SCiPIRI De schat in het woestijn-klooster danót voor Ae jeugd VOCALE STERREN EN TWEE MEISJESKOREN C Roman zonder struisvogelpolitiek DE PRAESTANT ZONDAGSBLAD ZATERDAG 30 APRIL 1960 (Van een onzer redacteuren) "l^LAK na de bevrijding, in mei 1945, gaf een groepje danskunstenaars, dat toen nog geen naam had, een voorstelling voor de kinderen van de Dongeschool in Am sterdam. In de nu komende maand mei bestaat dus het uit dit groepje gegroeide Scapino Jeugdballet onder leiding van Hans Snoek vijftien jaar. Jeugdballet wil niet zeggen dat deze groep bestaat uit jeugdige danseressen en dansers. Het zijn volwassen dan sers die er deel van uitmaken en deze artiesten brengen de danskunst naar de jeugd toe. BIJ EEN DERDE LUSTRUM Dat was en is nu nog. noodza kelijk, want in Nederland moest de balletkunst na de bevrijding van de grond af worden opge bouwd. Er was vijftien jaar gele den niet de minste belangstelling voor. Die belangstelling moest groeien en die groei moest wor den geleid. Men moest eerst leren zien wat goed en wat niet goed Goed. er waren jongeren, die hun krachten wilden geven, die de dans wilden doorworstelen. Maar daar moest nog iets meer bij ko men. De strenge discipline van de balletopleiding en de verantwoor delijkheid van de danser ten op zichte van de door hem geboden kunstvorm, waarin zijn eigen li chaam het instrument is, moeten resulteren ln een zeer bepaalde mentale kunstzin. Er zijn heel wat ballerina's en dansers, die een gro te -technische vaardigheid bezitten maar juist dit mentale peil mis sen en het zelfs nooit zullen be reiken. Het is daarom dat Hans Snoek haar aanknopingspunt bij de jeugd zocht. Die is nog fantasierijk en die kan zichzelf ontwikkelen tot genietend toeschouwer of wellicht later tot het zelf beoefenen van de danskunst. Hans Snoek vindt bij deze Nederlandse jeugd een zeer goede klankbodem. In het Neder landse kind huist veel prille kunst zin. die zich onder, goe de leiding tot veel moois v ,t kan ontwikkelen. Verhalend werk Hjsr Scapino-ballet geeft veel verhalend werk omdat dit de jeugd boeit Aan de ab stracte dans. eigenlijk de hoogste dansvorm, is een jong publiek na tuurlijk nog lang niet toe. Bovendien is de danskunst een expres sievorm die de Jeugd niet dadelijk aan spreekt, in tegenstelling met bijvoorbeeld het tekenen. Slechts door het gedanste verhaal en liefst het sprookje kan het jonge kind in deze wereld worden ingeleid. De fantasie van het kind moet worden ge leid en dan kunnen ook opmerkelijke resultaten worden bereikt. Zo is het scenario van het aardige ballet ,,De Toverfluit" ontstaan als resul taat van een wedstrijd. De naam Scapino stamt uit de Italiaanse commedia dell' arte. waarin Scapino een figuur is. die overeenkomt met onze Nederland se Jan Klaassen. Er bestaat zelfs een nauwe verwantschap tussen onze poppenkast met zijn vaste, steeds terugkerende figuren en de commedia dell' arte. Eigenlijk zijn Jan Klaassen en Scapino de zelfde persoon. Toen het Scapino-ballet tien jaar bestond, achtte Hans Snoek het tijd. te beginnen met dansonder- wijs aan kinderen. De dansklas- sen groeiden uit tot een school en in 1952 konden selectieklassen wor den samengesteld. Het daarop vol gende jaar konden uit deze selec tieklassen beroepsklassen worden gevormd. Er kwamen theoretische vakken bij. men zocht aankno pingspunten bij het bestaande voortgezette onderwijs. Een moei lijkheid was. dat men ener zijds sterk de behoefte gevoelde aan vorming van de algemene ontwikkeling van de dansleerling, maar dat daartegenover het eigenlijke dansonderwijs dusdanig zwaar is, dat voor die ontwikke ling weinig gelegenheid dreigde over te blijven. Taalonderwijs, dusdanig geschiedenis en mu ziekbegrip konden als aller noodzakelijkste vakken in het les programma worden opgenomen en in 1955 kon de Scapino-dansacade- mie de eerste leerlingen als vol waardige krachten afleveren. Enkelen bleven verbonden aan r buitenlandse groepen. Dansacademie :NDELIJK wil Hans Snoek komen tot een dansacademie volledig is gekoppeld aan ulo- Scapino Jeugdballet, heeft haar dansopleiding gehad bij Kurt Jooss. Zij maakte voor de oorlog deel uit van de balletten van de Wag- ner-vereniging en was na de bevrijding als danseres en choreografe verbonden aan de dansgroep „Op Vrije Voeten". In 1945 werd het Scapino Jeugd ballet opgericht, waarover zij tezamen met Abr. van der Vies de artistieke lei ding op zich nam. Na 1948 heeft zij de leiding alleen. Hans Snoek is gehuwd met de televisieregisseur Erik K. de Vries. onderwijs, zoals het Koninklijk Conservatorium voor Muziek in Den Haag heeft kunnen bereiken. Zij hoopt daarmede in september te kunnen beginnen. Maar daar voor is steun nodig van het mi nisterie van onderwijs, kunsten en wetenschappen. De subsidie, die Hans Snoek voor haar ballet ont vangt is tekenend voor de waar de en de plaats die deze groep in neemt: die subsidie kom; van de zijde van onderwijs, niet van het hoofdstuk kunst. Behalve dat de leerlingen voor de Scapino-acade- mie worden geselecteerd, worden zij ook medisch gekeurd. De al gemene sportkeuring is daarvoor niet voldoende: een orthopedist on derzoekt de specifieke geschikt heid voor ballet en veroordeelt sommige leerlingen tot het volgen van een heilgymnastiek-cursus. Aan de dansers van het Scapino- ballet worden bijzondere eisen ge steld. Zo moet de danser hier af stand kunnen doen van de weer klank van het grote publiek. De weerklank die hij van de jeugd ondervindt is een geheel andere. Sedert 1952 is Jan Hebei bal- letmeester van het Scapino-ballet. Hij is leerling van Darja Collin en van Peter Leoneff in Den Haag en later van Olga Preobinskaja in Parijs en hij heeft deel uitge maakt van het Nederlands Ope ra Ballet. Als choreograaf heeft hij belangrijk werk geleverd. Het repertoire van Scapino is niet klassiek te noemen, al wor den de dansen wel in academische stijl gegeven. Wel heeft Hans Snoek belangstelling voor moder ne dansstijl, ook waar deze de academische stijl verlaat. De be langstelling is langzamerhand groeiend. Hians zijn er per jaar gemiddeld 150 voorstellingen en de jubileumvoorstellingen in mei zijn nu reeds geheel besproken. Daartieen gaan 24.000 kinderen! En dat terwijl het te geven jubi leumballet nog niet eens klaar is! Een zeer belangrijk punt in de ontwikkeling van de danskunst acht Hans Snoek het staatsexa men dat als norm en graadme ter grote waarde heeft. De eerste officiële examens zijn in novem ber afgenomen. Het omvat de grondregels, de muziekleer, de passen en de anatomie, uitslui tend de technische kant en niet de artistieke zijde. Er is geen vaste examencommissie, wel heeft het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen een vaste secretaris aangewezen. De belangstelling van jong Nederland voor de balletkunst is groeiend, getuige de toename van het aantal leerlingen op de balletscholen, getuige ook de toenadering van het publiek bij de balletuitvoeringen. rstödt, Toos Waldman, Nico Kemme et betoverde circus in ,J)e Wonderfluit" ntstond als gevolg van een wedstrijd. Op 27 december 1933 kon men in de avondbladen lezen dat het Sinaihandschrift door de Russische handelsdelegatie aan het Brits Museum was overgedragen voor een prijs van twee miljoen shilling. 60.000 pond was door particulieren en kerken bijeen gebracht, de rest betaalde de Britse regering. Hiermee werd nogmaals de aandacht gevestigd op de opzienbarende vondst van het oudste bijbelhandschrift door de grote bijbelgeleerde prof. Constantin von Teschendorf. Otto Schlisske heeft over deze ontdekking een boekje geschreven, dat zich laat lezen als een avonturenroman en dat is uitgegeven door het Boekencentrum in Den Haag. Erfenis van eeuwen Erfenia van eeuwen, door Oruys Voorbergh. Ultf. De Ar beiderspers, Amsterdam, 245 blz. Gelukkig is het prachtige boek van Cruys Voorbergh over de kle derdrachten. dat voor de oorlog ai twee drukken beleefde, opnieuw uitgegeven. Kunt u zich een be tere gids voorstellen, iemand die er zoveel van afweet en door zijn boeiende verteltrant zijn lief de voor het onderwerp overdraagt ook op mensen zoals uw recen sent wie klederdrachten nog nooit hebben geïnteresseerd? Dat laatste ten onrechte, hebben we gemerkt. De oorlog heeft onher stelbare schade aan de tradities en drachten toegebracht: op Wal cheren alleen gingen sinds De artistieke leiding van het Sca pino Jeugdballet bijeen: Hans Snoek tussen de musicus en compo nist Luctor Pome (links) en de balletmeester Jan Rebel (rechts). Wij gaan ruim honderd jaar te rug in de geschiedenis. Het was de tijd van de meest wilde bijbel- critiek. Geleerde mannen sloof den zich uit om te bewijzen, dat het Nieuwe Testament voor het grootste gedeelte een vervalsing van latere datum was, en beslist niet stamde uit de tijd der apos telen. De bekende professor Strauss publiceerde in 1835 een boek. genaamd Het leven van Jezus waarin hij betoogde dat wat ons van Jezus verteld wordt, voornamelijk late legenden zijn. Deze theorieën ontketenden hef tige debatten onder de theologi sche studenten. Onder hen was Constantin von Tischendorf. In hem rijpte het plan om het oud ste bijbelhandschrift te vinden, dat er maar te vinden was en op die manier aan te tonen dat er geen sprake was van een over woekering van legenden uit late re tijd. Het was een geweldig on dernemen. Wie daar in wilde sla gen moest een groot kenner zijn van het Grieks en<de talen van het Christelijke Oosten. Hij moest te vens de oude handschriften kun nen ontcijferen, wat een weten schap op zichzelf is. En ten slot te moest hij het handschrift nog vinden. Tischendorf TESCHENDORF was uitzonderlijk 1 begaafd en voorzien van de ijze ren vlijt en nauwkeurigheid waar door Duitse taalgeleerden zich steeds hebben onderscheiden, zo dat ze met recht mogen zeggen van de taalkunde ..onze weten schap". Reeds op 25-jarige leef tijd werd hij tot professor be noemd. Zijn eerste onderzoek gold de zgn. Codex Ephraemi. Het was een palimpsest, d.w.z. een perkamenten boek w de oorspronkelijke letters afgeschuurd met puimsteen van de Syrische kerkvader Ephra- im. Vaag schemerden door ,,de tweede druk" de Griekse letters heen en men wist ook reeds dat het oorspronkelijk gedeelten van de Bijbel had bevat, maar nie mand had het Grieks nog kun nen lezen. Men hield het voor onmogelijk, doch Tischendorf speelde het klaar. Lettertje voor Vondst van het oudste bijbelhandschrift hij niets kon lezen, gis te welk woord dat er in de leegte kon staan en na twee jaar was hij gereed! Steeds speurde hij verder naar handschriften, en hij vond veel, maar niet wat hij zocht. Hij had het gevoel dat hij naar het Midden-Oosten moest. Daar waren de eerste gemeenten en de eerste kloosters ontstaan. Zou er nog iets van de handschrif ten uit die oudste tijden te vin den zijn? In de 7e eeuw waren de Arabieren over Egypte en Afri ka gestormd en hadden het Chris tendom vrijwel vernietigd. Maar er waren nog resten: in Egypte de Kopten wat eigenlijk Egypte- naren betekent. Tischendorf be sloot naar Egypte te gaan. Van alle kanten kreeg hij steun. Maar wat tegenwoordig een toeristen- reis is. was toen een avontuur. Tischendorf reisde met een schip dat slaven vervoerde, het de Griekse kerk. tocht naar de vervallen kloosters in de Lybische woestijn, waar voor hij een karavaan moest uit rusten, leverde niets ouds op. Tischendorf begreep, dat hij naar het klooster op de berg Sinaï moest, het gerucht ging, dat daar oude handschriften wa- Hij rustte weer een karavaan uit en na een dagenlange tocht door de woestijn en wilde geberg ten brachten Bedouïnen hem naar het klooster dat gelegen was op de heilige berg. Dit kloos ter was oorspronkelijk gebouwd als vesting door de Byzantijnse keizer Justiriianus in het jaar 530, maar later was het bestemd voor klooster. 15 meter hoge muren omringden het. Er was wel een poortje, maar dat ging zelden open. Gewone bezoekers werden op die manier naar binnen. Het was een vreemde wereld, die hij hier aantrof, o.a. bevond zich een moskee binnen de muren, re- Jen waarom de Arabieren het dooster steeds gespaard hadden. Tischendorf was getuige van de godsdienstoefeningen der monni- ten, die uit oeroude dagen stam- ien, de tijd scheen hier stil ge staan te hebben. Hij trof een vol komen verwaarloosde biblotheek aan. die wel oude handschriften bevatte, doch alweer niet wat hij zocht. Totdat hij toevallig snuffelde in een mand met oude perkamenten. Die waren wel oud, ouder dan enig handschrift dat hij onder de ogen had gehad en deze bladen waren bestemd om verbrand te worden als afval! Er was al eens eerder een mand met dergelijke rommel opgeruimd, verklaarde de bibliothecaris. Het manuscript bleek echter slechts een gedeelte van het Oude Tes tament te bevatten, niet het Nieu we. waar hij naar speurde. Zou het nog bestaan? Schaf gevonden ONVERRICHTERZAKE moest Tischendorf vertrekken. Nu trok hij langs de kloosters in Pa lestina, waar hij veel vondsten deed, maar hoe belangrijk ook, ze vervulden zijn verwachting niet. Daarom wilde hij weer naar de Sinaï, want de 43 bladen van VIA NAALD ÉN HAAI dan uit TTITEi: vJ korr het verleden zal behoren. Door de eenwording van Europa zal Nederland sneller en sneller zijn oude karakteristiek inboeten, vreest de schrijver. Vandaar dit boek: inderdaad een dierbare herinnering aan veel. dat ons klei ne land zijn schoonheid verleen de. En wat de waarde nog zeer verhoogt: Voorbergh zag niet al leen de klederdrachten, maar ver telt ook van zijn ontmoetingen met tientallen eenvoudige mannen en vrouwen, en zo krijgt de le zer een verrassende kijk op ons volkskarakter. Het werk is prach tig uitgegeven en rijk geïllus treerd. Het kost maar 12.75 gld.. en ook dat is het vermelden waard. Het tweede nummer van deze jaargang van „De Praestant" (driemaandelijks tijdschrift voor orgelcultuur in de Nederlanden. Abdij Tongerlo bij Antwerpen) geeft een uitzonderlijk belang wekkend artikel van dr. Hans Klotz uit Keulen over „Hoe Bach Interpreteerde". Heel terecht wijst de schrij ver er op hoe b.v. Bach's Pas sionen tegenwoordig vaak on juist worden uitgevoerd door G«en Barbusse maar Camus De opmerkzame lezer zal in ons zondagsblad van vorige week een verschrijving ontdekt hebben In het artikel over de graficus Frans de Haas werd nl Henri Barbusse genoemd als auteur van ,,La PestëDit most natuurlijk Bjn Albert Camus. het grote aantal medewerken den ..Het aantal orkestleden is verdubbeld, vooral de snaren krijgen een omvangrijker bezet ting. De koren zijn aangegroeid tot vijf-, zelfs tienvoudige van vroeger. Daaruit volgen twee grote fouten: a. In verhouding tot het orkest zijn de koren te sterk, b. In verhouding tot de blaasinstrumenten zijn de sna ren te sterk". Ook ten aanzien van de tempi en de nuancerin gen bij Bach zegt dr. Klotz waar devolle dingen. Kamiel d'Hooghe uit Brugge geeft enige indruk ken van de Zweedse orgelwereld en Flor Peeters uit Mechelen schrijft over ..Das Bvxhei mer Orgelbuch". Als bijlage is er het lied „Heer Jezus heeft een hof- ken". getoonzet en van drie va riaties voorzien door Albert de Klerk voor orgel zonder pedaal. Het zijn werkelijk juweeltjes van variatiekunst. TITO SCHIPA heeft zijn af- scheidsconcert gezongen in Volendam. Het was op 31 okto ber 1959; toen beëindigde hij zijn zangersloopbaan. Volendam had hij zelf uitgekozen. Eens bij zijn bezoek aan Nederland had hij natuurlijk ook een uitstapje gemaakt naar Volendam en het plaatsje had hem zo geïmponeerd, dat hij daar zijn laatste concert wilde geven. Tezamen met het Volendams Operakoor, vrouwen en man nen in de Volendamse kleding. Dat koör staat onder de bekwame leiding van Jan Steur. Tito Schipa was toen 70 jaar en had er een diensttijd opzitten van 51 jaar. In 1908 debuteerde hij in Cremona met ..De Parel vissers" van Bizet. Hij heeft wer kelijk tot de allergrootste zangers van de wereld behoord, een man die èn in Europa èn in Amerika triomfen oogstte en die door de grammofoon ook in andere delen van de wereld bekend werd. Zijn eerste plaat werd reeds in 1912 gemaakt. Slechts eenmaal heeft Schipa in Nederland op het ope ratoneel gestaan, maar hij heeft hier tal van concerten gegeven. Wie nu de plaat beluisterd die van zijn laatste concert in Volen dam is gemaakt het is een echte live-recording zal nog ho ren welk een materiaal Schipa heeft. Vanzelfsprekend, van een man van 70 jaar kan men niet meer een soepele vocale jeugdig heid verwachten, maar in de twee Spaanse en twee Napolitaanse lie deren, die hij met kundige piano begeleiding van Frans Beeldsnij der zingt, bemerkt men nog maar al te goed dat hier een zanger staat, die eens de top van de Par nassus heeft beklommen. Men be luistert ook de goede zang van het Volendams Operakoor in ope rakoren van Donizetti en Verdi. alsmede de jonge tenor Bert van Delden in Verdi's ..Rigoletto", Bert van Delden is een talent dat over enige tijd wel meer van zich zal laten horen. Twee leden van het koor, de bariton Albert van Zeist en de bas Piet Guys ..zetten ook hun beste beentje voor" en Schipa's leerlinge Ber- nadette van Gogh, die ik persoon lijk niet zo kan waarderen, zingt Zij debuteerde op 18-jarige leef tijd als Nuri in de opera „Tief- land" van d'Albert, dus als een lyrische sopraan. Tot 1933 zong ze uitsluitend in Scandinavië en daar- na werd ze een der grootste Wagnersopranen in Bayreuth in New York In 1948 heeft ze in ons land de Isolde gezongen in Wag ner's ..Tristan und Isolde". Haar Isolde was van een onvergelijke lijke pracht, vocaal en drama tisch, waarbij meer de nadruk op het trotse karakter van Isolde werd gelegd, dan op haar harts tochtelijkheid. Ook als liederenzangeres was Kirsten Flagstadt. die zich uit het concertleven heeft teruggetrokken, veel naam gemaakt. Dat alle lie deren door haar wel goed ver tolkt konden worden, is natuur- lijk Maar het. ontroerend waren altijd haar ver tolkingen van liederen van Sibe lius en DECCA heeft nu op een klein plaatje vijf Sibelius-liede- ren, gezongen door Kirsten Flag stadt en begeleid door het Lon- dens Symfonie-orkest, o.l.v. Oivin Fjeldstad. vastgelegd. (45-toeren- plaat CEP 605) Twee van die lie deren had Sibelius zelf georkes treerd. nl. ..Höstkvall" (Herfst- Schipa betreft Is dit een plaat die een historische waarde krijgt en die in elke discotheek thuis hoort. (HIS MASTER'S VOICE, 25 cm plaat HDLP 1013). TT" EN ANDER groot talent op Bern. Verboom, de dirigent i an de meisjeskoren .Juliana" en Jubi lateuoarvan CID plaatjes uit bracht. avond) en „Varen flyktar has- tigt" 'De lente gaat snel voor bij). De andere liederen zijn ge orkestreerd door Jalas. Pingoud en Hellman. Deze zeldzaam ex pressieve liederen worden door Kirsten Flagstadt subliem gezon gen en aan deze stem bemerkt men nog niets van ouderdom. Een juweel van een plaatje. TOT SLOT twee plaatjes van Haagse meisjeskoren., die on der leiding staan van Bernard Verboom, de koorleider die in Den Haag, Haarlem, Rotterdam en het Westland zangkoren heeft van zeer goed gehalte. De C.I.D. heeft nu twee nieuwe plaatjes doen uitkomen met zang van de Chr. Haagse meisjeskoren „Julia na" en „Jubilate" en met orgel begeleiding van Feike Asma. Het ene plaatje bevat: „Zingt van des Konings eer" van Sir George (Job) Elvey (in de vorige eeuw organist in Windsor en bekend door tal van anthems en orato ria), „Nu dankt met psalmen" van J. Buthler en „Hebt gij reeds zijn hart gevonden" van Handel (gemaakt op het thema van de ..Harmonious Blacksmith"-varia- ties uit Handel's le band met cla- vecymbelstukken. De zang van dit lied had echt iets sneller kun nen zijn. De muzikale beweging vraagt hierom. JXJARIANNE VAN NOORT- WIJK-COLIJN heeft met haar eerste roman na haar knappe en verrassende novelle „Te vuur en te zwaard" een be lofte ingelost. Haar roman „Spin in de morgen" (uitgave Kok, Kampen) is gestoken in een suggestief getekend omslag waarvan de compositie bijzonder geslaagd is. Hetzelfde mag wor den gezegd van de band. Zowel omslag als band werden verzorgd door P. A. H. van der Harst. De lezer ziet op dit omslag het portret van tante Theresia als een spin in haar web. „In haar jeugd gefustreerd en beknot, ten gevolge van angst en kortzichtig heid van haar omgeving gewron gen in een keurslijf van schijn en uiterlijk fatsoen, wordt zij door haat en verbittering gedreven, belust op de zwakheden van haar medemensen, tot een soort wraak oefening voor hetgeen haar vroe ger werd aangedaan", vermeldt de flap. Het zijn vooral de jongeren in haar omgeving die van haar te lijden hebben. Eerst na haar dood. die gevoeld wordt als een opluchting komt de familie tot de ontdekking wat de oorzaak van haar dodelijke eenzaamheid en tragische ondergang is geweest. Moeilijk breekt het inzicht baan dat zij allen tekort zijn gescho ten in het volbrengen van het gro te gebod. Ieder voelt op zijn wij ze de menselijke onmacht de me demens wezenlijk te benaderen. Dat is zo ongeveer het thema van de roman. Het verhaal begint met de be grafenis en geeft dan. broksgewijs de reacties van dit sterfgeval zo wel bij de „ooms en de tantes" als bij de jongeren, die in een huis van tante Theresia mochten wonen op conditie dat zij, ieder aizonderlijk, haar tweemaal per jaar een bezoek zouden brengen. Het waren juist deze bezoeken die voor de jongelui een kwelling werden, en in de tekening waar van de schrijfster bij stukjes en beetjes de sluier oplicht van het drama van tante Theresia's leven. Keihard verhaal HET komt mij voor, dat de schrijfster juist in de beschrij ving van het leven der jongeren het best is geslaagd. In zeker op zicht is dit boek een keihard ver haal, zoals we dat tegenwoordig wel gewend zijn te lezen, zij 't dan niet gedekt door de naam van een bekende protestantse uit gever. Wat dat betreft zijn onze R.K. auteurs en uitgevers ons reeds lang een slag voor. Ik denk bijvoorbeeld aan de uitgaven van de Uitgeverij De Fontijn te Tito Schipa op zijn afscheidsconcert in Volendam met achter zich het Volendams Operakoor. Het tweede plaatje heeft enkele liederen van R. Williams, nl. ,,His Ressurrection". „For all the Saints" en ..His Life and Minis try", alsmede „His Salvation" van de Engelse organist-compo nist Berthold Tours (18381897), zoon van de vroegere organist van de Laurenskerk te Rotterdam, Bartholomeus Tours. Het zijn al le bijzonder aardige werkjes, goed in het gehoor liggend en eenvoudig. De beide meisjeskoren zingen de liederen uitstekend. Hier is echt een beschaafde en zuivere zang en het is verheugend, dat Bern. Verboom de meisjes tot dit peil heeft gekregen. De orgelbe geleiding van Feike Asma had misschien iets lichter kunnen zijn. Het min of meer romantische ka rakter van de liederen wordt door hem soms wat versterkt. Dat het orgel weieens iets te laat is, kan men niet op rekening van de or ganist schrijven. In de meeste kerken is er te weinig contact tus sen orgel en koor en de opname technici hadden dus in dit opzicht beter moeten zoeken. (45-toeren- plaatjes 75915 en 75914 EP). CORN. BASOSKI hadden hem de overtuigng gegeven, dat dit het oudste handschrift was, dat men uit de Oudheid kenjje. Een tweede tocht leverde niets op. De 86 bladen, die hij al gezien had, waren spoorloos verdwenen. Ook een derde tocht leek vruch teloos te zullen zijn. Tischendorf maakte zich al weer klaar om te vertrekken, toen een jonge mon nik terloops tegen hem zei, dat hij ook een Grieks Oud Testa ment bezat. Tischendorf ver wachtte niets belangrijks meer. toen hij het pak perkamenten bladen uit een rode doek haalde, maar opeens zag hij het: dat wa ren de 86 bladen die hij nog mis te van het Oude Testament. Maar meer: hij hield ook het Nieuwe Testament in handen, en een paar geschriften, die oorspronke lijk met de Bijbel werden uitge- doch na een bepaald syno debesluit niet meer. Hi; had de schat gevonden! Maar hij kon haar nog niet be werken en in druk geven. Een on eindig geharrewar begon, doch ten slotte kregen de monniken van het Sinaï-klooster verlof het handschrift aan de Czaar van Rusland te schenken. Die was toentertijd de 'beschermer van de kerk in het Oosten. In 1862 werd het manuscript in druk uit gegeven. Tischendorf had zijn doel bereikt: hij had de ouder dom en de betrouwbaarheid van de tekst van de Bijbel bewezen. Schlisskes boekje is hoogst inte ressant. De 19e eeuw is ook echt de eeuw van de taalkunde geweest. Enorm veel is er gevonden. Daar past het beeld van de theoloog- taalkundige, die Tischendorf was, in. En met één stap wordt de lezer teruggebracht naar de we reld van de perkamenten hand schriften, waardoor toen 't Woord Gods verbreid werd. Hij proeft iets van de sfeer waarin de kerk in het Oosten leefde omstreeks het jaar 500, een leven dat zij met ongelofelijke moed te. En ten slotte aanvaarden wij dit boekje dankbaar als een her innering aan een innig vroom ge leerde, die bij al zijn eenvoud zer# groot man is geweest, wiens /erdiensten niet vergeten mogen vorden. DR. J. WYTZES NOODSIGNALEN EN HARTSGEHEIMEN Noodsignalen en hartsgehei- nen, door B. Roest Crolllus. Uitgave A. A. M. Stols/J. P. Barth, Den Haag. Ook in deze bundel korte ver halen toont Roest Crollius zich een romancier, die op indringen de 'vijze diepmenselijke proble men naar voren weet te brengen. Problemen uit het dagelijks le ven, van de enkeling, die vereen zaamd is in de massa. Juist om dat aan deze mensen dikwijls mis schien wat gemakkelijk wordt voorbijgegaan brengt Roest Crol lius ze onder de aandacht. En hij doet dat men een grote mensen kennis en liefde voor de in nood verkerende mens. Zijn boeiende en bondige stijl zijn er voorts oorzaak van dat dit boek uitermate levendig is (met name in de betekenis van „uit het leven gegrepen") en het ni veau van een belangrijk literair werk haalt. Utrecht. En aan R.K auteurs ais Breedveld. Rogier van Aerde en Jos Panhuijsen. Reeds in haar novelle „TE VUUR EN TE ZWAARD" bleek dat ook Marianne van Noortwijk- Coïijn niet van zins is zich als schrijfster geweld aan te doen. Zij verhult niets en in haar dialogen schuwt ze de realistische vocabu laire van de jongere generatie zee- bepaald niet. In de tekening van Hesje en Wouter („Laten we trouwen: En je studie dan? Ik zoek een baan tje en we redden het wel") geelt zij een scherpe tekening van het tegenwoordig veel voorkomend stu. dentenhuwelijk. Voor Marian ech ter, die balletstudies volgt, is de verbintenis met de gymnastiekle raar Jan een handicap: een he vige tweestrijd. En dat er na tan te Theresia's tragische leven niets nieuws onder de zon is bewijst de roekeloosheid van Renée, die zich uit reactie met tegenzin weg geeft aan een blaag. Ook hier is de oorzaak te zoeken in de vaak moeilijk te overbruggen afstand tussen ouders en kinderen. Het is de wijze dokteres, die de ouders van Renée over de ontreddering van hun dochter inlicht.„Het is altijd zo moeilijk om bij eigen kinderen de dingen helder t« zien." Geen struisvogelpolitiek AANGEZIEN het niet de taak van de recenuent is het ver- haal na te vertellen (naar mijn opinie geeft bijv. het resumé aan de binnenzijde van de flap teveel van de inhoud prijs) wil Ik lie ver nog volstaan met er op te wijzen, dat het verschijnen van deze roman ons weer eens duide lijk laat zien dat we aan struis vogelpolitiek minder dan ooit be hoefte hebben. De tijd waarin een christelijke roman ook geschikt moest zijn om door kinderen te worden gelezen is voorbij. Ondanks het feit dat de schrijf ster ons geen bitterheid, noch des illusies bespaart, acht ik haar ro man „SPIN IN DE MORGEN" zeker geen uitzichtloos verhaal. Integendeel. Haar roman is een appèl op het christelijk geweten. Er groeit bij sommige van de in dit boek optredende figuren een sterk gevoel van verantwoorde lijkheid voor de ander, in bijbel se zin. Zelfs wordt, naar mijn smaak, de schrijfster aan het slot hier en daar een tikje te bespie gelend en had zij de teugels strak kunnen houden. Ik ben niet tegen een strekkingsroman (welke au teur ontkomt daar aan), maar wie een niveau bereikt heeft als de ze schrijfster dient zich zeifs voor de schijn van opzettelijkheid Ut hoeden. Niettemin heeft Marianne van Noortwijk-Colijn opnieuw bewe zen dat zij op indringende wijze een netelige situatie kan verwoor den en dat zij over de gave be schikt met subtiele middelen een bepaalde sfeer te scheppen. Zij heeft liefde voor de taal en men kan bemerken dat zij hard ge werkt heeft op dit boek. Aan het moeiteloos schrijven (ik bedoel: voor de lezer schijnbaar moeite loos schrijven) is zij nog niet ge heel toe. Maar dit staat vast: deze ro man betekent een belangrijke stap vooruit. We hebben lang ,t- gezien naar een wezenlijke ver nieuwing van het protestantse bel. lettristisch proza. IK zie hier en daar wel rimpel3 b.j de oudere lezers, maar ben er zeker van dat dit proza bij de jon gere generatie zal aanslaan. P. J. RISSEEUW

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 22