KLEU MIEIML c tz AL DRIE EEUWEN LANG IS HET ELK JAAR: ZONDAGS- BLAD Hie uwe Cciilsrlji tfoiirnnl ZATERDAG 18 JUM I960 NOG enkele weken, dai of wel, i al het in Veenendaal weer ,,bijenkermis" zijn, I weglating van alle romantiek, bijen markt - de grootste markt op dit gebied van Nederland, ja van het hele Europese continent I Toch geeft de meer romantische benaming van deze gebeurtenis, die in de nacht van 18 juli een aanvang neemt en voortduurt tot en met de volgende dinsdag, beter weer waar het om gaat dan de veel prozaïscher aanduiding „markt". Want een markt roept onmiddellijk gedachten op aan pogingen om geld te verdienen en dat is er in Veenendaal al lang niet meer bij. Van de 12.000 bijenboeren, die ons land nog telt, zijn er zeker 11.000, die dat boeren louter voor hun plezier doen, voor de sport alleen, hetgeen wil zeggen, dat het geen geld opbrengt maar geld kost. spelen en leren in de geluidskelder „Wat is er van v dienst" en „Kijkt u eens, tante" zijn zin netjes, die elk kind van zes jaar gewillig na zegt als u erom mocht vragen. Gewoon, zonder -! Maar u zult het een zesjarig kind niet vragen, want er bestaat geen enkele aan leiding voor. U praat met de jon gen of het meisje, in de eerste klas zit, en zij ge- u duidelijk antwoord. Maar deze zelf de simpele zinne tjes zijn voor vele kinderen van zes, acht of zelfs tien jaar nog een be hoorlijk struikel blok, dat eerst na lang en geduldig oefenen onder lei ding van een deskundige kan worden overwonnen. Wij bedoe len de kinderen, die hun eigen stem niet kunnen horen: de doven. Driehonderd vijftig van vonen op of komen regelma- aar „Effatha", het christelijk instituut voor doofstomme kin deren in Voorburg, waarvan Koningin Juliana beschermvrou we is. Zij worden daar opgevan gen door een staf van deskundig personeel, die onder leiding staat "an directeur J. van der Have. „De tijd, dat gehandicapte i' de maatschappij werden beschouwd, is gelukkig voorbij. Het merendeel van de doven neemt een volwaar dige plaats in en de mogelijkheden daartoe nemen steeds toe", ver meldt het jaarverslag van „Effa tha" over 1959. al wordt in een volgende passage uiteraard gecon stateerd, dat er altijd nog vele problemen blijven liggen op het van een gehandicapte. Toch een verheugend geluid, dat mede resultaat is van de gevor derde wetenschappelijke therapie, die ook voor de dove na de oorlog ontwikkeld. Louter voordeel Zeer belangrijk is uiteraard, dat ouders, wanneer zij bij hun kind weinig of geen hoorreacties ontdekken, zo snel mogelijk kon- De jongens kryge takt opnemen met deskundigen. Dit zal leiden tot een juiste en vroegtijdige behandelwijze, waar van het kind voor zijn latere leven louter voordeel heeft. Ook in ..Ef fatha" is het kontakt met het zeer jonge kind een punt. waaraan veel aandacht wordt geschonken. De „home-training" is hierop zelfs geheel gebaseerd. Dit houdt in, dat ouders van zeer jonge dove kinderen dagelijks komen er brieven om advies binnen uit het Êehele land aan huls worden ezocht door één van de zes da mes, die een eerste kennismaking en observatie van gezin en kind op haar programma hebben staan. Symbolen Al spelende wordt het kind geob serveerd, terwijl dé moeder ver telt wat haar waarnemingen zijn. Op haar beurt krijgt zij dan weer instructies, waarop in de om gang met het dove zoontje of dochtertje speciaal moet worden gelet. De waarneemster tracht bij het eerste of een later bezoek te constateren of er z.g. profita bele gehoorresten aanwezig zijn, hetgeen bij een bevestigend antwoord kan leiden tot het geven van een gehoorapparaat. Het eerste belangrijke kontakt is gelegd en verdere stappen vol gen: een algeheel onderzoek en overleg met medicus en audioloog, die de weg wijzen naar de goede therapie voor elk geval aizonder- lijk. Na de Tweede Wereldoorlog is vooral het accent gelegd op het uitbuiten van de aanwezige ge hoorresten. In eerste instantie kan dit gebeuren door de kinderen in spelvorm met verschillende gelui den te confronteren en te zien hoe zij reageren. Gehoormeter Leidt de weg van een dove nu naar „Effatha", dan maakt men eerst gebruik van een speciale ge hoormeter om de eventuele ge hoorresten precies vast te stellen. In zeer vele gevallen zijn deze in mindere of meerdere sluime rende mate nog aanwezig, al zijn er natuurlijk (helaas) ook „totaal" doven in een dergelijke inrichting. De wereld van de dove is een voor ons onbegrijpelijke „stille, dode wereld". „Vaak heb ik me trachten in te denken, hoe het zou zijn niets te kunnen horen, maar toch is het voor ons niet mogelijk „deze drempel" te overschrijden, want wij kunnen het ons nooit ge heel voorstellen", meent directeur Van der Have. Dat een zekere verstarring op treedt bij de dove is alleszins ver klaarbaar. omdat hij voortdurend wordt opgescnr '<i door allerjei ge beurtenissen, die 'hem ontgaan. Een gil, een harde stem, muziek, het verkeerslawaai, het dicht gooien van ccn deur enz. enz., het zijn alle dingen, die hij niet merkt en waarmede hij abrupt wordt ge confronteerd. Ook het hanteren van de taal is voor de dove een grote onbekendheid. De dove "kan zich wel uiten; hij kan huilen en lachen en vele ge baren maken, maar hij kent de symbolen van de taal niet. Dat een stoel een stoel is weet elk kind van vijf jaar, maar een dove zal dit alles vanaf het moeilijke begin moeten leren. Daarom zijn er in „Effatha" al kleuters van drie, vier jaar Zij worden er met zorg, liefde en enthousiasme onderwezen door tientallen onder wijzers en onderwijzeressen. De geluidskelder is voor hen tot een vertrouwde omgeving gewor den. Hier doen zij leerzame spel letjes. Op een tafeltje liggen een autotoeter, een fietsbel, een tam boerijn, een tafelbel, een elektri sche zoemer en in een hoek staan een versterker en een -orgeltje. Wanneer de onderwijzeres in een andere hoek met deze instrumen ten nu bepaalde geluiden laat ho ren moet het kind, dat haar niet kan zien, het juiste geluid even eens laten horen. Ook wordt er ritmiek onderwezen. Later gaan de kinderen naar school en wordt voortgebouwd op deze basis. Dan zingen zij, zich zelf voor het goede ritme op de tamboerijn begeleidend, liedjes. Dan worden woorden op het bord geschreven en begint voor de on derwijzer de taak hen deze cor rect te laten nazeggen gn hun de begrippen bij te brengen. De juis te intonatie vormt vaak een gro- e moeilijkheid, want zij missen immers het zelf horen van het geen zij zeggen. Hef lukt Maar er is een goede wil in de klas en de onderwijzer<es) wordt niet moe dit woord of dat zinnetje nog eens duidelijk voor te zeggen. Johannes van Kessel. de grote man was op de markt in Veenen daal en hij ook nog weet, hoe zijn grootvader die functie naar eer en geweten vervulde. „Ik zit hier nu wat buitenaf", zo zei hij, ..maar jaren heb ik aan de Nieuwe weg tussen Veenen daal en de buurtschap De Klomp gewoond, in café „De Bijenkorf", waarachter een stuk land is gele gen dat al drie eeuwen geleden voor de jaarlijkse bijenmarkt werd aangewend. Dat café bestaat nog geen vijftig jaar, maar op die plek stond eenmaal een heel oude herberg, langs een zogenaamde hessenweg, die een verbinding vormde tussen de Veluwe en de Betuwe. In die herberg kwamen al in de 17e eeuw de Veluwse schapenhouders bijeen om hun wol aan de wolkammers van Vee nendaal te verhandelen: terwijl ze tevens van de gelegenheid ge bruik maakten om zaken tc doen met de bijenhouders uit de Betu we, die voor dat doel eveneens een reis naar die oude herberg ondernamen. Zo kreeg ze in de volksmond de naam „Bijenkorf", een naam, die ook nu nog op de cafémuur staat vermeld." Uit 1643 Niet zonder trots vertelde de huidige marktmeester voorts, dat zich in het Rijksarchief een fami liewapen van de Van Kessels be vindt, hetwelk stamt uit 1643 en bestaat uit een rood schild met drie vergulde bijenkorven erop. Waaruit hij wel de conclusie meent te mogen trekken dat reeds zijn voorouders uit die da gen een voorname rol in de we reld van de bijen hebben ge speeld. Zijn grootvader liep in elk geval niet minder dan vijftig jaar als marktmeester mee en zijn va der, die pas in 1953 op 88-jarige leeftijd overleed, nam dat baantje zelfs nog vijf jaar langer waar. „Hoeft u niet te vragen wat een gezond baantje het is", merkte Willebrordus ondeugend op. „Jawel", zo vervolgde hij, „ook in andere plaatsen worden nog steeds bijenmarkten gehouden: in Kesteren, Gorinchem, Amersfoort, Tilburg, Apeldoorn, Wageningen, Staphorst, Boxtel en nog enkele an dere. maar dat haalt niet bij Vee nendaal, al is het hier toch lang niet meer wat het vroeger was. 't Wordt trouwens overal minder met de aanvoer van bijenvolken, omdat de echte oude bijenmannen <èn vrouwen!) uitsterven, zonder dat er nieuwe bijkomen. Er valt nu eenmaal niet veel meer te ver dienen en dan moeten de meeste mensen er niets meer van heb- Inderdaad, er zijn net zo goed vrouwelijke als mannelijke im kers geweest en misschien zijn er nog wel vrouwen, die zich met het houden van bijen bezighouden. Daar had je in Veenendaal nog niet zo lang geleden een zekere Dine van Eek, een klein, broodma- De kinderen kijken gespannen naar de mondbewegingen en pro beren het weer en ja, eindelijk dan lukt ihet toch Het zoveel mogelijk activeren van de profita bele gehoorresten is het eerste streven waarna natuurlijk andere belangrijke elementen in de thera- phie worden opgenomen, zoals de verdere opleiding van de jongen het meisje via lager of id lager, technisch onderwijs. „Wat dienst" en „Kijkt tante" zijn zinnetjes, die de dove niet klakkeloos uit de mond schie ten; zij moeten er hard voor le ren Maar de periode, dat mer. dacht, dat er voor de dove geen ontwikkeling mogelijk was evenals die, waarin men dacht, dat er al leen sprake was van een „geba rentaal" zijn voorgoed voorbij. Het hooronderwijs, na de oorlog zo sterk in de aandacht geplaatst, is in volle gang. Tot zegen van hen, die het natuurlijke gehoor, een kostbaar goed, moeten mis sen „Effatha" zal, wanneer de Rijksgoedkeuring hiervoor afkomt, een nieuw paviljoen krijgen. Men kijkt er met verlangen naar uit, want het ruimtegebrek in de in richting is een dagelijks terugke- rervd ongerief. De toestand is zeer urgent als men weet, dat 60 kin deren in de recreatiezaal moeten slapen, omdat er geen andere slaapplaats is. Het nieuwe jon genspaviljoen zal zes flatwoningen omvatten, waarin 11-jarigen en ouderen in huiselijk verband zul len wonen. Er zullen 12 jongens in één flat worden ondergebracht. En de directeur wil het de oude re jeugd daar echt comfortabel maken. Als hij zijn ideeën over het interieur vertelt, dan vallen de woorden: gezellige rotanstoelen, leuke kleuren e.d. Hopelijk zal te gelijkertijd met de bouw van een Êymnastieklokaal kunnen worden egonnen, want ook dat mag een dergelijke inrichting niet ontbrè- Maar zolang de Rijksgoedkeu ring er nog niet is. blijft het nog een onvervulde wens ger en sjofel gekleed vrouwtje, dat bij het oude huisje, waarin ze onderdak vond, er een bijenstal op na hield die er zijn mocht. Zij sloeg dan ook nooit een markt over, zodat ze heinde en ver be kendheid genoot. En dat nog. te me'er, daar ze, net als het man volk, was uitgerust met een flin ke tabakspijp, waaraan ze ge ducht trekken kon. Die pijp deed dienst bij het inspecteren van de korven want dan raken de bijen min of meer bedwelmd van de rook en steken ze niet en al gauw was ze zo zeer met de ta bak vertrouwd, dat ze het op de openbare weg evenmin zonder pijp kon stellen." Geen zonderling „Nee, een zonderling was het niet. En arm was ze ook niet. An ders had ze nooit mooie villa's in Apeldoorn kunnen kopen bij wijze van geldbelegging." Op onze vraag, hoe groot de be langstelling voor de markt te Vee nendaal nog is, vernamen we van Van Kessel, dat nog ieder jaar honderden liefhebbers daarheen trekken is het niet om te han delen dan toch in elk geval om oude vriendschap .te onderhouden. Los daarvan komen er ook nogal wat schoolkinderen met hun onder wijzer een kijkje nemen, ter com pletering van de wetenschap, die over het rijk der bijen aan de jeugd pleegt te worden overgedra- De eerste bijen worden de avond tevoren al gebracht. Vroeger deed men dat met paard-en-wagen, doch tegenwoordig zijn het grote vracht auto's en trailers, die voor de transporten zorg dragen. Ook 's nachts gaat die aanvoer van bijen door, en eveneens op de eigenlijke marktdag nog. zodat het deze dag tussen 9 cn 12 uur het drukst pleegt te zijn. Hoewel bijen vijanden zijn van regen, wordt de markt onder alle omstandigheden gehouden. Men plaatst nl. op het stuk grond, waar de markt zich nu al eeuwen achtereen afspeelt, naar even ou de traditie rieten schermen die re gen en wind moeten weren. Dat voldoet uitstekend, daar de scher men niet loodrecht maar nogal schuin worden neergezet. Tussen deze schermen, in de zgn. hallen, schuifelen de bijenboeren de gan se dag op en neer, evenals de ve le anderen, die zich tot de markt aangetrokken voelen." Men keuveit er lustig op los, taxeert nu eens de inhoud van deze. dan weer van gene korf, waarvan er zo n zeven tig in elke hal zijn opgesteld. Straks zullen de „heren van de jury" bekend maken wie de beste korven heeft aangevoerd. Een goe de korf bracht verleden jaar 10 a 12 op, d.w.z. een korf, die door de bijen goed werd opge bouwd, dus met een goed volk er in, hetgeen ten nauwste verband houdt met de omvang en de kwa liteit van de honingproduktie. Wanneer men nu weet, dat circa tien jaar geleden nog meer dan 100 voor zo'n korf werd be taald is het duidelijk, hoe zeer de klad in de bijenhandel zit. „Toch beeft Kees van Holland nog 300 korven en een 50 kasten", aldus Van Kessel, die alle bijen boeren in zijn omgeving van ha ver tot gort kent. „Van Holland is verreweg de grootste in de om trek en misschien wel van heel het land. Maar die sjouwt er dan ook overal mee rond. Dat begint soms al half april, wanneer de vruchtbomen in de Betuwe gaan bloeien en tal van fruitkwekers nog altijd genoeg in de bijen zien om de vruchtzetting van kersen-, pruimen-, peren- en appelbomen gunstig te beïnvloeden. Tevoren laten de kwekers op hun fruitvei ling weten, hoeveel korven ze wil len hebben, waarna die veiling zich met de imkersvereniging in verbinding stelt voor een collec tieve levering. Zo pleegt „Keste ren" elk voorjaar plm. duizend korven te bestellen, die door de imkers persoonlijk op de bewuste adressen worden bezorgd. Het ver voeren van korven is nl. een kar weitje, dat met de nodige voor zichtigheid dient te geschieden. En eenmaal bezorgd worden ze in de bongerds uitgezet. 6 a 10 kor ven op één ha. Vier weken blijven ze daar staan, totdat de vrucht bomen zijn uitgebloeid. En als de kwekers dan 5 per korf hebben betaald, halen de imkers ze weer weg, om ze haast onmiddellijk naar de Noordoostpolder te bren gen, waar de bijen zich te goed kunnen doen aan de bloemen van het koolzaad en de moerasandij- vie. Ten slotte worden de korven naar de heidevelden overgebracht, die begin augustus beginnen te bloeien en als het laatste werkter rein van de bijen kunnen worden beschouwd. Mislukking Ondanks de fraaie zomer werd de honingoogst op de heidevelden verleden jaar toch een mislukking, daar grote gebieden heide volko men verdroogden en verbrandden. Maar dank zij de geslaagde po ging, zijn succes nog even te be proeven in de gebieden waar de zeedistel tiert, werd de strop van de heide nog goed gemaakt. Die zeedistels deden het voortreffelijk, evenals tevoren het koolzaad en de moerasandijvie zulks hadden gedaan. De honingoogst op de koolzaadvelden was zelfs zo groot, dat in juli de korven en kasten al vol waren, dus nog vóór de heide ging bloeien. tDe korven bevatten, als ze goed zijn gevuld, gemid deld 8 a 10 kilo honing en de kas ten het dubbele daarvan.) Juist verleden zomer bleek weer eens duidelijk, hoeveel prak tischer de kasten zijn dan de kor ven, ofschoon de korven nog altijd ver in de meerderheid blijven. Want de kasten, die tal van laat jes bevatten, waarop de honingra ten worden afgezet, konden on middellijk van de honing worden ontdaan, door die raatjes er een ogenblik uit te halen en ze in een soort centrifuge te plaatsen. De honing vloog er radicaal uit en de kasten konden opnieuw door de bijen worden gevuld. Bij de kor ven moeten de honingraten er ech ter eerst met een mes uit verwij derd worden, wat doorgaans nog al tijdrovend is. Opbrengst „Wat brengt die honing nu op voor de boeren?" vroegen we Van Kessel. „Als half september alle korven en kasten van de honing worden ontdaan, constateert men altijd, dat er twee soorten honing worden geproduceerd. De beste treft men aan in de beste raten en is zo zuiver, dat ze met raat en al kan worden geconsumeerd. Ze wordt in stukken verkocht en is geschikt om op de boterham uit te smeren. Want dc vliesjes, die de honingcellen afsluiten, zijn uiterst dun. Deze honing brengt 5 a 6 per kilo op. Voor de bijenboeren dan. De tweede kwa liteit wordt verkregen door de ra ten uit te persen. Deze honing wordt verhandeld in potjes van een pond en kan men bij de boe ren voor 3 a 3.50 per kilo (dus per 2 potjes) kopen. Deze prijs nu is veel en veel te laag, om van een renderend bedrijf te kunnen spreken. Er is immers al tijd een aantal slechte korven bij, die maar weinig honing bevatten. In zulk een geval laten we de ho- ning zitten. Dat betekent evenwel, dat zo'n korf ons het hele seizoen wel arbeid kostte, maar niets op leverde. En het betekent voorts, dat we er, met het oog op de voed selvoorziening voor de komende winter, tóch nog de nodige kilo's suiker bij moeten doen. Die sui ker is weliswaar accijnsvrij, maar gezien de grote hoeveelhe den die we nodig hebben, loopt het nog aardig in de papieren." „Hoeveel suiker stopt u dan in zo'n korf?" „Iedere korf moet, inclusief de bijen en hun voedsel, 10 11 kilo wegen. Hadden we met een goede korf te doen die 10 kilo honing oplever de. dat gaat er ook weer 10 kilo suiker in suiker in gesmolten toestand, waarvan van tijd tot tijd een busje van een kilo in de korf wordt gezet. Voor een slechte korf hebben we, zoals al opgemerkt, wat minder suiker nodig. Koninginnen Met dat al is het zaak, dat je *o min mogelijk slechte korven krijgt. Dat nu hangt vooral af van de koninginnen onder de bijen. Een goede koningin trekt veel bijen aan, dus een groot volk, zo als wij dat noemen. En hoe gro tere volken, hoe meer kans op een grote honingoogst. Elke korf bevat aanvankelijk één koningin, met drie soorten bijen: le. werkbijen, die binnens huis blijven en van stuifmeel was maken, die dient om de honingra ten te bouwen; 2e. vliegbijen, die de honing uit de bloemen halen en daarbij tevens het stuifmeel mee voeren: 3e. darren, dat zijn oude werkbijen, die na de zwerftijd worden doodgemaakt. Een koningin valt op, doordat ze lang en slank is, terwijl een dar door zijn lengte en dikte de aan dacht trekt. Het is in de eerste plaats de taak van een koningin, om eieren te leggen, waarmee ze in maart al begint. Dat eieren leggen blijft ze een hele tijd doen, waarna in april de eerste jonge bijen gebo ren worden, dank zij het broeien van de bijen die overwinterden. Half mei gaat de koningin „"uit zwermen" en intussen komen er nog steeds weer jonge bijen bij, waaronder ook enkele jonge konin ginnen. Terwijl de oude koningin ongeveer de helft der jonge bijen meenam, gaan enkele weken later ook de twee of drie jonge konin- deel van de korfbevolking meene men. Het is nu van groot belang die zwermen zo snel mogelijk te vangen en iedere zwerm in een korf te deponeren. Op die manier maakt een imker van één volk drie of meer volken, in de hoop dat ze alle in de komende maan den hun best zullen doen. Mocht een der nieuwe volken te klein van omvang zijn, dat stopt de im ker twee of desnoods drie volken in één korf. Met steevast als re sultaat, dat de ene koningin de an dere doodt, zodat er altijd maar één koningin in een korf over blijft. Terwijl de oude koningin, zodra ze met haar volk is geschept en in haar nieuwe korf is gedaan, weer verder gaat met eieren leg gen, beginnen de jonge koningin nen hiermee pas drie weken na het „uitzwermen". Pas dan wor den zij nl. bevrucht. Met de oude koningin gebeurt dit zodra ze met het „uitzwermen" begint. En intussen bouwen de werkbij en al maar nieuwe honingraten. Ze beginnen daarmee boven in de korf en werken voortdurend naar beneden. Als er tenminste voldoen de honing (èn stuifmeel) wordt aangevoerd. Telkens breien ze dus een nieuw stukje raat aan het oude. tot ze tegen de bodem aan zitten. Eerst dan kan de imker zeggen dat de korf vol is". Aangezegd „Hebt u wel eens gehoord, dat de dood van een imker aan een bijenvolk werd aangezegd?" vroeg Van Kessel ons lachend. Dat ge beurde en gebeurt naar men zegt hier en daar thans nog! om de byen tc binden aan de erf genamen van de overleden imker. Men stapte dan naar de korven en zei telkens heel zacht: „Uw bijen- vader is dood". Verzuimde men zulks, zo meende men. dan zouden ook de volken sterven of lang zaam wegkwijnen. Zelfs ging men Cr bovendien nog wel toe over, zwarte stippen of strcpi n op do korven aan te brengen. Vraag dus niet, hoezeer dc bijen cn hun hou ders één waren. In sommige Bal- kanlanden schijnt men ook de bij en bij bruiloften te belrckkerL Daar hangt men dan witte dor- ken over de korven.... En zo valt cr nog veel meer geheimzinnige over te vertellen. Maar hoe inte ressant dat allemaal ook zijn mag, het tegenwoordige leven Is nuch ter en hard. Men vraagt haast al tijd wat een zaakje opbrengt. Zo bezien is het eigenlijk nog een wonder, dat cr nog bijenhouders bestaan. En dat die Veenendaalse markt elk jaar opnieuw weer te rugkeert." De grootste markt op dit gebied van Europa j De marktmeester van de Veenendaalse bijen- markt, de hoer Willebrordus van Kessel, heeft natuurlijk zelf ook bijenkorven. Rechts van het schuurtje staat voorts nog een bijenkast. Maar hij gaat er niet zo ver de boer mee op, zoals een klein deel der bijenhouders pleegt te doen. Meestal zijn dat degenen, die heel veel korven hebben.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 15