DE SCHELPENSCHAT
Sinds 1889 pas twaalf neushoorns
tttt
C
AVONTUUR OP EEN
WOONSCHUIT
ZATERDAG 20 FEBRUARI I960
KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH
ZONDAGSBLAD
VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE Jt
§s ZANDER da merkwaardigste vrienden die ik heb gehad, mag ik wel Hans
Üj van Driel rekenen. Ik kan nu vrijuit over hem praten, want voordat
UI hij stierf heeft hij mij zijn toestemming gegeven.
Hans van Driel was een van de mensen die de dingen altijd verkeerd
§1 aanpakken. Het was of ze twee extra onhandige linkerhanden hebben,-
IH overal zijn ze min of meer overbodig en altijd doen ze bijna alles mis-
f|I lukken. Dat Hans, na duizend brokken ten slotte toch nog kantoorbediende
gï is geworden ofschoon hij in die functie zelfs door de jongste bediende
niet au sérieux werd genomen is eigenlijk niet iets, om je over te ver-
wonderen, wanneer je bedenkt, dat het mensentype „Hans" nooit ergens
voor de volle honderd percent wordt geaccepteerd.
/"'ELUKKIG menselijkerwijs geoor-
L-T deeld was Hans ongetrouwd. Hij
zou anders, door zijn verregaande onhan
digheid en linksheid, het leven van vrouw
en kinderen bijzonder moeilijk hebben ge
maakt. Of misschien had een liefhebben
de vrouw hem de weg kunnen wijzen naar
liet leven en de vele kansen die het soms
biedt. Wie weet? Maar Hans is nu gestor
ven. Velen zullen zich hem alleen her
inneren als de dwaze man, die met zijn
benen niet op de grond kon staan en het
gewillig mikpunt was van de vele plage
rijen, die de grens van het toelaatbare,
zonder enige scrupules overschreden.
IK HAD het voorrecht toen leek het
me allesbehalve een voorrecht chef
te zijn van de afdeling, waar Hans van
Driel op langdurig aandringen van de
predikant van een instelling, die de zorg
op zich neemt van dergelijke onmaat-
schappelijken, te werk was gesteld. Er
was niet veel te beginnen met hem. Je
kon hem hoogstens wat pakjes verzend-
klaar laten maken en je moest dan
nog zelf terdege controleren of de inhoud,
bestemd voor geadresseerde A niet in het
pakje voor B terecht was gekomen.
Neen, veel halen we niet uit hem.
VERDER was Hans van Driel een voor
beeldig man. Hij mopperde niet, sleep
alle potloden gewillig en incasseerde alle
kwetsende opmerkingen met een grijs, die
je eigenlijk ontwapenen moest, tenminste,
zo verging het mij. Na hem een maand of
zo nauwlettend geobserveerd te hebben,
kwam ik tot de conslusie dat er iets met
deze man aan de hand was, dat wij niet
begrepen. Hij moest iets in zich hebben,
iets met zich meedragen, dat in alle op
zichten lijnrecht stond tegenover de nor
men, die onze samenleving nu eenmaal
stelt. Men zou kunnen zeggen, zonder
oneerbeidig te zijn, dat hij niet van de
ze wereld was. Wat er precies met Hans
aan de hand was, zou ik nooit te weten zijn
gekomen, als mij geen op zich zelf onbe
tekenend voorval hulp bood.
Op een dag verscheen Hans niet op kan
toor. Dat was natuurlijk geen onoverko
melijke gebeurtenis en het werk zou waar
schijnlijk zelfs vlotter verlopen, zonder de
onhandige interrupties, die Hans wel te
weeg moest brengen. Want men moest hem
per slot van rekening toch iets in handen
geven? Waarvoor zat hij eigenlijk op kan
toor? Dan kon je hem net zo goed thuis
laten blijven en hem wekelijks of maande
lijks een bedrag doen toekomen. Maar we
zaten nu eenmaal met hem opgescheept en
moesten trachten op de een of andere ma
nier wat „rendement" voor ons kantoor uit
nem te zien te krijgen.
A/TISSCHIEN was het alleen met mij zo
gesteld, maar de afwezigheid van Hans
van Driel maakte mij nerveus. Het was,
alsof ik iets miste. In mijn gesprekken met
collega's en klanten kwam dit tot uiting.
Ik was korzelig en kortaf. Ik zat op hete
kolen. Ik kreeg het benauwd. Dwaasheid,
dacht ik, dat komt van het gesloten r-_
venster", riep
Maar het
„Open dat
hielp niet. Er was iets mis met mij. En
nu besef ik eensklaps, dat het ook
met al de anderen in mijn
afdeling. Er viel een inkt
pot om. de typiste moest
een brief wel driemaal
overtikken, de jongste be
diende liet postzegels slin
geren, terwijl hij anders
hypersecuur was. Neen,
de hele afdeling miste
ja, laten we het ronduit
bekennen, de hele afde
ling miste de sul, de
nietsnut, de sufferd Hans
van Driel. Een man, die
niets kon, die alles uit zijn
handen liet vallen en toch, en toch was er
iets, had hij iets. dat ons allen aan hem ver
bond. Wij zaten vol gemene plagerijen,
maar diep in ons hart o noem het over
dreven, noem het sentimenteel diep in
ons hart mochten we hem bijzonder graag
en konden we niet buiten hem. Hij was
het, die onze problemen weglachte, weg-
grijnsde voor mijn part. Door zijn houding
van ootmoed en gedweeheid misschien,
neen, ja dit was het, door zijn volslagen
gebrek aan haat, aan kwaadheid. Neen, er
was niets op hem aan te merken, wat de
keerzijde van het menselijk karakter be
trof: honderd procent eerlijk, gèen wraak
gevoelens, altijd klaar om op zijn ma
nier anderen te helpen en nooit ge
krenkt of verontwaardigd als deze hulp bot
weg werd geweigerd.
diep in de binnenstad,
straat met sombere, eentonige huizen, met
dode ramen, dode huizen. Nergens kinde
ren. alleen hier en daar een kat. En een
man of vrouw, die wezenloos de straat in-
staarde. Er was alleen een lang rechthoe
kig stukje hemel, verder niets, zelfs geen
kamerplanten voor de ramen dan alleen
een halfvergane cactus. Begrijpelijk, dat
Hans er niets van terechtbracht, dacht ik,
als hij in deze dode straat woont, was
er ook niets, dat hem kon inspireren. En
mistroostig belde ik aan op het i
waar hij geacht werd te i
Door
HENNY TURPIJN
Een oud vrouwtje deed open. Toen ik
vroeg naar Hans van Driel merkte ik aan
haar verbaasde blik, dat sinds mensen
heugenis bezoek voor Hans van Driel zo
iets betekende als een blikseminslag bij
zomerzon zonder wolken, of als een vries-
nacht in augustus. Maar uiteindelijk kon
ik uit het gestamel van het mensje opma
ken, dat ergens boven op een nog wel te
bewonen zolderkamertje Hans van Driel
woonde of tenminste zijn leven doorbracht,
als hij niet op kantoor was. Want ik kon
het me niet voorstellen dat hij nog behoef
te zou hebben zo mensenschuw als hij
was aan een wandeling of aan een
avondje uit.
steile en weinig solide trap l_
paar minuten uiterst behoedzaam
vreren, stond ik dan voor de deur van
Hans van Driel, de meestermislukkeling, de
schlemiel pur sang. Ik klopte aan en kreeg
zoals ik al verwachtte, geen antwoord. Aan
gezien ik misschien op dat
ogenblik in angst zat om
Hans van Driel, opende
ik de deur en stapte de
kamer binnen. Tot mijn
verwondering verschilde
de kamer weinig van de
doorsneekamer in dit land.
Voor zo'n zoldervertrek
was het bovendien nog
behoorlijk ook. Als je het
schuine aflopende plafond
wegdacht, kon je je in
een gewone huiskamer
wanen. Niet overdadig ge-
toch met smaak. In de
hoek een klein dessoir met een radio,
aan het vierkante luik een tafeltje met een
lampje en links van mij het bed.
het bed lag Hans van Driel. Hij
meublileerd.
TA
J sliep, dacht ik. Ik bleef even staan. Wat
lag hij daar eigenlijk als een groot kind
tussen de witte lakens. Maar het scheen,
dat hij mijn aanwezigheid voelde, want hij
opende de ogen. Toen hij mij zag, glimlach
te hij. Hij toonde geen teken van verba
zing. Langzaam kwam hij het bed uit en
gaf mij een hand. Gek, dat in deze ka
mer geen ogenblik de gedachte in mij op
kwam, dat ik tegenover Hans van Driel
stond, tegenover Hans de domme, zoals we
hem noemden. Neen, het was sterker, in
deze kamer was hij de baas, was hij de
meerdere. Ik kan het niet verklaren waar
om, maar zonder enig verzet aanvaardde
ik dit feit. Hij nodigde mij uit om te zit
ten aan het tafeltje bij het luik. Ik nam
zwijgend plaats. Het luik bood uitzicht op
een stuk blauw van de hemel. En het
scheen mij een ander stuk blauw te zijn,
zuiverder, helderder, puurder. Het maakte
deze kamer tot een fris, tot een vredig
oord, een oase in deze woestijn van dode
steen en grauwe mensen.
IK WEET waarvoor u komt, begon Hans
van Driel, u kwam kijken of ik ziek
was. Neen, ik ben niet ziek. Ik kan het
niet precies uitleggen, maar ik moest van
daag wel thuisblijven. Er was iets dat ge
daan moest worden en dat niet langer kon
wachten.
Ik zweeg. Ik wist niet wat ik moest zeg
gen en tipte zonder noodzaak de schaarse
as van mijn sigaret. Hans glimlachte en
fiing verder: Ach, het is misschien niet be-
angrijk in uw ogen. Het is een verzame
ling schelpen, die ik moest rangschikken.
Ik voelde, dat ik ze klaar moest maken,
omdat het binnenkort gebeuren moet. Daar
om dat ik me zo gehaast heb. Ik heb
nachten doorgewerkt.
Ik begreep het niet Dat moest Hans ge
merkt hebben, want hij ging mij voor naar
het dressoir en trok een lade uit. Ik kon
mijn ogen haast niet geloven. Het waren
schelpen. Maar wat voor schelpen, de mooi
ste, de kleurigste, de schitterendste die ik
ooit had gezien. Helblauw met zachtrood,
of diepgeel met een nuance groen. Het
was niet te beschrijven. Neen zulke schel
pen bestaan niet, dacht ik en ik nam er
enkele van in mijn handen. Ze waren echt.
Het waren schelpen.
TTANS VAN DRIEL keek mij aan en
scheen plezier te hebben in mijn ver
bazing. In de andere laden van het dres
soir lagen ook schelpen, even prachtig,
even oogverblindend als in de eerste la.
Ik moest ze rangschikken, zei Hans, soort
bij soort en kleur bij kleur. Ik heb er ne
genduizend. Negenduizend schelpen, her
haalde hij.
niets
as ge
weest. Na nog even gepraat te hebben
het gesprek vlotte niet erg nam ik af
scheid. Hans bracht mij tot de voordeur en
knikte mij toe, toen ik wegreed, weg uit
de dode straat, uit de dode huizen. Maar
als een magnifiek paleis was daarboven
een zolderkamer, met een verzameling
schelpen, schelpen die de rijkdom verte
genwoordigden van een leven, dat niets an
ders had. De toevlucht van een man, die
overal geschopt en- geslagen werd. Schel
pen. Ik lachte, maar meer om mijn tra
nen te verbergen. Schelpen. En ik begreep
het niet, neen, ik begreep er niet veel van.
TAE VOLGENDE DAG kwam Hans zoals
gewoonlijk op kantoor alsof er niets
gebeurd was. Ik zei niemand iets van mijn
bezoek aan Hans, niet omdat ik me er
voor geneerde, maar omdat ik dit te mooi
vond om door anderen bezoedeld te wor
den. Ik moest dit zo houden, een geheim,
een kostbaar geheim tussen Hans en mij.
En Hans scheen het te begrijpen. Hij rep
te er ook met geen woord over. Dikwijls
kwam ik nog bij Hans. Mijn bezoeken
duurden nooit lang. Maar het waren altijd
de mooiste momenten, die ik ooit gekend
heb. Hans liet mij dan zijn schelpen zien
en gaandeweg herkende ik er zelfs vele
van. We waren gelukkig, ja, dit was het
woord. Misschien gelukkiger dan het kind
of de man die zich buigt over zijn elek
trische trein of dan de filatelist die met
loep en pincet als het ware de kartelran
den van zijn postzegels afzoekt, als kon hij
daar ieder ogenblik schatten vinden. Neen,
wat er ook gebeuren mag, deze schel
pen zijn voor mij van grote betekenis ge
weest en de herinnering eraan, zal mij al
tijd de kracht geven om te letten op de
dingen van het leven, die ons geluk kun
nen brengen, al lijken ze op het eerste
gezicht zonder enige waarde.
MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN
1. Vandaag beginnen wij een nieuw
p laatjesverhaal. Jullie kunnen daarin
kennismaken met de kater MURR en zijn
vrolijke vrienden, die niet allemaal even
goed hun best hebben gedaan op school.
„Hier heerst een vredige rust, Murr, de
zon zingt en de vogels schijnen," zegt
Zwijntje, „waar hebben we ons vliegtuig
ook weer gelaten?" „We hebben het on
der water vastgebonden," antwoordt Ste
kel. de egel. Murr doet een ontdekking:
„Kijk, jongens daar ligt een bootje. Als
we dat lenen, dan vinden we ons vlieg
tuig snel terug. We zullen een eind weg-
roeien en naar alle kanten uitkijken.
Dan vinden we het vast wel! Daarna zul
len we de boot weer netjes terugbrengen.
Snel aan boord, Zwijntje, anders krijg
je natte voeten en dan heb je 't altijd
nogal slecht naar je zin."
2. Zwijntje, als steeds heel erg bang
van water, aarzelt. „Vooruit nou, Zwijn
tje," roepen de anderen. „Maarmaar
ik kan niet zo goed springen," roept het
varken angstig, i;Murr, roei toch eens een
beetje dichterbij", roept nu Stekel, die
op het randje van de roeiboot is gaan
staan om Zwijntje te helpen. „Dat kan
niet, Stekel, ik heb jou toch vast", zegt
de kater.
De egel trekt aan Zwijntje, maar die
durft niet te springen. Stekel, die niets
om natte voeten geeft, gaat nu weer te
rug naar de wal. Hij stapt in het water
en dat is helemaal niet zo diep. Alleen
Stekel's schoenen worden een klein beetje
nat.
3. „Kom maar, Zwijntje, dan zal ik je
wel in de boot helpen. Geef me een hand,
dan gaan we samen. Je ziet toch wel, hoe
ondiep het hier isIk heb niet eens
natte voeten." Zwijntje laat zich om
praten. Hij waagt de stap enhij
valt kopje-onder in het waterHet
arme varken spettert en spat om zich te
redden. Kater Murr helpt hem in het
bootje. „Daar begrijp ik niets van," zegt
Stekel, „dat het hief vlak naast zo diep
is. Kijk eens, mijn voeten zijn nog steeds
droog." Maar wat is dat? Stekel komt nu
zelfs nog een eindje omhoog op het wa
ter. Wat is er gebeurd? Hij heeft op de
rug van een schildpad gestaan
Druilerig viel de regen
neer.
Met de handen in de
broekzakken en zijn kraag
hoog opgetrokken, slenter
de Peter door één van de
nauwe straten, die nat lag
te glanzen in het licht van
de etalages.
Peter verveelde zich en
Peter was boosecht
boos, omdat Herman zijn
vriendje niet op de afge
sproken tijd was versche-
Wel een
tevergeefs
wachten,
iur lang had hij
op hem zitten
geen straat
hem helemaal niet schelen
of het regende of niet.
Soms kon hij een hele mid
dag zoek brengen met het
bekijken van de etalages en
kon hij genieten van al het
mooie wat daarin allemaal
lag uitgestald, maar nu
nee hoor, het interesseerde ben. Tjonge
hem niks. Wat konden hem mooiste liedjes draaien.
altijd weer op zoek
DOOR naar lekkere hapjes.
Peter trok nog eei
MEEUW VAN zijn kraag. Huu.h
toch wel koud om zo stil
ROTTERDAM te staan. Er stond hier ook
veel meer wind, dan ginds
in de straat, 't Was maar
beter om weer verder te
strekte de hond z'n hals en gaan, misschien was er
voor de gesloten deur bleef verderop wat meer te be-
hij snuffelend staan. Een leven. Hij ging nu dicht
ogenblik later trippelde hij langs de waterkant om de
weer verder. sieepooit-n, .u ,e - erd
Die zal 't ook wel slecht lagen, beter te kunnen zien.
ja3ir. £n. zin hebben, be- Machtige dingen waren dat.
dacht Peter. Wat verder de -t Moest toch wel heerlijk
begon een draai- zjjni om daar eens een flin-
te maken.
Daarbinnen in de kleine
wel iets wat Pe- ruimte speelde een radio.
Zo dikwijls had hij hier
ONZE BRIEVENBUS
Kleef en Jan Ke
Herman gekomen. o nee. orgel een vrolijk deuntje te tocht
Kwaad was hij toen naar spelen,
buiten gestapt en het kon Dat i
ter graag hoorde,
maakte hem opeens
wat vrolijker. Zachtjes
riede hij mee en bij het
Hallo neven en nichten,
't Was verleden week niet zo'n gemakkelijke puzzel, je weet wel, die
puzzel met dat gezicht van allemaal cijfers. Je moest de cijfers optellen en
als je dat goed had gedaan kwam er het getal 81 tevoorschijn. Nu heel wat
neven en nichten hadden de juiste oplossing, maar cr waren er ook heel wat,
die niet goed opgelost waren. De hoofdprijs gaat in ieder geval deze week
naar Conja Meijers. Gefeliciteerd hoor.
De troostprijzen zijn voor A n i
Kleef en Pieter v. d. Parel.
Ria de Jonge schreef vo
rige week een brief. Schrijf
je weer als je letter aan de
beurt is? Een heel mooie ^js jume het te_
kaart stuurde Jaap v. d.
Jagt me toe. Hartelijk be- genov er gestelde
dankt Bertje v. d. Kruk woord neemt van
lï.ïïLÏÏ!Wer woord da,
voor me. Prachtig Bertje. 0p de rol- staat,
7e» vormen de beSin-
letters een naam
genoten van de vele sche
pen die voorbijvoeren. Bij-
blee'hii wetêKtT viild?»"85 de
genieten,
ding zou hij best
zich zelf willen heb-
de
Verderop sloeg hij een zij
straat in. Het was overal
druk met winkelende men-
wat zag dat beest andere schepen.
Langzaam liep hij verder,
totdat hij bij het oude
stadspoortie kwam, dat op
de kade, dicht langs de ri
vier was gebouwd.
Op het grijze watervlak
voeren schepen af en aan.
Een sleepboot waarschuw
de met zijn zware stem de moeder.
Achter hem klonken op
eens vlugge voetstappen.
„Hé Peter!" werd er ge
roepen. Verwonderd keek
hij om. Het was Herman
die kwam aanhollen. Peters
gezicht veranderde nu toch
wel een beetje.
„Ik ben nog bij je thuis
geweest", begon Herman
haastig. „Maar je was al
hele poos weg zei je
Fijn
Met
rug tegen de
niemand zich poort geleund, bleef Peter
■neer mee bemoeide.
Even bleef hij stilstaan
i het dier na te kijken.
slagerswinkel fladderende
kijken. Boven het
geluid van de motoren
klonk het gekrijs van de
ZELDZAME VERWACHTINGEN IN DIERENTUINEN
1 Een baby van ongeveer 50 pond!'t Lijkt
baast een drnkfont. Toch wordt een zo lood
zware kleuter verwacht in Rotterdam. Wan
neer u dit leest, staat de kleine misschien al
stevig op de beentjes naast moeder Sonny.
'Die mag er ook zijn met haar 1.500 kilo. Son
ny is de Afrikaanse zwarte neushoornkoe van
Diergaarde Blljdorp. Lang, heel lang, heeft zij
de mens in spanning gehouden. Haar kind zal
eerstgeborene in Nederland zijn en de der
tiende ter wereld sedert het bestaan van die
rentuinen.
De geschiedenis van de viervoetige „tanks" ln
diergaarden is nog betrekkelijk jong. Men schreef
1889 en in Calcutta voor het eerst een neus
hoorn (een Sumatraanse) werd geboren. In Eu
ropa kwamen zowel te Bazel als in Frankfort am
Main in de Jaren 1956 en 1959 een pantserneus
hoorn en een zwarte- of puntlipneushoorn ter we
reld. Die van Blijdorp wordt dus als vijfde „Eu
ropeaan" ingeschreven.
Er zijn nog vijf soorten geweldenaren op aar
de. Afrika heeft er twee: de witte- of breedlip-
neuahoorn (ongeveer 2.000 dieren) en de zwar
te, waarvan de sterkte op circa 10.000 wordt ge
schat. Een kleine 400 Indische pantserneushoorns
leven in de reservaten van Nepal, Bengalen «n
Assam. De Javaanse pantserneushoorn, vroeger
talrijk in grote gebieden van de archipel, op Ma-
lakka, in India en Birma, is uitgeroeid op het
handjevol na dat leeft in het reservaat Oed-
joeng Koeion, het schiereiland aan de zuidwest
punt van Java. Men spreekt van dertig exem
plaren, maar daar zijn we niet zo zeker meer
van. De kleinere Sumatraanse neushoorn is even
eens vrijwel van de aardbodem verdwenen.
De Aziaten staan er dus het slechtste voor.
Niemand anders dan de mens is schuldig aan de
verdwijning van het machtige en toch gemoedelij
ke dier. Kwakzalverij, bijgeloof en grof winst
bejag zijn hoofdoorzaken. Vooral Chinezen gelo
ven dat lichaamsdelen en organen van de „ba-
dak" helpen tegen allerlei kwalen.
Niet zelden heeft alleen de hoorn zijn gewicht
voor meer dan het dubbele aan puur goud opge
bracht (in 1925 noteerde men al 2.000,-) en daar
zat een enorme winst aan, want een snufje van de
tot poeder gemalen hoorn kostte soms wel dui
zend gulden! Ook zijn talloze rhinocerossen ge
dood om van hun hoorns bekers te kunnen ma
ken. Deze zouden de eigenschap hébben, de aan
wezigheid van gif in de inhoud te verraden door
de drank aan het schuimen te brengen.
Neushoorns blijken overal gelijke en vaste leef
regels te hebben. Alle soorten zijn verzot op ba
den: nu eens in helder water, dan in modder,
waardoor zij zich voorzien van een beschermende
laag tegen bremzen, teken en agas. De dieren
verschillen in uiterlijk. Van de twee hoorns op de
witte Afrikaander is de voorste gewoonlijk een
meter lang. Hij heeft platte, brede lippen want
hij graast. De zwarte daarentegen draagt twee
korte hoorns en heeft een vingervormig uitsteek
sel aan de lip, waarmee hij bladeren en twijgen
plukt.
In feite zijn de dieren wit noch zwart, maai
grauwgrijs. Zij hebben de aanduiding te danken
aan de kleur van de modder, die in dë leefge
bieden (Oeganda, Congo, Soedan en Zoeloeland)
verschillend is. Buiten de reservaten worden bel
de soorten vervolgd door de inheemse bevolking,
die steeds meer weiden vrijmaakt voor haar vee.
De laatste jaren zijn in Afrika meer dan 1.200
puntlippers gedood.
Het is niet alleen vanwege de vernitigings-
drang van de mens, dat de geboorte van een
neushoomtje een zo belangwekkende gebeurte
nis is. Een grote rol daarbij speelt ook het feit,
dat deze voorwereldlijke dieren zich uiterst
langzaam voortplanten. Voor zwarte rhinoceros
sen is de draagtijd zestien maanden; de Ja
vaanse eenhoornige „badak" kan slechts eens
in de vijf jaar gezinsuitbreiding verwachten.
En voor de dieren „in gevangenschap" spreekt
de „burgerlijke stand" met maar twaalf
„aangiften" uit de gehele wereld sedert 1889,
wel heel duidelijke taal.
Peter keek zijn vriendje
van opzij aan.
,,'k Heb wel een uur op
je gewacht, maar toen je
niet kwam, ben ik wfgge-
„Nou ben je kwaad ze
ker hè?" vroeg Herman
voorzichtig.
„Een beetje wel," ant
woordde Peter knorrig.
,,'k Heb me erg verveeld".
„Ik kon er echt niks aan
doen," kwam Herman di
rect om het weer goed te
maken. „Heus niet.. On
ze hond was er stilletjes
vandoor gegaan en toen
moest ik hem gaan opzoe
ken."
„Ohknikte Peter
meteen begrijpend. „En
heb 'ie 'em gevonden?"
„Nou wat dacht je
Maar het duurde wel erg
lang hoor. 'k Heb telkens
erg hard moeten roepen.
Eindelijk heb ik 'em gevon
den in het pakhuis van
Geertsen, weet je wel. De
deur was op slot gevallen
en ze hadden niet gemerkt,
dat Blekky er nog in zat
Hij had een poes nageze
ten, want toen ik binnen
kwam, zat dat beest boven
op een stapel kartonnen do
zen. Ze zat doodsbang naar
beneden te kijken, naar
Blekky".
Peter knikte. Zijn boze
bui was nu toch weer een
beetje gezakt.
Al pratend waren ze bij
een smalle zijhaven geko
men. Het was er stil en
verlaten. Hier en daar la
gen wat oude schuiten te
wachten om gesloopt te wor
den.
(Volgende weck verder)
nieuwelinge,
smaakten de moorkoppen?
Nee Lili Kamp, ik ken
dat versje niet. Maar ik
vind het wel erg leuk.
Ellie Kamp fijn dat je nu
weer schreef en Theo ook.
Hoe gaat het met jullie op
school? Marga de Koo-
ter moet 8 maart verkeers-
examen doen. Veel succes
Marga, hoor ik gauw
de goede afloop"
dat de garage naar je zin
is Martien Kamerling.
Heel mooi vind ik jouw
postpapier Rla Keiler.
Schrijf je weer als je let
ter aan de beurt is? Wil-
ma Kalkman schreef over
de mooie kamer, die zij
samen met Paula deelt.
Mieke Kool zit in de eerste
klas van de MULO-school.
Hoe vind je algebra en
meetkunde Mieke? Fijn?
Ik vroeger niet hoor.
Dus jij moet nog flink oefe
nen met het „vlooienspel"
Jan Kraak, dan krijg je ze
ook nog wel in de pot.
Joke van Leeuwen is elf
jaar en heeft al 30 medail
les van de wandelsportver-
eniging. Anja van Leeu
wen is ook al lid van de
vereniging. Ria v, d. Le
lie speelt vaak met haar
pop als liet regent buiten
en ook met de poes. Ad
cn Leo van Leeuwen schre
ven samen. Is het een
mooie kar die pappie heeft
gemaakt? Arjan de
jueeuw van Ween en woont
op het gemeentehuis. Zou
de verbouwing nog lang du
ren? Arjan van Loon is
een nieuweling. Tineke
Luyk heeft een gezellige
verjaardag achter de rug.
Deuk zijn die metalen boe
kenplanken hè? Ellie de
Lorm maakte het volgende
gedichtje:
Karei met zijn krullend
Slaat de cijfers door elkaar
Uit cijfers bestaat zijn hele
Dan is Kareis kopje klaar.
Hoe heet je nichtje Ellie de
Lorm? Elsje v. d. Melde
heeft pas een hond gekre
gen, een boxer, die Winston
heet. Ik ken ook een boxer,
die Churchill heet. Is dat
van een plantje
dat je maar heel
weinig ziet. Op
lossingen inzen
den voor clinsdag
23 februari a.s.
niet leuk? Die twee namen
samen vormen de naam
van de Engelse staatsman
Winston Churchill. Hoe
is 't nu met je Hans Mos?
Jouw oplossing was niet
goed Adrle v. d. Merwe.
Volgende keer beter.
Nelly Naayen is dinsdag
jarig geweest. Was het ge
zellig? Hebben jullie al
veel geld opgehaald voor
de actie Jozina Naayen?
Heieen Naaborgh schreef
een brief met veel onder
brekingen. Toch gezellig.
Schrijf je me eens wat je
moeder hebt gegeven?
Rietje Nnyt schreef ook
een leuke brief. Fijn dat
Johan nu naar huis komt,
heb je hem al gezien?
Klement Notenboom had ge
lijk, 81 punten was de juis
te oplossing. Die overgroot
vader van jullie kan voor
uit met zijn sigaren zeg.
Is de foto al klaar?
Nelly Neuteboom is een
nieuwelinge. Schrijf je vol
gende keer eens wat meer
bijzonderheden Nelly?
Arie v. d. Nadort is lid van
een gymnastiekclub. Heb
ben jullie ook wel eens een
uitvoering? Teuntje en
Neeltje den Otter schreven
beiden over het nieuwe
broertje. Hij heeft een
mooie naam zeg. Wat leuk
dat jullie al met hem mo
gen gaan rijden af en toe.
Hennie Oltvoort is al
eens mee geweest met haar
vriendin naar de padvinde
rij. Misschien word je er
ook wel lid van Hennie. 't
Is er leuk hoor, dat weet
ik wel. Marianneke v. d.
Poort, de oplossing was
niet helemaal goed. Jij had
de man keurig gekleurd
Pieter. Jacqueline Pruim
beeft drie ochtenden in de
week 's morgens om kwart
over acht Frans. Dat had
ik vroeger precies eender
Jacqueline. Margriet
Rietveld leert zwemmen,
samen met haar zusje Ria.
Vraag eens of zij ook
schrijft. Karin de Roo
maakte een mooie tekening
voor me. Ik vond ze wel
mooi hoor Karin. Lcnle
Roodenburg heeft pas een
mooi boek gekregen.
Alle v. d. Padt zit in de
eerste klas van de MULO.
Jouw oplossing was goed
hoor. Jannie Roos is ook
al een nieuwelinge. Harte
lijk welkom. Jan Roos
zijn moeder is weer beter.
Gelukkig maar Jan. Dit
waren dan de brieven met
de letters IR. Dit keer
niet zo heel erg veel, zoals
jullie ziet. Maar dan heb
ik ook een gemakkelijke
week deze keer, moet je
maar denken. Volgende
week reken ik toch weer
op een hele stapel brieven
hoor. Jullie weet natuurlijk
dat dan de letters Seind
van het alfabet aan de
beurt zijn. Schrijven jullie
naam, adres en leeftijd in
je brieven? Afgesproken.
Nu jongens en meisjes tot
de volgende week maar
weer, hartelijke groeten al
lemaal van