MENSEN IN TWEE WERELDEN Ik heb het niet geweten1 VLUCHTELINGENKINDEREN KERSTBIJLAGE 1959 s NIEMAND KAN OOIT ZEGGEN: de kaarsen van de tot het plafond rei kende kerstboom op het podium brandden. Naast de boom stond een jonge vrouw, op wie de ogen van de honderden mannen en vrouwen in de zaal waren gericht. Het was een gewone vrouw, uiterlijk ge lijk aan miljoenen vrouwen in de gehele wereld. En de mensen, tot wie zij sprak, waren gewone mensen, gewone mannen en vrou wen, zoals er miljoenen in de wereld zijn. Mannen en vrouwen met van zorg gete kende gezichten, mensen, aan wier hart het leed en het verdriet hebben geknaagd, zoals dat bij miljoenen mensen, blank en bruin, het geval is. Enig De jonge vrouw vertelde de geschiedenis, die enig is op de hele wereld. De geschiedenis van het Kind in de kribbe. Het Kind, dat op aarde is gekomen voor alle mensen, die de wereld bevolken. Niet alleen voor de rijken en niet alleen voor de armen, maar voor beiden. Voor de mensen in de zaal en voor de men sen daarbuiten. De mensen in de zaal hoorden van herders, die eerst van grote zorgen waren vervuld zorgen om het dagelijks brood, zoals miljoenen mensen in de wereld die hebben maar over wie een grote, ongekende blijdschap kwam, nadat zij het Kind in de stal hadden opgezocht en aanschouwd. De volgende dag stond in de kranten een ver slag over het verloop van de bijeenkomst in de zaal en het eindigde:.het Kerstevangelie werd ver teld door een evangeliste Van die boodschap zingen zij en zingen hun orgel», j Die boodschap laten zij drukken, zwart op wit. en t Jij stoppen haar in de brievenbussen en duwen haar Ie haastige voorbijganger in de hand. Zij organiseren samenkomsten en geven daaraan j {rote bekendheid. Niemand aal ooit kunnen zeggen: ..Ik heb het niet j Duizenden mannen en vrouwen, een onafzienbare lange rij. een niet te tellen schare, geven hun tijd, J geven hun leven, voor het Kind in de kribbe. Het Kind En zij doen alles wat het Kind wil dat zij doen. Dat Kind spreekt van liefde en van naaste, van hulpvaardigheid. Zij dienen het Kind in het dienen van de naaste, in het lijden met anderen, in het hel- wn van mensen in nood. Het Kind, Dat de mens einigt van de zonden. Zij vertellen wat zonden zijn, en ze vertellen het jit eigen leven. Want ze weten, dat ze niet beter zijn dan anderen. Het Kind heeft ze de weg gewe zen, en gezegd, dat die weg moeilijk zal zijn, en zwaar, dat veel strijd moet worden gevoerd, strijd met zichzelf, strijd tegen de verkeerde dingen in het leven. Het Kind heeft hun verteld van Genade en van Verlossing. Overal gebrek op deze plaat schriji Evangeliste Evangeliste houdt verband met Evangelie. Een evangeliste is een vrouw, die het Evangelie uit- De jonge vrouw in de zaal was een evangeliste. Zij droeg het Evangelie uit. Zoals er over de gehele wereld vrouwen en man nen zijn. gewone mannen en vrouwen, die zich uiter lijk in niets van andere mensen onderscheiden, en er op uit trekken om anderen te vertellen van het Kind in de kribbe. Zij kennen het verdriet en het leed. de voorspoed en de tegenslag, de dood maar zij kennen ook het Leven, en daarin onderscheiden zij zich van hen. die het niet verder hebben gebracht dan tot de kennis van de dood. In uiterlijk gelijk, innerlijk anders. Evangelisatie (Evangelie, evangelist, evangeli satie) is zo oud als de mensheid. De eeuwen door zijn er gewone mannen en gewone vrou wen door de straten en door de stegen gegaan, door de wijken van de rijken en de buurten van de armen, om van het Evangelie te ver- Aan dames in bontjassen en heren in dure auto's en aan vrouwen in lompen en mannen op afgetrapte schoenen. Niemand kan ooit zeggen: ,,Ik heb het niet ge-: weten". De arme niet. De rijke niet. De hoofdarbeider niet. De handarbeider niet. De verstandige niet. De domme niet. uit. Ook nacht schap van het Kind naar alle hoeken van de stad, naar alle einden van de wereld. Niemand zal poit kunnen zeggen: ,,Dt heb het niet - Wel: ik ben aan de boodschap voorbijgegaan. Ik - heb gedacht: wat kan een Kind mij hebben te zeg- - gen. Wel: ik had het zo druk met mezelf, dat ik geen tijd had om te luisteren. Wel: ik dacht, later zal ik mij er eens mee gaan bezighouden. Wel: ik - dacht, wat is er in mijn doen en laten voor verkeerds? - De gejaagde en gehaaste meng ontmoet in zijn leven de evangelist. De brenger van de boodschap. De boodschap voor iedereen. i De boodschap, die zegt: tot de bedroefden: breng al uw leed bij Mij, 1 tot de zwakken: Ik zal u sterk maken tot de armen: in Mij zult gij rijk worden H tot de rijken: verzamelt u geen aardse schatten, j tot allen: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Le- 1 Geen Eigen taal Zij zijn aangesproken In hun. eigen) taal. Op straat en aan de deur van hun woning. Zij kunnen luis teren op hoeken van straten, in tenten, haastig neer gezet, zo maar op een stuk grond ergens in de stad, in restaurants en in café's. De evangelisten dringen door tot in alles. Omdat zij vol zijn van die ene boodschap, die eens hun hart heeft beroerd en die zij nu willen doorgeven aan ieder mens. Naar hun opdracht. Er is geen boodschap, ooit richt, die met zoveel liefde wordt gebracht, als de boodschap van het Kind. Er is ook nooit een belangrijker boodschap ge- bracht aan de wereld. Er is ook geen boodschap ooit geweest, die de brenger er van zoveel hoon en zoveel spot heeft be- zorgd, als de brenger van de boodschap van het c Kind. j Doch in weerwil van alles gaan zij voort. 5 Zij vertellen en zij zingen. Zij blijven wijzen op die Ene, Die de dood heeft -x overwonnen. Die alles nieuw maakt, de Enige, bij Wie de mens dat kan vinden wat hij nodig heeft. In weerwil van spot en hoon, gaan zij door. -c Opgewekt en blij. Geen mens zal ooit kunnen zeggen: ik heb het niet V geweten. -£ ZIJ kijken u aan: vluchtelingen kinderen. Kinderen die als ieder kind, waar ter wereld ook, behoef te hebben aan liefde, aan be grip, aan een echt gezinsleven, aan een huis, waarin sfeer heerst, doch die gedwongen worden hun jeugd te slijten in bouwvallige kampen en achter prikkeldraad, onvoldoende gevoed en slecht gekleed. Hun we reld is het houten barakkenkamp, waarvan het dak soms lekt en In het altijd donker is. Gedurende het Wereldvluchtelingenjaar wil de Wereldraad van Kerken een groots plan tot werkelijkheid brengen, een plan, dat moet slagen ei slagen als wij onze plicht verstaan Deze kinderen kijken ons aan, en in hun ogen leeft de hoop, dat he beroep, dat om hunnentwille op wordt gedaan, spontaan en wordt beantwoord. Veel hulp is no dig. Hier ....Daar TTIJ gebruikte de vrijheid als oorkussen. Elk jaar liet hij AA tenminste vijftig preken over z'n hoofd heen gaan, doch slechts zelden werd hij door een thema getroffen. Meestal zat hij alleen met z'n lichaam in de kerk, want z'n geest had hij voor andere zaken gereserveerd. En als hij 's avonds, voor hij zich ter ruste begaf, zijn gebed opdreunde, of 's middags aan tafel het ,,Onze Vader" bad, klommen de woorden tegen een versteend hart op, gleden er weer in gesloten coconnetjes af en waren niet in staat hem van z'n geestelijke apathie te verlossen. De vrijheid van het woord hij kende haar inhoud niet. De vrijheid van vergadering hij waardeerde haar niet. De vrijheid van angst hij besefte haar niet. De vrijheid van honger hij zag haar niet als een zegen. Het materialisme was als een afgod in zijn gezin, zijn werkkring en zijn vrije tijd binnengedrongen. Hij bezat, maar hij wilde meer. Hij had perspec tieven, maar nooit genoeg. Hij wist, dat het hem niet slecht ging, maar hij was jaloers en vaak vervuld van een giftige haat. Z'n leven, dat vrij was en dat hij volgens eigen inzichten kon inrichten, was in elk opzicht een vanzelfsprekende zaak geworden. Z'n kinderen waren gezond, maar waar waren ze dat niet? Z'n boterham was goed belegd, maar had hij daar geen recht op? Hy smaakte de voordelen van een rechtvaardige samenleving, maar was er niet dankbaar voor. Hij kon kiezen tussen kerken, partijen en kranten, maar had op alles en iedereen kritiek. SLACHTOFFER Hij was, kort gezegd, de personificatie van de vormendienst, die een tijd van toenemend materialisme begeleidt een slachtoffer van de welvaart, die dikwijls met vervlakking en ontevredenheid gepaard gaat. Toen droomde hij, een boze, een verschrikkelijke droom. Z'n kind stierf, een meisje van vijf jaar, z'n oogappel, z'n alles. Radeloos stond hij naast de kleine kist en keek naar het bleke gezichtje, dat hij voortaan alleen nog maar in z'n gedachten zou zien. Plotseling besefte hij, dat leven en gezondheid slechts broze begrippen zijn. Hij zag zichzelf in het centrum van heel zijn vermaterialiseerde wereld staan, met alles, wat voor het leven na dit leven van geen enkele waarde is. Geslagen boog hij het hoofd en r alle schone momenten, die hij, toen z'n jongste nog leefde, HIJ was een kleine, Chinese boer, in armoede en in ge tenheid opgevoed. Hij bezat slechts een halve bunder 5 grond, veertig jaar geleden van z'n vader geërfd en sindsdien trouw door hem en z'n vrouw bewerkt. Na een misoogst had hij steun bij het bamboe kruis gezocht, dat boven de plaats hing, waar eens het beeld van de huisgod had gestaan. Want hij was christen geworden, ondanks het handje rijst, waarvan hij vaak leven moest, ondanks het hoongelach van z'n buren, g Een jongensgezicht die niets meer van hem weten wilden. draad. Duizenden kii r altijd verleden zouden zijn. „STORM" De conjunctuur sloeg om, zo maar Ineens, alle optimistische voorspel lingen van economen ten spyt. Hij raakte z'n baan kwyt, z'n goed belegde boterham, z'n auto, z'n uitjes, z'n aanzien, kortom: alles, wat hem voor de wereld zo geslaagd had gemaakt. Hij was een zenuwinstorting nab(j en toen hij er overheen kwam, wist hy, wat hy al niet zou waarderen, als slechts een deel van z'n oude bestaan terug mocht komen. Er brak oorlog uit, ook zo maar plotseling, en na een bange tijd van verjaging en verstrooiing vond hij zichzelf terug als een speelbal van de bezetter, die alle vrijheden, welke hij als zo vanzelfsprekend had aanvaard, met voeten trad. Hij kon niet meer zeggen wat hij wilde, hij mocht niet meer vergaderen, hij werd elke dag weer verteerd door angst. In de kaleidoscoop van z'n herinnering ging steeds weer het leven van vroeger voorbij. Hoe hunkerde hij nu naar een vrije krant, naar het vrije woord, naar een vrije vergadering. BIDDEN De voorganger kwam nu niet meer. want hy was gedood: vermoord door t SA.' /- het regime, dat het christendom niet duldde. En met hem waren vele Bgp-5' anderen gegaan, ook mensen uit de naaste omgeving. Wanneer was het -U zijn beurt? Wanneer zouden de voetstappen der soldaten in zijn nietige huisje klinken? Hij verwachtte hen elke dag en plotseling was het zover. Men kwam hem halen en toen hij, ruw bij dc arm gevat, over het smalle paadje werd -;t weggeleid, kwam er geen woord van protest over zijn lippen. Ook toen z'n buren hem in zijn ongeluk bespotten en zelfs niet schroomden zijn r gebogen gestalte te bespuwen beklaagde hij zich niet. Droevig bleef hij g voor zich uit te staren en hun scheldwoorden drongen nauwelijks tot 2 hem door. 5 VEROORDEELD ivoudig proces, dat nog geen twee minuten ■■■IB erd, of hij Christus in het openbaar wilde •n, schudde hij langzaam het hoofd. Met slechts één zin werd toen de doodstraf over hem uitgesproken. Terug in de cel ging hij zijn laatste nacht op aarde tegemoet. Hij mM- c merde even over z'n huisje, z'n vrouw, z'n kinderen en z'n bamboe kruis X maar geen traan welde in z'n ogen op. Al lang geleden had hij zich geschikt in het onvermijdelijke en zijn berustend karakter stond geen murmure- ringen toe. Ook de knagende honger en de brandende dorst voelde hij niet. r Hij dacht aan de Allerhoogste, zijn Vader, die hij weldra ontmoeten zou en sliep rustig in. 5 Toen droomde hij. een mooie, een verrukkelijke droom, -p Hij was weer thuis, de oogst was goed geweest en z'n gezin had volop te eten. Z'n buren waren er, hij gaf ze rijst en vis en warme thee in por seleinen kopjes. Er heerste vreugde, er was blijdschap, de vrede straalde l alle gezichten af. STILTE Een stilte trad in. een spannende stilte en met de handen voor de borst gevouwen, liep hy langzaam naar het bamboe kruis. Hij stond met het gezicht naar z'n buren gericht, wees op de gekruiste stokjes aan de wand en vertelde op eenvoudige wijze van de Hoop des Levens. „Doen jullie je hulsgoden nu maar weg," zei hy, „en leef voortaan met ChristusHij geeft hoop. Hij vertroost, Hij kwam op de wereld om jullie te redden 's Avonds waren er by z'n buren geen huisgoden meer. Er hingen overal bamboe kruizen, zelf gemaakte, en met een spijker in de muur geslagen. En een paar dagen later waren ze gezamenlijk onderweg naar de voorganger en hoe verder zij kwamen, hoe meer groeide de groep aan. Weldra liepen er duizenden en duizenden mensen, die hun gezangen klaterend ten hemel deden stijgen. GELOVEN Bidden had hij al lang weer geleerd: 's avonds, 's middags, 's morgens en ook in de kerk. De vrijheid, waarop hij ingeslapen was. had hij ingelijst en op een ereplaats in z'n kamer gehangen. En elke zondag ontving hij de preek met een open hart en putte er troost uit en moed om verder te leven. ONTWAKEN Toen ontwaakte hij eft kwam langzaam tot z'n positieven terug. Alles was er nog: z'n kind. z'n auto, z'n goed belegde boterham, z'n baan. z'n vrij heid, z'n goede vaderland. Met tranen in de ogen lag hij urenlang te woelen, zichzelf een beeld vormend van de genade, die hij verzuimd had te beleven. Rustig stond hij ten slotte op, terwijl een gevoel van grote blijdschap hem doorstroomde. Hij had geleerd, opnieuw geleerd wat dankbaarheid, wat vreugde is. Hij had de ware vrijheid geproefd, de vrijheid, die los maakt Van de aarde en verbindt met de hemel. De voorganger stond er, in een blinkend gewaad, en waar hij ook keek. dromden de gelovigen samen. Hij sprak hen toe en zijn woorden galmden door de valleien, waar de zon op scheen. „Hebt geen angst meer.Gelooft in Hem Christus is uw Redder, uw Verlosser, uw Zaligmaker! De doordringende stem van de voorganger drong overal door, toen hy zijn gehoor de volgende boodschap meegaf: „Zalig zijn de verdrukten, omdat ze lyden.... Zalig zijn zy. die geloven, zonder gezien en gehoord te hebbenDe soldaten mogen misschien eens aan uw graf staan, het christendom zal altijd en overal zegevierenIn \q het eindoordeel zal het aan het graf van al zijn belagers staan...." -ji ONTWAKEN Toen ontwaakte de ter dood veroordeelde. Hij zag het beton van de jx celvloer en het grauw van de morgen, die door de spijlen van het kleine -5 venster gloorde. Hy was weer in de rauwe werkelijkheid terug en hoorde in de gangr - ...i fneeeesleur bracht om onthoofd te worden. ..Om Christus' wille", bad hij. toen hij ziin hoofd op het rood bevlekte blok legde en het zwaard al door de lucht hoorde suizen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1959 | | pagina 17