IN DE SCHADUWEN VAN MORGEN"
Citaten uit Huizinga's „In de schaduwen van morgen
Besluit tot stichting van
Afrikaanse Radio Unie
II
Radio
programma
„Velen hebben mij gevraagd: ge ziet onzen tijd en onze beschaving zóó zwart, en
ge noemt u zelf niettemin een optimist? Ik antivoord: ja, dat doe ik. Optimist
noem ik niet hem, die bij de dreigendste teekenen van verval en bederf lucht
hartig uitroept: kom, het. is zoo erg niet! het komt alles wel op zijn pootjes te
recht! Optimist noem ik hemdie, waar een weg tot beter nauwelijks zichtbaar is,
toch de hoop niet laat varen?
„In de schaduwen van morgenmiste zijn uitwerking niet. Een Ne-
derlandsch geleerde had zich hier tot tolk gemaakt van hetgeen leefde
in de harten en hoofden van velen. Zijn verdienste en zijn roem zijn er
niet minder om. Niet weinigen bezitten misschien een critisch oordeel,
maar slechts enkelen zijn bekwaam en onvervaard genoeg om hunne ge
dachten ten einde toe te denken en uit te beelden. Vertaald in alle talen
van Europa, maakte het veelgelezen boek Huizinga's naam alom bekend
als dien van een aanklager van onrecht en verwording, een voorvechter
van hooge levensidealen en zedelijke normen. Als zoodanig eeren hem
zijne vrienden in de eerste plaats."
Joop Stokkermans
speelt voor AVRO
De 23-jarige pianist Joon Stokker
mans, winnaar van de prijs van uit
nemendheid 1960, welke hem maan
dagavond a.s. na afloop van een con
cert met het Residentieorkest in Den
Haag wordt uitgereikt, zal de avond
daarna, op 23 augustus, optreden voor
de AVRO-microfoon.
U kunt hem horen tussen 10 en 10.30
sonate van Beethoven
Het is overigens niet de eerste keer,
dat deze jonge pianist voor de micro
foon speelt. Als lid van de jeugdom-
roep Min jon maakte hij zes jaar ge
leden zijn radiodebuut en sindsdien
heeft hij aan vele jeugduitzendingen
S5S gegeven*"* e"k"e R"bat gehouden
Joop Stokkermans werd op zijn elfde conferentie tussen regerings-
jaar leerling van Theo van der Pas vertegenwoordigers van Egvp-
aan het Kon. Conservatorium in Den
Haag. In december 1957 kreeg hij de te, Marokko. TunesiC, Lybie,
mr. C. Fockprijs voor ..bijzondere Ghana en Guinea is besloten,
aanleg, vlijt en toewijding" en verle- jtt
den jaar viel hem de Cuyperprijs ten naar het voorbeeld van de Euro-
deel als beste pianist van drie opeen- pese Radio Unie een Afrikaanse
volgende jaren. Ook verwierf hij toen Rar|in Unie on to richten
de onderscheiding de Vriendenkrans" rvaai° unie °P te ïicnten.
van de vereniging Vrienden van het Deze organisatie zal volgens
Concertgebouworkest. plan begin volgend jaar worden
gesticht.
Op 1 juli j.l. bedroeg het aantal te
levisiezenders in de gehele wereld Er wordt nog even gewacht met de
1912. Hiervan staan er 1024 in Europa, officiële oprichting, omdat men ver-
In ons werelddeel zijn op het ogen- wacht dat alle 'Afrikaanse landen die
blik ruim 27 miljoen televisie-ontvan- onafhankelijkheid hebben verworven,
gers in gebruik. als lid zullen willen toetreden.
JJET BOEK „In de schaduwen van morgen" vond zijn geboortestond
in een lezing die prof. Huizinga op 8 maart 1935 te Brussel hield wreedheid, gewetensdwang,
over het onderwerp „Crisis der cultuur". De bijeenkomst werd onder rechtsverkrachting?
meer bijgewoond door de Nederlandse gezant te Brussel, jhr. mr.
A. W. L. Tjarda van Starckenborgh Stachouwer, en de vermaarde
Belgische historicus Henri Pirenne, die kort daarna, op 24 oktober
1935, te Ukkel stierf.
Prof. August Vermeylen (18721945) ten en Huizinga constateert dat het
leidde de spreker van die avond in on- vandaag aan al deze voorwaarden ha-
der meer met de woorden: „Professor pert. Hierna vervolgt hij zijn aanval
Huizinga heeft door zijn werk bewe- over de gehele linie, en wijst de ver
zen, dat hij zich niet opsluit in een ka- valsverschijnselen aan: algemene ver-
mertje der wetenschap, maar dat hij zwakking van oordeel, daling van de zuik
een man van groote veelzijdigheid is, critische behoefte, misbruik der
wiens belangstelling uitgaat naar alle tenschap,
levensverschijnselen. Ik acht het een door politieke leiders, verzaking
voorrecht, deze afgezant van de Ne- het kennisideaal. vervalsing der more-
derlandsche wetenschap, die ons van- le normen, stijlverlies en bijgeloof,
avond het genot van zijn woord zal Kortom: „Dwaasheid in al haar ge
schenken, in ons midden te mogen be- daanten, de beuzelachtige en belache-
groeten". Voor een zaal die tot de al- lijke, de booze en verderfelijke, heeft nezing daaro'm wel
lerlaatste plaats toe bezet was, sprak nooit zulke orgieën ovér de wereld ge-
Huizinga, anderhalf uur lang, voor vierd als heden ten dage. Het zou
Vlamingen en Nederlanders. thans geen thema meer zijn voor een
Teruggekomen in Nederland werkte geestig en glimlachend vertoog van
hij zijn lezing uit tot een boek. en een edeldenkend en ernstig bekom-
plaatste voorin de treffende spreuk merd humanist is Erasmus" (pag. 57).
van Bernard van Clairvaux: „Habet 57).
mundus iste noctes suas et non pau- Hij verzet zich tegen het tyrannieke
cas „deze wereld heeft haar nach- rationalisme, maar acht, dat met h?t
ten, en niet weinige Hij opende zijn verheffen van het irrationalisme de
eerste hoofdstuk „Ondergangsstemmin- duivel door de duivel wordt bestreden.
ten waarin deze jeugd wordt opgevoed,
voegt hij ironisch toe: „Onrecht,
-ang, bedrog,
- Maar de stra-
toch maar prachtig schoon,
en de treinen komen op tijd!" (pag.
129). En dat alles vormen nog slechts
de grove hoofdlijnen van de klachten
en aanklachten waaruit dit boek is op
gebouwd!
Is er een uitzicht?
Huizinga heeft geaarzeld. Allereerst
over de twintigste eeuw zelve, waar
over hij in december 1940 in zijn „Hoe
bepaalt de geschiedenis het heden?"
nog opmerkte: „Het is waarlijk niet
zulk een verheffend schouwspel deze
twintigste eeuw, die tot kort voor haar
gen" met de woorden: „Wij leven in Qok de leerstellingen van Freud
een bezeten wereld. En wij weten het. Spengler acht hij geen positieve bij-
I Het zou voor niemand onverwacht ko- dra ge aan de Europese cultuur,
men, als de waanzin eensklaps uit- Dat alles spitst zich toe op het na.
brak in een razernij, waaruit deze ar- tion'aal-socialisme, het fascisme en
me Europeesche menschheid achter- communlsme. dat hij ziet opgekomen
llleel m verstomping en verdwazing, uit een vals existentialisme en vitalls-
gepaard aan een even vals he-
I de motoren nog draaiende en de vlag
gen nog wapperende, maar de geest
geweken" (pag. 1). Wie, die deze woor
den kenden, zullen er niet vaak aan
teruggedacht hebben, tijdens en na de
laatste Wereldoorlog?
De gehele opzet van het boek is sug-
gestiet tot in de titels der hoofdstuk- PHU„J
4? Politieke tyrannieke systemen
vernietiging der volksziel midden nog niets wezenlijks heeft
- i"'"" voortgebracht dan wat technisch-weten-
schappelijke winsten, belangrijke als
men wil, en verder niets" (pag. 31).
In zijn „In de schaduwen van mor
gen" laat hij zich over de cultuurge-
lorzichtig
„Juist doordat de middelen tot
handhaving van een bereikten toe
stand ontzaglijk gestegen zijn, volgt
de reactie trager. Het is denkbaar
dat latere tijden de gansche perio
de, waarin wij leven, een halve eeuw
wellicht, zullen zien als den kater
van den wereldoorlog.
De historie kan niets voorspellen,
behalve één ding: dat geen groote
wending in de menschelijke verhou
dingen ooit uitkomt in- den vorm,
waarin vroeger levenden zich haar
hebben verbeeld. Wij weten zeker,
dat de dingen anders loopen, dan wij
denken kunnen. In het resultaat
van een periode zit altijd een com-
ponente, die men achterna begrijpt
gebouwd
een onvolgroeide generatie, die niet tot
volwassen zelfbezinning is gekomen,
die hij puerilisme verwijt, waarbij al
le geestelijke remmen blijvend drei
gen te falen. Heel het boek is een vol
gehouden polemiek op hoog
als het
n te
lezen. Met zijn bedwongen hartstocht,
waardoor hij van pagina tot pagina
boeit, vormt dit boek van Huizinga jeugd
die jaren, die
Rusland de leiding hadden.
die landen, die het ont-
iedVë „êzénlijke SSJSZ den met om aï hSoude' en bepmefdo
wachte, het tevoren nog niet denk
bare. Dit onbekende kan verderf
beteckenen. Doch zoolang de ver
wachting weifelen kan tusschen ver
derf en heil, is het menschelijke
plicht om te hopen" (pag. 213).
Huizinga hoopt op de stillen in den
Duitsland, Italië lande: „Over de gcheclc wereld is een
De gemeente verspreid, bereid om het
als het goed
Europa, en doet het soms denken
aan een lange, maar boeiende, huma
nistische preek.
Zo moet heel West-Europa het in die
tijd ook aangevoeld hebben, want het
werk werd spoedig vertaald in Frank
rijk, Duitsland, Engeland, Amerika,
Spanje, Polen, Italië, Noorwegen, Zwe
den en Hongarije: een eminent suc
ces voor een Nederlands geleerde, dat
Huizinga met niet vele landgenoten
deelt.
Hedendaagse betekenis
Er zijn boeken die men lezen moet,
al gevoelt men dat volgens eigen op
vatting alles anders gezegd had die
nen te worden, en het wellicht ook an
ders Is. Maar dit boek bevat waarhe
den, die ook na vijfentwintig jaren
niet verbleekt zijn: hoeveel spreuken
zijn uit dit werk niet op te sommen,
die ook nu nog alle overdenking, ja
directe toepassing waard zijn! Nie
mand die studie wil maken van het
jongste verleden mag dit werk voor
bijgaan, omdat men er in vinden kan
hoe de toenmalige geleerde van hu-
manistischen huize destijds heeft gele
den onder de kwalen van nationaal-
socialisme, fascisme en communisme.
Daarom luidt de ondertitel ook: „Een
diagnose van het geestelijk lijden van
onzen tijd".
De hedendaagse student, die zelve
niet al te zeer lijdt aan de door Hui
zinga gesignaleerde kwalen van op
pervlakkigheid en gebrek aan bezin
ning en diepte, kan dit boek onmoge
lijk voorbij gaan, en heeft zich van
dit boek ernstig rekenschap te geven,
om eigen tijd te verstaan én het tijd
perk waaruit deze jaren zijn voortge-
Het zou natuurlijk onjuist zijn i
nen hebben op de inzinking der cul
tuur. Een jaar vóór Huizinga schreef
bijvoorbeeld de Groningse theologische
hoogleraar W. J. Aalders vanuit posi
tief christelijk standpunt zijn boek „De
nood des Ujds", in 1936 gevolgd door
zijn „De roep der Kerk". Maar hij
vermocht bij lange na niet die actua
liteit in zijn werk te leggen, en dat
gehoor te bereiken, dat Huizinga mo
gelijk was.
Huizinga heeft het geweten: „De
moralisten van alle tijden hebben
steeds over acuut zedenverval in hun
eigen dagen geweeklaagd" (pag. 116).
Maar desondanks heeft hij vanwege het
gevaar dat zijn tijd bedreigde dit
boek geschreven, want: „Een cultuur
kan hoog heeten, al brengt zij geen
techniek of geen beeldhouwkunst voort
maar niet, als zij de barmhartigheid
mist" (pag. 28). Aldus zet hij zijn aan
val in tegen de onmenselijke wreed
heden die in Duitsland, Italië en Rus
land tot staatsleer verheven waren!
Daarbij constateert hij als histori-
is, dat Europa ook vroeger onder
worpen is geweest aan grote crises,
omstreeks 1500 en de periode van de
franse Revolutie, maar men conclu-
°ere uit het overwonnen zijn van déze
crises niét tot de mening dat het ook
thans wel zal meevallen: „één ge
wichtig punt dringt zich ondanks alle
contrast aan ons op. De gang der Ro-
meinsche beschaving was een gang
"aar de barbarie. Zal die der huidige
cultuur het ook blijken?" (pag. 21).
Hij vangt aan de kenmerken ener
cultuur op te sommen: evenwicht van
r - „i fr h,!-r rr>f. ri,
cultuur moet een streven inhouden, de
beheersing van de natuurlijke mach-
op het diepste mens-zijn, vraagt hij
„Waartoe moet, als het toch niet on
kennen te doen is, de Staat zijn den- schap is
kers voor of achter zijn triomfkar 214)
spannen, om zijn waarde te bewij:
prijs te geven. Zij zijn niet verbonden
door leuzen en teekens, hun gemeen-
van den geest" (pag
Dat is de zelfde hoop,
een beschouwing over de kansen op
herstel van onze beschaving" afsloot:
„Overal staan mllliocnen men-
schcn gereed en bereid in wie de
belofte leeft aan recht en de zin voor
orde. eerlijkheid, vrijheid, rede en
goede zeden. Tracht hen niet samen
te vatten onder een categorie als de
mocraten, socialisten of welken dan
ook. Noem hen eenvoudig met een
naam van edeler klank dan al deze:
menschen van goeden wille, de ho
mines bonae voluntatis (aldus im
mers de lezing der Vulgata), wien in
den Kerstnacht het in terra pax
werd toegezongen".
Ook door „In de schaduwen van
morgen" weerklinkt keer op keer het
heimwee naar een verloren religie, een
verlangen naar de Christus. Aan het
slot van zijn boek bekent hij: „Geluk
kig zij, voor wie dat beginsel slechts
den naam kan dragen van Hem die
sprak: „Ik ben de weg, en de waar
heid, en het ieven" (pag. 226".
Maar ook valt op hoezeer bij Huizin
ga Platonist en Kantiaan met de Chris-
i op één lijn worden gesteld, als het
boeddhist (pag.
moslim
108,^121
In het laatste hoofdstuk wordt niet
de erkenning van het Evangelie als de
uitweg gewezen, maar de Griekse
katharsis (zuivering) die door middel
van de aardse sophrosynè (bezinning)
een einde zal maken aan alle kwalen
waarin de hybris (overmoed.) de mens
heid gebracht heeft.
De problemen waarvoor Huizinga
vijfentwintig jaar geleden de aan
dacht vroeg, leven nóg, alleen massa
ler, angstwekkender! Wie de afscheids-
oratie „De Vitaliteit van de Westerse
Beschaving" van prof. dr. P Geyl, op
31 mei 1958 te Utrecht gehouden, ge
hoord of gelezen heeft, ontdekt het
zelfde thema, in andere vorm, al wordt
de naam van Huizinga in deze oratie
niet genoemd.
Bij Geyl echter geen bezinnende
klacht, maar een moedgevend opwek
kend woord. In feite is de gehele rede
een bestrijding van Huizinga. die vol
gens Geyl te weinig hoop meer had
op de vitaliteit van het Westen. Maar
wanneer Geyl in zijn afscheidsoratie
opmerkt: „de intrige van het Natio-
naal-Socialisme had dan toch een ein
de gehad, dat als een klinkend bewijs
van leefkracht van de Westerse cul
tuur mag gelden" (pag. 4) dan zou
daaraan kunnen worden toegevoegd dat
Huizinga één der eersten is geweest
onder de Nederlandse geleerden die
hebben opgewekt tot verzet tegen het
nationaal-soci*lisme, en de overwin
ning mogelijk maakten.
Maar de kwalen waarover hij sprak
zijn gebleven En in andere vorm
zijn de dreigingen daar!!
„Een ongeschokt cultuuroptimis
me is voorlopig enkel meer
weggelegd voor hen, die of door ge
brek aan inzicht niet kunnen besef
fen, wat er aan de cultuur ont
breekt, dus zelf door het vervals-
pröces zijn aangetast, of voor hen,
die in hun maatschappelijke of po
litieke heilsleer de komende bescha
ving reeds in den zak meenen te
hebben, om haar aanstonds over de
misdeelde menschheid uit te schud
den" (pag. 5).
„AI
geen terug, liet verle
den kan toch leering behelzen, ons
ter oriënteering dienen" (pag. 13).
„Wij weten het ten stelligste: wil
len wij cultuur behouden, dan moe
ten wij voortgaan met cultuur te
scheppen" (pag. 24).
„Het oorlogstuig vindt grage koo-
pers, maar niemand wenscht, dat
het gebruikt zal worden" (pag. 37).
tensporige uitbreiding en nadrukke
lijkheid de verzwakkingzelf in de
hand werkt" (pag. 64).
„De ras-theorie als argument in
den cultuurstrijd is altijd eigen lof.
Heeft ooit een rastheoreticus met
schrik en schaamte bevonden, dat
het ras, waartoe hij zich rekende,
het minderwaardige moest heeten?
Het ts altijd te doen om de verhef
fing van zich en de zijnen, boven
en ten koste van anderen. De ras-
these is altijd vijandig, altijd anti-;
voor een leer, die zich voor weten
schap uitgeeft, een slecht teeken.
Het standpunt is anti-aziatisch, an-
ti-afrikaansch, anti-proletarisch, an
tisemitisch" (pag. 74).
„Indien zich deze cultuur, waarin
wij leven, herstelt tot beter orde en
menschelijker zin, dan zal het feit
alleen, dat de bacterie-oorlog ern
stig beraamd is geweest, een eeuwi
ge en infame schandvlek blijven op
verliederlijkt geslacht" (pag.
85).
„De som van alle wetenschap is
in ons nog niet cultuur geworden"
(pag. 46).
„De hedendaagsche maatschap
pij, door en door gecultiveerd en
goeddeels gemechaniseerd, ziet er
wel heel anders uit dan het droom
beeld van den Vooruitgang!" (pag.
55—56).
„In een maatschappij met alge
meen volksonderwijs, algemeene en
onmiddellijke publiciteit van het da-
gelijksch gebeuren en ver doorge
voerde arbeidsverdeeling geraakt de
gemiddelde mens minder en minder
aangewezen op eigen denken en
eigen uitdrukking" (pag. 5758).
„De inkeer en de wijding ontbre
ken. Inkeer nu tot het diepste in
hem zelf en wijding van het oogen-
b lik. zijn dingen, die de mens om
cultuur te bezitten volstrekt noodig
heeft" (pag. 6263).
„Zeker is, dat de reclame, in al
haar vormen, speculeert op een
verzwakt oordeel, en door haar bui-
„Eere aan den soldaat in het veld.
In de nooden en ellenden van het
krijgsbedrijf hervindt hij al de
waarden van de hoogste askese. Bij
hem is de haat uitgeschakeld. In
de voortdurende en beheerschte be
reidheid tot algeheele zelfopoffe
ring, in volstrekte gehoorzaamheid
aan een niet door hem zelf bepaald
doel, volbrengt hij een taak, die voor
hem zelf de hoogste ontplooiing van
zijn ethische functies meebrengt"
(pag. 106).
„De soldaat, zijn militaire beve
len gehoorzamende, vervult een
plicht. Voor de daden, aldus ver
richt, treft hém geen schuld. Hij
lijdt oneindig meer dan hij handelt,
en ook zijn handelen is voor hem
lijden. Hij lijdt voor anderen, on
verschillig den aard van het gestel
de politieke doel. Is het teveel
gezegd, dat iemand, die uit plicht,
zonder schuld, voor anderen lijdt,
zijn hoogste ethische functies ver
vult?" (pag. 106).
„Voorzoover het waarneembare
feiten van publieken aard betreft,
schijnt er geen reden, onzen tijd als
zedelijk slechter dan eenige vooraf
gaande te veroordelen Ontoe
gankelijk voor de statistiek is de
vraag, of de gemiddelde mensch
„eerlijker" is dan voorheen, of het
tegendeel. Het komt immers niet
aan op het aantal veroordelingen
wegens diefstal, meineed, oplichting
of verduistering, maar op de dui
zend nuances van oprechtheid en
trouw, die aan den strafrechter, aan
den inspecteur der belastingen, en
zelfs aan de kritiek van het gezel
lig verkeer ontsnappen" (pag 117).
„Tegenover handelingen door of
namens den Staat verricht schiet
bij het groote publiek elke zedelij
ke beoordeeling meer en meer te
kort. Behalve natuurlijk wanneer
de handelende vreemde Staat of de
handelende partij in den eigen Staat
bij voorbaat als vijandig wordt aan
gemerkt" (pag. 128).
„Een gezond staatsorganisme ken
merkt zich door orde en tucht. Om
keering: dus orde en tucht verra
den een gezond Staatsorganisme.
Alsof een goede slaap alleen reeds
den rechtvaardige verried" (pag.
130).
„Een samenleving, van menschen
of van staten, zonder onderling ver
trouwen, is niet mogelijk" (pag.
140).
„Nelson's vlaggesein voor Trafal
gar luidde niet: „Engeland expects
that every man will be a hero".
Het luidde: England expects that
every man will do his duty". Dat
was in 1805 genoeg. Het moest het
nog zijn. Het was ook genoeg voor
de gevallenen van Thermopylae,
wier grafschrift, het schoonste dat
ooit gedicht werd, niet anders be
vatte dan het onsterfelijke: „Vreem
deling, bericht aan de Lacedaemo-
niërs, dat wij hier liggen, aan hun
woord gehoorzaam" (pag. 146).
„Hoe zou Horatius, die het varen
in een schip als vermetel hemelter-
gen bezong, geijsd hebben van
vliegtuig en onderzeeër" (pag. 155).
„Of neem dat andere spel, dat
ernst moet heeten, van het telkens
weer laten tuimelen van ministe
ries op een gezocht conflict van par-
tij-intrigue, waarmee sommige
groote landen zich een daadwerke
lijke zuivering en versterking van
hun staatsbestuur beletten, ver
strikt in regels van een parlemen
tarisme, waarvan zij den waren
aard nooit begrepen hebben" (pag.
161).
„De moderne sport is voor een
niet gering deel een geschenk van
Engeland aan de wereld. Een ge
schenk waarmee de wereld beter
heeft leeren omgaan dan met het
andere, dat Engeland gaf, dat van
de parlementaire regeringsvorm en
de rechtspraak met jury" (pag. 163).
(pag. 163).
„Niet tegen verlies kunnen heeft
altijd met recht als kinderachtig ge
golden. Kan een geheele natie niet
tegen verlies, dan verdient zij geen
anderen naam" (pag. 164).
politieke redevoeringen van lei
dende figuren, die geen andere qua-
lificatie verdienen dan boosaardig
kwajongenswerk, zijn niet zeld
zaam" (pag. 169).
„De jeugdvereering, op het eerste
gezicht een teeken van jnssche
kracht, kan ook als ouderdomsver-
schijnsel beschouwd worden, als
een abdicatie ten gunste van den on-
mondigen erfgenaam" (pag. 172).
verwezenlijking van een gesloten ei
gen stijl op elk gebied, bij alle rijk
dom en variatie der gebieden on
derling één levensuiting. De negen
tiende eeuw is dat niet meer. Het
is niet, omdat wij er nog te dicht
bij staan. Wij weten het maar al
te goed: de negentiende eeuw heeft
geen stijl meer gehad, hoogstens
nog wat zwakken nabloei" (pag.
195).
•K-
„Met de waardeloosheid van het
gedrukte of gehoorde woord stijgt
in directe evenredigheid de onver
schilligheid voor de waarheid" (pag.
198—199).
iJ-
„Den graad der cultuur af te le
zen uit den teruggang van het anal-
phabetisme is een naïviteit uit een
overwonnen periode. Een zeker quan
tum van schoolkennis waarborgt
in geen enkel opzicht het bezit van
cultuur" (pag. 205).
„De groote goden van den tijd:
mechaniseering en organisatie, heb-
ven leven en dood gebracht" (pag.
206).
„Het einddoel vrede en veiligheid
resulteert eigenlijk altijd niet uit
het krijgsbedrijf, maar uit de uit
putting" (pag. 176).
„Elk krijgstuig heeft een zekere
doelmatigheid, zoolang de vijand het
niet heeft, maar niet langer" (pag.
177).
„De wereld verdraagt den moder
nen oorlog niet meer. Hij kan haar
enkel verminken. Vrede brengen
kan hij niet meer" (pag. 178).
„De achttiende eeuw nu is de
laatste, die nog voor ons oog staat
als een homogeene en harmonische
Niet van een ingreep der orde
nende machten is het heil te ver
wachten. De grondslagen van cul
tuur zijn van anderen aard, dan dat
zij door gemeenschapsorganen als
zoodanig, hetzij volken, staten, ker
ken, scholen, partijen of genoot
schappen, zouden kunnen worden
gelegd of in stand gehouden. Wat
daartoe noodig is, is een inwendige
loutering, die de individuen aan
grijpt. De geestelijke habitus van de
menschen zelf moet veranderen"
(pag. 222).
„Waar ook maar een tengere
plant van echte internationaliteit
opkomt, stut haar en begiet haar.
Begiet haar met het levende water
van het eigen nationaal bewustzijn,
mits het zuiver is. Zij zal er te
krachtiger door groeien" (pag. 227
—228).
Samengaan van de Afrikaanse lan
den is hard nodig, want er is behalve
en ge ccördmatie betreffende zendtij
den en zendprincipes vooral golfleng
teverdeling nodig.
Er wordt tezecr gegrasduind in de
ether en vooral de radiostations sto
ren elkaar op vele plaatsen. Men
hoopt uit deze verwarringen te ge
raken door de golflengten deugdelijk
te verdelen. Hoe meer landen hier
bij echter betrokken zijn, hoe beter
en daarom overhaast men niet.
Wel is al besloten, dat de Afrikaan
se Radio Unie haar zetel zal krijgen
in Rabat.
Al is er nog geen overdaad aan tele
visie in de Afrikaanse landen, toch zal
het juist zijn ook hiervoor een golf
lengteverdeling te maken. Men wil
voorkomen, dat eenzelfde verwarring
als nu op radiogebied bestaat, straks
de ontwikkeling van de televisie zal
belemmeren.
Er is behoorlijk studie gemaakt van
de basis, waarop de Eruopese Radio
Unie werkt en dit voorbeeld zal zo
veel mogelijk worden gevolgd.
In een gevarieerd VARA-programma
kunt U om 8.05 uur luisteren naar
wereldberoemde melodieën, te spe
len door het Metropole-orkest gedi
rigeerd door Dolf van de Linden,
om 8.40 uur naar een fragment uit
Multatuli's „Woutertje Pieterse",
voorgedragen door Jaap Maarleveld
voor morgen
Gevar programma; 9.45 Geestelijk le-
toespr: 10.00 Pianorecital; 10.25 Boek-
r; 10.35 Gram; 10.55 Cabaret; 11.30
te muz. AVRO; 12.00 Gram; 12.30 Sport-
»el12.35 Gram; 13.00 Nws en S.O.S.
13 07 De toestand in de wereld, le-
im; 13.20 Gram:
-am; 15.10 Film-
VARA: 17.00 Gram; 17.30
ie4S?i.„17-5°8^0w
:zing0°AVRO: *20.00 Nws: 20.05
aum, operette; 21.15 Voordr;
Zing; 13.17 Meded of gré
14.00 Boekbespr; 14,20 Gi
praatje, 15.25 Gitai
23.15 New York c
8 25 Inleiding
1.30 Lichte muz; 14.00
io Phllharm ork; 14.25 Kamermuz; 14.50
m; 15 00 Gram; 16.00 Gram; 16.30
m. CONVENT VAN KERKEN: 17.00
2f kerkd. NCRV: 18.30 Dubbolkwart:
Jonge kerk bijeen, lezing; 19.10 Gees-
le lezing. NTS: 22.00 Sport
RADIOPROGRAMMA
-ogr; 21.10 Muzika-
MAANDAG
3 Gym;
3 Grar
(9.35—9.40 Waterst). VPRO: 10.00
wijding. VARA 10 20 Gram; 10.55
11.15 Gram; 11.30 Blaaskwint; 11.50 -
het satijnen gordijn van de mode.
12.00 Hammondorgelspel; 12.30
en tuinb meded; 12 33 V h platte-
14.40 Orgelspel; 13.00-
ïstlg: 17.00 Oude
ngsuitz: De Stichting Bevorde-
ming Bevolking vraagt de aan-
Nederlandse Noodwacht; 19.30
20.00 Nws; 20.05 Dansmuz;
otische klanken: 21.25 Bayreu-
13.55—24.00 Nws.
en tuinder, praatje: 12.30 Land- en_
d meded; 12.33 Gram: 12.53 gram of
13.00 Nws; 13.15 Promenade ork en
14.05 Schoolradio: 14.35 Gevar pro-
15.50 Gram: 16.00
i Muzikale le2
18.00 Orgelspel; 18.30 Vokal
lüsuitz: Zwerftochten langs
Noordkust, door L Krook;
muz: 19.30 Radiokrant; 19.50 Gram; 20 30
Er waren méér lopers in de slag bij Ma
rathon, lezing; 20.45 Muzikale quiz; 21.15
Gram; 21.25 Pianorecital: 22 00 Europese
Evangelische Conferentie; 22.10 Lichte muz:
22.30 Nws en S.O.S.-ber; 22.40 Gram; 22 45
Avondoverdenking; 23.00 Volksmuz; 23.25
Gram; 23 55—24.00 Nws.
piano; III. Jean Slbe-
di molto. Allen
Villiams Old King Cole
Philharmonlsch Orkest
i Londen olv. Sir Adri
De VARA zorgt na het NTS-joumaal
voor het televisieprogramma- Eerst
wat gesprekjes over dingen uit het
dagelijkse gebeuren, dan, om 8.50
uur, optreden van de prijswinnaars
van het in Loosdrecht gehouden con
cours voor jazzmuziek en variété.
Een nieuwe film over de activiteiten
van Interpol begint om 9.20 uur en
om tien voor tien komt Rudi Carrell
U in een eigen programma vragen
„Of U dat nou ook hebt".