DE SCHELPENSCHAT Sinds 1889 pas twaalf neushoorns tttt C AVONTUUR OP EEN WOONSCHUIT ZATERDAG 20 FEBRUARI I960 KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH ZONDAGSBLAD VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE Jt §s ZANDER da merkwaardigste vrienden die ik heb gehad, mag ik wel Hans Üj van Driel rekenen. Ik kan nu vrijuit over hem praten, want voordat UI hij stierf heeft hij mij zijn toestemming gegeven. Hans van Driel was een van de mensen die de dingen altijd verkeerd §1 aanpakken. Het was of ze twee extra onhandige linkerhanden hebben,- IH overal zijn ze min of meer overbodig en altijd doen ze bijna alles mis- f|I lukken. Dat Hans, na duizend brokken ten slotte toch nog kantoorbediende gï is geworden ofschoon hij in die functie zelfs door de jongste bediende niet au sérieux werd genomen is eigenlijk niet iets, om je over te ver- wonderen, wanneer je bedenkt, dat het mensentype „Hans" nooit ergens voor de volle honderd percent wordt geaccepteerd. /"'ELUKKIG menselijkerwijs geoor- L-T deeld was Hans ongetrouwd. Hij zou anders, door zijn verregaande onhan digheid en linksheid, het leven van vrouw en kinderen bijzonder moeilijk hebben ge maakt. Of misschien had een liefhebben de vrouw hem de weg kunnen wijzen naar liet leven en de vele kansen die het soms biedt. Wie weet? Maar Hans is nu gestor ven. Velen zullen zich hem alleen her inneren als de dwaze man, die met zijn benen niet op de grond kon staan en het gewillig mikpunt was van de vele plage rijen, die de grens van het toelaatbare, zonder enige scrupules overschreden. IK HAD het voorrecht toen leek het me allesbehalve een voorrecht chef te zijn van de afdeling, waar Hans van Driel op langdurig aandringen van de predikant van een instelling, die de zorg op zich neemt van dergelijke onmaat- schappelijken, te werk was gesteld. Er was niet veel te beginnen met hem. Je kon hem hoogstens wat pakjes verzend- klaar laten maken en je moest dan nog zelf terdege controleren of de inhoud, bestemd voor geadresseerde A niet in het pakje voor B terecht was gekomen. Neen, veel halen we niet uit hem. VERDER was Hans van Driel een voor beeldig man. Hij mopperde niet, sleep alle potloden gewillig en incasseerde alle kwetsende opmerkingen met een grijs, die je eigenlijk ontwapenen moest, tenminste, zo verging het mij. Na hem een maand of zo nauwlettend geobserveerd te hebben, kwam ik tot de conslusie dat er iets met deze man aan de hand was, dat wij niet begrepen. Hij moest iets in zich hebben, iets met zich meedragen, dat in alle op zichten lijnrecht stond tegenover de nor men, die onze samenleving nu eenmaal stelt. Men zou kunnen zeggen, zonder oneerbeidig te zijn, dat hij niet van de ze wereld was. Wat er precies met Hans aan de hand was, zou ik nooit te weten zijn gekomen, als mij geen op zich zelf onbe tekenend voorval hulp bood. Op een dag verscheen Hans niet op kan toor. Dat was natuurlijk geen onoverko melijke gebeurtenis en het werk zou waar schijnlijk zelfs vlotter verlopen, zonder de onhandige interrupties, die Hans wel te weeg moest brengen. Want men moest hem per slot van rekening toch iets in handen geven? Waarvoor zat hij eigenlijk op kan toor? Dan kon je hem net zo goed thuis laten blijven en hem wekelijks of maande lijks een bedrag doen toekomen. Maar we zaten nu eenmaal met hem opgescheept en moesten trachten op de een of andere ma nier wat „rendement" voor ons kantoor uit nem te zien te krijgen. A/TISSCHIEN was het alleen met mij zo gesteld, maar de afwezigheid van Hans van Driel maakte mij nerveus. Het was, alsof ik iets miste. In mijn gesprekken met collega's en klanten kwam dit tot uiting. Ik was korzelig en kortaf. Ik zat op hete kolen. Ik kreeg het benauwd. Dwaasheid, dacht ik, dat komt van het gesloten r-_ venster", riep Maar het „Open dat hielp niet. Er was iets mis met mij. En nu besef ik eensklaps, dat het ook met al de anderen in mijn afdeling. Er viel een inkt pot om. de typiste moest een brief wel driemaal overtikken, de jongste be diende liet postzegels slin geren, terwijl hij anders hypersecuur was. Neen, de hele afdeling miste ja, laten we het ronduit bekennen, de hele afde ling miste de sul, de nietsnut, de sufferd Hans van Driel. Een man, die niets kon, die alles uit zijn handen liet vallen en toch, en toch was er iets, had hij iets. dat ons allen aan hem ver bond. Wij zaten vol gemene plagerijen, maar diep in ons hart o noem het over dreven, noem het sentimenteel diep in ons hart mochten we hem bijzonder graag en konden we niet buiten hem. Hij was het, die onze problemen weglachte, weg- grijnsde voor mijn part. Door zijn houding van ootmoed en gedweeheid misschien, neen, ja dit was het, door zijn volslagen gebrek aan haat, aan kwaadheid. Neen, er was niets op hem aan te merken, wat de keerzijde van het menselijk karakter be trof: honderd procent eerlijk, gèen wraak gevoelens, altijd klaar om op zijn ma nier anderen te helpen en nooit ge krenkt of verontwaardigd als deze hulp bot weg werd geweigerd. diep in de binnenstad, straat met sombere, eentonige huizen, met dode ramen, dode huizen. Nergens kinde ren. alleen hier en daar een kat. En een man of vrouw, die wezenloos de straat in- staarde. Er was alleen een lang rechthoe kig stukje hemel, verder niets, zelfs geen kamerplanten voor de ramen dan alleen een halfvergane cactus. Begrijpelijk, dat Hans er niets van terechtbracht, dacht ik, als hij in deze dode straat woont, was er ook niets, dat hem kon inspireren. En mistroostig belde ik aan op het i waar hij geacht werd te i Door HENNY TURPIJN Een oud vrouwtje deed open. Toen ik vroeg naar Hans van Driel merkte ik aan haar verbaasde blik, dat sinds mensen heugenis bezoek voor Hans van Driel zo iets betekende als een blikseminslag bij zomerzon zonder wolken, of als een vries- nacht in augustus. Maar uiteindelijk kon ik uit het gestamel van het mensje opma ken, dat ergens boven op een nog wel te bewonen zolderkamertje Hans van Driel woonde of tenminste zijn leven doorbracht, als hij niet op kantoor was. Want ik kon het me niet voorstellen dat hij nog behoef te zou hebben zo mensenschuw als hij was aan een wandeling of aan een avondje uit. steile en weinig solide trap l_ paar minuten uiterst behoedzaam vreren, stond ik dan voor de deur van Hans van Driel, de meestermislukkeling, de schlemiel pur sang. Ik klopte aan en kreeg zoals ik al verwachtte, geen antwoord. Aan gezien ik misschien op dat ogenblik in angst zat om Hans van Driel, opende ik de deur en stapte de kamer binnen. Tot mijn verwondering verschilde de kamer weinig van de doorsneekamer in dit land. Voor zo'n zoldervertrek was het bovendien nog behoorlijk ook. Als je het schuine aflopende plafond wegdacht, kon je je in een gewone huiskamer wanen. Niet overdadig ge- toch met smaak. In de hoek een klein dessoir met een radio, aan het vierkante luik een tafeltje met een lampje en links van mij het bed. het bed lag Hans van Driel. Hij meublileerd. TA J sliep, dacht ik. Ik bleef even staan. Wat lag hij daar eigenlijk als een groot kind tussen de witte lakens. Maar het scheen, dat hij mijn aanwezigheid voelde, want hij opende de ogen. Toen hij mij zag, glimlach te hij. Hij toonde geen teken van verba zing. Langzaam kwam hij het bed uit en gaf mij een hand. Gek, dat in deze ka mer geen ogenblik de gedachte in mij op kwam, dat ik tegenover Hans van Driel stond, tegenover Hans de domme, zoals we hem noemden. Neen, het was sterker, in deze kamer was hij de baas, was hij de meerdere. Ik kan het niet verklaren waar om, maar zonder enig verzet aanvaardde ik dit feit. Hij nodigde mij uit om te zit ten aan het tafeltje bij het luik. Ik nam zwijgend plaats. Het luik bood uitzicht op een stuk blauw van de hemel. En het scheen mij een ander stuk blauw te zijn, zuiverder, helderder, puurder. Het maakte deze kamer tot een fris, tot een vredig oord, een oase in deze woestijn van dode steen en grauwe mensen. IK WEET waarvoor u komt, begon Hans van Driel, u kwam kijken of ik ziek was. Neen, ik ben niet ziek. Ik kan het niet precies uitleggen, maar ik moest van daag wel thuisblijven. Er was iets dat ge daan moest worden en dat niet langer kon wachten. Ik zweeg. Ik wist niet wat ik moest zeg gen en tipte zonder noodzaak de schaarse as van mijn sigaret. Hans glimlachte en fiing verder: Ach, het is misschien niet be- angrijk in uw ogen. Het is een verzame ling schelpen, die ik moest rangschikken. Ik voelde, dat ik ze klaar moest maken, omdat het binnenkort gebeuren moet. Daar om dat ik me zo gehaast heb. Ik heb nachten doorgewerkt. Ik begreep het niet Dat moest Hans ge merkt hebben, want hij ging mij voor naar het dressoir en trok een lade uit. Ik kon mijn ogen haast niet geloven. Het waren schelpen. Maar wat voor schelpen, de mooi ste, de kleurigste, de schitterendste die ik ooit had gezien. Helblauw met zachtrood, of diepgeel met een nuance groen. Het was niet te beschrijven. Neen zulke schel pen bestaan niet, dacht ik en ik nam er enkele van in mijn handen. Ze waren echt. Het waren schelpen. TTANS VAN DRIEL keek mij aan en scheen plezier te hebben in mijn ver bazing. In de andere laden van het dres soir lagen ook schelpen, even prachtig, even oogverblindend als in de eerste la. Ik moest ze rangschikken, zei Hans, soort bij soort en kleur bij kleur. Ik heb er ne genduizend. Negenduizend schelpen, her haalde hij. niets as ge weest. Na nog even gepraat te hebben het gesprek vlotte niet erg nam ik af scheid. Hans bracht mij tot de voordeur en knikte mij toe, toen ik wegreed, weg uit de dode straat, uit de dode huizen. Maar als een magnifiek paleis was daarboven een zolderkamer, met een verzameling schelpen, schelpen die de rijkdom verte genwoordigden van een leven, dat niets an ders had. De toevlucht van een man, die overal geschopt en- geslagen werd. Schel pen. Ik lachte, maar meer om mijn tra nen te verbergen. Schelpen. En ik begreep het niet, neen, ik begreep er niet veel van. TAE VOLGENDE DAG kwam Hans zoals gewoonlijk op kantoor alsof er niets gebeurd was. Ik zei niemand iets van mijn bezoek aan Hans, niet omdat ik me er voor geneerde, maar omdat ik dit te mooi vond om door anderen bezoedeld te wor den. Ik moest dit zo houden, een geheim, een kostbaar geheim tussen Hans en mij. En Hans scheen het te begrijpen. Hij rep te er ook met geen woord over. Dikwijls kwam ik nog bij Hans. Mijn bezoeken duurden nooit lang. Maar het waren altijd de mooiste momenten, die ik ooit gekend heb. Hans liet mij dan zijn schelpen zien en gaandeweg herkende ik er zelfs vele van. We waren gelukkig, ja, dit was het woord. Misschien gelukkiger dan het kind of de man die zich buigt over zijn elek trische trein of dan de filatelist die met loep en pincet als het ware de kartelran den van zijn postzegels afzoekt, als kon hij daar ieder ogenblik schatten vinden. Neen, wat er ook gebeuren mag, deze schel pen zijn voor mij van grote betekenis ge weest en de herinnering eraan, zal mij al tijd de kracht geven om te letten op de dingen van het leven, die ons geluk kun nen brengen, al lijken ze op het eerste gezicht zonder enige waarde. MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN 1. Vandaag beginnen wij een nieuw p laatjesverhaal. Jullie kunnen daarin kennismaken met de kater MURR en zijn vrolijke vrienden, die niet allemaal even goed hun best hebben gedaan op school. „Hier heerst een vredige rust, Murr, de zon zingt en de vogels schijnen," zegt Zwijntje, „waar hebben we ons vliegtuig ook weer gelaten?" „We hebben het on der water vastgebonden," antwoordt Ste kel. de egel. Murr doet een ontdekking: „Kijk, jongens daar ligt een bootje. Als we dat lenen, dan vinden we ons vlieg tuig snel terug. We zullen een eind weg- roeien en naar alle kanten uitkijken. Dan vinden we het vast wel! Daarna zul len we de boot weer netjes terugbrengen. Snel aan boord, Zwijntje, anders krijg je natte voeten en dan heb je 't altijd nogal slecht naar je zin." 2. Zwijntje, als steeds heel erg bang van water, aarzelt. „Vooruit nou, Zwijn tje," roepen de anderen. „Maarmaar ik kan niet zo goed springen," roept het varken angstig, i;Murr, roei toch eens een beetje dichterbij", roept nu Stekel, die op het randje van de roeiboot is gaan staan om Zwijntje te helpen. „Dat kan niet, Stekel, ik heb jou toch vast", zegt de kater. De egel trekt aan Zwijntje, maar die durft niet te springen. Stekel, die niets om natte voeten geeft, gaat nu weer te rug naar de wal. Hij stapt in het water en dat is helemaal niet zo diep. Alleen Stekel's schoenen worden een klein beetje nat. 3. „Kom maar, Zwijntje, dan zal ik je wel in de boot helpen. Geef me een hand, dan gaan we samen. Je ziet toch wel, hoe ondiep het hier isIk heb niet eens natte voeten." Zwijntje laat zich om praten. Hij waagt de stap enhij valt kopje-onder in het waterHet arme varken spettert en spat om zich te redden. Kater Murr helpt hem in het bootje. „Daar begrijp ik niets van," zegt Stekel, „dat het hief vlak naast zo diep is. Kijk eens, mijn voeten zijn nog steeds droog." Maar wat is dat? Stekel komt nu zelfs nog een eindje omhoog op het wa ter. Wat is er gebeurd? Hij heeft op de rug van een schildpad gestaan Druilerig viel de regen neer. Met de handen in de broekzakken en zijn kraag hoog opgetrokken, slenter de Peter door één van de nauwe straten, die nat lag te glanzen in het licht van de etalages. Peter verveelde zich en Peter was boosecht boos, omdat Herman zijn vriendje niet op de afge sproken tijd was versche- Wel een tevergeefs wachten, iur lang had hij op hem zitten geen straat hem helemaal niet schelen of het regende of niet. Soms kon hij een hele mid dag zoek brengen met het bekijken van de etalages en kon hij genieten van al het mooie wat daarin allemaal lag uitgestald, maar nu nee hoor, het interesseerde ben. Tjonge hem niks. Wat konden hem mooiste liedjes draaien. altijd weer op zoek DOOR naar lekkere hapjes. Peter trok nog eei MEEUW VAN zijn kraag. Huu.h toch wel koud om zo stil ROTTERDAM te staan. Er stond hier ook veel meer wind, dan ginds in de straat, 't Was maar beter om weer verder te strekte de hond z'n hals en gaan, misschien was er voor de gesloten deur bleef verderop wat meer te be- hij snuffelend staan. Een leven. Hij ging nu dicht ogenblik later trippelde hij langs de waterkant om de weer verder. sieepooit-n, .u ,e - erd Die zal 't ook wel slecht lagen, beter te kunnen zien. ja3ir. £n. zin hebben, be- Machtige dingen waren dat. dacht Peter. Wat verder de -t Moest toch wel heerlijk begon een draai- zjjni om daar eens een flin- te maken. Daarbinnen in de kleine wel iets wat Pe- ruimte speelde een radio. Zo dikwijls had hij hier ONZE BRIEVENBUS Kleef en Jan Ke Herman gekomen. o nee. orgel een vrolijk deuntje te tocht Kwaad was hij toen naar spelen, buiten gestapt en het kon Dat i ter graag hoorde, maakte hem opeens wat vrolijker. Zachtjes riede hij mee en bij het Hallo neven en nichten, 't Was verleden week niet zo'n gemakkelijke puzzel, je weet wel, die puzzel met dat gezicht van allemaal cijfers. Je moest de cijfers optellen en als je dat goed had gedaan kwam er het getal 81 tevoorschijn. Nu heel wat neven en nichten hadden de juiste oplossing, maar cr waren er ook heel wat, die niet goed opgelost waren. De hoofdprijs gaat in ieder geval deze week naar Conja Meijers. Gefeliciteerd hoor. De troostprijzen zijn voor A n i Kleef en Pieter v. d. Parel. Ria de Jonge schreef vo rige week een brief. Schrijf je weer als je letter aan de beurt is? Een heel mooie ^js jume het te_ kaart stuurde Jaap v. d. Jagt me toe. Hartelijk be- genov er gestelde dankt Bertje v. d. Kruk woord neemt van lï.ïïLÏÏ!Wer woord da, voor me. Prachtig Bertje. 0p de rol- staat, 7e» vormen de beSin- letters een naam genoten van de vele sche pen die voorbijvoeren. Bij- blee'hii wetêKtT viild?»"85 de genieten, ding zou hij best zich zelf willen heb- de Verderop sloeg hij een zij straat in. Het was overal druk met winkelende men- wat zag dat beest andere schepen. Langzaam liep hij verder, totdat hij bij het oude stadspoortie kwam, dat op de kade, dicht langs de ri vier was gebouwd. Op het grijze watervlak voeren schepen af en aan. Een sleepboot waarschuw de met zijn zware stem de moeder. Achter hem klonken op eens vlugge voetstappen. „Hé Peter!" werd er ge roepen. Verwonderd keek hij om. Het was Herman die kwam aanhollen. Peters gezicht veranderde nu toch wel een beetje. „Ik ben nog bij je thuis geweest", begon Herman haastig. „Maar je was al hele poos weg zei je Fijn Met rug tegen de niemand zich poort geleund, bleef Peter ■neer mee bemoeide. Even bleef hij stilstaan i het dier na te kijken. slagerswinkel fladderende kijken. Boven het geluid van de motoren klonk het gekrijs van de ZELDZAME VERWACHTINGEN IN DIERENTUINEN 1 Een baby van ongeveer 50 pond!'t Lijkt baast een drnkfont. Toch wordt een zo lood zware kleuter verwacht in Rotterdam. Wan neer u dit leest, staat de kleine misschien al stevig op de beentjes naast moeder Sonny. 'Die mag er ook zijn met haar 1.500 kilo. Son ny is de Afrikaanse zwarte neushoornkoe van Diergaarde Blljdorp. Lang, heel lang, heeft zij de mens in spanning gehouden. Haar kind zal eerstgeborene in Nederland zijn en de der tiende ter wereld sedert het bestaan van die rentuinen. De geschiedenis van de viervoetige „tanks" ln diergaarden is nog betrekkelijk jong. Men schreef 1889 en in Calcutta voor het eerst een neus hoorn (een Sumatraanse) werd geboren. In Eu ropa kwamen zowel te Bazel als in Frankfort am Main in de Jaren 1956 en 1959 een pantserneus hoorn en een zwarte- of puntlipneushoorn ter we reld. Die van Blijdorp wordt dus als vijfde „Eu ropeaan" ingeschreven. Er zijn nog vijf soorten geweldenaren op aar de. Afrika heeft er twee: de witte- of breedlip- neuahoorn (ongeveer 2.000 dieren) en de zwar te, waarvan de sterkte op circa 10.000 wordt ge schat. Een kleine 400 Indische pantserneushoorns leven in de reservaten van Nepal, Bengalen «n Assam. De Javaanse pantserneushoorn, vroeger talrijk in grote gebieden van de archipel, op Ma- lakka, in India en Birma, is uitgeroeid op het handjevol na dat leeft in het reservaat Oed- joeng Koeion, het schiereiland aan de zuidwest punt van Java. Men spreekt van dertig exem plaren, maar daar zijn we niet zo zeker meer van. De kleinere Sumatraanse neushoorn is even eens vrijwel van de aardbodem verdwenen. De Aziaten staan er dus het slechtste voor. Niemand anders dan de mens is schuldig aan de verdwijning van het machtige en toch gemoedelij ke dier. Kwakzalverij, bijgeloof en grof winst bejag zijn hoofdoorzaken. Vooral Chinezen gelo ven dat lichaamsdelen en organen van de „ba- dak" helpen tegen allerlei kwalen. Niet zelden heeft alleen de hoorn zijn gewicht voor meer dan het dubbele aan puur goud opge bracht (in 1925 noteerde men al 2.000,-) en daar zat een enorme winst aan, want een snufje van de tot poeder gemalen hoorn kostte soms wel dui zend gulden! Ook zijn talloze rhinocerossen ge dood om van hun hoorns bekers te kunnen ma ken. Deze zouden de eigenschap hébben, de aan wezigheid van gif in de inhoud te verraden door de drank aan het schuimen te brengen. Neushoorns blijken overal gelijke en vaste leef regels te hebben. Alle soorten zijn verzot op ba den: nu eens in helder water, dan in modder, waardoor zij zich voorzien van een beschermende laag tegen bremzen, teken en agas. De dieren verschillen in uiterlijk. Van de twee hoorns op de witte Afrikaander is de voorste gewoonlijk een meter lang. Hij heeft platte, brede lippen want hij graast. De zwarte daarentegen draagt twee korte hoorns en heeft een vingervormig uitsteek sel aan de lip, waarmee hij bladeren en twijgen plukt. In feite zijn de dieren wit noch zwart, maai grauwgrijs. Zij hebben de aanduiding te danken aan de kleur van de modder, die in dë leefge bieden (Oeganda, Congo, Soedan en Zoeloeland) verschillend is. Buiten de reservaten worden bel de soorten vervolgd door de inheemse bevolking, die steeds meer weiden vrijmaakt voor haar vee. De laatste jaren zijn in Afrika meer dan 1.200 puntlippers gedood. Het is niet alleen vanwege de vernitigings- drang van de mens, dat de geboorte van een neushoomtje een zo belangwekkende gebeurte nis is. Een grote rol daarbij speelt ook het feit, dat deze voorwereldlijke dieren zich uiterst langzaam voortplanten. Voor zwarte rhinoceros sen is de draagtijd zestien maanden; de Ja vaanse eenhoornige „badak" kan slechts eens in de vijf jaar gezinsuitbreiding verwachten. En voor de dieren „in gevangenschap" spreekt de „burgerlijke stand" met maar twaalf „aangiften" uit de gehele wereld sedert 1889, wel heel duidelijke taal. Peter keek zijn vriendje van opzij aan. ,,'k Heb wel een uur op je gewacht, maar toen je niet kwam, ben ik wfgge- „Nou ben je kwaad ze ker hè?" vroeg Herman voorzichtig. „Een beetje wel," ant woordde Peter knorrig. ,,'k Heb me erg verveeld". „Ik kon er echt niks aan doen," kwam Herman di rect om het weer goed te maken. „Heus niet.. On ze hond was er stilletjes vandoor gegaan en toen moest ik hem gaan opzoe ken." „Ohknikte Peter meteen begrijpend. „En heb 'ie 'em gevonden?" „Nou wat dacht je Maar het duurde wel erg lang hoor. 'k Heb telkens erg hard moeten roepen. Eindelijk heb ik 'em gevon den in het pakhuis van Geertsen, weet je wel. De deur was op slot gevallen en ze hadden niet gemerkt, dat Blekky er nog in zat Hij had een poes nageze ten, want toen ik binnen kwam, zat dat beest boven op een stapel kartonnen do zen. Ze zat doodsbang naar beneden te kijken, naar Blekky". Peter knikte. Zijn boze bui was nu toch weer een beetje gezakt. Al pratend waren ze bij een smalle zijhaven geko men. Het was er stil en verlaten. Hier en daar la gen wat oude schuiten te wachten om gesloopt te wor den. (Volgende weck verder) nieuwelinge, smaakten de moorkoppen? Nee Lili Kamp, ik ken dat versje niet. Maar ik vind het wel erg leuk. Ellie Kamp fijn dat je nu weer schreef en Theo ook. Hoe gaat het met jullie op school? Marga de Koo- ter moet 8 maart verkeers- examen doen. Veel succes Marga, hoor ik gauw de goede afloop" dat de garage naar je zin is Martien Kamerling. Heel mooi vind ik jouw postpapier Rla Keiler. Schrijf je weer als je let ter aan de beurt is? Wil- ma Kalkman schreef over de mooie kamer, die zij samen met Paula deelt. Mieke Kool zit in de eerste klas van de MULO-school. Hoe vind je algebra en meetkunde Mieke? Fijn? Ik vroeger niet hoor. Dus jij moet nog flink oefe nen met het „vlooienspel" Jan Kraak, dan krijg je ze ook nog wel in de pot. Joke van Leeuwen is elf jaar en heeft al 30 medail les van de wandelsportver- eniging. Anja van Leeu wen is ook al lid van de vereniging. Ria v, d. Le lie speelt vaak met haar pop als liet regent buiten en ook met de poes. Ad cn Leo van Leeuwen schre ven samen. Is het een mooie kar die pappie heeft gemaakt? Arjan de jueeuw van Ween en woont op het gemeentehuis. Zou de verbouwing nog lang du ren? Arjan van Loon is een nieuweling. Tineke Luyk heeft een gezellige verjaardag achter de rug. Deuk zijn die metalen boe kenplanken hè? Ellie de Lorm maakte het volgende gedichtje: Karei met zijn krullend Slaat de cijfers door elkaar Uit cijfers bestaat zijn hele Dan is Kareis kopje klaar. Hoe heet je nichtje Ellie de Lorm? Elsje v. d. Melde heeft pas een hond gekre gen, een boxer, die Winston heet. Ik ken ook een boxer, die Churchill heet. Is dat van een plantje dat je maar heel weinig ziet. Op lossingen inzen den voor clinsdag 23 februari a.s. niet leuk? Die twee namen samen vormen de naam van de Engelse staatsman Winston Churchill. Hoe is 't nu met je Hans Mos? Jouw oplossing was niet goed Adrle v. d. Merwe. Volgende keer beter. Nelly Naayen is dinsdag jarig geweest. Was het ge zellig? Hebben jullie al veel geld opgehaald voor de actie Jozina Naayen? Heieen Naaborgh schreef een brief met veel onder brekingen. Toch gezellig. Schrijf je me eens wat je moeder hebt gegeven? Rietje Nnyt schreef ook een leuke brief. Fijn dat Johan nu naar huis komt, heb je hem al gezien? Klement Notenboom had ge lijk, 81 punten was de juis te oplossing. Die overgroot vader van jullie kan voor uit met zijn sigaren zeg. Is de foto al klaar? Nelly Neuteboom is een nieuwelinge. Schrijf je vol gende keer eens wat meer bijzonderheden Nelly? Arie v. d. Nadort is lid van een gymnastiekclub. Heb ben jullie ook wel eens een uitvoering? Teuntje en Neeltje den Otter schreven beiden over het nieuwe broertje. Hij heeft een mooie naam zeg. Wat leuk dat jullie al met hem mo gen gaan rijden af en toe. Hennie Oltvoort is al eens mee geweest met haar vriendin naar de padvinde rij. Misschien word je er ook wel lid van Hennie. 't Is er leuk hoor, dat weet ik wel. Marianneke v. d. Poort, de oplossing was niet helemaal goed. Jij had de man keurig gekleurd Pieter. Jacqueline Pruim beeft drie ochtenden in de week 's morgens om kwart over acht Frans. Dat had ik vroeger precies eender Jacqueline. Margriet Rietveld leert zwemmen, samen met haar zusje Ria. Vraag eens of zij ook schrijft. Karin de Roo maakte een mooie tekening voor me. Ik vond ze wel mooi hoor Karin. Lcnle Roodenburg heeft pas een mooi boek gekregen. Alle v. d. Padt zit in de eerste klas van de MULO. Jouw oplossing was goed hoor. Jannie Roos is ook al een nieuwelinge. Harte lijk welkom. Jan Roos zijn moeder is weer beter. Gelukkig maar Jan. Dit waren dan de brieven met de letters IR. Dit keer niet zo heel erg veel, zoals jullie ziet. Maar dan heb ik ook een gemakkelijke week deze keer, moet je maar denken. Volgende week reken ik toch weer op een hele stapel brieven hoor. Jullie weet natuurlijk dat dan de letters Seind van het alfabet aan de beurt zijn. Schrijven jullie naam, adres en leeftijd in je brieven? Afgesproken. Nu jongens en meisjes tot de volgende week maar weer, hartelijke groeten al lemaal van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 18