re
Kerstbljlage 1958
IT is het verhaal van een kerstlied. Van
het oudste kerstlied dat de wereld kent
en dat toch nooit verouderen zal.
Helemaal begrijpen zult ge het verhaal
nooit. Omdat God Zelf de maker is van
dit lied. In Zijn handen komen de draden
samen van heel het kerstgebeuren we
mogen het zien met een hart vol dankbaarheid maar
welk mensenbrein zal het kunnen doorgronden?
Als het verhaal begint is er het niet. de duisternis,
de chaos. Maar zoals in de lente uit de kale winter-
bodem de groene stengels ontspruiten, zich koesterend
in de zonnewarmte ontwikkelen en bloemen gaan dragen
van een nooit vermoede schoonheid, zo ontwikkelt zich
uit de chaos Gods wonderbare schepping. Zijn leven
wekkende aanwezigheid brengt licht in het duister van
het heelal, brengt scheiding tussen water en land, brengt
zonnewarmte die de aarde koestert en plapt en dier
verheugt. God schiep de wereld en al wat daarin is
een paradijs. En Hij schiep man en vrouw om daarin
te wonen en zich met Hem in al die schoonheid te
verlustigen.
Zo heeft dit verhaal een wondermooi begin maar
het blijft niet zo. Die bloem die aan de winterbodem
ontsproten is, wordt door een ruwe hand afgerukt, weg
gesmeten, vertrapt het paradijs dat God geschapen
heeft wordt besmeurd door de zonde. Het is de schuld
van die mens. Duivelse inblazing doet in zijn hart de
hoogmoed geboren worden. Niet langer vergenoegt hij
zich met de tweede plaats hij wil als God zijn,
de eerste plaats
Dan is de schoonheid van Gods schepping vernield.
Van Gods vriend is de mens Gods vijand geworden en
als symbool staat de engel met het vlammend zwaard
om de toegang tot het paradijs te versperren. Die engel
slaat nog niet toe: Gods opdracht aan de mens om de
aarde te vervullen en haar te onderwerpen blijft van
kracht maar aan het einde van die aardse reis wacht
de dood. Want die mens heeft de eer van zijn Schepper
aangetast, hij heeft de schoonheid van Gods schepping
besmeurd en daarom kan zijn straf niet uitblijven.
En zo eindigt het tweede deel van dit verhaal. Een
verhaal dat zo schoon begon en toch zo triest is gaan
verlopen. Een verhaal dat begon bij het leven en lijkt
te eindigen bij de dood
Lijkt te eindigen! Want vergeet één ding niet: het is
niet het verhaal van een menselijk kerstlied het gaat
over Gods kerstlied. Het kerstlied dat door de hemelen
schalde als een triomfzang!
Want het verhaal gaat verder. Op een wijze die wij
nooit hadden verwacht. De volgende zin luidt immers:
Er was in die dagen van Herodes, de koning
I van Judea, een priester genaamd Zacharias
Het lijkt of het niets en niets meer met het voorgaande te
maken heeft. Want eeuwen zijn voorbijgegaan, mensen
zijn geboren, hebben geleefd en zijn gestorven. De mense
lijke hoogmoed heeft de zondvloed ontketend, de toren
van Babel is gebouwd en verwoest, oorlogen hebben
gewoed, de hongersnood is over de wereld getrokken,
haat en oneerlijkheid en ontucht hebben de levens der
miljoenen beheerst in alles heeft de zonde haar ver
woestend werk gedaan, van de schoonheid van Gods
schepping is nog maar nauwelijks iets te bespeuren.
En als de draad van het verhaal weer wordt opgenomen,
dan lijkt het alleen nog maar te gaan over die mensen.
Goed, Zacharias en Elizabeth waren onberispelijk
levende mensen maar mensen; met alle zonden en
gebreken van mensen! Er is een harde hand nodig om
Zacharias daar te krijgen waar'hij wezen moet!
Trouwens, het is toch allemaal vreemd. Er komt een
keizer Augustus in het verhaal voor, een man die zich
als een god laat vereren en handelt alsof hij de god is die
de wereld bestuurt. En hij wordt niet op zijn nummer
gezet: God zendt wel engelen maar die engelen komen
niet in paleizen, niet bij Augustus, niet bij Herodes, niet
bij Quirinus. Ze komen altijd bij mensen die niets in de
melk te brokken hebben: bij een arme priester, bij een
jong meisje in een onaanzienlijk gehucht, bij herders
Nee, dat verhaal loopt heel anders dan wij het ons
hadden voorgesteld. Het lijkt wel of God de strijd ver
loren heeft, of Hij zich neergelegd heeft bij het verlies
van Zijn schone schepping en of Hij nu alleen no-r maar
tracht te redden wat er nog te redden
valt!
Maar waaraan is God dan bezig? Als
ge het met uw hoogmoedige mensen
ogen leest, is het bijna een onnozel ver
haal. God zendt Zijn engel naar een oude
Driester en laat hem weten dat diens
bejaarde vrouw toch nog een zoon mag
verwachten. Een zoon die er toe voor
bestemd is ,,de Here een weltoegerust
volk te bereiden". Een weltoegerust volk
de soldatenlaars van de Romein heeft
Israel bijna vertrapt, haat en afgunst
heersen onder de groten in Jeruzalem en
de tollenaars zijn mensen van het eigen
volk. Voor die zoon die geboren gaat
worden wel een onmogelijke taak!
En dan gaat die engel naar Maria,
een meisje uit Nazareth. Ook aan haar
wordt voorzegd dat zij een Zoon zal
krijgen: „Deze zal groot zijn en Zoon des
Allerhoogsten genoemd worden, en de
Here God zal Hem de troon van Zijn
vader David geven, en Hij zal als Koning
over het huis van Jacob heersen tot in
eeuwigheid en Zijn koningschap zal geen
einde nemen!" Neemt ge het Maria
kwalijk dat ze het wel aanvaardt maar
niet begrijpt?
Als de engel ten derde male komt, is
wat hij voorspeld heeft geschied. Ergens
ver van Jeruzalem, in het huis van
Zacharias en Elizabeth, is een kind ge
boren en het draagt de naam Johannes.
En in een stal te Bethlehem is Jezus ge
boren en het kind ligt in een kribbe,
in doeken gehuld. Van dat Kind vertelt
die engel aan herders, die niet ver van
Bethlehem rond hun vuur gehurkt zitten,
hun schapen hoedend. Dit zegt die engel:
„Want zie. ik verkondig u grote blijd
schap die heel het volk zal ten deel val
len: U is heden de Heiland geboren, namelijk
Christus, de Here, in de stad van David. En dit zij u
een teken: gij zult een kind vinden, in doeken gewikkeld
en liggende in een kribbe
Is het een boodschap om van onder de indruk te
komen? Misschien wel als men begrijpt wat het
betekent. Als men weet wat het zeggen wil: ..U is heden
de Heiland geboren Want Heiland betekent brenger
van redding, van geluk en als men terugziet op al die
eeuwen van ellende kan de wereld wel redding, wel
geluk gebruiken! Maar hoe?
En dan is het alsof de hemel niet langer zwijgen
kan. De engel is nog maar nauwelijks uitgesproken of
de zang schalt door de eindeloosheid van het heelal,
gezongen door een grote hemelse legermacht. Het kerst
lied klinkt. Gods kerstlied: ..Ere zij God in de hoge en
vrede op aarde bij mensen des welbehagens! Het is de
triomfzang van Gods eer. Ja eerst de triomfzang van
Gods eer. En dan, dan pas de verlossingszang voor de
mensheid. Zo luidt Gods kerstzang!
En als het lied verklonken is, als het hemellicht is
verdwenen, dan blijven er: de herders. Dan blijven er
Maria en Jozef. En dan blijft er dat Kind, liggende in de
kribbe. En de herinnering aan het „Ere zij God"
maar is het ook meer dan alleen maar een herinnering?
Natuurlijk wilt ge nu nog weten hoe het verhaal
eindigt, dit verhaal van het „Ere zij God". Naar de mens
gesproken is dit het slot: in een vunzige kerker werd
Johannes, de zoon van Zacharias, onthoofd door soldaten
van Herodes, omdat hij zich de haat van een vrouw op
het lijf had gehaald. En op een plaats waar de mis
dadigers terecht staan liet Jezus, de zoon van Maria, het
leven aan het kruis door soldaten van Pilatus, omdat hij
zich de haat der Israëlische leidslieden op de hals had
gehaald. Een triest einde. Met van het kerstlied wel
niets anders meer dan de herinnering
ANDAAG Kerstfeest.
Uit boerenhofsteden, her en der verspreid
over het land, komen mensen. Niet uit elke
hofstede, hier wel maar ginds niet en ginds
ook niet.
Uit huisjes die verscholen liggen tegen een
dijk, komen mensen. Niet uit elk huisje: uit
dit wel maar daar niet en daar ook niet.
Mensen lopen door een straat waar huizenblokken zich
aaneenrijen. Het groepje hier is uit deze deur gekomen,
die mensen daar uit gindse deur. En vele deuren zijn
gesloten gebleven.
Door de winterkoude lopen al die mensen voort naar
het ene doel dat ze gemeen hebben: de kerk. Ze nemen
hun plaatsen in en wachten. Tot het orgel inzet en zij
zingen. Ja, zij zingen: Ere zij God
Hoort ge het? Op deze dag, op het kerstfeest van 1958,
zingen mensen het „Ere zij God"! Het oudste kerstlied
dat de wereld kent klinkt op, in New York en in Tokio
en in Den Haag, in Paramaribo en in Budapest en in
Djakarta ja ook in Budapest en in Djakarta.
Het wordt uitgezongen door beroemde kunstenaars en
gespeeld door orkesten van wereldnaam en het wordt
gezongen door een gebroken oude-mannen-st.em begeleid
door een wat vals geworden orgel. Kinderen zingen
het en volwassenen, rijken en.drmen, werkgevers eri
werknemers, blanken en zwarten. Overal kennen
mensen deze zang die engelen eerst gezongen hebben, dit
oudste kerstlied dat de wereld kent. Want overal wonen
christenen en overal wordt het kerstfeest gevierd
En dus? Dus moet ge begrijpen dat het verhaal van dit
kerstlied nog niet uitverteld is. Het is niet uitverteld
zolang deze wereld bestaat, zolang er mensen wonen en
werken als u en ik. Zolang er nog mensen zijn die het
„Ere zij God" kunnen en willen zingen. Want God is niet
een God die Zijn werk door mensenhanden laat ver
knoeien. Hij wil geëerd'worden. Tn Zijn schepping en
door mensenhanden. En daartoe heeft Hij Zijn maat
regelen genomen: dat Kind Jezus dat daar in de kribbe
lag het is Gods Zoon. God heeft Zijn Zoon gezonden om
het werk dat door mensenhanden is bedorven, weer te
herstellen. En dat Kind Jezus, Gods Zoon, hééft dat
werk hersteld. In Gods door mensenhanden besmeurde
schepping heersen ook nu nog oorlog en hongersnood en
haat en oneerlijkheid en ontucht ge weet het want ge
woont er middenin. Maar het gaat alles voorbij een
nieuwe hemel en .een nieuwe aarde wachten reeds tot de
tijd zijn laatste seconde zal hebben weggetikt en plaats
zal maken voor de eeuwigheid. Dan zijn de eerste dingen
voorbijgegaan en zal God zelf wonen bij de mensen.
„Hij zal bij hen wonen en zij zullen Zijn volken zijn.
En Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen en de dood
zal niet meer zijn noch rouw, noch geklaag, noch moeite
zal er meer zijn." Dan is het verhaal van dit kerstlied
uit, want een nieuw lied zal klinken door hemel en aarde:
het loflied op het lam dat ons gekocht heeft met zijn
bloed uit elke stam en taal en volk en natie.
ANDAAG - KERSTFEEST.
Uit vele huizen zijn mensen gekomen om
naar de kerk te gaan. En zij zingen. Zij zingen
het oude kerstlied: „Ere zij God in de hoge
en vrede op aarde bij mensen des wel
behagens." Zij geloven het: die mensen des
welbehagens zijn wij.
Tot die mensen behoren u en ik, de christenheid van de
ganse wereld. We zingen mee want voor ons bevat dat
verhaal van het oudste kerstlied niets nieuws. Genesis 1
kennen we haast van buiten en Lucas 2 kennen we haast
van buiten en Openbaringen 21 kennen we haast van
buiten. De logica in Gods heilsgeschiedenis begrijpen
we zelfs byna!
Maar waar is nu die vrede op aarde? Waar is nu die
vrede in uw hart? Het moest toch zo zijn dat de blijd
schap u vandaag de ogen uitstraalt! Dat het „Ere zij
God" u vandaag voor op de lippen ligt! Dat ge vandaag
wel alles wilt doen om uw naaste, uw medemens,
minstens zo blij te maken als ge zelf zijt en het niet
alleen wilt doen maar het dóet ook!
Vandaag moest maar in plaats daarvan verschilt
deze dag, deze kerstdag, maar heel weinig van andere
dagen. In feite is het uiterlijke verschil: de vrije dag,
het kaarslicht, het extra-etentje, heel wat groter dan het
als iets bijzonders beleven van het kerstgebeuren in ons.
Omdat ja, waarom? Waarom is er zelfs op kerstdag
zo weinig van die „vrede op aarde" in ons te bespeuren?
Och, dan zijn er misschien wel honderd redenen voor aan
te voeren: de spanningen in de wereld die zo weinig op
vrede lijken; het gejaag-van-alle-dag dat zo vermoeit dat
een vrije dag ons meer uitgeput dan energiek vindt; de
spanningen tussen mensen, zelfs mensen die met elkaar
een gezin vormen, zelfs mensen die met elkaar een kerk
vormen. Honderd redenen misschien: angst voor de toe
komst van de wereld, angst voor de toekomst van
onze zaak, angst voor de toekomst van onze kinderen.
Honderd redenen misschien: het gevoel dat ons geloof
welhaast wegschrompelt, het gevoel dat onze hoop op
Gods almacht nauwelijks meer bestaat, het gevoel dat
onze liefde tot God nauwelijks meer de naam liefde
verdient.
Honderd redenen de een geldt misschien voor mij en
de ander voor u. Soms bekruipt de mens wel eens de
gedachte dat al die redenen alleen maar hieruit voort
komen dat wij het allemaal tè goed weten. We hebben
het kerstverhaal al zo vaak gelezen dat het niet meer tot
ons doordringt. We hebben al zo vaak kerstfeest gevierd
dat het geen feest meef voor ons is. We halen er niet
meer uit wat er in zit! En misschien komt dat hierdoor
dat we wel het verhaal kennen van Gods oude kerstlied
maar er nooit verder over nagedacht hebben.
Misschien komt het hierdoor dat we wel de woorden
van dat kerstlied kennen en zingen, maar niet de bete
kenis en samenhang van die woorden. De samenhang
tussen het „Ere zij God in de hoge" en het „vrede op
aarde bij mensen des welbehagens". Twee delen: in het
eerste God in de hoge, in de hemel, en in het andere de
mensen des welbehagens op aarde. Tegenstellingen. Die
als het ware overbrugd worderrdoor die twee woorden
die elk van die twee zinnen bepalen: ere zij God vrede
op aarde. Tussen het eren van God en het vrede op aarde
is een samenhang. Die u onmiddellijk duidelijk wordt als
ge het woordje niet invoegt: God niet eren betekent dat
er op aarde geen vrede wezen zal. En: wie in zijn per
soonlijk leven God niet eert hoe zal er vrede, tevre
denheid in zijn hart kunnen wonen?
IT was het verhaal van een kerstlied. Van
het oudste kerstlied dat de wereld kent en
lat toch nooit verouderen zal.
Helemaal begrijpen zult ge het verhaal
nooit, omdat God Zelf de maker is van dit
lied. In Zijn handen komen de draden
samen van heel het kerstgebeuren laten
we het zien met een hart vol dankbaarheid!
Engelen hebben u het lied voorgezongen zegt het
hen na, vandaag, op dit kerstfeest. Ere zij God ja vóór
alles: ere zij God. Maar dan ook: vrede op aarde bij
mensen des welbehagens.
God geve die vrede op dit kerstfeest!
NIEUWE LEIDSCHE COURANT