt men dat volgens eigen op vatting alles anders gezegd had die nen te worden, en het wellicht ook an ders Is. Maar dit boek bevat waarhe den, die ook na vijfentwintig jaren niet verbleekt zijn: hoeveel spreuken zijn uit dit werk niet op te sommen, die ook nu nog alle overdenking, ja directe toepassing waard zijn! Nie mand die studie wil maken van het jongste verleden mag dit werk voor bijgaan, omdat men er in vinden kan hoe de toenmalige geleerde van hu- manistischen huize destijds heeft gele den onder de kwalen van nationaal- socialisme, fascisme en communisme. Daarom luidt de ondertitel ook: „Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd". De hedendaagse student, die zelve niet al te zeer lijdt aan de door Hui zinga gesignaleerde kwalen van op pervlakkigheid en gebrek aan bezin ning en diepte, kan dit boek onmoge lijk voorbij gaan, en heeft zich van dit boek ernstig rekenschap te geven, om eigen tijd te verstaan én het tijd perk waaruit deze jaren zijn voortge- Het zou natuurlijk onjuist zijn i nen hebben op de inzinking der cul tuur. Een jaar vóór Huizinga schreef bijvoorbeeld de Groningse theologische hoogleraar W. J. Aalders vanuit posi tief christelijk standpunt zijn boek „De nood des Ujds", in 1936 gevolgd door zijn „De roep der Kerk". Maar hij vermocht bij lange na niet die actua liteit in zijn werk te leggen, en dat gehoor te bereiken, dat Huizinga mo gelijk was. Huizinga heeft het geweten: „De moralisten van alle tijden hebben steeds over acuut zedenverval in hun eigen dagen geweeklaagd" (pag. 116). Maar desondanks heeft hij vanwege het gevaar dat zijn tijd bedreigde dit boek geschreven, want: „Een cultuur kan hoog heeten, al brengt zij geen techniek of geen beeldhouwkunst voort maar niet, als zij de barmhartigheid mist" (pag. 28). Aldus zet hij zijn aan val in tegen de onmenselijke wreed heden die in Duitsland, Italië en Rus land tot staatsleer verheven waren! Daarbij constateert hij als histori- is, dat Europa ook vroeger onder worpen is geweest aan grote crises, omstreeks 1500 en de periode van de franse Revolutie, maar men conclu- °ere uit het overwonnen zijn van déze crises niét tot de mening dat het ook thans wel zal meevallen: „één ge wichtig punt dringt zich ondanks alle contrast aan ons op. De gang der Ro- meinsche beschaving was een gang "aar de barbarie. Zal die der huidige cultuur het ook blijken?" (pag. 21). Hij vangt aan de kenmerken ener cultuur op te sommen: evenwicht van r - „i fr h,!-r rr>f. ri, cultuur moet een streven inhouden, de beheersing van de natuurlijke mach- op het diepste mens-zijn, vraagt hij „Waartoe moet, als het toch niet on kennen te doen is, de Staat zijn den- schap is kers voor of achter zijn triomfkar 214) spannen, om zijn waarde te bewij: prijs te geven. Zij zijn niet verbonden door leuzen en teekens, hun gemeen- van den geest" (pag Dat is de zelfde hoop, een beschouwing over de kansen op herstel van onze beschaving" afsloot: „Overal staan mllliocnen men- schcn gereed en bereid in wie de belofte leeft aan recht en de zin voor orde. eerlijkheid, vrijheid, rede en goede zeden. Tracht hen niet samen te vatten onder een categorie als de mocraten, socialisten of welken dan ook. Noem hen eenvoudig met een naam van edeler klank dan al deze: menschen van goeden wille, de ho mines bonae voluntatis (aldus im mers de lezing der Vulgata), wien in den Kerstnacht het in terra pax werd toegezongen". Ook door „In de schaduwen van morgen" weerklinkt keer op keer het heimwee naar een verloren religie, een verlangen naar de Christus. Aan het slot van zijn boek bekent hij: „Geluk kig zij, voor wie dat beginsel slechts den naam kan dragen van Hem die sprak: „Ik ben de weg, en de waar heid, en het ieven" (pag. 226". Maar ook valt op hoezeer bij Huizin ga Platonist en Kantiaan met de Chris- i op één lijn worden gesteld, als het boeddhist (pag. moslim 108,^121 In het laatste hoofdstuk wordt niet de erkenning van het Evangelie als de uitweg gewezen, maar de Griekse katharsis (zuivering) die door middel van de aardse sophrosynè (bezinning) een einde zal maken aan alle kwalen waarin de hybris (overmoed.) de mens heid gebracht heeft. De problemen waarvoor Huizinga vijfentwintig jaar geleden de aan dacht vroeg, leven nóg, alleen massa ler, angstwekkender! Wie de afscheids- oratie „De Vitaliteit van de Westerse Beschaving" van prof. dr. P Geyl, op 31 mei 1958 te Utrecht gehouden, ge hoord of gelezen heeft, ontdekt het zelfde thema, in andere vorm, al wordt de naam van Huizinga in deze oratie niet genoemd. Bij Geyl echter geen bezinnende klacht, maar een moedgevend opwek kend woord. In feite is de gehele rede een bestrijding van Huizinga. die vol gens Geyl te weinig hoop meer had op de vitaliteit van het Westen. Maar wanneer Geyl in zijn afscheidsoratie opmerkt: „de intrige van het Natio- naal-Socialisme had dan toch een ein de gehad, dat als een klinkend bewijs van leefkracht van de Westerse cul tuur mag gelden" (pag. 4) dan zou daaraan kunnen worden toegevoegd dat Huizinga één der eersten is geweest onder de Nederlandse geleerden die hebben opgewekt tot verzet tegen het nationaal-soci*lisme, en de overwin ning mogelijk maakten. Maar de kwalen waarover hij sprak zijn gebleven En in andere vorm zijn de dreigingen daar!! „Een ongeschokt cultuuroptimis me is voorlopig enkel meer weggelegd voor hen, die of door ge brek aan inzicht niet kunnen besef fen, wat er aan de cultuur ont breekt, dus zelf door het vervals- pröces zijn aangetast, of voor hen, die in hun maatschappelijke of po litieke heilsleer de komende bescha ving reeds in den zak meenen te hebben, om haar aanstonds over de misdeelde menschheid uit te schud den" (pag. 5). „AI geen terug, liet verle den kan toch leering behelzen, ons ter oriënteering dienen" (pag. 13). „Wij weten het ten stelligste: wil len wij cultuur behouden, dan moe ten wij voortgaan met cultuur te scheppen" (pag. 24). „Het oorlogstuig vindt grage koo- pers, maar niemand wenscht, dat het gebruikt zal worden" (pag. 37). tensporige uitbreiding en nadrukke lijkheid de verzwakkingzelf in de hand werkt" (pag. 64). „De ras-theorie als argument in den cultuurstrijd is altijd eigen lof. Heeft ooit een rastheoreticus met schrik en schaamte bevonden, dat het ras, waartoe hij zich rekende, het minderwaardige moest heeten? Het ts altijd te doen om de verhef fing van zich en de zijnen, boven en ten koste van anderen. De ras- these is altijd vijandig, altijd anti-; voor een leer, die zich voor weten schap uitgeeft, een slecht teeken. Het standpunt is anti-aziatisch, an- ti-afrikaansch, anti-proletarisch, an tisemitisch" (pag. 74). „Indien zich deze cultuur, waarin wij leven, herstelt tot beter orde en menschelijker zin, dan zal het feit alleen, dat de bacterie-oorlog ern stig beraamd is geweest, een eeuwi ge en infame schandvlek blijven op verliederlijkt geslacht" (pag. 85). „De som van alle wetenschap is in ons nog niet cultuur geworden" (pag. 46). „De hedendaagsche maatschap pij, door en door gecultiveerd en goeddeels gemechaniseerd, ziet er wel heel anders uit dan het droom beeld van den Vooruitgang!" (pag. 55—56). „In een maatschappij met alge meen volksonderwijs, algemeene en onmiddellijke publiciteit van het da- gelijksch gebeuren en ver doorge voerde arbeidsverdeeling geraakt de gemiddelde mens minder en minder aangewezen op eigen denken en eigen uitdrukking" (pag. 5758). „De inkeer en de wijding ontbre ken. Inkeer nu tot het diepste in hem zelf en wijding van het oogen- b lik. zijn dingen, die de mens om cultuur te bezitten volstrekt noodig heeft" (pag. 6263). „Zeker is, dat de reclame, in al haar vormen, speculeert op een verzwakt oordeel, en door haar bui- „Eere aan den soldaat in het veld. In de nooden en ellenden van het krijgsbedrijf hervindt hij al de waarden van de hoogste askese. Bij hem is de haat uitgeschakeld. In de voortdurende en beheerschte be reidheid tot algeheele zelfopoffe ring, in volstrekte gehoorzaamheid aan een niet door hem zelf bepaald doel, volbrengt hij een taak, die voor hem zelf de hoogste ontplooiing van zijn ethische functies meebrengt" (pag. 106). „De soldaat, zijn militaire beve len gehoorzamende, vervult een plicht. Voor de daden, aldus ver richt, treft hém geen schuld. Hij lijdt oneindig meer dan hij handelt, en ook zijn handelen is voor hem lijden. Hij lijdt voor anderen, on verschillig den aard van het gestel de politieke doel. Is het teveel gezegd, dat iemand, die uit plicht, zonder schuld, voor anderen lijdt, zijn hoogste ethische functies ver vult?" (pag. 106). „Voorzoover het waarneembare feiten van publieken aard betreft, schijnt er geen reden, onzen tijd als zedelijk slechter dan eenige vooraf gaande te veroordelen Ontoe gankelijk voor de statistiek is de vraag, of de gemiddelde mensch „eerlijker" is dan voorheen, of het tegendeel. Het komt immers niet aan op het aantal veroordelingen wegens diefstal, meineed, oplichting of verduistering, maar op de dui zend nuances van oprechtheid en trouw, die aan den strafrechter, aan den inspecteur der belastingen, en zelfs aan de kritiek van het gezel lig verkeer ontsnappen" (pag 117). „Tegenover handelingen door of namens den Staat verricht schiet bij het groote publiek elke zedelij ke beoordeeling meer en meer te kort. Behalve natuurlijk wanneer de handelende vreemde Staat of de handelende partij in den eigen Staat bij voorbaat als vijandig wordt aan gemerkt" (pag. 128). „Een gezond staatsorganisme ken merkt zich door orde en tucht. Om keering: dus orde en tucht verra den een gezond Staatsorganisme. Alsof een goede slaap alleen reeds den rechtvaardige verried" (pag. 130). „Een samenleving, van menschen of van staten, zonder onderling ver trouwen, is niet mogelijk" (pag. 140). „Nelson's vlaggesein voor Trafal gar luidde niet: „Engeland expects that every man will be a hero". Het luidde: England expects that every man will do his duty". Dat was in 1805 genoeg. Het moest het nog zijn. Het was ook genoeg voor de gevallenen van Thermopylae, wier grafschrift, het schoonste dat ooit gedicht werd, niet anders be vatte dan het onsterfelijke: „Vreem deling, bericht aan de Lacedaemo- niërs, dat wij hier liggen, aan hun woord gehoorzaam" (pag. 146). „Hoe zou Horatius, die het varen in een schip als vermetel hemelter- gen bezong, geijsd hebben van vliegtuig en onderzeeër" (pag. 155). „Of neem dat andere spel, dat ernst moet heeten, van het telkens weer laten tuimelen van ministe ries op een gezocht conflict van par- tij-intrigue, waarmee sommige groote landen zich een daadwerke lijke zuivering en versterking van hun staatsbestuur beletten, ver strikt in regels van een parlemen tarisme, waarvan zij den waren aard nooit begrepen hebben" (pag. 161). „De moderne sport is voor een niet gering deel een geschenk van Engeland aan de wereld. Een ge schenk waarmee de wereld beter heeft leeren omgaan dan met het andere, dat Engeland gaf, dat van de parlementaire regeringsvorm en de rechtspraak met jury" (pag. 163). (pag. 163). „Niet tegen verlies kunnen heeft altijd met recht als kinderachtig ge golden. Kan een geheele natie niet tegen verlies, dan verdient zij geen anderen naam" (pag. 164). politieke redevoeringen van lei dende figuren, die geen andere qua- lificatie verdienen dan boosaardig kwajongenswerk, zijn niet zeld zaam" (pag. 169). „De jeugdvereering, op het eerste gezicht een teeken van jnssche kracht, kan ook als ouderdomsver- schijnsel beschouwd worden, als een abdicatie ten gunste van den on- mondigen erfgenaam" (pag. 172). verwezenlijking van een gesloten ei gen stijl op elk gebied, bij alle rijk dom en variatie der gebieden on derling één levensuiting. De negen tiende eeuw is dat niet meer. Het is niet, omdat wij er nog te dicht bij staan. Wij weten het maar al te goed: de negentiende eeuw heeft geen stijl meer gehad, hoogstens nog wat zwakken nabloei" (pag. 195). •K- „Met de waardeloosheid van het gedrukte of gehoorde woord stijgt in directe evenredigheid de onver schilligheid voor de waarheid" (pag. 198—199). iJ- „Den graad der cultuur af te le zen uit den teruggang van het anal- phabetisme is een naïviteit uit een overwonnen periode. Een zeker quan tum van schoolkennis waarborgt in geen enkel opzicht het bezit van cultuur" (pag. 205). „De groote goden van den tijd: mechaniseering en organisatie, heb- ven leven en dood gebracht" (pag. 206). „Het einddoel vrede en veiligheid resulteert eigenlijk altijd niet uit het krijgsbedrijf, maar uit de uit putting" (pag. 176). „Elk krijgstuig heeft een zekere doelmatigheid, zoolang de vijand het niet heeft, maar niet langer" (pag. 177). „De wereld verdraagt den moder nen oorlog niet meer. Hij kan haar enkel verminken. Vrede brengen kan hij niet meer" (pag. 178). „De achttiende eeuw nu is de laatste, die nog voor ons oog staat als een homogeene en harmonische Niet van een ingreep der orde nende machten is het heil te ver wachten. De grondslagen van cul tuur zijn van anderen aard, dan dat zij door gemeenschapsorganen als zoodanig, hetzij volken, staten, ker ken, scholen, partijen of genoot schappen, zouden kunnen worden gelegd of in stand gehouden. Wat daartoe noodig is, is een inwendige loutering, die de individuen aan grijpt. De geestelijke habitus van de menschen zelf moet veranderen" (pag. 222). „Waar ook maar een tengere plant van echte internationaliteit opkomt, stut haar en begiet haar. Begiet haar met het levende water van het eigen nationaal bewustzijn, mits het zuiver is. Zij zal er te krachtiger door groeien" (pag. 227 —228). Samengaan van de Afrikaanse lan den is hard nodig, want er is behalve en ge ccördmatie betreffende zendtij den en zendprincipes vooral golfleng teverdeling nodig. Er wordt tezecr gegrasduind in de ether en vooral de radiostations sto ren elkaar op vele plaatsen. Men hoopt uit deze verwarringen te ge raken door de golflengten deugdelijk te verdelen. Hoe meer landen hier bij echter betrokken zijn, hoe beter en daarom overhaast men niet. Wel is al besloten, dat de Afrikaan se Radio Unie haar zetel zal krijgen in Rabat. Al is er nog geen overdaad aan tele visie in de Afrikaanse landen, toch zal het juist zijn ook hiervoor een golf lengteverdeling te maken. Men wil voorkomen, dat eenzelfde verwarring als nu op radiogebied bestaat, straks de ontwikkeling van de televisie zal belemmeren. Er is behoorlijk studie gemaakt van de basis, waarop de Eruopese Radio Unie werkt en dit voorbeeld zal zo veel mogelijk worden gevolgd. In een gevarieerd VARA-programma kunt U om 8.05 uur luisteren naar wereldberoemde melodieën, te spe len door het Metropole-orkest gedi rigeerd door Dolf van de Linden, om 8.40 uur naar een fragment uit Multatuli's „Woutertje Pieterse", voorgedragen door Jaap Maarleveld voor morgen Gevar programma; 9.45 Geestelijk le- toespr: 10.00 Pianorecital; 10.25 Boek- r; 10.35 Gram; 10.55 Cabaret; 11.30 te muz. AVRO; 12.00 Gram; 12.30 Sport- »el12.35 Gram; 13.00 Nws en S.O.S. 13 07 De toestand in de wereld, le- im; 13.20 Gram: -am; 15.10 Film- VARA: 17.00 Gram; 17.30 ie4S?i.„17-5°8^0w :zing0°AVRO: *20.00 Nws: 20.05 aum, operette; 21.15 Voordr; Zing; 13.17 Meded of gré 14.00 Boekbespr; 14,20 Gi praatje, 15.25 Gitai 23.15 New York c 8 25 Inleiding 1.30 Lichte muz; 14.00 io Phllharm ork; 14.25 Kamermuz; 14.50 m; 15 00 Gram; 16.00 Gram; 16.30 m. CONVENT VAN KERKEN: 17.00 2f kerkd. NCRV: 18.30 Dubbolkwart: Jonge kerk bijeen, lezing; 19.10 Gees- le lezing. NTS: 22.00 Sport RADIOPROGRAMMA -ogr; 21.10 Muzika- MAANDAG 3 Gym; 3 Grar (9.35—9.40 Waterst). VPRO: 10.00 wijding. VARA 10 20 Gram; 10.55 11.15 Gram; 11.30 Blaaskwint; 11.50 - het satijnen gordijn van de mode. 12.00 Hammondorgelspel; 12.30 en tuinb meded; 12 33 V h platte- 14.40 Orgelspel; 13.00- ïstlg: 17.00 Oude ngsuitz: De Stichting Bevorde- ming Bevolking vraagt de aan- Nederlandse Noodwacht; 19.30 20.00 Nws; 20.05 Dansmuz; otische klanken: 21.25 Bayreu- 13.55—24.00 Nws. en tuinder, praatje: 12.30 Land- en_ d meded; 12.33 Gram: 12.53 gram of 13.00 Nws; 13.15 Promenade ork en 14.05 Schoolradio: 14.35 Gevar pro- 15.50 Gram: 16.00 i Muzikale le2 18.00 Orgelspel; 18.30 Vokal lüsuitz: Zwerftochten langs Noordkust, door L Krook; muz: 19.30 Radiokrant; 19.50 Gram; 20 30 Er waren méér lopers in de slag bij Ma rathon, lezing; 20.45 Muzikale quiz; 21.15 Gram; 21.25 Pianorecital: 22 00 Europese Evangelische Conferentie; 22.10 Lichte muz: 22.30 Nws en S.O.S.-ber; 22.40 Gram; 22 45 Avondoverdenking; 23.00 Volksmuz; 23.25 Gram; 23 55—24.00 Nws. piano; III. Jean Slbe- di molto. Allen Villiams Old King Cole Philharmonlsch Orkest i Londen olv. Sir Adri De VARA zorgt na het NTS-joumaal voor het televisieprogramma- Eerst wat gesprekjes over dingen uit het dagelijkse gebeuren, dan, om 8.50 uur, optreden van de prijswinnaars van het in Loosdrecht gehouden con cours voor jazzmuziek en variété. Een nieuwe film over de activiteiten van Interpol begint om 9.20 uur en om tien voor tien komt Rudi Carrell U in een eigen programma vragen „Of U dat nou ook hebt".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 7