REDT DE TDDR
J
wÊÊËSEEl
van Tadeusz Polanek
flieuiuc jCcihsrljc UTouranl
Geen namen
noemen, ik heb
nog familie in
Letland wonen"
Tot zelfs in de gezichten van de
hinderen liggen de ontberingen,
die de ouders hebben geleden.
Ds. Puulis I rdze uit kamp Frie-
drichsjeld zei: „Hel is maar een
kleine stap, die er ligt tussen hen
en u. Hel had ook een der uuen
kunnen zijn, die in onze kampen
leeft".
moet niet vergeten, dat het al oud
is. Het is eerst een militair kamp
geweest. De Luftwaffe heeft er ge
huisd. En later is het ter beschik
king gesteld van de vluchtelingen.
Ja. mijn winkel is goed gesorteerd,
hè? Heerlijke cognac, prachtige
nylons, lekkere kaas. Helaas, de
omzet is tegenwoordig minder dan
vroeger. Er zijn heel wat vluchte
lingen weggetrokken. Er zijn er
niet zo veel meer over. Nog maar
een 300 gezinnen. Ja, ja, mijn be
staan hier is wankel geworden. Een
ogenblikje, asjeblieft, daar is een
klant. En kleine, wat zal het zijn?
GUTE MORGEN. Onkel Rod-
zinsky. Josep Rodzinsky
voelt een kleine hand in
de zijne, en hij lacht. Zo,
ben je naar school ge
weest en heb je de juffrouw goed
geplaagd? Jullie, kinderen, zijn
toch altijd eender. Jullie hebt al
tijd plezier. Hoe was het van
morgen? Goed. Onkel Rodzinsky.
wc hebben rekenen geleerd, en we
hebben gelezen. Een mooi verhaal,
het verhaal van Roodkapje en de
Boze Wolf. Maar de Boze Wolf is
gelukkig doodgemaakt cn Rood-
Waarom bent u toch zo treu
rig, meneer Rodzinsky! Nee,' houd
uw pet maar op het hoofd. Laat de
wind niet over uw kale schedel
gaan, u zoudt kunnen kouvatten.
Ach kom, u zegt, dat u in de voor
bije lange twintig jaren geleerd
hebt, dat het beter is voor vreem
den altijd maar de pet af te
nemen? U zult wel gelijk hebben,
want de tijd heeft u wijs gemaakt.
Twintig jaren, zegt u, zwerft u nu
al van kamp tot kamp. O, zijn de
jaren niet voorbijgevlogen. Duren
ze in een kamp tweemaal zo lang
als daarbuiten. U bent, zo te zien,
al een man op jaren, meneer Rod
zinsky. Hoe oud bent u? U weet
het zelf niet meer! In twintig jaren
heeft u uw verjaardag al niet meer
gevierd. En u zegt, dat u hem wel
nooit meer zal kunnen vieren! En
u heeft daar vrede mee. U zegt:
God weet wat we nodig hebben,
waarom zouden we ontevreden
zijn? Mag ik dat opschrijven?
JOSEP RODZINSKY gaat door
de lanen tussen de lange rijen
grauw-groene barakken en
hij denkt aan het verleden.
Hij denkt aan het verleden
omdat hij geen toekomst
meer heeft en hij moet zich
toch in het leven ergens, en aan
iets. kunnen vastgrijpen! De regen
striemt zijn gezicht en de wind be
moeilijkt hem het ademhalen. Jo
sep Rodzinsky merkt het niet eens.
Wie in de periode, waarin een kind
opgroeit tot mens, almaar is ge
striemd voelt op het laatst de sla
gen niet meer. Josep Rodzinsky is
murw, cn Genowefa Polanck is
murw, en haar man Henrik. en dat
jonge vrouwtje, dat zo op Brigitte
Bardot lijkt, en haar moeder, die
niet eens meer de moeite neemt
het haar te kammen. Maar voor
wie zou ze dit ook doen?
Josep Rodzinsky gaat maar stil
zijn weg tussen de barakken. Hij
praat wat met de kippen cn de
ganzen, die hem hinderlijk voor
de voeten lopen. En hij lacht wat
voor zich heen. Hij vraagt al lang
Ohmstede
IN KAMP OHMSTEDE, ge
legen op de weg naar
Wilhelmshaven, huist een
Letlandse landbouwkundig
ingenieur. Hij vertelde: ,,lk
diende een verzoek in voor
het Duitse staatsburgerschap.
Ik kreeg ten antwoord, dat
het zou worden ingewilligd,
als ik in het arbeidsproces
zou zijn ingeschakeld. Toen
ben ik gaan solliciteren. De
brieven, die ik ontving, luid
den alle gelijk: „Zodra u de
Duitse nationaliteit hebt ver
kregen, zullen we uw sollici
tatie in nadere overweging
Nu is hij de leider van een
werkplaats, waar mannen en
vrouwen hun dagen slijten,
postzegels van brieven we
kend, japonnen naaiend en
zolen voor schoenen knip-
Dertig procent van de
kampbewoners hier, zo ver
telde hij, is door ziekte be
slist arbeidsongeschikt. Het is
met ons vreemd gegaan. Om
onze zelfstandigheid terug te
krijgen, die we aan de Rus
sen hadden verloren, hebben
we aan Puitse zijde meege
vochten. We hebben daar
door tussen schip en wal ge
hangen. We moesten vluch
ten ^oor de Russen, en de
Duitsers ontzegden ons de
toegang tot hun land. Zo
golfden we heen en weer,
van het ene front naar het
andere. En nu leven we hier,
in de hoop, dat we niet ver
geten worden. Als u over
ons schrijft, noem dan geen
namen. Want er zijn er nog
onder ons, die familie in
Letland hebben wonen.
ZATERDAG 31 OKTOBER 1959
Genowefa Polanek leeft al zestien jaren in barakken, in
grauwe barakken met kamers, waarvan de houten wonden
zijn bedekt met gebladderde verf, en de vloer de zure
lucht van grond doorlaat. Moet in zo'n wereld de kleine
Tadeusz zijn jeugd doorbrengen P
ZJk bid bet u cm
ezuc'
wil
DE LANEN tussen de lange rjjen grauw-groene ba
rakken zijn bedekt met dikke lagen geel-gekleurde
bladeren en Josep Rodzinsky moet goed uitkeken
waar hij loopt, want ze onttrekken de grote en die
pe plassen op het plaveisel verraderlijk aan zijn oog. Hij
heeft de kraag van zijn korte, zwarte jekker hoog opge
slagen en zijn handen rusten diep in zjjn zakken, want uit
de gesloten grijze hemel valt een miezerige regen en er
waait een gure wind. Die regen maakt zijn hele wereld
glimmend en die wind doet de laatste bladeren van de
bomen dwarrelen, tot vlak voor zijn voeten. Josep Rod
zinsky heeft daar veel plezier om. Hij kijkt naar de glin
sterende druppels aan de takken en naar dat bed van
bladeren, dat daar breed voor hem ligt, en het is net als
of hij dansend door een feestzaal gaat, met kleine kristal
len aah de muren en bloemen op de grond.
Josep Rodzinsky moet zelf hartelijk lachen om
al die wilde fantasieën, die altijd maar door zijn
hoofd spoken. Hij fantaseert graag op zijn ochtend
wandelingen. In de wind beluistert hij de muziek,
die door de feestzaal ruist, en in de ganzen en kip
pen, die hem plotseling voor de voeten gaan lopen
ziet hij mede-feestgangersdeftige oude heren en
jonge, goed-opgemaakte en -geklede dames. En
daarom praat hij met ze en zwaait hij ze met zijn
stok goeiendag.
schoven en voor de smoezelige ruit
verschijnt een gezicht, waaruit
twee donkere ogen Josep Rodzin
sky gadeslaan. Een grauw gezicht
is het. ingevallen en sterk gegroefd,
en met slierten dun grijs haar
langs de slapen. Josep Rodzinsky
merkt het niet op. Als hij wandelt
kijkt hij alleen maar recht voor
uit. Waarom zou hij links en rechts
naar de barakken zien? Hij weet
immers precies wie er huist! En
als hij kijkt is er de kans, dat
iemand een paar woorden tegen
hem zegt en uit beleefdheid zou
hij dan een paar woorden moeten
terugzeggen, en dat wil hij niet.
Want in zijn wereld gaat achter
elk woord de ellende schuil, waar
in hij dag in dag uit leeft, en die
ellende probeert hij te ontvluchten.
IlüHIliWIIBilffillll
Van iedere Nederlander een paar dubbeltjes
Twintig jaren na het einde van de tweede wereldoorlog zijn er nog honderdduizenden
vluchtelingen in de vrije wereld op drift. Zij slijten hun grauwe dagen in oude barakken,
en ze weten, dat er voor hen geen toekomst meer is. Ze behoren tot de zg. restbevolking,
tot de mensen, die op de zeef bleven liggen. Het jarenlange kampleven cn vele ontbe
ringen tijdens hun zwerftochten van Oost naar West en van Noord naar Zuid hebben
hen lichamelijk en soms ook geestelijk gesloopt. Zij lijden aan tuberculose of ze hebben aan
tuberculose geleden, cn ze dragen de littekens daarvan met zich mee. Zij zijn de getekenden,
die niet kunnen emigreren, omdat er geen land is, waarin de wet dit toelaat.
Onder hen zijn er ook, die niet kunnen emigreren, omdat zij de gestelde leeftijdsgrens
hebben overschreden, of omdat zij eens een beroep hebben uitgeoefend, waarnaar geen
vraag is. Wat doe je met een Letlandse professor in de muziek, of met een notaris, of met
een gemeente-secretaris, of met een kapelmeester!
0 Er zijn onder hen vrouwen, die een permit konden krijgen
als zij bereid waren hun man achter te laten, want hun man
had vlekken op de longen en voor hem was er geen plaats.
Zü hebben verontwaardigd een scheiding geweigerd, en ze
leven voort, ergens in Europa, zonder hoop, en ze weten, dat
alleen de dood hen van alle moeilijkheden kan verlossen.
0 De vrije wereld gaat zich in het Vluchtelingenjaar 1959/1960
over hen ontfermen. Er is een grootscheeps plan ontworpen,
dat ten doel heeft hun grootste nood te lenigen. Zjj zullen in
de eerste plaats woningen krijgen, opdat zij een menswaardi
ger bestaan kunnen gaan leiden. Elk land in de vrije wereld
heeft enkele kampen geadopteerd en zich bereid verklaard
geld voor de bouw van die woningen te verschaffen.
0 Nederland heeft zich het lot aangetrokken van de bewoners
van de kampen Ohmstede en Friedrichsfeld in Noordwest-
Duitsland. Een bedrag van Z'/2 miljoen heeft het toegezegd
om hen te helpen. Elf miljoen Nederlanders moeten een paar
dubbeltjes geven om te voorkomen, dat verdreven Polen,
Letlanders en Estlanders onder gaan. Een paar dubbeltjes per
Nederlander kan de jeugd van ontwortelde mensen weer een
toekomst geven. Een onzer redacteuren heeft een bezoek ge
bracht aan de twee genoemde kampen en hij vertelt, wat hU
zag In Ohmstede.
0 HU schrijft: Redt de toekomst van de kleine Tadeusz! Stort
nog vandaag een gift op gironummer 19.59.60 ten name van
de Stichting Nederlands Comité Vluchtelingenjaar 1959/1960,
Van Eeghenstraat 66 te Amsterdam.
altijd hun glans verloren,
ik u met het verhaal ver-
^vPHPUH!JJ!!PHiHen? We leefden gelukkig met
Nee, Josep Rodzinsky kijkt alleen elkaar in Keltzer: mijn vader, mijn
maar recht vooruit, en daarom ziet moeder, mijn zusje en mijn broer-
hij ook de jonge Genowefa Polanek en Jk. Het was met ons als in
niet, die met de kleine Tadeusz ellt sprookje. En toen, op een
op de arm voor het raam staat, avond klopten
Ze heeft een regelmatig
zicht, deze Genowefa, en ze
zelfs knap zijn als de mond maar een
stroef was en de ogen niet Helemaal
deur en ze vertelden, dat we
ons huis moesten verlaten. We zou
den een verre reis gaan maken.
Duitsland. Ik was
ik was bang. De
in uniform en ze
m dan, Geno- spraken een taal, die ifc niet ver-
je mond zo stond. We reisden naar Hameln.
zijn je ogen Daar zouden we het goed krijgen,
weet toch wel, -werd ons gezegd. We moesten in
dat een lach een heel vreemd huis gaan wonen,
wonderen kan jn een hele vreemde straat. Mijn
vader kreeg werk in een zagerij,
omdat hij schrijnwerker was. Mijn
moeder werd
mij geplaatst.
„Mijn man? Hij kan niet werken
lllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllillllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllltlillllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
tiij is zwaar tuberculeus"
iiiiiiiiiiiiimiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
hebben
Friedrichsfeld
Kamp friedrichsfeld ligt
aan de rand van de stad
Oldenburg, in Noordwest-
Duitsland, op slechts enkele
tientallen kilometers van Gro
ningen. De Duitsers bouwden
het kort voor de oorlog ten
behoeve van de Luftwaffe,
en toen er geen Luftwaffe
meer was, werd het bestemd
voor de vluchtelingen. Dui
zenden en nog eens duizen
den mannen en vrouwen en
kinderen, door een misdadi
ger, die zichzelf onoverwin
nelijk achtte uit hun eigen
land verdreven om gedwon
gen mee te bouwen aan een
schimmenrijk, hebben er on
derdak gevonden, tot het
ogenblik, waarop ze, als vee
gelijk, opnieuw werden op
gejaagd naar een volgend
kamp.
In kamp Friedrichsfeld ligt,
vijftien jaren na de wapen
stilstand, hoog opgetast het
verdriet, dat een oorlog over
de mens kan brengen, en het
bewijs, dat er in deze wereld
geen plaats meer is.
De laatste jaren hebben
twaalfhonderd Polen in Frie
drichsfeld gehuisd. Maar het
grootste gedeelte van hen
behoorde tot de gelukkigen,
die konden emigreren en als
staan opbouwen. Zij zullen
proberen het leed en de
angst te vergeten. De overi
gen, 375 in getal, zijn de
getekenden, voor wie geen
hoop meer is. Het enige, wat
voor hen kan worden gedaan
is' huizen bouwen, opdat zij
ontkomen aan het gevoel
uitgestotenen te zijn.
V.J
timmerfabriek
kisten in elkaar
Mijn zusje en ik
moesten het huishouden doen, want
wij mochten niet naar school.
Poolse kinderen, zeiden vreemde
mannen, hoeven niet te leren. Toen
in 1945 de oorlog was afgelopen en
we dachten, dat we naar ons huis
in Polen konden terugkeren, kwa
men de Amerikanen, en die brach
ten ons in een groot kamp, met
Letlanders, Estlanders en Honga
ren. En van die tijd af, zijn we
gaan zwerven. Van het ene kamp
naar het andere. Al veertien lange
jaren is mijn wereld een houten
barak. Jammer, dat mijn véder u
daarover niet kan vertellen, maar
hij is dood. Hij stierf van verdriet,
van heimwee, van ellende. En mijn
moeder kan u ook niet meer te
woord staan. Zij is zenuwziek en
wordt in een inrichting verpleegd.
Mijn zuster is geëmigreerd naar
Australië, en mijn broer dient in
het Amerikaanse leger.. Alleen ik
ben nog hier. Drie jaren geleden
ben ik getrouwd, en de dokters
zeggen, dat mijn man en zijn vader
vlekken op hun longen hebben, en
daarom kunnen we niet emigreren.
Men wil ons niet hebben. En terug
naar Polen willen we niet. En in
dit kamp willen we ook niet blij
ven. Dat is niet goed voor de ge
zondheid van onze kleine Tadeusz.
Hij is nu vijf maanden en hij weel-
gelukkig nog van niets, 's Avonds
zingen we voor hem Poolse liede
ren, en we vertellen hem van ons
vaderland. Ziet u die prenten aan
de muur? Ja. allemaal prenten van
lachende moeders met lachende
kinderen. Zo moet het later ook
voor Tadeusz worden. Hij moet een
vrouw krijgen, die gelukkig is en
kan lachen. Hij moet in een huis
wonen, dat niet doortrokken is van
de lucht van rottende bladeren.
HU moet echt kunnen leven. Voor
mijn man en mij komt het er niet
meer op aan. Ach nee, wij hebben
geen toekomst meer. Wij vinden
alles goed. Voor ons hoeft u niet
te schriiven. Maar, als het kan,
schrijf voor ons kind. Ik bid het
u om Jezus' wil: doe iets voor de
toekomst van onze kleine Tadeusz.
'OSEP RODZINSKY doet alsof
hij diep in gedachten is ver
zonken. Want hij ziet Herr
Platzer naderen, de kamp
commandant, en Herr Plat
zer maakt graag een praatje.
Hij heeft zo juist op het bord bij
de ingang van het kamp de mede
deling geplakt, dat Engeland, als
bijdrage aan het vluchtelingenjaar
tweehonderd Poolse vluchtelingen
wil opnemen. „Gegadigden moeten
zich ten spoedigste melden". Josep
Rodzinsky lacht stil voor zich heen.
Hij heeft over alles zo zijn eigen
gedachten. Men hoeft hem geen
knollen voor citroenen te verko
pen. Hij weet wel wat er in de
wereld te koop is. Waarom zou
Engeland zich met de Poolse
vluchtelingen gaan bemoeien? Wie
heeft zich al die jaren met hen
bemoeid? Ja, de sterken en ge
zonden zijn weggetrokken. Naar
Amerika, Canada. Australië. Maar
wie nu nog in het kamp zijn, zul
len er wel altijd blijven. Afgedank-
ten zijn het, mensen voor wie de
de wereld geen plaats meer heeft.
Ze zullen tot het einde hun dagen
moeten leven in grauwe barakken,
in kamers, die uitlopen op lange.
donkere gangen, waarin geuren
hangen, die een net mens onpasse
lijk maken.
Josep Rodzinsky bromt een groet
als hij Herr Platzer passeert. En
hij zegt ook een lelijk woord. Want
Herr Platzer heeft hem uit zijn
feestzaal gehaald en hem terug
gebracht in de werkelijkheid. Hij
ziet weer ineens dat g»>epjc vrou
wen met ingevallen wangen, en
kijk, daar gaat ook de oude Polod-
sky, die hij nog heeft gekend als
een stoere, flinke vent, die voor
niemand bang was. Van die stoer
heid is niet veel overgebleven,
want de oude Polodsky heeft, op
zijn zwerftochten van kamp tot
kamp. epn longziekte opgelopen en
een been verspeeld. En hij gaat nu
hinkend zijn weg, en hij hoest, hij
hoest vervaarlijk, zo erg, dat de
kinderen er bang van worden.
Hij ziet weer ineens, dat de ba-
Ju Friedrichsfeld verrijzen al
achter de barakken de woningen,
die voor de vluchtelingen daar
worden gebouwdNederland lieeft
toegezegd aan de kosten te zul
len bijdragen. Maar geen van de
Letlanders kan geloven, dat zij
het zijn, die de huizen zullen gaan
bewonen. Ze schudden het hoofd
ze hebben niet veel vertrou
wen meer in de mensheid.
rakken toch wel
zwaar zijn verzakt.
Zo gaat het in het
leven, filosofeert
Josep Rodzinsky.
Wat oud is en ver
sleten bereikt het
punt van instorten.
En het heeft geen
zin het op te kale
fateren. Lapwerk
is niet biyvend.
Hij ondervindt het
aan den lijve en
ziet het om zich
Josep Rodzinsky schrikt, ais hij
wordt gegroet met een vriendelijk:
„Gute Morgen". Hij geeft geen ant
woord, hij heft alleen zijn stok.
Herr Walter Plenio schudt het
hoofd over zoveel onbegrUpelijke
onbeleefdheid. Hij staat in de deur
van zijn kampwinkel een luchtje
te scheppen, en lacht vriendelijk
tegen iedereen, die voorbijgaat.
Dat is een onderdeel van zijn be
roep. Tegen klanten moet je altijd
correct blijven, ook al zijn ze, nou
ja, niet van die beste klanten, als
je vroeger in je winkel had.
Komt u binnen, komt u binnen,
zeer vereerd! Nee, nee, vergist u
zich niet. Ik ben geen Pool. Ik ben
Duitser. Maar ook vluchteling.
Vroeger heb ik in Treuburg zaken
gedreven. Maar toen de Russen dat
deel van onze Heimat bezetten, ben
ik gevlucht. Ja, zorgelijke tijden
hebben we meegemaakt. Hier heeft
u nog een foto van ons gezin uit
onze betere jaren. Alles zijn we
kwijtgeraakt, maar gelukkig heb
ben we, door hard werken, weer
een bestaan kunnen opbouwen.
Inderdaad, ik ben de winkelier van
het kamp. Bij Walter Plenio kun je
alles krijgen. Kijk maar naar de
ruime sortering. Heerlijke Holland
se kaas. verrukkelyke koeken,
voortreffelyke cognac voor de man
nen en mooie zachte nylons voor
de vrouwen. Nee. wat de sortering
in mijn winkel betreft hebben de
kampbewoners geen klagen. Ze
kunnen zich aan alles te goed doen.
Natuurlyk, het zUn stakkers, maar
we doen toch ons best het hun zo
prettig mogelijk te maken. Ja, in
derdaad. een groot gedeelte is
tuberculeus geweest. Dat schijnt
bijvoorbeeld het geval te zijn met
Henrik Polanek. Heeft u zijn vrouw
Genowefa al ontmoet? Zeer triest.
Van haar 25 jaren heeft ze er zes
tien in kampen doorgebracht. Heeft
u al met Josep Rodzinsky gespro
ken? Een beetje een dromer. Ziet
de werkelijkheid niet meer zo goed.
Het is allemaal wel te begrijpen, u
moet mij vooral niet misverstaan!
Kijk. ziet u daar dat vrouwtje voor
bijgaan? Net Brigitte Bardot, hè.
Ze is 21 jaar en ze heeft een baby
van een paar maanden. Toen ze
vier jaar was hebben de nazi's
haar uit Polen weggehaald cn in
een kamp gestopt, haar cn haar
ouders. Ze is in dit kamp getrouwd.
Misschien heeft u zin met haar man
een praatje te maken. Ja. hij is
thuis. Hij ligt op bed, want zijn
longen zijn aangedaan. Nee. het
kamp is niet zo best meer. Maar u