SCiPIRI
De schat in het woestijn-klooster
danót voor
Ae jeugd
VOCALE STERREN EN
TWEE MEISJESKOREN
C
Roman zonder
struisvogelpolitiek
DE PRAESTANT
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 30 APRIL 1960
(Van een onzer redacteuren)
"l^LAK na de bevrijding, in mei 1945, gaf een groepje
danskunstenaars, dat toen nog geen naam had, een
voorstelling voor de kinderen van de Dongeschool in Am
sterdam. In de nu komende maand mei bestaat dus het uit
dit groepje gegroeide Scapino Jeugdballet onder leiding
van Hans Snoek vijftien jaar.
Jeugdballet wil niet zeggen dat deze groep bestaat uit
jeugdige danseressen en dansers. Het zijn volwassen dan
sers die er deel van uitmaken en deze artiesten brengen
de danskunst naar de jeugd toe.
BIJ EEN DERDE LUSTRUM
Dat was en is nu nog. noodza
kelijk, want in Nederland moest
de balletkunst na de bevrijding
van de grond af worden opge
bouwd. Er was vijftien jaar gele
den niet de minste belangstelling
voor. Die belangstelling moest
groeien en die groei moest wor
den geleid. Men moest eerst leren
zien wat goed en wat niet goed
Goed. er waren jongeren, die
hun krachten wilden geven, die de
dans wilden doorworstelen. Maar
daar moest nog iets meer bij ko
men. De strenge discipline van de
balletopleiding en de verantwoor
delijkheid van de danser ten op
zichte van de door hem geboden
kunstvorm, waarin zijn eigen li
chaam het instrument is, moeten
resulteren ln een zeer bepaalde
mentale kunstzin. Er zijn heel wat
ballerina's en dansers, die een gro
te -technische vaardigheid bezitten
maar juist dit mentale peil mis
sen en het zelfs nooit zullen be
reiken.
Het is daarom dat Hans Snoek
haar aanknopingspunt bij de jeugd
zocht. Die is nog fantasierijk en
die kan zichzelf ontwikkelen tot
genietend toeschouwer of wellicht
later tot het zelf beoefenen van de
danskunst. Hans Snoek vindt bij
deze Nederlandse jeugd een zeer
goede klankbodem. In het Neder
landse kind huist veel prille kunst
zin. die zich onder, goe
de leiding tot veel moois v ,t
kan ontwikkelen.
Verhalend werk
Hjsr Scapino-ballet
geeft veel verhalend
werk omdat dit de
jeugd boeit Aan de ab
stracte dans. eigenlijk
de hoogste dansvorm, is
een jong publiek na
tuurlijk nog lang niet
toe. Bovendien is de
danskunst een expres
sievorm die de Jeugd
niet dadelijk aan
spreekt, in tegenstelling
met bijvoorbeeld het
tekenen. Slechts door
het gedanste verhaal en
liefst het sprookje kan
het jonge kind in deze
wereld worden ingeleid.
De fantasie van het
kind moet worden ge
leid en dan kunnen ook
opmerkelijke resultaten
worden bereikt. Zo is
het scenario van het aardige ballet
,,De Toverfluit" ontstaan als resul
taat van een wedstrijd.
De naam Scapino stamt uit de
Italiaanse commedia dell' arte.
waarin Scapino een figuur is. die
overeenkomt met onze Nederland
se Jan Klaassen. Er bestaat zelfs
een nauwe verwantschap tussen
onze poppenkast met zijn vaste,
steeds terugkerende figuren en de
commedia dell' arte. Eigenlijk
zijn Jan Klaassen en Scapino de
zelfde persoon.
Toen het Scapino-ballet tien jaar
bestond, achtte Hans Snoek het
tijd. te beginnen met dansonder-
wijs aan kinderen. De dansklas-
sen groeiden uit tot een school en
in 1952 konden selectieklassen wor
den samengesteld. Het daarop vol
gende jaar konden uit deze selec
tieklassen beroepsklassen worden
gevormd. Er kwamen theoretische
vakken bij. men zocht aankno
pingspunten bij het bestaande
voortgezette onderwijs. Een moei
lijkheid was. dat men ener
zijds sterk de behoefte gevoelde
aan vorming van de algemene
ontwikkeling van de dansleerling,
maar dat daartegenover het
eigenlijke dansonderwijs dusdanig
zwaar is, dat voor die ontwikke
ling weinig gelegenheid dreigde
over te blijven. Taalonderwijs,
dusdanig geschiedenis en mu
ziekbegrip konden als aller
noodzakelijkste vakken in het les
programma worden opgenomen en
in 1955 kon de Scapino-dansacade-
mie de eerste leerlingen als vol
waardige krachten afleveren.
Enkelen bleven verbonden aan
r buitenlandse groepen.
Dansacademie
:NDELIJK wil Hans Snoek
komen tot een dansacademie
volledig is gekoppeld aan ulo-
Scapino Jeugdballet, heeft
haar dansopleiding gehad
bij Kurt Jooss. Zij maakte
voor de oorlog deel uit van
de balletten van de Wag-
ner-vereniging en was na
de bevrijding als danseres
en choreografe verbonden
aan de dansgroep „Op
Vrije Voeten". In 1945
werd het Scapino Jeugd
ballet opgericht, waarover
zij tezamen met Abr. van
der Vies de artistieke lei
ding op zich nam. Na 1948
heeft zij de leiding alleen.
Hans Snoek is gehuwd met
de televisieregisseur Erik
K. de Vries.
onderwijs, zoals het Koninklijk
Conservatorium voor Muziek in
Den Haag heeft kunnen bereiken.
Zij hoopt daarmede in september
te kunnen beginnen. Maar daar
voor is steun nodig van het mi
nisterie van onderwijs, kunsten en
wetenschappen. De subsidie, die
Hans Snoek voor haar ballet ont
vangt is tekenend voor de waar
de en de plaats die deze groep in
neemt: die subsidie kom; van de
zijde van onderwijs, niet van het
hoofdstuk kunst. Behalve dat de
leerlingen voor de Scapino-acade-
mie worden geselecteerd, worden
zij ook medisch gekeurd. De al
gemene sportkeuring is daarvoor
niet voldoende: een orthopedist on
derzoekt de specifieke geschikt
heid voor ballet en veroordeelt
sommige leerlingen tot het volgen
van een heilgymnastiek-cursus.
Aan de dansers van het Scapino-
ballet worden bijzondere eisen ge
steld. Zo moet de danser hier af
stand kunnen doen van de weer
klank van het grote publiek. De
weerklank die hij van de jeugd
ondervindt is een geheel andere.
Sedert 1952 is Jan Hebei bal-
letmeester van het Scapino-ballet.
Hij is leerling van Darja Collin
en van Peter Leoneff in Den Haag
en later van Olga Preobinskaja in
Parijs en hij heeft deel uitge
maakt van het Nederlands Ope
ra Ballet. Als choreograaf heeft
hij belangrijk werk geleverd.
Het repertoire van Scapino is
niet klassiek te noemen, al wor
den de dansen wel in academische
stijl gegeven. Wel heeft Hans
Snoek belangstelling voor moder
ne dansstijl, ook waar deze de
academische stijl verlaat. De be
langstelling is langzamerhand
groeiend. Hians zijn er per jaar
gemiddeld 150 voorstellingen en
de jubileumvoorstellingen in mei
zijn nu reeds geheel besproken.
Daartieen gaan 24.000 kinderen!
En dat terwijl het te geven jubi
leumballet nog niet eens klaar is!
Een zeer belangrijk punt in de
ontwikkeling van de danskunst
acht Hans Snoek het staatsexa
men dat als norm en graadme
ter grote waarde heeft. De eerste
officiële examens zijn in novem
ber afgenomen. Het omvat de
grondregels, de muziekleer, de
passen en de anatomie, uitslui
tend de technische kant en niet
de artistieke zijde. Er is geen
vaste examencommissie, wel heeft
het departement van
onderwijs, kunsten
en wetenschappen
een vaste secretaris
aangewezen.
De belangstelling
van jong Nederland
voor de balletkunst
is groeiend, getuige
de toename van het
aantal leerlingen op
de balletscholen, getuige ook de
toenadering van het publiek bij de
balletuitvoeringen.
rstödt, Toos Waldman, Nico Kemme
et betoverde circus in ,J)e Wonderfluit"
ntstond als gevolg van een wedstrijd.
Op 27 december 1933 kon men in de avondbladen lezen dat
het Sinaihandschrift door de Russische handelsdelegatie aan het
Brits Museum was overgedragen voor een prijs van twee miljoen
shilling.
60.000 pond was door particulieren en kerken bijeen gebracht,
de rest betaalde de Britse regering. Hiermee werd nogmaals de
aandacht gevestigd op de opzienbarende vondst van het oudste
bijbelhandschrift door de grote bijbelgeleerde prof. Constantin von
Teschendorf. Otto Schlisske heeft over deze ontdekking een boekje
geschreven, dat zich laat lezen als een avonturenroman en dat is
uitgegeven door het Boekencentrum in Den Haag.
Erfenis van eeuwen
Erfenia van eeuwen, door
Oruys Voorbergh. Ultf. De Ar
beiderspers, Amsterdam, 245 blz.
Gelukkig is het prachtige boek
van Cruys Voorbergh over de kle
derdrachten. dat voor de oorlog
ai twee drukken beleefde, opnieuw
uitgegeven. Kunt u zich een be
tere gids voorstellen, iemand
die er zoveel van afweet en door
zijn boeiende verteltrant zijn lief
de voor het onderwerp overdraagt
ook op mensen zoals uw recen
sent wie klederdrachten nog
nooit hebben geïnteresseerd? Dat
laatste ten onrechte, hebben we
gemerkt. De oorlog heeft onher
stelbare schade aan de tradities
en drachten toegebracht: op Wal
cheren alleen gingen sinds
De artistieke leiding van het Sca
pino Jeugdballet bijeen: Hans
Snoek tussen de musicus en compo
nist Luctor Pome (links) en de
balletmeester Jan Rebel (rechts).
Wij gaan ruim honderd jaar te
rug in de geschiedenis. Het was
de tijd van de meest wilde bijbel-
critiek. Geleerde mannen sloof
den zich uit om te bewijzen, dat
het Nieuwe Testament voor het
grootste gedeelte een vervalsing
van latere datum was, en beslist
niet stamde uit de tijd der apos
telen. De bekende professor
Strauss publiceerde in 1835 een
boek. genaamd Het leven van Jezus
waarin hij betoogde dat wat
ons van Jezus verteld wordt,
voornamelijk late legenden zijn.
Deze theorieën ontketenden hef
tige debatten onder de theologi
sche studenten. Onder hen was
Constantin von Tischendorf. In
hem rijpte het plan om het oud
ste bijbelhandschrift te vinden,
dat er maar te vinden was en op
die manier aan te tonen dat er
geen sprake was van een over
woekering van legenden uit late
re tijd. Het was een geweldig on
dernemen. Wie daar in wilde sla
gen moest een groot kenner zijn
van het Grieks en<de talen van het
Christelijke Oosten. Hij moest te
vens de oude handschriften kun
nen ontcijferen, wat een weten
schap op zichzelf is. En ten slot
te moest hij het handschrift nog
vinden.
Tischendorf
TESCHENDORF was uitzonderlijk
1 begaafd en voorzien van de ijze
ren vlijt en nauwkeurigheid waar
door Duitse taalgeleerden zich
steeds hebben onderscheiden, zo
dat ze met recht mogen zeggen
van de taalkunde ..onze weten
schap". Reeds op 25-jarige leef
tijd werd hij tot professor be
noemd. Zijn eerste onderzoek
gold de zgn. Codex Ephraemi.
Het was een palimpsest, d.w.z.
een perkamenten boek w
de oorspronkelijke letters
afgeschuurd met puimsteen
van de Syrische kerkvader Ephra-
im. Vaag schemerden door ,,de
tweede druk" de Griekse letters
heen en men wist ook reeds dat
het oorspronkelijk gedeelten van
de Bijbel had bevat, maar nie
mand had het Grieks nog kun
nen lezen. Men hield het voor
onmogelijk, doch Tischendorf
speelde het klaar. Lettertje voor
Vondst van het
oudste
bijbelhandschrift
hij niets kon lezen, gis
te welk woord dat er in de leegte
kon staan en na twee jaar was
hij gereed! Steeds speurde hij
verder naar handschriften, en hij
vond veel, maar niet wat hij
zocht. Hij had het gevoel dat hij
naar het Midden-Oosten moest.
Daar waren de eerste gemeenten
en de eerste kloosters ontstaan.
Zou er nog iets van de handschrif
ten uit die oudste tijden te vin
den zijn? In de 7e eeuw waren de
Arabieren over Egypte en Afri
ka gestormd en hadden het Chris
tendom vrijwel vernietigd. Maar
er waren nog resten: in Egypte
de Kopten wat eigenlijk Egypte-
naren betekent. Tischendorf be
sloot naar Egypte te gaan. Van
alle kanten kreeg hij steun. Maar
wat tegenwoordig een toeristen-
reis is. was toen een avontuur.
Tischendorf reisde met een
schip dat slaven vervoerde, het
de Griekse kerk.
tocht naar de vervallen kloosters
in de Lybische woestijn, waar
voor hij een karavaan moest uit
rusten, leverde niets ouds op.
Tischendorf begreep, dat hij
naar het klooster op de berg
Sinaï moest, het gerucht ging,
dat daar oude handschriften wa-
Hij rustte weer een karavaan
uit en na een dagenlange tocht
door de woestijn en wilde geberg
ten brachten Bedouïnen hem
naar het klooster dat gelegen
was op de heilige berg. Dit kloos
ter was oorspronkelijk gebouwd
als vesting door de Byzantijnse
keizer Justiriianus in het jaar 530,
maar later was het bestemd voor
klooster. 15 meter hoge muren
omringden het. Er was wel een
poortje, maar dat ging zelden
open. Gewone bezoekers werden
op die manier naar binnen. Het
was een vreemde wereld, die hij
hier aantrof, o.a. bevond zich
een moskee binnen de muren, re-
Jen waarom de Arabieren het
dooster steeds gespaard hadden.
Tischendorf was getuige van de
godsdienstoefeningen der monni-
ten, die uit oeroude dagen stam-
ien, de tijd scheen hier stil ge
staan te hebben. Hij trof een vol
komen verwaarloosde biblotheek
aan. die wel oude handschriften
bevatte, doch alweer niet wat
hij zocht. Totdat hij toevallig
snuffelde in een mand met oude
perkamenten. Die waren wel oud,
ouder dan enig handschrift dat
hij onder de ogen had gehad
en deze bladen waren bestemd om
verbrand te worden als afval! Er
was al eens eerder een mand met
dergelijke rommel opgeruimd,
verklaarde de bibliothecaris. Het
manuscript bleek echter slechts
een gedeelte van het Oude Tes
tament te bevatten, niet het Nieu
we. waar hij naar speurde. Zou
het nog bestaan?
Schaf gevonden
ONVERRICHTERZAKE moest
Tischendorf vertrekken. Nu
trok hij langs de kloosters in Pa
lestina, waar hij veel vondsten
deed, maar hoe belangrijk ook,
ze vervulden zijn verwachting
niet. Daarom wilde hij weer naar
de Sinaï, want de 43 bladen van
VIA NAALD
ÉN HAAI
dan
uit
TTITEi:
vJ korr
het verleden zal behoren.
Door de eenwording van Europa
zal Nederland sneller en sneller
zijn oude karakteristiek inboeten,
vreest de schrijver. Vandaar dit
boek: inderdaad een dierbare
herinnering aan veel. dat ons klei
ne land zijn schoonheid verleen
de.
En wat de waarde nog zeer
verhoogt: Voorbergh zag niet al
leen de klederdrachten, maar ver
telt ook van zijn ontmoetingen
met tientallen eenvoudige mannen
en vrouwen, en zo krijgt de le
zer een verrassende kijk op ons
volkskarakter. Het werk is prach
tig uitgegeven en rijk geïllus
treerd. Het kost maar 12.75 gld..
en ook dat is het vermelden
waard.
Het tweede nummer van deze
jaargang van „De Praestant"
(driemaandelijks tijdschrift voor
orgelcultuur in de Nederlanden.
Abdij Tongerlo bij Antwerpen)
geeft een uitzonderlijk belang
wekkend artikel van dr. Hans
Klotz uit Keulen over „Hoe
Bach Interpreteerde".
Heel terecht wijst de schrij
ver er op hoe b.v. Bach's Pas
sionen tegenwoordig vaak on
juist worden uitgevoerd door
G«en Barbusse
maar Camus
De opmerkzame lezer zal in
ons zondagsblad van vorige week
een verschrijving ontdekt hebben
In het artikel over de graficus
Frans de Haas werd nl Henri
Barbusse genoemd als auteur van
,,La PestëDit most natuurlijk
Bjn Albert Camus.
het grote aantal medewerken
den ..Het aantal orkestleden is
verdubbeld, vooral de snaren
krijgen een omvangrijker bezet
ting. De koren zijn aangegroeid
tot vijf-, zelfs tienvoudige van
vroeger. Daaruit volgen twee
grote fouten: a. In verhouding
tot het orkest zijn de koren te
sterk, b. In verhouding tot de
blaasinstrumenten zijn de sna
ren te sterk". Ook ten aanzien
van de tempi en de nuancerin
gen bij Bach zegt dr. Klotz waar
devolle dingen. Kamiel d'Hooghe
uit Brugge geeft enige indruk
ken van de Zweedse orgelwereld
en Flor Peeters uit Mechelen
schrijft over ..Das Bvxhei mer
Orgelbuch". Als bijlage is er het
lied „Heer Jezus heeft een hof-
ken". getoonzet en van drie va
riaties voorzien door Albert de
Klerk voor orgel zonder pedaal.
Het zijn werkelijk juweeltjes van
variatiekunst.
TITO SCHIPA heeft zijn af-
scheidsconcert gezongen in
Volendam. Het was op 31 okto
ber 1959; toen beëindigde hij zijn
zangersloopbaan. Volendam had
hij zelf uitgekozen. Eens bij zijn bezoek aan Nederland had hij
natuurlijk ook een uitstapje gemaakt naar Volendam en het plaatsje
had hem zo geïmponeerd, dat hij daar zijn laatste concert wilde
geven. Tezamen met het Volendams Operakoor, vrouwen en man
nen in de Volendamse kleding. Dat koör staat onder de bekwame
leiding van Jan Steur.
Tito Schipa was toen 70 jaar
en had er een diensttijd opzitten
van 51 jaar. In 1908 debuteerde
hij in Cremona met ..De Parel
vissers" van Bizet. Hij heeft wer
kelijk tot de allergrootste zangers
van de wereld behoord, een man
die èn in Europa èn in Amerika
triomfen oogstte en die door de
grammofoon ook in andere delen
van de wereld bekend werd. Zijn
eerste plaat werd reeds in 1912
gemaakt. Slechts eenmaal heeft
Schipa in Nederland op het ope
ratoneel gestaan, maar hij heeft
hier tal van concerten gegeven.
Wie nu de plaat beluisterd die
van zijn laatste concert in Volen
dam is gemaakt het is een
echte live-recording zal nog ho
ren welk een materiaal Schipa
heeft. Vanzelfsprekend, van een
man van 70 jaar kan men niet
meer een soepele vocale jeugdig
heid verwachten, maar in de twee
Spaanse en twee Napolitaanse lie
deren, die hij met kundige piano
begeleiding van Frans Beeldsnij
der zingt, bemerkt men nog maar
al te goed dat hier een zanger
staat, die eens de top van de Par
nassus heeft beklommen. Men be
luistert ook de goede zang van
het Volendams Operakoor in ope
rakoren van Donizetti en Verdi.
alsmede de jonge tenor Bert van
Delden in Verdi's ..Rigoletto",
Bert van Delden is een talent
dat over enige tijd wel meer van
zich zal laten horen. Twee leden
van het koor, de bariton Albert
van Zeist en de bas Piet Guys
..zetten ook hun beste beentje
voor" en Schipa's leerlinge Ber-
nadette van Gogh, die ik persoon
lijk niet zo kan waarderen, zingt
Zij debuteerde op 18-jarige leef
tijd als Nuri in de opera „Tief-
land" van d'Albert, dus als een
lyrische sopraan. Tot 1933 zong ze
uitsluitend in Scandinavië en daar-
na werd ze een der grootste
Wagnersopranen in Bayreuth in
New York In 1948 heeft ze in ons
land de Isolde gezongen in Wag
ner's ..Tristan und Isolde". Haar
Isolde was van een onvergelijke
lijke pracht, vocaal en drama
tisch, waarbij meer de nadruk op
het trotse karakter van Isolde
werd gelegd, dan op haar harts
tochtelijkheid.
Ook als liederenzangeres was
Kirsten Flagstadt. die zich uit het
concertleven heeft teruggetrokken,
veel naam gemaakt. Dat alle lie
deren door haar wel goed ver
tolkt konden worden, is natuur-
lijk
Maar het.
ontroerend waren altijd haar ver
tolkingen van liederen van Sibe
lius en DECCA heeft nu op een
klein plaatje vijf Sibelius-liede-
ren, gezongen door Kirsten Flag
stadt en begeleid door het Lon-
dens Symfonie-orkest, o.l.v. Oivin
Fjeldstad. vastgelegd. (45-toeren-
plaat CEP 605) Twee van die lie
deren had Sibelius zelf georkes
treerd. nl. ..Höstkvall" (Herfst-
Schipa betreft Is dit een plaat
die een historische waarde krijgt
en die in elke discotheek thuis
hoort. (HIS MASTER'S VOICE,
25 cm plaat HDLP 1013).
TT" EN ANDER groot talent op
Bern. Verboom, de dirigent i an de
meisjeskoren .Juliana" en Jubi
lateuoarvan CID plaatjes uit
bracht.
avond) en „Varen flyktar has-
tigt" 'De lente gaat snel voor
bij). De andere liederen zijn ge
orkestreerd door Jalas. Pingoud
en Hellman. Deze zeldzaam ex
pressieve liederen worden door
Kirsten Flagstadt subliem gezon
gen en aan deze stem bemerkt
men nog niets van ouderdom.
Een juweel van een plaatje.
TOT SLOT twee plaatjes van
Haagse meisjeskoren., die on
der leiding staan van Bernard
Verboom, de koorleider die in
Den Haag, Haarlem, Rotterdam
en het Westland zangkoren heeft
van zeer goed gehalte. De C.I.D.
heeft nu twee nieuwe plaatjes
doen uitkomen met zang van de
Chr. Haagse meisjeskoren „Julia
na" en „Jubilate" en met orgel
begeleiding van Feike Asma. Het
ene plaatje bevat: „Zingt van des
Konings eer" van Sir George
(Job) Elvey (in de vorige eeuw
organist in Windsor en bekend
door tal van anthems en orato
ria), „Nu dankt met psalmen"
van J. Buthler en „Hebt gij reeds
zijn hart gevonden" van Handel
(gemaakt op het thema van de
..Harmonious Blacksmith"-varia-
ties uit Handel's le band met cla-
vecymbelstukken. De zang van
dit lied had echt iets sneller kun
nen zijn. De muzikale beweging
vraagt hierom.
JXJARIANNE VAN NOORT-
WIJK-COLIJN heeft met
haar eerste roman na haar
knappe en verrassende novelle
„Te vuur en te zwaard" een be
lofte ingelost. Haar roman „Spin
in de morgen" (uitgave Kok,
Kampen) is gestoken in een
suggestief getekend omslag
waarvan de compositie bijzonder
geslaagd is. Hetzelfde mag wor
den gezegd van de band. Zowel
omslag als band werden verzorgd
door P. A. H. van der Harst.
De lezer ziet op dit omslag het
portret van tante Theresia als
een spin in haar web. „In haar
jeugd gefustreerd en beknot, ten
gevolge van angst en kortzichtig
heid van haar omgeving gewron
gen in een keurslijf van schijn en
uiterlijk fatsoen, wordt zij door
haat en verbittering gedreven,
belust op de zwakheden van haar
medemensen, tot een soort wraak
oefening voor hetgeen haar vroe
ger werd aangedaan", vermeldt
de flap.
Het zijn vooral de jongeren in
haar omgeving die van haar te
lijden hebben. Eerst na haar
dood. die gevoeld wordt als een
opluchting komt de familie tot de
ontdekking wat de oorzaak van
haar dodelijke eenzaamheid en
tragische ondergang is geweest.
Moeilijk breekt het inzicht baan
dat zij allen tekort zijn gescho
ten in het volbrengen van het gro
te gebod. Ieder voelt op zijn wij
ze de menselijke onmacht de me
demens wezenlijk te benaderen.
Dat is zo ongeveer het thema van
de roman.
Het verhaal begint met de be
grafenis en geeft dan. broksgewijs
de reacties van dit sterfgeval zo
wel bij de „ooms en de tantes"
als bij de jongeren, die in een
huis van tante Theresia mochten
wonen op conditie dat zij, ieder
aizonderlijk, haar tweemaal per
jaar een bezoek zouden brengen.
Het waren juist deze bezoeken
die voor de jongelui een kwelling
werden, en in de tekening waar
van de schrijfster bij stukjes en
beetjes de sluier oplicht van het
drama van tante Theresia's leven.
Keihard verhaal
HET komt mij voor, dat de
schrijfster juist in de beschrij
ving van het leven der jongeren
het best is geslaagd. In zeker op
zicht is dit boek een keihard ver
haal, zoals we dat tegenwoordig
wel gewend zijn te lezen, zij 't
dan niet gedekt door de naam
van een bekende protestantse uit
gever. Wat dat betreft zijn onze
R.K. auteurs en uitgevers ons
reeds lang een slag voor. Ik denk
bijvoorbeeld aan de uitgaven van
de Uitgeverij De Fontijn te
Tito Schipa op zijn afscheidsconcert
in Volendam met achter zich het
Volendams Operakoor.
Het tweede plaatje heeft enkele
liederen van R. Williams, nl. ,,His
Ressurrection". „For all the
Saints" en ..His Life and Minis
try", alsmede „His Salvation"
van de Engelse organist-compo
nist Berthold Tours (18381897),
zoon van de vroegere organist van
de Laurenskerk te Rotterdam,
Bartholomeus Tours. Het zijn al
le bijzonder aardige werkjes,
goed in het gehoor liggend en
eenvoudig. De beide meisjeskoren
zingen de liederen uitstekend. Hier
is echt een beschaafde en zuivere
zang en het is verheugend, dat
Bern. Verboom de meisjes tot dit
peil heeft gekregen. De orgelbe
geleiding van Feike Asma had
misschien iets lichter kunnen zijn.
Het min of meer romantische ka
rakter van de liederen wordt door
hem soms wat versterkt. Dat het
orgel weieens iets te laat is, kan
men niet op rekening van de or
ganist schrijven. In de meeste
kerken is er te weinig contact tus
sen orgel en koor en de opname
technici hadden dus in dit opzicht
beter moeten zoeken. (45-toeren-
plaatjes 75915 en 75914 EP).
CORN. BASOSKI
hadden hem
de overtuigng gegeven, dat dit
het oudste handschrift was, dat
men uit de Oudheid kenjje. Een
tweede tocht leverde niets op.
De 86 bladen, die hij al gezien
had, waren spoorloos verdwenen.
Ook een derde tocht leek vruch
teloos te zullen zijn. Tischendorf
maakte zich al weer klaar om te
vertrekken, toen een jonge mon
nik terloops tegen hem zei, dat
hij ook een Grieks Oud Testa
ment bezat. Tischendorf ver
wachtte niets belangrijks meer.
toen hij het pak perkamenten
bladen uit een rode doek haalde,
maar opeens zag hij het: dat wa
ren de 86 bladen die hij nog mis
te van het Oude Testament. Maar
meer: hij hield ook het Nieuwe
Testament in handen, en een
paar geschriften, die oorspronke
lijk met de Bijbel werden uitge-
doch na een bepaald syno
debesluit niet meer. Hi; had de
schat gevonden!
Maar hij kon haar nog niet be
werken en in druk geven. Een on
eindig geharrewar begon, doch
ten slotte kregen de monniken
van het Sinaï-klooster verlof het
handschrift aan de Czaar van
Rusland te schenken. Die was
toentertijd de 'beschermer van
de kerk in het Oosten. In 1862
werd het manuscript in druk uit
gegeven. Tischendorf had zijn
doel bereikt: hij had de ouder
dom en de betrouwbaarheid van
de tekst van de Bijbel bewezen.
Schlisskes boekje is hoogst inte
ressant. De 19e eeuw is ook echt
de eeuw van de taalkunde geweest.
Enorm veel is er gevonden. Daar
past het beeld van de theoloog-
taalkundige, die Tischendorf was,
in. En met één stap wordt de
lezer teruggebracht naar de we
reld van de perkamenten hand
schriften, waardoor toen 't Woord
Gods verbreid werd. Hij proeft
iets van de sfeer waarin de kerk
in het Oosten leefde omstreeks
het jaar 500, een leven dat zij
met ongelofelijke moed
te. En ten slotte aanvaarden wij
dit boekje dankbaar als een her
innering aan een innig vroom ge
leerde, die bij al zijn eenvoud
zer# groot man is geweest, wiens
/erdiensten niet vergeten mogen
vorden.
DR. J. WYTZES
NOODSIGNALEN EN
HARTSGEHEIMEN
Noodsignalen en hartsgehei-
nen, door B. Roest Crolllus.
Uitgave A. A. M. Stols/J. P.
Barth, Den Haag.
Ook in deze bundel korte ver
halen toont Roest Crollius zich
een romancier, die op indringen
de 'vijze diepmenselijke proble
men naar voren weet te brengen.
Problemen uit het dagelijks le
ven, van de enkeling, die vereen
zaamd is in de massa. Juist om
dat aan deze mensen dikwijls mis
schien wat gemakkelijk wordt
voorbijgegaan brengt Roest Crol
lius ze onder de aandacht. En hij
doet dat men een grote mensen
kennis en liefde voor de in nood
verkerende mens.
Zijn boeiende en bondige stijl
zijn er voorts oorzaak van dat dit
boek uitermate levendig is (met
name in de betekenis van „uit
het leven gegrepen") en het ni
veau van een belangrijk literair
werk haalt.
Utrecht. En aan R.K auteurs ais
Breedveld. Rogier van Aerde en
Jos Panhuijsen.
Reeds in haar novelle „TE
VUUR EN TE ZWAARD" bleek
dat ook Marianne van Noortwijk-
Coïijn niet van zins is zich als
schrijfster geweld aan te doen. Zij
verhult niets en in haar dialogen
schuwt ze de realistische vocabu
laire van de jongere generatie
zee- bepaald niet.
In de tekening van Hesje en
Wouter („Laten we trouwen: En
je studie dan? Ik zoek een baan
tje en we redden het wel") geelt
zij een scherpe tekening van het
tegenwoordig veel voorkomend stu.
dentenhuwelijk. Voor Marian ech
ter, die balletstudies volgt, is de
verbintenis met de gymnastiekle
raar Jan een handicap: een he
vige tweestrijd. En dat er na tan
te Theresia's tragische leven niets
nieuws onder de zon is bewijst
de roekeloosheid van Renée, die
zich uit reactie met tegenzin weg
geeft aan een blaag. Ook hier is
de oorzaak te zoeken in de vaak
moeilijk te overbruggen afstand
tussen ouders en kinderen. Het is
de wijze dokteres, die de ouders
van Renée over de ontreddering
van hun dochter inlicht.„Het is
altijd zo moeilijk om bij eigen
kinderen de dingen helder t«
zien."
Geen struisvogelpolitiek
AANGEZIEN het niet de taak
van de recenuent is het ver-
haal na te vertellen (naar mijn
opinie geeft bijv. het resumé aan
de binnenzijde van de flap teveel
van de inhoud prijs) wil Ik lie
ver nog volstaan met er op te
wijzen, dat het verschijnen van
deze roman ons weer eens duide
lijk laat zien dat we aan struis
vogelpolitiek minder dan ooit be
hoefte hebben. De tijd waarin een
christelijke roman ook geschikt
moest zijn om door kinderen te
worden gelezen is voorbij.
Ondanks het feit dat de schrijf
ster ons geen bitterheid, noch des
illusies bespaart, acht ik haar ro
man „SPIN IN DE MORGEN"
zeker geen uitzichtloos verhaal.
Integendeel. Haar roman is een
appèl op het christelijk geweten.
Er groeit bij sommige van de in
dit boek optredende figuren een
sterk gevoel van verantwoorde
lijkheid voor de ander, in bijbel
se zin. Zelfs wordt, naar mijn
smaak, de schrijfster aan het slot
hier en daar een tikje te bespie
gelend en had zij de teugels strak
kunnen houden. Ik ben niet tegen
een strekkingsroman (welke au
teur ontkomt daar aan), maar wie
een niveau bereikt heeft als de
ze schrijfster dient zich zeifs voor
de schijn van opzettelijkheid Ut
hoeden.
Niettemin heeft Marianne van
Noortwijk-Colijn opnieuw bewe
zen dat zij op indringende wijze
een netelige situatie kan verwoor
den en dat zij over de gave be
schikt met subtiele middelen een
bepaalde sfeer te scheppen. Zij
heeft liefde voor de taal en men
kan bemerken dat zij hard ge
werkt heeft op dit boek. Aan het
moeiteloos schrijven (ik bedoel:
voor de lezer schijnbaar moeite
loos schrijven) is zij nog niet ge
heel toe.
Maar dit staat vast: deze ro
man betekent een belangrijke
stap vooruit. We hebben lang ,t-
gezien naar een wezenlijke ver
nieuwing van het protestantse bel.
lettristisch proza.
IK zie hier en daar wel rimpel3
b.j de oudere lezers, maar ben er
zeker van dat dit proza bij de jon
gere generatie zal aanslaan.
P. J. RISSEEUW