Mr. P.N. VAN EYCK
benoemd ioi hoogleraar ie Leiden
Maan als tv-relaiszender voor
Amerikaanse marine
Radio
programma
Van Eycks kennis was, dank zij een formidabel geheugen, niet alleen
buitengemeen uitgebreid, maar zij ging ook zeer diep. Hij was, wat
bij dichters zeldzaam is, tevens een echt geleerde".
„Maar ivat in Van Eyck aantrok was, nog meer dan zijn
dichterschap, de rijkdom van zijn op een grondige kennis der
Wereldliteratuur gebaseerde geestelijk leven.
Maar Van Eyck is toch voor alles dichter geweest. Men heeft
wel eens gemeend dat de denker de dichter tot zwijgen had ge
bracht: hoe vergiste men zich. Altoos weer kwam de dichter door
de stof heen: getuige zijn nog in 1947 verschenen Medousa....
Zijn professoraat is een groot succes geweestzijn invloed op
zijn leerlingen een diepgaande
Commentaar
FN drie kwartier Eurovisie welke
helaas begon met een flinke
beeldstoring, hebben we gisteravond
kunnen genieten van bijzonder fraai
vertoon van de jaarlijkse show welke
de Britse strijdkrachten in Londen
geven. Buitengewoon knappe staal
tjes exercitiekunst werden afgewis
seld met een verbluffend nummer
touw- en rekoefeningen door de
marine en natuurlijk met veel mu
ziek.
In een rijkelijk gevarieerd Vara-
programma zagen we daarna o.m. een
interessant filmpje over de moderne
ontwikkeling van het achtergebleven
eiland Sardinië, dat in letterlijke en
figuurlijke zin de vruchten plukt van
de bemoeienissen van de OEES.
Dergelijke televisievoorstellingen
stimuleren het geven voor dit hoog
nodige werk en hebben ook daardoor
beslist waarde.
Een belangrijke bijdrage aan het
programma leverde voorts het Salo-
mon-Trio, dat op voortreffelijke wij
ze en bij zeer verzorgde camera regie
het trio opus 27 van Géza Frid uit-
uitvoerde. De componist leidde zelf
met enkele woorden zijn werk in en
daarna konden wij genieten van dit
gevoelige trio, waarbij merkwaardige
manipulaties met de strijkstokwel
ke aparte effecten teweeg brengen,
te pas komen.
In het derde programma van de
BBC, op 484 m„ wordt tussen 8.15
en 10.30 uur een uitvoering van het
York Festival overgenomen. U hoort
dan ..The Vespers of 1619" van Mon
teverdi, waarin Walter Göhr het
1/IJFENTWINTIG JAAR GELEDEN werd Pieter Nicolaas van
Eyckeens correspondent van de Nieuwe Rotterdamse Courant
te Rome, sinds 1919 te Londenbenoemd tot hoogleraar in de Neder
landse letterkunde te Leiden, in welke functie hij Albert Verwey
opvolgde, als de alleen gewenste jongere die in staat zou zijn de
meester van die dagen als de meester voor de komende dagen op te
volgen. Van Eyck, de scherpzinnige criticus, die het materiaal der
gehele wereldletterkunde tot zijn beschikking scheen te hebben om
de wapens te wetten ter toetsing van wat hem lief was in de Neder
landse letteren; Van Eyck die de vereerde docent zou worden van
de Leidse Neerlandici en de verzorger van het volledige oeuvre
van Verwey en Leopold; Van Eyck, de wijsgeer en essayist, doch,
bovenal en altijd Van Eyck de dichter, leider en oudste van de Bewe
ging van 1919 zijn benoeming vormt éénder gelukkigste beslissin
gen die ooit op het departement van onderwijs, kunsten en weten
schappen genomen is, omdat daardoor één der begaafdste kunstenaars
en geleerden de gelegenheid kreeg zich geheel te wijden aan het Het valt te verstaan, dat Van Eyck,
levenswerk waaraan hij reeds sinds zijn studentenjaren, zij het onder komende uit de School van 1910, geen
J, J J„.. i. 7 seluk verwachtte te bezingen, maar als
moeizame omstandigheden, bouwde. Zijn benoeming tot hoogleraar bij tijden werd hij er toch door verrast:
maakte de baan vrij om naar het vaderland terug te keren en zijn
grote levenstaak eindelijk volop ter hand te nemen.
En lokt ons beiderzijds van 't pad
Over het dompe dove mos
Voort van de wemellichte stad
Naar 't ver en stil en duister bos,
Ik volg u, dood, zing gij mij voor,
Ik zal niet talmen aan de zoom,
Dat ik de laatste sterregloor
Ontvinge voor mijn laatste droom.
Wat is herinnering van licht?
Ik ben tot duisternis bereid.
Onhoorbaar sluit de nacht zich
dicht
Mijn ziel wordt vol van
eeuwigheid"
DICHTER EN WIJSGEER
VAN EYCK
EN DE TACHTIGERS
In de tot op vandaag toe onver
vangbare bloemlezing van Dire Coster
Nieuwe Geluiden" ontving Van Eyck
ven van deze twee grote levensvrien
den, die in zoveel van elkander ver
schilden, maar waaraan wij in poë-
ticis allen zoveel te danken hebben, en
wij weten 'dat geen twee
•an de Beweging van 1910
ieen behoren als Geerten
Van Eyck. Wie daarvan
richt dat Geerten Gossaert
l,.. vriend Van Eyck wijdde in het Jaar-
Honderd boek van de Maatschappij der Neder-
toekwam: Coster opende de
letterkunde, na het afsluiten
,,De Nederlandse Poëzie
Verzen", met het oeuvre van Van
Eyck. «cerieii vzu e
Dat roept_uiteraard een vergelijking schreven heeft. Maar daar is voorts
landse Letterkunde te Leiden, 1956
1957, pag. 42—57, het laatste litterai-
essay dat Geerten Gossaert ge-
„Ik ben die klaagt en speelt
en zingt,
En treedt de weg die helt en
glooit,
En voelt hoe 't al mij verder
dringt.
Maar mijne jeugd ontsterft mij
nooit."
En soms is daar doorheen een ro
mantiek en de gloed van de Platoni
sche hartstocht evenals het vuur van
de Spinozistische Amor Dei' dan
weer de oneindig bezonnen berusting
van de Stoa, als hij het lied neer
schrijft dat men zijn geloofsbelijdenis
mag noemen, een credo dat een toets
steen mag heten voor al wie in poë
zie kan lezen: ,,\Vie zijn lijden eeuw-
ge noodzaak heeft bevonden".
tussen de Tachtigers
van 1910. Want welke plaats
de bewegingen moge toekenen of
ontkennen, en in hoeverre ook de
vraag recht heeft of beide bewegingen
het poë-
hier niet slechts
Waar Geerten Gossaert ons met één woord is,
ademtocht voor altijd wist te bezielen,
zeil wel een eenheid vormden, vast bundel ..Experimenten",
was het Van Eyck bij wie wij jon
geren ter schole gingen, wilden wij
ooits iets van het moeilijk dichter
schap verstaan!
Van Gossaert ontvingen wij de inspi
ratie onzer bezinning, maar van Van
Eyck de bezinning op onze inspira-
staat, dat deze bewegingen
geren in zekere zin antipoden vormen,
zonder welke tegenstelling in te zien
en na te gaan men verstoken blijft
van enig begrip voor de gang die on
ze letteren sindsdien zijn gegaan. Ter
wijl de Tachtigers, naar de bekende
beeldspraak, in hun ivoren toren alle tie.
wereldgebeuren niet waard achtten Waa
overwogen te worden, voorvoelden de
dichters van 1910 het naderend nood
weer van de Eerste Wereldoorlog en zij
leden er zwaar onder. In dit opzicht
onderhielden ze heel wat meer wer
kelijk contact met de buitenlandse let
terkunde dan de Tachtigers ooit ge
daan hadden.
Terwijl daarbij de Tachtigers de
goddelijkheid van de mens procla
meerden, bezonnen zich de dichters
van 1910 weer op de menselijkheid.
Maar verder nog week hun kompas
van Tachtig af: terwijl de Tachtigers
de majesteit van de mens in verzen
uitgoten, bezon zich de Beweging van
1910 op de ontgoocheling van de
mens. Dit leidde deze Beweging nood
zakelijk tot de Godsvraag, die de
Tachtigers hooghartig meenden te
hebben opgelost, totdat zij, er aan
toekomende, juist ook op dit punt
moesten uiteen gaan.
Kan men nu inzake de Beweging
van 1910 van een School spreken? Na
tuurlijk zijn er die daarvoor opkomeh,
anderen die het stellig ontkennen.
Maar wanneer men de Beweging van
1910 in bovengenoemde zin plaatst
tegenover de Tachtigers, ontdekt men
bij Van Eyck, Gossaert, Bloem, De
Mérode. A. Roland Holst, Nijhoff, De
Haaii en nog zoveel anderen een ge
meenschappelijke lotsvoltrekking. Al
len stonden ze daarbij op het adagium
dat Van Eyck eens vertolkte in een
schrijven aan P. Geyl: ,,Ik wil niet
behooren tot den nasleep van de
N(ieuwe) G(ids).'
Ook wanneer men ze niet regelrecht
plaatst tegenover de School van Tach
tig, dan nóg blijken ze gedoopt in de
'Platonische mystiek van Boutens,
de Oosterse mystiek van Leopold, de
socialistische gemeenschapsmystiek
van Henriëtte Roland Holst en de
rooms - katholiek - pantheïstische mys
tiek van Karei van de Woestyne. En
dat Albert Verwey voor de School van
1910 betekende wat, op geheel ander
gebied. Husserl was voor wijsgeren
als Max Scheler, Nicolai Hartmann en
Martin Heidegger, ook waar hij allen
heeft beïnvloed, allen heeft geleerd,
door allen dankbaar is vereerd, maar
ook door allen is verlaten, behoeft
geen betoog.
Er is geen groter fout dan Van
Eyck zonder meer een leerling van
Albert Verwey te noemen, omdat Van
Eyck van begin af aan geheel eigen
weg is gegaan. Wil men de tegenstel
ling tussen 1880 en 1910 samenvatten
in enkele woorden, dan is het de te-
'an hybris tegenover so-
an overmoed tegenover
daarin is de kleinste
1910 de meerdere ge-
de grootste dichter van
Eyck de waarschuwingen des levens,
in verzen uitgezonden.
Bij Gossaert wisten wij bevende on
rust, bij Van Eyck de verstilde rust
van een door het leven geleerde.
Bij Gossaert werden wij ingewijd in
het conflict van het dichterschap,
maar Van Eyck schonk ons een ver
klaring van dat conflict, een mense
lijke berusting in 's levens diepste
raadselen:
„O Dood, gehéime nachtegaal
Die in de donkere hagen zingt
Uw nooit ontraadselbaar verhaal
Dat tot in 't diepst der harten
dringt,
dichter
en groot kenner
der filosofie, en dat is inderdaad het
geval. Reeds In 1923 publiceerde Van
wij jon- Eyck een uitnemende inleiding op
Plato: ,,Uren met Platoon". Te zeer
ziet men vaak over het hoofd, hoe voor
al sinds de opkomst der Tachtiger
Beweging de wijsbegeerte in ons
land een grote invloed heeft gehad op
onze letterkunde en andersom. Bij de
oprichting van het tegenwoordige „Al
gemeen Nederlands Tijdschrift voor
Wijsbegeerte en Psychologie" in
1907, heeft Bierens de Haan daar te
recht op gewezen, en het is goed die
vingerwijzing ook vandaag niet In de
wind te slaan.
genstelllng
phrosunè,
deemoed.
weest van
1880.
Een tweede vergelijking dringt zich
bij het oeuvre van Van Eyck op:
dat met het oeuvre van Geerten Gos
saert. Het kan niet onze bedoeling
zijn een vergelijkende analyse te ge-
Wie zijn lijden eeuw ge noodzaak heeft bevonden
Vraagt geen heul voor zijn gekneusde menschlijkheid,
Kan niet klagen om de smart der onverbonden,
Zonder deernis in zijn ziel geslagen wonden,
Aan icier scherpe pijn zijn deel der wereld lijdt.
Lijdt het lijden dat hem eigen is gegeven
Stil volhardend, zonder opstand, tot de dood,
Want hij weet. zich zelf uit dit bewogen leven
Tot die broederschap van vrede in leed geheven,
Die het hart doorgrondt in 't diepst van zijn nood.
En wie éénmaal tot dit weten is gekomen,
Kent geduld in leed zijn menschelijke plicht.
Als hij nóg verlangt om van geluk te dróómen,
Gaat hij heen tot waar de wijde waatren stroomer
Naar het eenzaam sterven van 't ontzaglijk licht.
Als de zon sterft, in de dood der hooge gloeden.
Leert hij sterk en groot te wezen zonder loon:
Roerloos uitziend over spiegelende vloeden
Voelt hij stil het wereldhart in zich verbloeden
En berustend prijshij 't zware leven schoon.
(1922)
P. N. VAN EYCK.
Sinds enkele maanden ge
bruikt de Amerikaanse marine
met goed succes de maan als re-
laiszender voor televisieverbin
dingen tussen de bases Mary
land en Hawaii.
Dit werd eerst nu medege
deeld door de heer J. R.
Brinkley, een der directeuren
van een Britse maatschappij
voor televisieconstructie, nadat
hg van een inspectiereis naar
de Amerikaanse dochteronder
neming was teruggekeerd.
De heer Brinkley deed deze opzien
barende mededeling in zijn woonplaats
Cambridge voor een gehoor van tele-
visiedeskundigen. Hij lichtte daarbij
toe, dat het nier een verbinding over
een afstand van 7680 km. betreft. De
ze verbinding omvat bovendien vier
kanalen voor telexbediening en één
voor het overseinen van beelden.
Na een groot aantal proefnemingen
gebruik
Naar aanleiding hiervan verwacht
men in Amerikaanse televisiekrin
gen, dat het nu binnenkort mogelijk
zal zijn televlslerclair. over de ocea
nen te verwezenlijken, niet voor spe
ciale gelegenheden, maar 24 uur per
Het zal dan ook mogelijk zijn tele
visiesignalen naar tegenvoeters te zen
den en die ook van hen te ontvangen.
Hiemtpor zal men echter geen ge
bruik kunnen maken van de maan als
„klankbord", maar dan moeten er een
aantal satellieten in de ruimte worden
gebracht welke een evengrote omwen-
telinessnelheid zouden moeten hebben
als ae aarde zelf.
Hiermee wordt dus opnieuw een
gooi gedaan naar het oude principe
om met kunstmanen als televisie-
relaiszenders te gaan werken. Het
Moskou toch nog
overtroffen
In de race van hoog, hoger, hoogst,
wordt Moskou alweer overtroffen. En
dat nog vóór de bouw van die uitzon
derlijk hoge televisiemaat klaar is....
Want U begrijpt natuurlijk wel, dat
het weer gaat om de allerhoogste te
levisietoren.
Eens was Amerika met een mast
van 330 m. nummer één, totdat Mexi
co een mast van 384 m. hoogte op
richtte. Oklahoma City eiste vervol
gens het wereldrecord op met
woord daarop weten, dat men daar
was begonnen aan de bouw van een
TV-toren die tot 508 meter zou reiken.
En kijk, nu ia Louisville bezig aan
de constructie van een televisietoren
die maar liefst 550 m. hoog moet wor
den
Waar in dit opzicht de stukken
staan gelijk ze staan, zal begrepen wor
den dat een confrontatie van Van
Eyck met het Christendom niet alleen
mogelijk en van belang, maar zelfs
noodzakelijk is. Zulk een confrontatie
zal echter moeten worden voorafge
gaan door een uiterst minutieuze ana
lyse van al wat Van Eyck geschre
ven heeft, Dat zulk een confrontatie
negatief zal uitvallen wat wezenlijke
affiniteit aangaat, staat voor ons
vast, maar evenzo dat wij als chris
tenen op weergaloze wijze geconfron
teerd zullen worden aan een wijsgerig-
dichterlijk humanisme op het hoogste
niveau, in een kleed van mystiek ge
huld, dat ons tevens dieper inzicht kan
schenken in het karakter der humanis
tische mystiek in het algemeen.
Want wellicht heeft het huidige ortho
dox protestantisme niets méér nodig,
om tot zelfcritiek en zelfrespect te
komen, dan het inzicht in het bestaan
van een specifiek humanistische mys
tiek. die het geheel om het even is,
of deze zich uit in Platonische, Stoï
sche, Spinozistische of Christelijke ter
men.
Dat er terecht aanleiding is om met
Geerten Gossaert in de dichter Van
Eyck tevens de mysticus op te spo
ren bewijzen reeds enkele van de
schitterende strofen die hij aan Hade-
wych wijdde:
„Liefde; leed, blijdschap;
volheid-in-gemis;
Doorleden en doorjubéld,
nooit gevreesd,
God, hoe verschrikkelijk, hoe
verrukkelijk is
Dit leven voor, met, in, door U
geweest"
Er zijn weinig dichters die zich zozeer
hebben rekenschap gegeven van deze
aarde en het raadsel, dat de aarde ver
gankelijk en wij verdwijnend zijn:
„Vreemd dat een dag kon kwijnen,
Die zó voor eeuwig leek".
Wij danken het aan zijn echtgenote,
die bezig is met de verzorging van zijn
schriftelijke nalatenschap, dat wij thans
reeds zijn verzamelde gedichten bezit
ten en dat ons zijn vele nog in porte
feuille gebleven essays en studies te
wachten staan, na welker lezing en
bestudering eerst recht duidelijk zal zijn
wie Van Eyck als dichter en geleerde
geweest is.
„LEIDING"
Reeds in 1924 was sprake geweest
van dc benoeming van Van Eyck in
Leiden. Vooral Gerretson, die een goe
de connectie was van de destijdige
minister van onderwijs, kunsten en
wetenschappen, dr. J. Th. de Visser,
heeft er zich voor ingespannen, even
als Albert Verwey. Maar met volle
Instemming van Van Eyck besteeg de
oudere Albert Verwey de Leidse let-
terkunde-catheder.
Het beginsel echter waarvoor Ger
retson en Van Eyck gestreden had
den, was gewonnen: een dichter ging
in Leiden doceren, en, wat ongetwij
feld meetelde bij deze proeve van be
noeming: over tien jaar zou er op
nieuw een vacature zijn.
Van Eyck moest nog tien Jaar zijn
ballingschap te Londen voortzetten,
een ballingschap die hij volop deelde
met Geyl, die te Londen hoogleraar
De benoeming van Van Eyck zou in
1925 vrijwel een credietbenoeming zijn
geweest, maar Van Eyck, die in de
dichtkunst zijn meestersporen reeds
vóór de Eerste Wereldoorlog volop
Nederlandse letterkunde als geen an
der te beheersen.-
Dat bewees Van Eyck met zijn ar
beid aan het tijdschrift „Leiding", dat
in het begin der dertiger jaren onze
nationale hemel verlicht heeft. De in
houd van dit tijdschrift, dat ook bij ve
le literatoren nog al te weinig bekend
is, is in feite reeds van belang om het
geen Van Eyck er in gepubliceerd heeft.
Op 11 januari 1929 stelde Albert
Verwey, te Londen in een gesprek
's avonds met Van Eyck, de titel van
het tijdschrift voor, zulks in reactie
op Hulzinga, die in zijn biografie over
Jan Veth geschreven had: „De gees
telijke stofwisseling van onze tijd ver
gunt niet meer aan een periodiek om
actief te kiezen en te leiden, (Pag.
182—183). Van Eyck ging direct op het
voorstel in, van mening zijnde dat „De
Gids" geen minder zelfbewuste naam
was dan „Leiding."
Van Eyck wenste in dit tijdschrift
geen prikkels te bieden, maar wezen
lijke stuwkracht, geen tijdelijk reveil,
maar een diepe bezinning. Hij wilde
door gegronde opinievorming weer
vaste kernen vormen in de letterkun
de, die volgens hem in die jaren ge
kenmerkt werd door een vage chaos
Hoewel het tijdschrift ontsproten is
aan het gedurig verkeer van het des-
tijdige driemanschap dat Gerretson.
Van Eyck en Geyl tezamen vormden,
is Van Eyck de grote stuwer en gees
telijke leider geweest van deze mag
nifieke periodiek, die alleen reeds om
de briljante artikelen van Van Eyck
een vaste plaats verdient in de geschie
denis onzer letterkunde, ook al kon
het tijdschrift om financiële redenen
slechts twee jaar bestaan.
Maar in die twee jaar heeft Van
Eyck zozeer zijn meestergaven als li
terator betoond dat, mocht hij door
zijn bijna twintigjarig verblijf buitens
lands persoonlijk een onbekende
xijn voor velen, men een eventuele be
noeming voor de geschiedenis der Ne
derlandse letterkunde nooit meer een
credietbenoeming zou kunnen noemen!
BENOEMING
volging van Verwey. Met steun
Verwey, onder tegenstand van Huizin
ga, werd Van Eyck numero 1 op de
voordracht geplaatst. Maar een mach
tige tegencandidaat stond als numero
2: niemand minder dan prof. dr. Ge
rard Brom uit Nijmegen. De vrienden
van Van Eyck vreesden zeer. kennen
de de roomse sympathieën van de des-
tijdige minister van onderwijs, kun
sten en wetenschappen, mr. H. P. Mar-
chant.
In de zo juist verschenen indrukwek
kende „Herdenking van Gerard Brom"
door prof. dr. L. J. Rogier, in de
Annalen van het Thijmgenootschap,
schrijft thans prof. Rogier: „In 1935
kwam Brom, naar publicaties van di*
dagen uitwijzen, in aanmerking voor
de opvolging van Albert Verwev te
Leiden en in 1936 werd hij als no 1
voorgedragen voor die van Prinsen te
Amsterdam, maar beide universiteiten
misten de kans op deze boven alle ri
valen bevoegde beslag te leggen" (pa-
Wat prof. Rogier in een noot op pag.
12 mededeelt, hoe de Maatschappij
der Nederlandse Letterkunde vorig
jaar aan prof. Brom de Wijnaendts
Francken-prijs weigerde, mag een ver
bijsterende mededeling genoemd wor
den, vooral wanneer men bedenkt dat
dr. N. Japikse (zeker in alle opzich
ten de mindere van Brom) juist vijf
entwintig jaar geleden voor deze prijs
wél in aanmerking kwam!
Maar dat Van Eyck vijfentwintig
jaar geleden eindelijk een kans kreeg
in vaderlands klimaat zijn arbeid aan
te vangen, kan achteraf géén fout.
géén gemiste kans genoemd worden,
temeer niet omdat Gerard Brom reeds
sinds 1923 te Nijmegen doceerde, en
Van Eyck wellicht later geen kans
meer had gemaakt, waardoor deze
unieke geleerde voor het universitair
onderwijs algeheel verloren zou zijn
geweest.
Zijn hoogleraarschap is méér dan
een succes geweest, het was een ze
gen voor de Nederlandse cultuur,
waarvan ons de werkelijke vruchten
in de komende jaren eerst duidelijk
zullen worden, bij de uitgave van zijn
opera omnia.
Men heeft weieens de neiging aan
voortreffelljken als Van Eyck een té
gemeenzame maatstaf aan te leggen,
en steeds weer de vinger te leggen bij
werk dat verwacht werd en niet of nog
niet voltooid werd.
Indien ln énig geval onrechtvaardig,
Is het dat ln het geval van Van Eyck.
Men heeft te bedenken dat hij als vol
groeid academicus In feite nooit in Ne
derland gewoond had, en dat hij slechts
slechts vijf rustige jaren (zij het ja
ren van zware economische crisis)
had om zich In zijn onderwijs en het
Leidse milieu ln te werken; daarna
brak de oorlog uit, waarbij hij ontsla
gen werd en onder moest duiken: vrij
wel direct na de bevrijding trof hem
de vreselijke ziekte, die ln 1954 zijn
einde bracht.
Ondanks oorlog en ziekte heeft hij
onafgebroken gewerkt, bewonderens
waardig streng in regelmaat en vol
harding, in alles gesteund door zijn
vrouw, aan wie hij bij de bevrijding
op 10 mei 1945 het vers wijdde:
„De donkere dreun van 't
vliegtuig zwijgt
De lijster fluit in 't jonge loof:
Voor mijn verstilde hart, dat neigt
Naar sterker hoop en nieuw geloof
Door 't heldere licht van mei
verklaard
Een lied van vrede en hemelvaart
Toch, toch nog de onverhoopte
zoen
„De strijd beslecht, ligt alles
neer,"
Zo, diep verslagen, zong ik tóén.
Wie weet? Want zie, zij bloeien
Uw woord wees mij de roze bloem
Broos, in de knoppen-dracht
der struik
Mpn vrouw, wier zekere liefde
ik roem
Ho or. onder 't lentelijk oetjuik,
Mij, vol herinnering anr> die dag.
Zingen, in blijdschap en ontzag".
enthousiasme hiervoor is destijds
getaand omdat het zo bijzonder
moeilijk is, kunstmanen in hun baan
te krijgen en te houden.
Of dat binnen afzienbare tijd beter
zal gaan Dat is de vraag.
fel<*CCf
vanavond
Van het Holland Festival zendt de
KRO tussen 8.15 en 10.30 uur de
opera „Capriccio" van Richard
Strauss uit. Daarvooor wordt een
rechtstreeks; verbinding gemaakt
met de Stadsschouwburg in Amster
dam, waar Karl Böhm in een gala
voorstelling orkest en solisten van de
Beierse Staatsopera dirigeert.
Van geheel ander gehalte is het
VARA-programma, dat om 8.05 uur
begint met muziek uit Donauland
door het Promenade-orkest en mede
werkenden en om 9.40 weer een af
levering van het cabaret „Veranda"
biedt. Om 10.40 uur komt de voor
malige zanger-humorist August de
Laat, die nu 77 jaar is, nog eens voor
de microfoon en na 11.10 uur kunt U
luisteren naar lichte werkjes van de
Turks-Franse componist Paul Mis-
raki.
jeugd. 1KOR: 10.30 Doopsgezinde kerkd;
il.au Vragenbeantw. VPRO: 11.45 Ber uit
de kerken. AVRO: 12.C Gram: 12-30
Sport spiegel; 12.33 Piano- en orgelspel
(verz progr): 13.00 Nws. S.O.S.-ber en m»
ded; 13.10 Gram: 13.50 Boekbespr; 14.10
Gram; 15.35 Filmpraatje: 15.50 Lichte muz;
16.30 Sportre
sportuitsl en sportjourn; 18.30
18.55 Nlbelungenstrasse en de F
Strasse, lezing m muzikale Illustraties:
1930 Cabaret. AVRO: 20 00 Nwi: 20.05
Muzikale biografie: 20.50 Wandelingen met
Clio, klankb; 21.05 BBC. Conc. ork en
solist; 21.35 Tour de France: 21.45 Journ;
slag; 22.30 Nws en
New York calling; 23.15 Lichte i
11.30 Gram; 11.35 Kamerork; 12.15 Gra.
12.30 Lichte muz: 12.55 De kerk zijt gij,
godsd lezing: 13.00 Nw.
Lichte muz: 14.00 Viool
Instr octet; 14.55 Amus
lezing: 16."
Vocaal ens. ork
kerken: 19.10 M<
19 70 De «eltjker
14.30
15.30 Muzik
16-15 Sport: 16.30 V
KRO: 19.45 1
van Jezus, lezing.
J MUit kapel; 20140
de partij?, lezing:
21.35 Voordr: 22.05 Kat
Gram; 23.55—24.00 Nw
>cht AVRO: 20.00 Film
KRO, VARA en VPRO: 22.00—22.30 Sport-
lofoonplatenprogram
_0dra a dom-
I. Gustav Holst The
Planets op. 32. Mars. the brinfer of war,
Venus, the brlnger of peace. Mercury, the
winged messenger, Jupiter, the brlnger of
jollity, Saturn, the brlnger of old age.
Uranus, the magician, Neptune, the mystic.
Sargent
Edw
Elgai
gio. Lento. Allegro molto. Adagio, Allegro
ma non troppo, Paul Tortellier. cello. The
B.B C. Svmphony Orchestra o.l.v. Sir Mal
colm Sargent. III. Benjamin Britten. Simple
Symphony. Boisterous Bourrée. Playful Piz
zicato. Sentimental Saraband. Frolicsome
Finale, Münchener Kammerorchester o l.v.
Chrlstoph Stepp. IV. Ralph Vaughan Wil
liams Concert voor hobo en orkest. Ron
do Pastorale. Allegro moderato, Minuet and
Musette Allegro moderato. Finale (Scher
zo).' Presto. Evelyn Rothwell. hobo. The
London Svmphony Orchestra o.l.v. Sir
John Barbtrolli.
RADIOPROGRAMMA VOOR MAANDAG
Hilversum I, 402 m. AVRO: 7.00 Nws:
7.10 Gym; 7 20 Gram: 8.00 Nws: 8.15 Verz
progr: 8.30 V d kind; 8.40 Verz progr
(verv); 9.00 Gym v d vrouw; 9.10 De
groenteman; 9.15 Gram; 9.35 Waterst; 9.40
orgenwijding; ^10.00^ C
12 33 Voor
platteland, praatje: 12.43 Gram; 12 50 Rep
bezoek president v Argentinië: 13.00 Nws;
13 15 Meded of gram: 13 20 Dansmuz; 13.55
Beursbcr; 14 00 Gram: 15.45 Tour de Fran-
19.45 V d Jeugd" 20.00 Nws; 10.05
-ek over de voetbal-
21.45 Journ: 22.00
iz: 20.35 Gesprek c
23.55—24 00 Nwa.
9 00 V d z
d vrouw: 10.15 Theologisch!
11.00 gram; 11.25 Voord:
12 00 Kamermuz; 12 25 Vor
der; 12.30 Land- en tuinl
ti; 9.40 V
etherleergang;
11.45 Gram:
Gram; 19.00 N'
link; 18.00 Orgelspel; 18.
'rber; 19.10 Plani
Na het NTS-journaal en het weer
bericht c.at in deze weken meer dan
ooit in de belangstelling staat. is de
KRO aan de beurt van uitzenden
Het programma begint om 8.20 uur
met een televisiespel van David
Whitaker „Mllly's huwelijk". Om 9
uur staan de camera's weer in Tres-
ong voor opnemen van een interna
tionaal variétéprogramma en om 10
uur wordt besloten met een niet voor
jonge ogen bestemde Hitchcock-film
„Ongenode gasten".