KLEU
MIEIML
c
tz
AL DRIE EEUWEN LANG IS HET ELK JAAR:
ZONDAGS-
BLAD
Hie uwe Cciilsrlji tfoiirnnl
ZATERDAG 18 JUM I960
NOG enkele weken, dai
of wel, i
al het in Veenendaal weer ,,bijenkermis" zijn,
I weglating van alle romantiek, bijen markt - de grootste
markt op dit gebied van Nederland, ja van het hele Europese continent I
Toch geeft de meer romantische benaming van deze gebeurtenis, die in de
nacht van 18 juli een aanvang neemt en voortduurt tot en met de volgende
dinsdag, beter weer waar het om gaat dan de veel prozaïscher aanduiding
„markt". Want een markt roept onmiddellijk gedachten op aan pogingen om
geld te verdienen en dat is er in Veenendaal al lang niet meer bij. Van de
12.000 bijenboeren, die ons land nog telt, zijn er zeker 11.000, die dat boeren
louter voor hun plezier doen, voor de sport alleen, hetgeen wil zeggen, dat
het geen geld opbrengt maar geld kost.
spelen en leren in de geluidskelder
„Wat is er van
v dienst" en
„Kijkt u eens,
tante" zijn zin
netjes, die elk
kind van zes jaar
gewillig na
zegt als u erom
mocht vragen.
Gewoon, zonder
-! Maar u zult
het een zesjarig
kind niet vragen,
want er bestaat
geen enkele aan
leiding voor. U
praat met de jon
gen of het meisje,
in de eerste
klas zit, en zij ge-
u duidelijk
antwoord.
Maar deze zelf
de simpele zinne
tjes zijn voor vele
kinderen van zes,
acht of zelfs tien
jaar nog een be
hoorlijk struikel
blok, dat eerst na
lang en geduldig
oefenen onder lei
ding van een deskundige kan
worden overwonnen. Wij bedoe
len de kinderen, die hun eigen
stem niet kunnen horen: de
doven. Driehonderd vijftig van
vonen op of komen regelma-
aar „Effatha", het christelijk
instituut voor doofstomme kin
deren in Voorburg, waarvan
Koningin Juliana beschermvrou
we is. Zij worden daar opgevan
gen door een staf van deskundig
personeel, die onder leiding staat
"an directeur J. van der Have.
„De tijd, dat gehandicapte i'
de maatschappij werden beschouwd,
is gelukkig voorbij. Het merendeel
van de doven neemt een volwaar
dige plaats in en de mogelijkheden
daartoe nemen steeds toe", ver
meldt het jaarverslag van „Effa
tha" over 1959. al wordt in een
volgende passage uiteraard gecon
stateerd, dat er altijd nog vele
problemen blijven liggen op het
van een gehandicapte. Toch
een verheugend geluid, dat
mede resultaat is van de gevor
derde wetenschappelijke therapie,
die ook voor de dove na de oorlog
ontwikkeld.
Louter voordeel
Zeer belangrijk is uiteraard,
dat ouders, wanneer zij bij hun
kind weinig of geen hoorreacties
ontdekken, zo snel mogelijk kon-
De jongens kryge
takt opnemen met deskundigen.
Dit zal leiden tot een juiste en
vroegtijdige behandelwijze, waar
van het kind voor zijn latere leven
louter voordeel heeft. Ook in ..Ef
fatha" is het kontakt met het zeer
jonge kind een punt. waaraan veel
aandacht wordt geschonken.
De „home-training" is hierop
zelfs geheel gebaseerd. Dit houdt
in, dat ouders van zeer jonge dove
kinderen dagelijks komen er
brieven om advies binnen uit het
Êehele land aan huls worden
ezocht door één van de zes da
mes, die een eerste kennismaking
en observatie van gezin en kind
op haar programma hebben staan.
Symbolen
Al spelende wordt het kind geob
serveerd, terwijl dé moeder ver
telt wat haar waarnemingen zijn.
Op haar beurt krijgt zij dan weer
instructies, waarop in de om
gang met het dove zoontje of
dochtertje speciaal moet worden
gelet. De waarneemster tracht bij
het eerste of een later bezoek
te constateren of er z.g. profita
bele gehoorresten aanwezig zijn,
hetgeen bij een bevestigend
antwoord kan leiden tot het
geven van een gehoorapparaat.
Het eerste belangrijke kontakt
is gelegd en verdere stappen vol
gen: een algeheel onderzoek en
overleg met medicus en audioloog,
die de weg wijzen naar de goede
therapie voor elk geval aizonder-
lijk. Na de Tweede Wereldoorlog
is vooral het accent gelegd op het
uitbuiten van de aanwezige ge
hoorresten. In eerste instantie kan
dit gebeuren door de kinderen in
spelvorm met verschillende gelui
den te confronteren en te zien hoe
zij reageren.
Gehoormeter
Leidt de weg van een dove nu
naar „Effatha", dan maakt men
eerst gebruik van een speciale ge
hoormeter om de eventuele ge
hoorresten precies vast te stellen.
In zeer vele gevallen zijn deze
in mindere of meerdere sluime
rende mate nog aanwezig, al
zijn er natuurlijk (helaas) ook
„totaal" doven in een dergelijke
inrichting.
De wereld van de dove is een
voor ons onbegrijpelijke „stille,
dode wereld". „Vaak heb ik me
trachten in te denken, hoe het zou
zijn niets te kunnen horen, maar
toch is het voor ons niet mogelijk
„deze drempel" te overschrijden,
want wij kunnen het ons nooit ge
heel voorstellen", meent directeur
Van der Have.
Dat een zekere verstarring op
treedt bij de dove is alleszins ver
klaarbaar. omdat hij voortdurend
wordt opgescnr '<i door allerjei ge
beurtenissen, die 'hem ontgaan.
Een gil, een harde stem, muziek,
het verkeerslawaai, het dicht
gooien van ccn deur enz. enz., het
zijn alle dingen, die hij niet merkt
en waarmede hij abrupt wordt ge
confronteerd. Ook het hanteren
van de taal is voor de dove een
grote onbekendheid.
De dove "kan zich wel uiten; hij
kan huilen en lachen en vele ge
baren maken, maar hij kent de
symbolen van de taal niet. Dat
een stoel een stoel is weet elk
kind van vijf jaar, maar een dove
zal dit alles vanaf het moeilijke
begin moeten leren. Daarom zijn
er in „Effatha" al kleuters van
drie, vier jaar Zij worden er
met zorg, liefde en enthousiasme
onderwezen door tientallen onder
wijzers en onderwijzeressen.
De geluidskelder is voor hen tot
een vertrouwde omgeving gewor
den. Hier doen zij leerzame spel
letjes. Op een tafeltje liggen een
autotoeter, een fietsbel, een tam
boerijn, een tafelbel, een elektri
sche zoemer en in een hoek staan
een versterker en een -orgeltje.
Wanneer de onderwijzeres in een
andere hoek met deze instrumen
ten nu bepaalde geluiden laat ho
ren moet het kind, dat haar niet
kan zien, het juiste geluid even
eens laten horen. Ook wordt er
ritmiek onderwezen.
Later gaan de kinderen naar
school en wordt voortgebouwd op
deze basis. Dan zingen zij, zich
zelf voor het goede ritme op de
tamboerijn begeleidend, liedjes.
Dan worden woorden op het bord
geschreven en begint voor de on
derwijzer de taak hen deze cor
rect te laten nazeggen gn hun de
begrippen bij te brengen. De juis
te intonatie vormt vaak een gro-
e moeilijkheid, want zij missen
immers het zelf horen van het
geen zij zeggen.
Hef lukt
Maar er is een goede wil in de
klas en de onderwijzer<es) wordt
niet moe dit woord of dat zinnetje
nog eens duidelijk voor te zeggen.
Johannes van Kessel. de grote
man was op de markt in Veenen
daal en hij ook nog weet, hoe zijn
grootvader die functie naar eer
en geweten vervulde.
„Ik zit hier nu wat buitenaf",
zo zei hij, ..maar jaren heb ik
aan de Nieuwe weg tussen Veenen
daal en de buurtschap De Klomp
gewoond, in café „De Bijenkorf",
waarachter een stuk land is gele
gen dat al drie eeuwen geleden
voor de jaarlijkse bijenmarkt werd
aangewend. Dat café bestaat nog
geen vijftig jaar, maar op die
plek stond eenmaal een heel oude
herberg, langs een zogenaamde
hessenweg, die een verbinding
vormde tussen de Veluwe en de
Betuwe. In die herberg kwamen
al in de 17e eeuw de Veluwse
schapenhouders bijeen om hun
wol aan de wolkammers van Vee
nendaal te verhandelen: terwijl
ze tevens van de gelegenheid ge
bruik maakten om zaken tc doen
met de bijenhouders uit de Betu
we, die voor dat doel eveneens
een reis naar die oude herberg
ondernamen. Zo kreeg ze in de
volksmond de naam „Bijenkorf",
een naam, die ook nu nog op de
cafémuur staat vermeld."
Uit 1643
Niet zonder trots vertelde de
huidige marktmeester voorts, dat
zich in het Rijksarchief een fami
liewapen van de Van Kessels be
vindt, hetwelk stamt uit 1643 en
bestaat uit een rood schild met
drie vergulde bijenkorven erop.
Waaruit hij wel de conclusie
meent te mogen trekken dat
reeds zijn voorouders uit die da
gen een voorname rol in de we
reld van de bijen hebben ge
speeld. Zijn grootvader liep in elk
geval niet minder dan vijftig jaar
als marktmeester mee en zijn va
der, die pas in 1953 op 88-jarige
leeftijd overleed, nam dat baantje
zelfs nog vijf jaar langer waar.
„Hoeft u niet te vragen wat een
gezond baantje het is", merkte
Willebrordus ondeugend op.
„Jawel", zo vervolgde hij, „ook
in andere plaatsen worden nog
steeds bijenmarkten gehouden: in
Kesteren, Gorinchem, Amersfoort,
Tilburg, Apeldoorn, Wageningen,
Staphorst, Boxtel en nog enkele an
dere. maar dat haalt niet bij Vee
nendaal, al is het hier toch lang
niet meer wat het vroeger was.
't Wordt trouwens overal minder
met de aanvoer van bijenvolken,
omdat de echte oude bijenmannen
<èn vrouwen!) uitsterven, zonder
dat er nieuwe bijkomen. Er valt
nu eenmaal niet veel meer te ver
dienen en dan moeten de meeste
mensen er niets meer van heb-
Inderdaad, er zijn net zo goed
vrouwelijke als mannelijke im
kers geweest en misschien zijn
er nog wel vrouwen, die zich met
het houden van bijen bezighouden.
Daar had je in Veenendaal nog
niet zo lang geleden een zekere
Dine van Eek, een klein, broodma-
De kinderen kijken gespannen
naar de mondbewegingen en pro
beren het weer en ja, eindelijk
dan lukt ihet toch Het zoveel
mogelijk activeren van de profita
bele gehoorresten is het eerste
streven waarna natuurlijk andere
belangrijke elementen in de thera-
phie worden opgenomen, zoals de
verdere opleiding van de jongen
het meisje via lager of
id lager, technisch
onderwijs. „Wat
dienst" en „Kijkt
tante" zijn zinnetjes, die de dove
niet klakkeloos uit de mond schie
ten; zij moeten er hard voor le
ren Maar de periode, dat mer.
dacht, dat er voor de dove geen
ontwikkeling mogelijk was evenals
die, waarin men dacht, dat er al
leen sprake was van een „geba
rentaal" zijn voorgoed voorbij.
Het hooronderwijs, na de oorlog
zo sterk in de aandacht geplaatst,
is in volle gang. Tot zegen van
hen, die het natuurlijke gehoor,
een kostbaar goed, moeten mis
sen
„Effatha" zal, wanneer de
Rijksgoedkeuring hiervoor afkomt,
een nieuw paviljoen krijgen. Men
kijkt er met verlangen naar uit,
want het ruimtegebrek in de in
richting is een dagelijks terugke-
rervd ongerief. De toestand is zeer
urgent als men weet, dat 60 kin
deren in de recreatiezaal moeten
slapen, omdat er geen andere
slaapplaats is. Het nieuwe jon
genspaviljoen zal zes flatwoningen
omvatten, waarin 11-jarigen en
ouderen in huiselijk verband zul
len wonen. Er zullen 12 jongens
in één flat worden ondergebracht.
En de directeur wil het de oude
re jeugd daar echt comfortabel
maken. Als hij zijn ideeën over
het interieur vertelt, dan vallen de
woorden: gezellige rotanstoelen,
leuke kleuren e.d. Hopelijk zal te
gelijkertijd met de bouw van een
Êymnastieklokaal kunnen worden
egonnen, want ook dat mag een
dergelijke inrichting niet ontbrè-
Maar zolang de Rijksgoedkeu
ring er nog niet is. blijft het nog
een onvervulde wens
ger en sjofel gekleed vrouwtje,
dat bij het oude huisje, waarin ze
onderdak vond, er een bijenstal
op na hield die er zijn mocht. Zij
sloeg dan ook nooit een markt
over, zodat ze heinde en ver be
kendheid genoot. En dat nog. te
me'er, daar ze, net als het man
volk, was uitgerust met een flin
ke tabakspijp, waaraan ze ge
ducht trekken kon. Die pijp deed
dienst bij het inspecteren van de
korven want dan raken de bijen
min of meer bedwelmd van de
rook en steken ze niet en al
gauw was ze zo zeer met de ta
bak vertrouwd, dat ze het op de
openbare weg evenmin zonder pijp
kon stellen."
Geen zonderling
„Nee, een zonderling was het
niet. En arm was ze ook niet. An
ders had ze nooit mooie villa's in
Apeldoorn kunnen kopen bij wijze
van geldbelegging."
Op onze vraag, hoe groot de be
langstelling voor de markt te Vee
nendaal nog is, vernamen we van
Van Kessel, dat nog ieder jaar
honderden liefhebbers daarheen
trekken is het niet om te han
delen dan toch in elk geval om
oude vriendschap .te onderhouden.
Los daarvan komen er ook nogal
wat schoolkinderen met hun onder
wijzer een kijkje nemen, ter com
pletering van de wetenschap, die
over het rijk der bijen aan de
jeugd pleegt te worden overgedra-
De eerste bijen worden de avond
tevoren al gebracht. Vroeger deed
men dat met paard-en-wagen, doch
tegenwoordig zijn het grote vracht
auto's en trailers, die voor de
transporten zorg dragen. Ook
's nachts gaat die aanvoer van
bijen door, en eveneens op de
eigenlijke marktdag nog. zodat
het deze dag tussen 9 cn 12 uur
het drukst pleegt te zijn.
Hoewel bijen vijanden zijn van
regen, wordt de markt onder alle
omstandigheden gehouden. Men
plaatst nl. op het stuk grond, waar
de markt zich nu al eeuwen
achtereen afspeelt, naar even ou
de traditie rieten schermen die re
gen en wind moeten weren. Dat
voldoet uitstekend, daar de scher
men niet loodrecht maar nogal
schuin worden neergezet. Tussen
deze schermen, in de zgn. hallen,
schuifelen de bijenboeren de gan
se dag op en neer, evenals de ve
le anderen, die zich tot de markt
aangetrokken voelen." Men keuveit
er lustig op los, taxeert nu eens de
inhoud van deze. dan weer van
gene korf, waarvan er zo n zeven
tig in elke hal zijn opgesteld.
Straks zullen de „heren van de
jury" bekend maken wie de beste
korven heeft aangevoerd. Een goe
de korf bracht verleden jaar 10
a 12 op, d.w.z. een korf, die
door de bijen goed werd opge
bouwd, dus met een goed volk er
in, hetgeen ten nauwste verband
houdt met de omvang en de kwa
liteit van de honingproduktie.
Wanneer men nu weet, dat circa
tien jaar geleden nog meer dan
100 voor zo'n korf werd be
taald is het duidelijk, hoe zeer de
klad in de bijenhandel zit.
„Toch beeft Kees van Holland
nog 300 korven en een 50 kasten",
aldus Van Kessel, die alle bijen
boeren in zijn omgeving van ha
ver tot gort kent. „Van Holland
is verreweg de grootste in de om
trek en misschien wel van heel
het land. Maar die sjouwt er dan
ook overal mee rond. Dat begint
soms al half april, wanneer de
vruchtbomen in de Betuwe gaan
bloeien en tal van fruitkwekers
nog altijd genoeg in de bijen zien
om de vruchtzetting van kersen-,
pruimen-, peren- en appelbomen
gunstig te beïnvloeden. Tevoren
laten de kwekers op hun fruitvei
ling weten, hoeveel korven ze wil
len hebben, waarna die veiling
zich met de imkersvereniging in
verbinding stelt voor een collec
tieve levering. Zo pleegt „Keste
ren" elk voorjaar plm. duizend
korven te bestellen, die door de
imkers persoonlijk op de bewuste
adressen worden bezorgd. Het ver
voeren van korven is nl. een kar
weitje, dat met de nodige voor
zichtigheid dient te geschieden.
En eenmaal bezorgd worden ze in
de bongerds uitgezet. 6 a 10 kor
ven op één ha. Vier weken blijven
ze daar staan, totdat de vrucht
bomen zijn uitgebloeid. En als de
kwekers dan 5 per korf hebben
betaald, halen de imkers ze weer
weg, om ze haast onmiddellijk
naar de Noordoostpolder te bren
gen, waar de bijen zich te goed
kunnen doen aan de bloemen van
het koolzaad en de moerasandij-
vie. Ten slotte worden de korven
naar de heidevelden overgebracht,
die begin augustus beginnen te
bloeien en als het laatste werkter
rein van de bijen kunnen worden
beschouwd.
Mislukking
Ondanks de fraaie zomer werd
de honingoogst op de heidevelden
verleden jaar toch een mislukking,
daar grote gebieden heide volko
men verdroogden en verbrandden.
Maar dank zij de geslaagde po
ging, zijn succes nog even te be
proeven in de gebieden waar de
zeedistel tiert, werd de strop van
de heide nog goed gemaakt. Die
zeedistels deden het voortreffelijk,
evenals tevoren het koolzaad en
de moerasandijvie zulks hadden
gedaan. De honingoogst op de
koolzaadvelden was zelfs zo groot,
dat in juli de korven en kasten al
vol waren, dus nog vóór de heide
ging bloeien. tDe korven bevatten,
als ze goed zijn gevuld, gemid
deld 8 a 10 kilo honing en de kas
ten het dubbele daarvan.)
Juist verleden zomer bleek
weer eens duidelijk, hoeveel prak
tischer de kasten zijn dan de kor
ven, ofschoon de korven nog altijd
ver in de meerderheid blijven.
Want de kasten, die tal van laat
jes bevatten, waarop de honingra
ten worden afgezet, konden on
middellijk van de honing worden
ontdaan, door die raatjes er een
ogenblik uit te halen en ze in een
soort centrifuge te plaatsen. De
honing vloog er radicaal uit en de
kasten konden opnieuw door de
bijen worden gevuld. Bij de kor
ven moeten de honingraten er ech
ter eerst met een mes uit verwij
derd worden, wat doorgaans nog
al tijdrovend is.
Opbrengst
„Wat brengt die honing nu op
voor de boeren?" vroegen we Van
Kessel. „Als half september alle
korven en kasten van de honing
worden ontdaan, constateert men
altijd, dat er twee soorten honing
worden geproduceerd. De beste
treft men aan in de beste raten
en is zo zuiver, dat ze met raat
en al kan worden geconsumeerd.
Ze wordt in stukken verkocht en
is geschikt om op de boterham
uit te smeren. Want dc vliesjes,
die de honingcellen afsluiten, zijn
uiterst dun. Deze honing brengt
5 a 6 per kilo op. Voor de
bijenboeren dan. De tweede kwa
liteit wordt verkregen door de ra
ten uit te persen. Deze honing
wordt verhandeld in potjes van
een pond en kan men bij de boe
ren voor 3 a 3.50 per kilo
(dus per 2 potjes) kopen. Deze
prijs nu is veel en veel te laag,
om van een renderend bedrijf te
kunnen spreken. Er is immers al
tijd een aantal slechte korven bij,
die maar weinig honing bevatten.
In zulk een geval laten we de ho-
ning zitten. Dat betekent evenwel,
dat zo'n korf ons het hele seizoen
wel arbeid kostte, maar niets op
leverde. En het betekent voorts,
dat we er, met het oog op de voed
selvoorziening voor de komende
winter, tóch nog de nodige kilo's
suiker bij moeten doen. Die sui
ker is weliswaar accijnsvrij,
maar gezien de grote hoeveelhe
den die we nodig hebben, loopt
het nog aardig in de papieren."
„Hoeveel suiker stopt u dan in
zo'n korf?"
„Iedere korf moet, inclusief de
bijen en hun voedsel, 10 11 kilo
wegen.
Hadden we met een goede korf
te doen die 10 kilo honing oplever
de. dat gaat er ook weer 10 kilo
suiker in suiker in gesmolten
toestand, waarvan van tijd tot tijd
een busje van een kilo in de korf
wordt gezet. Voor een slechte korf
hebben we, zoals al opgemerkt,
wat minder suiker nodig.
Koninginnen
Met dat al is het zaak, dat je
*o min mogelijk slechte korven
krijgt. Dat nu hangt vooral af van
de koninginnen onder de bijen.
Een goede koningin trekt veel
bijen aan, dus een groot volk, zo
als wij dat noemen. En hoe gro
tere volken, hoe meer kans op een
grote honingoogst.
Elke korf bevat aanvankelijk
één koningin, met drie soorten
bijen: le. werkbijen, die binnens
huis blijven en van stuifmeel was
maken, die dient om de honingra
ten te bouwen; 2e. vliegbijen, die
de honing uit de bloemen halen en
daarbij tevens het stuifmeel mee
voeren: 3e. darren, dat zijn oude
werkbijen, die na de zwerftijd
worden doodgemaakt.
Een koningin valt op, doordat
ze lang en slank is, terwijl een dar
door zijn lengte en dikte de aan
dacht trekt.
Het is in de eerste plaats de
taak van een koningin, om eieren
te leggen, waarmee ze in maart
al begint. Dat eieren leggen blijft
ze een hele tijd doen, waarna in
april de eerste jonge bijen gebo
ren worden, dank zij het broeien
van de bijen die overwinterden.
Half mei gaat de koningin „"uit
zwermen" en intussen komen er
nog steeds weer jonge bijen bij,
waaronder ook enkele jonge konin
ginnen. Terwijl de oude koningin
ongeveer de helft der jonge bijen
meenam, gaan enkele weken later
ook de twee of drie jonge konin-
deel van de korfbevolking meene
men. Het is nu van groot belang
die zwermen zo snel mogelijk te
vangen en iedere zwerm in een
korf te deponeren. Op die manier
maakt een imker van één volk
drie of meer volken, in de hoop
dat ze alle in de komende maan
den hun best zullen doen. Mocht
een der nieuwe volken te klein
van omvang zijn, dat stopt de im
ker twee of desnoods drie volken
in één korf. Met steevast als re
sultaat, dat de ene koningin de an
dere doodt, zodat er altijd maar
één koningin in een korf over
blijft.
Terwijl de oude koningin, zodra
ze met haar volk is geschept en
in haar nieuwe korf is gedaan,
weer verder gaat met eieren leg
gen, beginnen de jonge koningin
nen hiermee pas drie weken na
het „uitzwermen". Pas dan wor
den zij nl. bevrucht. Met de oude
koningin gebeurt dit zodra ze met
het „uitzwermen" begint.
En intussen bouwen de werkbij
en al maar nieuwe honingraten.
Ze beginnen daarmee boven in de
korf en werken voortdurend naar
beneden. Als er tenminste voldoen
de honing (èn stuifmeel) wordt
aangevoerd. Telkens breien ze dus
een nieuw stukje raat aan het
oude. tot ze tegen de bodem aan
zitten. Eerst dan kan de imker
zeggen dat de korf vol is".
Aangezegd
„Hebt u wel eens gehoord, dat
de dood van een imker aan een
bijenvolk werd aangezegd?" vroeg
Van Kessel ons lachend. Dat ge
beurde en gebeurt naar men
zegt hier en daar thans nog!
om de byen tc binden aan de erf
genamen van de overleden imker.
Men stapte dan naar de korven en
zei telkens heel zacht: „Uw bijen-
vader is dood". Verzuimde men
zulks, zo meende men. dan zouden
ook de volken sterven of lang
zaam wegkwijnen. Zelfs ging men
Cr bovendien nog wel toe over,
zwarte stippen of strcpi n op do
korven aan te brengen. Vraag dus
niet, hoezeer dc bijen cn hun hou
ders één waren. In sommige Bal-
kanlanden schijnt men ook de bij
en bij bruiloften te belrckkerL
Daar hangt men dan witte dor-
ken over de korven.... En zo valt
cr nog veel meer geheimzinnige
over te vertellen. Maar hoe inte
ressant dat allemaal ook zijn mag,
het tegenwoordige leven Is nuch
ter en hard. Men vraagt haast al
tijd wat een zaakje opbrengt. Zo
bezien is het eigenlijk nog een
wonder, dat cr nog bijenhouders
bestaan. En dat die Veenendaalse
markt elk jaar opnieuw weer te
rugkeert."
De grootste markt op dit gebied van Europa j
De marktmeester van de Veenendaalse bijen-
markt, de hoer Willebrordus van Kessel, heeft
natuurlijk zelf ook bijenkorven. Rechts van het
schuurtje staat voorts nog een bijenkast. Maar
hij gaat er niet zo ver de boer mee op, zoals
een klein deel der bijenhouders pleegt te
doen. Meestal zijn dat degenen, die heel veel
korven hebben.