KUNSTENAARS DIE BEZETEN ZIJN VAN HET VERBORGENE C 1 lo mi a-„pe„ HET OUDE LAND J VAN BEINUM-HERDENKING OP DE PLAAT ZONDAGSBLAD ZATERDAG 9 MEI 1959 Exp ressionisme in de beeldende kunst (II) TI/AT is nu de echte tegenstel ling tot het expressionisme, de tegenspeler hiervan? Dat is de kunst van ..de geopenbaarde wet", een prachtige uitdruk king van de grote bouwmeester en kunsttheoreticus van de 15e eeuw in Italië, Leone Battista Alberti. Hij ge bruikte deze de/1- voor de bouw de kunst in het algemeen. Immers, voo-r hem en voor zijn tijd betekende de kunst juist een in zichzelf be staan-de autonome wereld, die van de toevalligheden der natuur gezuiverd was en door de wetten van het verstand geordend. Tegenover de chaos en de toevalligheden van de reële wereld, stelde men toen het stevige, blijvende gebouw van de kunst, een schepping stand biedend tegen de stormen en de dreigende wanorde van het leven, de vergankelijkheid trotserend. Deze autonome wereld moest vanzelf sprekend van de fenomenale (ver- schijningslwereld verschillen, maar niet verwrongen, abstract, slechts veredeld en gesublimeerd. Zo overwon, na het geloof, de kunst het leven en moest ze zelfs onster felijk blijven. Zo dacht de archaï sche en klassieke Griekse kunst, zo ook de Renaissance. Dat zijn dan de tijden die ex pressionistische kunstuitingen te genwerkten, ofschoon ze deze Ook Titiaan en Rembrandt In de ouderdom vil ^kTn rband noemen. Het komt soms voor. dat grote kunstenaars in hun ouderdom expressionisten geworden zijn, terwijl ze vroeger schijnbaar nooit expressionisten waren. Ook hier is het niet moei lijk voorbeelden te noemen. In de eerste plaats Michelangelo, dan Tintoretto en zelfs Rembrandt. Hoe is dat mogelijk? De verklaring kan alleen zijn, dat ze in hun diepste wezen ei genlijk altijd expressionisten wa ren. doch eerst hun jeugd, later de tijdgeest en vaak ook persoon lijke omstandigheden hen genoopt hebben tijdelijk andere wegen te gaan. Ze hadden verleidelijke ar tistieke problemen in overvloed, die ze wilden oplossen; ze hadden opdrachten, die ze moesten uitvoe ren. Toen de rijpheid en de in- ONTDEKKING VAN SYLVIA CARLISLE OVER ONTROUWE PRIESTERESSEN MEN moet zo'n 200 jaar vóór Christus teruggaan om iets te weten te komen van de Galliërs. Het gebied dat zij bewoonden werd door de Romeinen onderscheiden in Gallia Cisalpina" (tussen de Alpen en de Apennijnen) en Gallia Transalpina" (aan de andere zijde van de Alpen, dus naar Zwitserland, Frankrijk, België, etc.). De zgn. Cisalpijnse Galliërs hebben een eeuwenlange strijd geleverd met Rome, tot Rome de Galliërs in 222 v. Chr. onderwierp. In 43 v. Chr. werd het land bij Italië ingelijfd. onbegrepen soms echter de invloed meer rust ook en meer afstand van het woelige leven het weg vallen van zucht naar roem en verdwijnen van elke ijdelheid toen pas hebben ze voorgoed zich zelf gevonden en zijn ze in volle vrijheid hun innerlijke stem ge volgd. Deze stem leidde tot blijvende expressionistische kunstwerken, onder meer ook zelfportretten, sterke psychische confessies van aangrijpende groot- -fc qeöichten v&n qutLL&ume va,n öeR qR&Ct -k DE. De Galliërs waren Kelten en hun priesters heet ten Druïden. Deze priesters hadden een zeer grote invloed, maar erg veel over hun leer is niet bekend geworden. Ze moeten zich heel erg met staatszaken hebben ingelaten en het volk was voor een groot deel afhankelijk van de Druïden. De eik gold bij de Druïden als een heilige boom en de verblijfplaatsen van de Druïden bevonden zich dan ook meestal in cikenbossen Er waren ook vrouwelijke Druïden, die de gelofte van eeuwige kuisheid moesten afleggen. Als beschermgod hadden de Druïden de god Irmin en voor hem werd dan ook een zuil opgericht. een bewogen tijd waarin de Druïden i het is dus begrijpelijk dat Franse to neelschrijvers als Gabrielle Soumet en Louis Belmontet «beiden begin 19de eeuw) iets van de geschiede nis der Druïden namen voor een toneelstuk. En kort daarop ge bruikte de Italiaanse dichter Fe lice Romani (178918651 dit ge geven voor een libretto, waarop zijn landgenoot Vincenzo Bellini (180118351 een opera zou maken. Het w; leefden DICHTER, psalmbcrijmer zeker dat de Barnard hecht-verwortelde, ar- kerkliedschrijver Guil- chaïsche gemeenschap". Uit dit an der Graft heet. zo- eigenaardige conflict ontstond weet, eigenlijk Willem destijds, in 1951, de bundel predikant met Landarbeid. Na een aantal ja- realiteit, die oppervlakkig ge zien uitermate willekeurig schijnt te zijn, terwijl ze slechts geheel konden uitsluiten. Maar zij uitermate subjectief is. omdat we- Dit maakt da bluffende indruk. We steeds weer af: hoe is iterst ragen ons het moge heid. Maai expressionistische levenshouding een bijzondere functie. Hij heeft ren brengt de dichter zijn potentieel altijd in hun wezen aan- - - - - - - =- wezig is geweest. DR. M. RÉVËSZ-ALEXANDER op het volgende neer. De hoofd priesteres Norma moet de Galli sche soldaten het leken geven voor een aanval op de Romeinen, de onderdrukkers van de Gal liërs. Norma weifelt, stelt het steeds uit. In het geheim heeft zij namelijk een verhouding ge had met de Romeinse proconsul Severius. die haar twee kinderen schonk. Severius heeft nu echter een nieuwe liefde ontdekt, nl. de jonge priesteres Adalgisa. Ook met haar komt het tot een ver houding, maar als Adalgisa haar hart komt uitstorten bij de hoofd priesteres Norma vergeeft deze haar de fout, nog niet wetend dat beiden dezelfde geliefde heb ben. Als dit toch uitkomt en Adal gisa zich terugtrekt terwille van Norma, verklaart Severius niet meer van Norma te houden. Nor- ma krijgt nu haatgevoelens, wil zelfs haar kinderen doden, maar ziet daarvan af en geeft deze aan tragische opera natuurlijk, haar vader Orovistus, het hoofd want over de Gallische priesters van de Druïden. Ook haar plan kon men moeilijk iets anders dan Adalgisa naar de brandstapel te tragische dingen zeggen. Het to- laten voeren, brengt zij niet tot neelstuk en de opera heten „Nor- uitvoering. Samen met Severius ma" bestijgt zij de brandstapel, als In het kort komt dit gegeven straf voor beider zonden. als dominee ergens in het Sak sische gestaan, hij als heden daagse enkeling te midden van zelf schiepen kunstwerken, die naar eeuwige wetmatigheden zoch ten, die objectieve gelding hadden, die rust en harmonie uitstraalden, die het wezenlijke de als einddoel hadden. Vanzelf sprekend kwam de geboren ex pressionist in zul ke tijden moeilijk tot zijn recht. Maar hoe is dan eigenlijk de ware, de geboren expressionist? reld HIJ alti In strijd 1 altijd durende strijd met de rea liteit. de de e ge geldigheid ook niet de in druk van een moment fixeren maar hij wil ach ter het zichtbare het onzichtbare vinden en in zijn kunst openbaren. Als i het blijvi kunnei oud- psychii»che inhoud rn tus gen symbolische kunst aar de ene kant, pathetische aan de andere. In deze se rie zal dr M. Révész Alexander expressionisme zoeken in de katakomben. in de vroegmiddfli-euwsr (miniaturen) hoekillustra heg, in de plastische ver hem zich open- n een kant uit, die voor verborgen blijft, klaart ook waarom wij zelf zo subjectief op expressionisti sche kunst rea geren. Of we begrijpen haar openbaringen en worden gefasci neerd. meege- aanvaarden h; van Titiaan - pressionist w het Concilie (het begir :en goed voorbeeld :n klein schilderij die beslist geen ex- s voorstellende an Trente in 1541 de contrareforma- De nacht gaat de dag vooraf ssioni ontdekt hij het verborgene, het innerlijke, de ziel zelfs levenloze wezens. Hij wordt even sterk ge dreven en gedwongen ook zijn eigen innerlijk leven, zijn emoties zelf armee hij op de pas kunstv/erk van merkwaar dige, meeslepende werking (Lou vre te Parijs). Een sfeer vol psy chische spanning en innerlijke on rust. in tegenstelling tot de uiter lijk zeer beheerste, strenge com positie. Een gebeuren dat geheim zinnig en haast onzichtbaar de geheel en al. Of kleine, schimachtige figuren in we begrijpen haar zijn greep houdt, zodat het geheel de indruk maakt van een golvende zee, waar de beweging eigenlijk ónder de zeevlakte woelt, maar het oppervlak nog glad en getemd De bevrijding gaat gekleed In schreven, misschien wat pathe- tisch, maar vol werkelijkheidszin. Wie het gehele boek heeft gele zen en wie ons jaarlijks bevrij dingsfeest meemaakt, zal dit kun- beamen. Het bittere verleden wordt vergeten, haar af. Haast nooit wordt een feestneus. Zij steekt de schettert haar volk bijeen en ma nifesteert zich op vele wijzen. Zij hangt boven de straten in verlich te oranjeballen. Zwanger van vreugde eet zij zich zat aan au gurken en rolmops en walmt dik dingsfeesten dragen allemaal uit fritekramen. Zij gooit gillend feestneus In deze eerlijkheid, van plezier haar benen omhoog in de zweefmolen kleurig floodlight een spiegelge vecht met kartonnen slagschepen op de stadsvijver. de bevrij- denberg, ïaic ïo^n kantie in het oosten des lands door en uit deze hernieuwde kennismaking met „liet oude land" en zijn mensen ontstaat een nieuwe bundel poëzie, on der de hierboven genoemde ti tel (uitg. U. M. Holland, Am sterdam). In die bundel zijn een vijftal ge dichten uit de oude bundel overge nomen. Ongeveer de helft van de bundel is gewijd aan het ,,oude land" in het algemeen en onge- de helft aan het kerspel Har- speelt in Spanji geroorlog. De hoofdpersoon Nederlander, Piet Kos. die de naam Pico krijgt. Pico is een ru we jongen eigen tijd, alge meen aanvaard; er zijn altijd he vige tegenstan ders, maar ook vurige verdedi gers. In de histori sche afstand komt dan pas de algemene waardering naar Door de tijd en de gebeur- latere generaties ondergaun. groeit i fantoomachtig, storten de ziel der tijden spreken, groot expressionist leefde, en voor zijn eigen persoonlijke reac- We louden het 10 tornt, for- tjeJ de wereld d„, nHe, muieren: een expre.e.onl.t 1» be- WM jnhoud drifveer va„ 2lj„ eeten. vervuld van het e.olerl- kmm eest sche, het verborgene, het niet- openbare. En juist dit wil en moet hij door zijn kunst verkondi gen. Zijn taak is vaak gelijk aan die van een profeet, die soms een stem in de woestijn bljjft, •en- Vergeestelijkt e bleek en vervuld de mystiek, is d geheel niet past in het rijke, kleu rige en superieure naturalisme van Titiaan's oeuvre. Maar het past ook niet in de kunstsfeer van de 16e eeuwse Italiaanse Renais sance. Wie weet wat Titiaan, toen hij dit Concilie van Trente zelf bijwoonde," innerlijk beleefde? Wie weet hoe ver in zijn meer heiden se dan diep-christelijke ziel, de mystieke --n dreigende grootheid van de Zerk op dat moment in gedrongen was en hem tot deze Nico Wiji voorstelling inspireerde? Want het is absoluut een van een vreemde, zeldzame inspiratie vervulde, ex pressionistische schepping gewor- Haag de interneringskampen Duitsland En dat alles vertelt Ni co Wijnen met een onopgesmukte eerlijkheid, met een soms heel erg grote directheid, met een soms wel eens wat te veel exhibitionis me Maar in zijn harde directheid oveitieerst bij Nico Wijnen toch Zij loopt als een kind met een ballonnetje, rammelt verkleed als invalide mijnwerker met een cen- tenbak. draait tientallen pieremen ten, is beurtelings een slangen vrouw, een boeienkoningin. een bepaal- paardentemster. een met bellen schilderij, dat rinkelende hardloopster, een Pier rette, een bloemverkoopstpr, een straatzangeres, een joelende me nigte. In de schaduw van de hui zen rondom knikken schimmen van heren in jacquet, goedkeurend. Aan hen zal de waardering niet worden onthouden. Het carillon ••Alle nachten komen de doden speelt, de hoempa speelt, het pie rement speelt, de drumband speelt kampen en de juke-box speelt. Licht en vrolijkheid. speelt fiaar do« woord van een nieuwe roman van •n: ,.De nacht gaat de f" (uig. Bakker-Da- Haag) ds. Barnard 19461950 heeft gestaan. De toon de dichter is in de loop van gtliele de jaren losser geworden, een dichterlijk praten, een geïnspi reerd causeren. met al de voor delen van het frisse, het onver wachte, de zichzelf presenterende vondst. Is dit mee het gevolg van de strenge tucht De opera nachtkroeg in Den üjke. vrije dichten v dan de vrijheid des te ne van der Graft, die met tive dichtbundel „Het oude land" uitkuam. Improviserend jn typisch improviserend: eten niet waar zij 'uitko- inselijke. het menselijke «"rijven zichzelf ronden echter dat zo weinig uitzicht heeft. zich.?elf mm of af. Het de fronten en concentratie- r tot leven en ik b( de schaduw van bevrijding gaig tot het morgen wordt", laat komen, een bijzonder reliëf doedeldans Het zijn de schrjjver Pico zeggen. Dat is krijgen, ook doordat mPPr telligente, maar juist niet intel lectuele poëzie. Ook zijn deze ver zen volstrekt vrij van pose en ge wichtigheid, waardoor enkele se- uitspraken, die vanzelf vrij- 's zomers temidden van de bomen die dan breeduit staan adem te halen als biddende zangeressen hoor ik het oratorium van de aarde." ver_ Of aan het slot van het vaak ge- dan citeerde gedicht Dechirurg BELLINI heeft van dit onderwerp de opera „Norma" gemaakt, die eigenlijk maar betrekkelijk weinig wordt opgevoerd. Helemaal onbe grijpelijk is dat niet, want in de opera mist men nogal wat han deling en bovendien was Bellini echt niet de grootste componist. Zijn kracht lag voornamelijk in zijn melodische vindingrijkheid en in de expressie van de zangpar tijen. De orkestbehandeling was niet het sterkste punt van deze componist. Toch wist Bellini wel een bepaalde dramatiek in zijn partijen te leggen, een dramatiek die aan Verdi voorafging. Verdi bewonderde Bellini heel erg. De .Norma" noemde Verdi een „groot en helder schilderij". Een andere reden voor de betrekkelijk schaarse opvoeringen van „Nor- ma" is het vinden van een goede vertolkster van de titelrol, een partij die eigenlijk moet worden gezongen door een dramatische co loratuursopraan. Waar haalt men-nu een drama tische coloratuursopraan vandaan? Gewone coloratuursopranen zijn er genoeg en die zingen dan ook meestal de „Koningin van de Nacht" in Mozarts „Zauberflöte". Ook deze partij is echter voor een dramatische coloratuursopraan. En het is in feite een fout van de dirigenten als men die rol door een lichte sopraan laat zingen. Zo kan ook een lichte sopraan de rol van Norma niet aan. Ontdekking 1050: de Christenheid ziet zo bleek, ik ben bang dat ze sterft." iten zijn en toch onder mstandigheden, onder *******- VIA NAALD EN PLAAT de tragiek, de harde tragiek van eens aan het eind van het gedicht het boek. Want achter die galg staan, zoals: „Maar hier moet de ziet Pico en ziet dus ook de waarheid oud en zwaar zijn, als schrijver geen uitzictit meer. grind, als Osirisgraan, als het Literair boeiend, geestelijk niet woord Veluwe, als een bijl aan Nico Wijnen heeft deze inleidihg opwekkend, alleen met heel veel de wortel van de bomen". Of: Van der Graft heeft een bijzon een ietwat ironische toon ge- onderscheidingsvermogen te lezen, „....de oudste gedachten zijn de der-gevoel voor w-at op de omslag van het boekje zo gelukkig een hecht-verwortelde archaïsche ge- meenschap" in een oud land schap is genoemd. De nuchter- JN de ochtend van de 13e april ■jl. repeteerde Eduard van Beinum met zijn Concertgebouw orkest. Plotseling, midden onder het werk, werd hem als het ware de dirigeerstok uit de hand genomen. Hij zakte ineen en stierf, midden tussen de mensen met wie hij jarenlang muziek had ge maakt, midden tussen zijn vrienden van het orkest, midden tussen de klanken van een symfonie. Zijn heengaan betekende een groot verlies. ling ziet het ook wel van oude klederdrachten, folklore, oude volksgebruiken enz., maar de dichter heeft het vermogen te vereenzelvigen, het die dezer dagen gegeven werd het Stadttheater te Aken, een stad die zo dicht bij onze grens ligt dat de vrouwen de inkopen meer in Vaals dan in Aken doen. Bo vendien is het in Vaals goedkoper. Generalmusikdirektor in Aken is de nog jonge, maar talentvolle leerling van Hans Rosbaud. Hans ^5" 5,1 Walter Kampfel, die zowel over ^preeKl xtedeliik orkest als over He In de ochtend van de 11e ok tober 1896 zat Anton Bruckner in woning aan de Bel- Wet de Als Dit zelfportret schilderde Rembrundt op zijn oude dag en het is een belijdenis in Augustiniaanse stijl geuorden. Hier heeft Rembrandt een louteringsproces doorgemaakt. Dit portret straalt een rust en vrede uit, zoals geen enkel schilderij uit Rembrandt* gelukkige tijd die kent. liet toont ons lioe Rembrandt na lang Horstelen zichzelf tverkelijk Iteefi gevonden; door de voortdu rende confrontatie van zijn ik met God eindelijk het doel heeft bereikt. schreef muziek: schetsen voor het laatste deel van zijn laatste «9e i symfonie. Het werk vlotte goed. hij kon rustig doorgaan, ondanks zijn zwakke gezondheid. Maar dan in de namiddag kwam er een kou over hem, zijn ge dienstige Frau Kathi bracht hem wat warme thee, hij legde zich te bed en stierf, ineens, zonder voorafgaande tekenen, zonder doodsstrijd. Midden in zijn werk, midden in zijn muziek, met in het hoofd nog de klanken van zijn laatste symfonie. Zijn heen gaan betekende ook een groot Welk verband moet men nu in het sterven van deze beide musi ci zoeken? Geen enkel, hoogstens de waarschuwing van de dood die zo plotseling kan komen, ook al zijn er dan al ziekteverschijn selen. Eduard van Beinum had angina pectoris, Bruckner had waterzucht, maar het sterven kwam bij beiden toch onverwacht. Of hadden beiden toch al iets voorvoeld van het naderende einde" Was Van Beinums laat ste, twee dagen voor zijn dood in Den Haag gegever schoonheid? En had niet Bruck ner zich na het Scherzc laatste symfonie enigszins humo ristisch geuit van dit Schei standers met de woorden zij dat beleven zullen ze woedend worden maar daar hoor ik niets meer van, ik lig dan al in 't graf"? Men kan vergelijkingen gaan treffen, maar geen verband naluur- zoeken. En toch geeft deze ru briek me aanleiding wel een ver band te vinden. En dat is de laat ste en wellicht beste hulde die men Eduard van kunnen brengen, huid»; de uitgave van Bruckners Negende Symfonie, gespeeld door het Concertgebouworkest o.l.v. Eduard van Beinum, in een spe- aau ciaal vervaardigd herdenkingsal- voelt bum. Bruckners volgens men selijke berekening onvoltooide zwanenzang is het monument in klanken geworden, dat PHILIPS oprichtte voor Eduard van Bei num. En het is een ontroerend monument geworden. (30 cm. langspeelplaat L 09011 L). MEN KAN zich nu natuurlijk gaan afvragen waarom Philips nu juist een symfonie van Bruck ner nam ter herdenking van Eduard van Beinum. De insiders weten het: Van Beinum had zich geheel in Bruckners geest en in diens muziek verdiept, hij voelde er de essentie van. hij was er als het ware één mee geworden. ruckner-dirigent dan kon Van Beinum genoemd worden. In een inleidend woord van dit herdenkingsalbum zegt Wouter Paap. heel terecht: „Er bestond tussen Bruckner en Van Beinum een wezensover eenkomst, Het grondkenmerk van beider wezen bestond uit 'oud des harten heid vau gemoed. Bruckner, de zoon van een dorpsorganist, en Van Beinum, de zoon van een ngst orkestcontrabassist, hebben in door zijn tegen- hun uiterlijke schittering nimmer A1g behagen geschept. Zij had- den het ..Handwerk" der muziek lief en daarop richtten zij hun lust tot vervolmaking. Zij putten hun inspiratie uit de stilte der is juist deze Negende Symfonie die Van Beinum zo rijk en zo rijp liet uitzingen in het laatste deel. het Adagio. Met dit deel nam Bruckner afscheid van het leven en het is een verstild, vredig afscheid geworden. Men voelt in dit Adagio als het ware de rust die over Bruckner is gekomen het einde van zijn leven, men de overgave in, de be dheid ook om het leven te kun nen beëindigen. Het is alsof Bruckner met dit Adagio al in een andere sfeer leefde, in een sfeer van een bovenaardse glans. Na de twee de natuurkrachten symboliserende delen, die eigen lijk veel meer aardgebonden zijn, die men als een sterke natuurlief de kan voelen (Feierlich miste- rioso en Scherzo), 'is dit Adagio gekomen als een zich volkomen losmaken van het aardse. Eduard van Beinum heeft in de vertolking die sfeer en die stem ming bijzonder fijn en bijzonder zuiver weten te realiseren. Hij heeft hier zonder enige pathetiek, groot zonder enige retorische overspan- kon spreken, nenheid, de stem van Bruckner doen horen. De grote spannings bogen van Bruckners muziek heeft hij heel zuiver getrokken en toch hield hij het alles in een klare doorzichtigheid. Dat hem daarbij een prachtig ensemble als het Concertgebouworkest ten dienste stond, maakte de realisering op de grammofoonplaat zoveel te waardevoller. Een betere Van Bei- num-herdenking was niet moge lijk. Het album bevat tal van fraaie foto's en een goede be schrijving van Bruckners symfo nie door Herm. Rutters. Een kleine bijkomstigheid overigens onbelangrijk wil ik toch even vertellen. Op 11 'april jl. gaf Eduard van Beinum zijn laatste concert met het Concert gebouworkest. Het was in Den Haag. Het was ook Den Haag die als eerste stad buiten Oostenrijk Duitsland een symfonie van in zijn historische bepaaldheid te zien als een gegroeid organisme, met wortels in een oud heidens verleden, als een curieuze vorm t van menselijkheid. Want het leven vUtniv daar is „uiterst eenvoudig" e krijgen de mensen ook in hun derlingheid en vergroeidheid monumentaals. De dichter is dan ook bijzonder het stedelijk orkest als opera gaat. Binnenkort zal onder J zijn leiding de „Salome" van Ri- i chard Strauss gaan. waarover t.z.t. meer. De „Norma" werd ge- j dirigeerd door Johannes Graichen, j die heel mooi begeleidde, maar in de afzonderlijke orkeststukken wel at erg grof en snel deed. Als vertolkster van de titelrol had Aken geëngageerd de Ameri- j kaanse sopraan Sylvia Carlisle, die in Miami (Florida) werd ge boren, heel jong al vele kleine par- 'ijen zong. in New York studeer- j goed op dreef als hij bepaalde de, haar studie in Milaan voltooi- dorpstypen beschrijft: de oude de, gastreizen maakte door die op een verhoogde toon Noord- en Zuid-Amerika, Enge- Dr. Eduard van Beinum iverd door Philips herdacht met een bijzonder fraaie uitgave van de Negende Symfonie van Bruckner door het Dat is juist, dat is de ware overeenkomst. Als Van Beinum Bruckner dirigeerde dan voelde Bruckner'"uitvoerde"'Dat men direct in de vertolking die- Beinum heeft zelfde extase, diezelfde geestelijke posthume hoogte, diezelfde natuurgrootsheid als bij Bruckners muziek. En het op Het prille lentelicht zweeft aarzelend naar binnen en wil de dag beginnen; al slaan de wolken dicht. Het prille lentelicht wil goedgeefs mijn gezicht, tot in mijn hart, verwarmen; dat schreeuwt om wat erbarmen aarzlend strek ik de armen, dan slaan de wolken dicht. CORN. BASOSKI land. Oostenrijk en nu een grote carrière gemaakt heeft in Duits land. Enorm succes had zij ook met de Cleopatra in Handel's ..Ju lius Caesar", met de Violetta in Verdi's „La Traviata", met de Fiordiligi in Mozarts „Cosi fan tutte", met de Donna Anna in Mo zarts „Don Giovanni", met de Alice in Verdi's „Falstaff", enz. enz., veel onder leiding van de befaamde dirigent Wolfgang Sa- wallisch. Daarnaast trad zij ook vaak op als soliste bij oratoria (Bach, Brahms. Handel, Mahler. Orff, Verdi) en gaf ze liederen- avonden. Sylvia Carlisle is een rasechte dramatische coloratuursopraan, °°k moee.ljkhelc„ heeft voor de grote lyrische par tijen. Natuurlijk niet voor de al de soubrette partijen. Daarvoor heeft haar stem te veel kracht en te veel C. RIJNSDORP. dramatische expressie. De 6tem is uitzonderlijk mooi uitgebouwd, heeft een warm en rijk timbre en een grote muzikaliteit. Boven dien is de stem technisch uitzon derlijk goed gevormd. Sylvia Car lisle is bovendien een prachtige toneelfiguur met veel acteursmo gelijkheden en een grote artis tieke adel. Voor een Requiem van Verdi b.v. zou ik op het ogen blik geen betere vertolkster we ten. Het was echt wel een ont dekking en ik hoop, dat ook Ne derland haar óf in de opera, óf ln het oratorium, óf in het lied zal leren kennen. Voor de Ned. Ocra ligt liler een kans. Sylvia CarlisL weet het toneel te be heersen. En dat kan men niet van elke operazangeres zeggen. CORN. BASOSKI. uit de Bijbel leest, meester Jongs- ma die alles van vroeger wist, Vasse met zijn vlasbaard, de „ma rechaussee van de dood": Hoe zout is de dood en hoe ruikt het hout op de hoek van de Eiermarkt waar Vasse zijn werkplaats heeft, waar hij planken schaaft en ineenpast tot tweepersoonsledikanten lot eenpersoons geurende kisten, de roomse Ruske, die verstand van kruiden had, de postbode, de brandwi beider, de chirurg, de doodgra ver.... Barnard vervalt nooit in een vlak anecdotisme: hij geeft geen typeringen, zelfs geen eigen- te lichte lyriek lijke karakteristieken, maar deze mensen worden symbolen, repre sentanten van het algemene MIES VREUGDENHIL

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1959 | | pagina 18