c CHRISTELIJK 1 De verdwenen miniatuur Een etalage voor de kerk Subsidiëring kerkbouw is niet gewenst Jeugdleiders: toekomstige bestuurders in vakbeweging Kanttekenin LUTCKS Chr. vakbeweging mag geen machtsmiddel zijn Liever niet Uit Belijden en Beleven de volgende knipsels met kantte keningen <de schaar is van prof. dr. R. Schippers, het commen taar ook): studentendominee J. H. Mulder, in Sermo. het contactorgaan voor het studentenwerk uitgaande van de gereformeerde itudentenpredi- kanten. Da. Mulder zou elftnlijk ec-. deputaatschap voor publici teit willen. En hoe dat dan zou moeten fungeren, maakt hij op een leuke manier duidelijk. Hij zou een hele etalage willen ge bruiken en dan het volgende doen: Ik zou daar b.v. een keurig heer in opatellen, in toga, voor stellende 1000 dominees. Hij zou de voorste plaats moeten heb ben: ik ben ten slotte ook voor ganger. Daarachter zou ik b.v. zes heren willen plaatsen, in eenvoudig donker kostuum, elk voorstellende 1000 diakenen. En daarachter weer tien heren, nu in jacquet, elk voorstellende 1000 ouderlingen. Daarin was dan heel ons ambtelijk appa raat belichaamd. In dezelfde etalage zou ook wat cijfermate riaal moeten worden geplaatst. De 1000 dominees brengen ge durende veertig weken van het jaar tien bezoeken per week; dat maakt voor deze full-timers een totaal van 10 maal 40. dat is 400.000 bezoeken per jaar. Die 10.000 ouderlingen brengen b.v. gedurende 30 weken van het jaar twee bezoeken; dat maakt 2 maal 30 maal 10.000. dat is 600.000 bezoeken per jaar. Dat zou betekenen, dat ik daarmee liet zien, dat er jaar lijks een milliocn pastorale be zoeken worden afgelegd. \'U denk ik nog even aan de vraag van ds. Mulder: „U vindt zeg ik: Ik vind dit geen scherts. Maar er zit voor ons allemaal wel iets in om over na te den ken. schrijft prof. Schippers. En dan kom ik tot de conclu sie al zou ik met ds. Mulder een „ode aan de ouderling" wil len dichten dat we toch maar beter met onze statistiek uit de etalage kunnen blijven. De eerlijkheid zou nl. vragen, niet alleen dat we onze nalatig heden opnamen in de statistiek, opdat we aan allerlei fouten die in het ambtelijk werk gemaakt worden als „zonden van bedrijf' een plaats gaven, maar vooral dat we de statistieken van onze activiteit opatelden tegen de ach tergrond van de nood; de nood van de kerk en de nood van de wereld. Dan zou het wel blijken, dat we de statistiek beter konden etaleren in onze kerkgebouwen dan op de markt. Daarmee ontken ik de geweldi- Maar als ik daarover denk. schiet mij te binnen wat Paulus eens schreef: „Ik heb meer gearbeid dan zij allen" En toen schrok de apostel er zelf van en hij voegde er aan toe: „doch niet ik, maar de genade van God, die met mij is". 1 Cor. 15 10. Ds. Mulder vraagt: ,,U vindt dit scherts?" En hij antwoordt: „Ik niet!" Nu ik ook niet, schrijft prof. Schippers. Het is in derdaad niet zo overbodig om eens precies uit te zoeken wat de kerk doet en wat ze niet doet. Intussen moet men hier wel zeer reëel zijn. Want het gaat bij wat wij dan van het kerkewerk kunnen etaleren niet alleen om wat dominees, ouderlingen en dia kenen doen. De kerk is niet de kerk van de ambtsdragers, zij is het lichaam van de leden van Christus. TFT'AT MOET er in de etalage? In W Woord en Dienst vertelt ds. A. Dronkers van een bezoek dat hij bij de Jehova's getuigen heeft gebracht: „Ik keek in de zaal om mij heen en zag daar een groot bord hangen waarop statistisch was aangebracht, gerubriceerd naar een aantal jaren: het ge middelde, dat door ieder lid was besteed aan: verkondiging, bijbelstudie, persoonlijk bezoek, lectuurverspreiding. Dit alles aangegeven in uren of aantal. En dit was nog nader gespeci ficeerd naar de maanden, op dat ieder maar duidelijk zou zien, of er stijging of daling in zat en kon nagaan, of hij of zij een aandeel genomen had in de verantwoordelijkheid. We hebben ook slappe leden, zei de voorganger, en daarom is het gemiddelde dat u ziet aangegeven dus lager dan wat we doorgaans opbrengen. Toen dacht ik ineens: als in de kerk eens zo'n bord zou wor den opgehangen: zouden we de moed hebben om de getallen in te vullen of ons alleen maar een beetje moeten schamen?" College van advies A.R.P.: Overheid betale zelf wat zij aan extra voorzieningen eist Subsidiëring van kerkbouw is ongewenst wegens de geheel eigen aard van de eredienst en wat daartoe behoort. Deze eigen aard maakt gronden, waarop overheidssteun voor andere activiteiten nog zou kunnen worden verdedigd, ondeugdelijk als het gaat om het scheppen van een noodzakelijke voorwaarde voor de verzorging van de eredienst, want de dienst van God ls uit zijn aard een dienst, die vrijwillig moet worden verricht. Kerkelijke zending in Duitsland In Duitsland waar men de zending steeds heeft overgelaten aan de zendings genootschappen wordt thans de ker kelijke zending ter hand genomen. Als eerste Duitse kerk nam de Evangelisch- an Ltibeck woensdag kerkelijke zendingsar- Lutherse Kerk het besluit twi__ beiders uit te zenden. Het bovenstaande citaat is uit een zo juist verschenen rapport van het colle ge van advies der Anti-Revolutionaire Partij inzake de subsidiëring van kerk bouw. Dit rapport werd voorbereid door een commissie bestaande uit de heren J. J. G. Boot. voorzitter, mr. W. Aan- tjes, mr. D. H. Okma, mr. C. J. Ver- planke, mr. H. D. van Wijk en mr. J. H. Prins, secretaris. Aan het rapport is toegevoegd een nota van mr. Aantjes, die zich met de inhoud van het betoog i willen ifie- Wanneer het gaat over subsi diëring, raakt het wezenlijke ele ment van het overheidsoptreden ge makkelijk uit het gezicht. Men ziet de milde hand, waarmee de over heid geeft, maar niet de sterke arm, waarmee zij neemt. Toch dient steeds te worden gen, zo heet in het rapport, dat hetzelfde bedrag, waarmee de overheid gehoord op een medisch congres „Waarom zou die praktijk van tandarts Spoelmans opeens zo geweldig lopen„Ook een vraag! Kijk maar eens welk tijdschrift hij in zijn wachtkamer heeft liggen.'* (Zó boeiend is nu PANORAMA I) Nogmaalsde hervormde belijdenisgeschriften Enkele weken geleden hebben wij naar aanleiding van het verschijnen van „De belijdenisgeschriften der Ne derlandse Hervormde Kerk" enkele vragen gesteld. Het kwam neer op deze vraag: Is dit nu de interkerkelijke uit- Rave, waartoe de Gereformeerde, de ervormde en enkele andere kerken besloten? In Hervormd Nederland geeft ds. F. H. Landsman een geruststellend ant woord. „Het boekje dat nu op tafel ligt, is als een bijdrage van hervormde zij de. in de komende arbeid die ongetwij feld enkele Jaren zal vragen, bedoeld. De deputaten van de Gereformeer de kerken zijn van deze hervormde po ging niet onkundig gelaten. Ze zal onge- Er is een duidelijke ontwikkeling aanwijsbaar, dat onie jeugdorganisa tie vele leidsters en leiders voor de vakbeweging van morgen sal leveren. Deze belofte voor de toekomst deed vanmorgen de voorzitter, de heer Tj. Pel in zijn operingsrede op de twee de algemene vergadering van de chris telijk sociale jeugdorganisatie Wer kende Jeugd, die vandaag in Utrecht werd gehouden. Deze ontwikkeling ten gunste van de christelijke vakbeweging, aldus de heer Pel. wordt door ons bewust gestimu leerd. omdat het doel van de organisatie vervulling van de christelijk sociale roe ping in de wereld. Tevens ontstaat hier door een afgeronde mogelijkheid voor het vormings- en scholingswerk. Grote aandacht wordt er daartoe besteed aan de scholing en vorming van de jeugdleid sters en -leiders. Het is niet de bedoeling, dat deze lei ders tot hun pensionering jeugdleider twijfeld de interkerkelijke arbeid kun nen dienen en bespoedigen. Daarbij komt dat de hervormde sy node reeds enige malen op het ver schijnen van een bundeling van de belijdenisgeschriften in Art. X van de kerkorde genoemd had aangedrongen, omdat het toch eigenlijk wel wat vreemd was, dat deze nergens was te verkrij gen. Naar het blad voorts verneemt is het de bedoeling dat de deputaten va? andere kerken gelegenheid krijgen deze hervormde proeve te bestuderen en dat zij daarmee aan hun gezamenlijke arbeid beginnen. zullen blijven. Hun scholing en ervaring zullen zij ook ten dienste van de vakbe weging moeten stellen. Er zal een gezonde- doorstroming van kader van Werkende Jeugd naar de af delingen van de christelijke vakbeweging (maar ook binnen Werkende Jeugd zelf) moeten ontstaan. Daartoe zullen steeds nieuwe krachten aangetrokken moeten worden en zullen er steeds geschoolde krachten afgestoten moeten worden. „Wij rekenen dan ook op de volle me dewerking van de beweging, het werk van Werkende Jeugd binnen eigen kring overal zo veel mogelijk te stimuleren", aldus de heer Pel. stelde tweede jeugdleider, de heer J.~"c. Gordeau, voorheen werkzaam bij het C.J.M.V. De heer Gordeau gaf een beeld van de aanpak van het werk en verdui delijkte de positie van de moderne jeugd. Op deze jaarvergadering kwamen Ds. J. A. Schep theol. drs. Aan de Vrije Universiteit te Amster dam slaagde voor het doctoraal examer theologie ds J. A. Schep, docent aar de theologische school van de Reformed Churches of Australia in Geelong. Ds. Schep was een van de eerste pre. dikanten, die uit Nederland vertrok voor de geestelijke verzorging van emi- -erzoek van enkele jonge mannen begon hij met de oplei ding tot predikant. Hieruit groeide de theologische opleidingsschool van de Reformed Churches, die gevestigd werd te Geelong in Victoria. De plaatselijke Ierse predikant rev. A. Bacley was namelijk bereid naast zijn gemeente werk docerende arbeid te verrichten De school onderging een uitbreiding door de komst van dr. K. Runia Dokkum. Advertent»» subsidieert, zij anderzijds aan de bur gers de vrije beschikking over hun inko men of vermogen ontneemt, waardoor zij hun eigen verantwoordelijkheid kun nen beleven. Ten aanzien van de kerk klemt in het bijzonder de eis. dat de overheid ruim baan moet laten voor be leving van deze verantwoordelijkheid. Daarnaast spreekt de aard van de te subsidiëren instelling een rol. Het rapport zegt voorts, dat uit het feit, dat er in ons land een veelheid van kerken bestaat, een bezwaar temeer voortvloeit tegen het verstrekken van subsidie. Door tussenkomst van de over heid worden de van de burgerij ver kregen gelden Immers ook besteed voor de oprichting van die gebouwen, waar voor een deel der burgers geen finan ciële verantwoordelijkheid zou willen en naar diepste overtuiging soms ook niet zou mogen dragen. Zelf opbrengen Vervolgens wordt in het rapport de vraag bezien, of de overheid wel tot taak heeft te onderzoeken, of subsidiëring passend is voor de kerk, nu het initia tief in de regel niet van de overheid, maar van de kerk uitgaat. Opgemerkt wordt, dat de overheid haar eigen ver antwoordelijkheid heeft, waarmee niet Strookt, dat zij passief het oordeel van de steunaanvragende organisatie aan vaardt. Wanneer de juiste weg is, dat de leden van de kerk zelf opbrengen, in vrijwilligheid, als offer, wat voor de eredienst nodig is. dan is de keerzijde noodzakelijk, dat het niet passend ls, dat de overheid daartoe bijdraagt. Het een en^het ander is uit dezelfde normen af Het rapport bespreekt ook enkele ar gumenten. welke dikwijls voor een sub sidiestelsel voor kerkbouw worden aan gevoerd. Deze worden alle als niet-door- slaggevend afgewezen. Tenslotte wordt niet ln strijd geacht met hetgeen ln dit rapport is gesteld, dat de overheid zelf die voorzieningen van openbaar nut bekostigt, welke zij met de bouw van een openbaar gebouw ombineerd wenst te zien, b.v. een schuilkelder, een toren enz. Ook wan- esthetische eisen de grens van het lale overschrijden, zou een financiële tegemoetkoming te verdedigen zijn. De bepaling van deze grens zou incidenteel moeten plaatsvinden, aldus het rapport, opleiding. BhKOKHjNUSWKRK NEDERLANDSE HERVORMDE KERK Aangenomen naar Meeden (toez.): A. Weiland, voorheen predikant van de Protestantse Kerk in Indonesië, die bedankte voor Oldehorstwolde; naar Oosterzee-Barttega: kand. D. W. Koel man te Biezelinge; naar Goes: F. N. M. Nijssen te Mijdrecht. Aangenomen het beroep tot predikant (arbeid onder Ned. emigranten in voor buitengewone werkzaamheden Australië): kand. H. C. Spijkerboer te Utrecht. GEREFORMEERDE KERKEN Aangenomen naar Helpman (Gr.): W. M. de Bakker te Maasdijk. Bedankt voor Oud-Beijerland: K. Snoey te Dinteloord. Tweetal te Amterdam (wijkgemeente 1): A. Broek te Groningen-Noord en dr. B. Rietveld te 's-Gravenhage. CHRISTELIJKE GEREF. KERKEN Beroepen te Artesia Cal. (Ver. St.; Old ohr. church): M. Vlietstra te Eem- dijk; te Kralingen: G. de Vries te Zeist. GEREF. KERKEN (ond. art. 31) Beroepen te Beverwijk: L. E. Ooster- hoff te Ten Post. Zendingsonderwijs op Nieuw-Guinea Door de daling van het sterftecijfer van zuigelingen in Ned. Nieuw-Guinea en de krachtige bestrijding van bepaal de volksziekten is het te verwachten, dat er over enkele jaren een grote aan was zal zijn van schoolgaande kinderen. Het bouwen van een eenvoudig dorps schooltje gebeurt in Nieuw-Guinea door de dorpsbevolking zelf. Men heeft er veel voor over om gezamenlijk deze ge bouwen op te trekken. De moeilijkheid is eohter het gebrek aan onderwijzers. Op het ogenblik zijn er nog maar twee opleidingsscholen voor guru's (onderwij zers) van de protestantse zending. Zoals men weet staat het onderwijs in Ned. Nieuw-Guinea in de dorpen geheel on der beheer van missie of zending. In de laatste jaren heeft men het korps guru's moeten saneren. Doordat in de oorlogsjaren veel guru's vermoord waren door de Japanners en doordat de guru's werkzaam. Bovendien was school doorlopen hadden. Eerst i heid verder te leren, zeer streng, daar er nog maar weinig vervolgscholen zijn. Een aantal telligente leerlingen heeft men zover onderricht kunnen geven, dat ze in staat waren het onderwijs aan /een school in Nederland te volgen. Op het ogenblik worden zeventien Papoese jongens derland opgeleid, gedeeltelijk aa middelbare school, gedeeltelijk aan een vakschool. Men is nu voorbereidingen aan het treffen om ook enkele meis.' naar Nederland te laten komen om hl vakonderwijs te ontvangen b.v. aan e huishoudschool of voor de verpleegsters- RAPPORT SUBSIDIE KERKBOUW IJ ET vraagstuk van de subsidiëring van kerkbouw is, om redenen die ons allen bekend zijn, een ac tueel vraagstuk geworden. Daarom is met belangstelling uitgezien naar het rapport dat in a.r. kring over dit vraagstuk is opgesteld. Vandaag is dit rapport gepubliceerd. Wij veroor loven ons de bekentenis dat het, ook na herlezing, bij ons wel enkele vragen heeft opengelaten. Het rapport wijst subsidiëring in elke vorm van kerkbouw af, ook sub sidiëring in „versluierde" vorm, wanneer bijvoorbeeld gemeenten aan kerken bouwterrein verkopen tegen lagere prijs. Het wijst subsidiëring af, ook na vermelding van de motieven die, bijvoorbeeld in het bekende rapport van de commissie- Sassen, gemeenlijk ter verdediging van de subsidie worden aangevoerd. De argumenten-pro-subsidie zijn: het openbaar belang van een krach tig kerkelijk leven; de snelle groei van vele steden en dorpen; de stij ging van de bouwkosten; de kosten wegens herbouw; de verzwaarde en verbrede taak der kerken; de verzwakking van het financiële draagvlak der kerken; de omstan digheid dat de grond meestal in han den van de overheid is; de eenstem migheid op het punt van de subsi die bij vele kerken. Deze argumenten ten spijt blijkt de a.r. commissie tegen subsidiëring van kerkbouw. In de eerste plaats heeft zij bedenking tegen subsi diëring in het algemeen. Subsi diëring leidt er toe dat men nog wel de milde hand ziet waarmee de overheid geeft, doch niet meer de sterke arm waarmee de overheid neemt. Niettemin ontneemt de over- hied voor hetzelfde bedrag nfc mee zij subsidieert de burgen £j vrije beschikking over hun ge* ren. De overheid neemt de ven woordelijkheid over voor de bet cafr ding van deze gelden. ®e£ Wat nader de kerkbouw betrj ^oen de overheid, aldus het rapport, m is ëe ruimte laten voor de verkondijj Hij van het evangelie, ja moet daarr* e ook financieel, ruimte maken, t i^lte door subsidiëring, maar door h jüadl belastingpolitiek. Zo, lezen we, fa «n P de overheid de vrije ontplooiing r de kerk zelfs bevorderen. Hier echter in het bijzonder, dus beklemtoont het rapport, hoort de overheid zich te ontk den van taken waarvan niet u staat, dat zij in vrijwilligheid fc de burgers niet kunnen worden t] richt. Bovendien is deze overhefa bemoeiing ongewenst wegens heel eigen aard van de eredlu en wat daartoe behoort. Kerkb* is „het scheppen van een noofc kelijke voorwaarde voor de vers verricht moet worden. Daarbij komt nog vervolgt rapport, dat er in ons land veelheid van kerken is. Als het subsidie aankomt wordt zich kerk noemt op voet van lijkheid als gegadigde voor die aanvaard. De van de bui verkregen gelden worden datrl ook besteed voor gebouwen voor een deel der burgers gees nanciële verantwoordelijkheid dragen. Ziehier een korte samen* ting van het rapport der a.r. ui missie. Het heeft bij ons vnji opgeroepen waarvan wij er hlerm der enige willen stellen. SUBSIDIE STEEDS ONAANVAARDBAAR? Advertentie MOSTERD SINDS Coj' JAAR ONMISKENBAAR AAN DE TOP Groep Volksgezondheid N.C.B.O. Wy leven in een tijil, waarin het velen moeilijk valt een keuze of uitspraak te doen, vooral wanneer het geloofsleven hierbij nauw betrokken is. Gemakkelijker kiest men het aan bidden der moderne techniek en voor de slavernij van het materialisme. Als vrucht brengt dit met zich mede een levensonrust, vereenzaming en verloren gaaii als mens in een onmete lijke collectiviteit. Met deze woorden opende de r zitter, de heer P. v. d. Honing te Rotterdam, de landelijke vergadering van de groep Volksgezondheid van de Nederlandse Christelijke Bond van Overheidspersoneel die in Utrecht is gehouden. Hij wees daarbij op de strijd, welke de christelijke vakbeweging nog steeds moet voeren voor haar bestaansrecht en 57 „Maar ja, wat moet men doen? Men kan toch niet altijd in de winkel staan en op de klanten wachten, die niet komen. Sedert ik last van mijn benen heb, gaat dat al helemaal niet meer!" Hij ging zitten en liet zich uitvoerig door Me vrouw Külz over haar pijn in de benen inlich ten. Zij bespaarde hem niets. Toen zij al te veel tot details overging, onderbrak hij haar en vroeg of er iemand jarig was. „Het ruikt naar eigen gebakken taart!" Zij lachte tevreden. „Dat is vanwege Oskar. Ik heb maar gauw een kersentaart gebakken. Omdat hij weer thuis is. En nu komen vana vond al onze kinderen en schoonzoons en schoon dochters. En die nemen hun kinderen mee! Het zal een klein feestje worden. Ongeveer twintig personen." „Geluk in een hutje," meende hij en keek in de kamer om zich heen. „Wat gezellig hebt u het hier!" Zijn blik bleef boven de leren sofa hangen. „Dat heeft hij voor mij uit Kopenhagen meege nomen," verklaarde zij. „Ik vind het een ordi nair portret. Echt is het trouwens ook niet." Daarna bekeek de jon^e man met belangstel ling de ingelijste familie-portretten, die Anna Boleyn omgaven- De slagersvrouw bombardeorde hem met de voornamen van de gefotografeerden. Hij ver dronk in de overvloed van de familie Külz. Toen luidde de winkelbel. „Klanten", zei juffrouw Külz. „Ik moet er heen. Ik hoop dat u zich niet verveelt!" Hij greep naar een blad dat op de tafel lag Het was de „Algemene Slagerskrant". „Ik zal de Erlch KSstner: tijd wel doorkomen!" „Doe alsof u thuis bent", sloeg zij voor. „Dat mag ik horen", meende hij. Zij streek het stijfgesteven schort glad en ver dween in de winkel. mer van de commissaris gebracht. De ruimte was met mensen overvuld. Bijna twee dozijn ernstig voor zich uit kijkende mannen stonden tegen de muren. De mannen waren paarsgewijze geboeid. De commissaris begroette de drie nieuwe be zoekers. Hij was in de beste stemming. „Wilt u korte tijd geduld hebben?" vroeg hij. „Ik heb gasten. Maar ik wilde de heren niet laten wegbrengen, voor u ze had gezien". Hij wendde zich tot juffrouw Trübner en mijnheer Külz. „De wereld is klein. Het zou me verwonderen, als u geen bekenden aantrof." Daarentegen stelde Oskar Külz zich wijdbeens voor de bandieten op en bekeek ze van dichtbij. Ten eerat was er mijnheer Philipp Achtel. Ver der was er de kleine heer Storm met de vergle den, afstaande oren. Er was de onaangename man uit de hoek van de treincoupé, die had ver klaard, dat er op het Deense traject een tweede douane-controle zou zijn. Er was ook de valse douane-beambte zelf! En nog ettelijke andere medereizigers herkende mijnheer Külz. Hij draai de zich naar het bureau om en zei: „Mijn heer de commissaris. De wereld is werkelijk klein! Het spijt mij. dat ik die mensen juist hier moet weerzien. Ik had ze liever ergens bui ten ontmoet. Daar kan men beter vrijuit spre- nijnheer Storm. „O ken.' „Maar beste vriend!" z welke wijze praat u toch ..Houd uw mond!" bromde de agent. Külz stapte een pas terug. „Waarom moet ik mijn mond houden?" vroeg hij verontwaardigd ,,U toch niet!" merkte mijnheer Philipp Ach tel op. „De staatsambtenaar bedoelt ons!" „Wegbrengen!" beval de commissaris. „Eindelijk", zei Karsten. „Wij zijn ten slotte toch niet in het panopticum!" ..Er uit!" riep de commissaris. De deur ging open. En de „Rostocker visbroe- ders" werden in voorarrest gesteld. De commissaris opende een venster en haalde diep adem. Daarna keerde hij naar zijn schrijf tafel terug en reikte mijnheer Steinhövel een pakje toe- ,Ik verheug mij", zei hij feestelijk, „u de ge stolen miniatuur reeds zo spoedig terug te kun nen bezorgen. Wie spoedig geeft, geeft dubbel De oude verzamelaar nam het kostbare pakj* - ontroerd in ontvangst .Ik dank u reer, mijn heer de commissaris!" fflj maakte het pakje d.t .dj on. derhalve dump moet™ los. Er kwam een houten kastje te voorschijn, instellen door Invoering van nieuwe loon- (Wordt vervolgd) methodieken en dergelijke. haar medespreken in alle belangrijke ken op het maatschappelijk en sociaal terrein. Velen stellen disputabel of het bestaan van een christelijke vakbewe ging wel gerechtvaardigd is. In het be sef van onze menselijke onmacht moeten wij echter dankbaar de mogelijkheid aanvaarden van het werken op het maat schappelijk terrein door middel van on ze christelijke vakbeweging. Als vrucht van dit geloof stellen wij ons bewust op het standpunt, dat deze organisatie geen machtsmiddel mag zijn of worden, maar dat wij door middel van de christelijke vakbeweging op maatschappelijk en so- ciaal terrein het recht Gods willen die nen. Dit mag van allen worden ver wacht, die op het terrein van de gezond heidszorg werkzaam zijn. Mede op de ze wijze is het mogelijk Christus te die nen en Zijn Naam groot te maken. De secretaris van de groep volksge zondheid, de heer C. de Bruijn te Gravenhage, hield een referaat over onderwerp „Nieuwe richtlijnen voor werk". Na eerst een uiteenzetting te hebben gegeven van de werkzaamheden en de bereikte resultaten in de afgelo pen 2.jaar kon hij mededelen, dat sinds 1956 het lèdental van de groep Volksge zondheid met ongeveer 600 is vooruitge gaan. In 1956 waren 6300 leden aange sloten. terwijl het nu vermeerderd is tot 6900. Nog vele kwesties vragen de aandacht van het hoofd- en groepsbestuur, o.a. de nieuwe vormen van opleiding voor het verplegend personeel, waarbij meer uit voerig werd stilgestaan. Ook werd aan dacht geschonken aan het vraagstuk van de nieuwe functies welke op het terrein van de gezondheidszorg worden geerre- eerd, o.a. de kraamverzorgsters, de zie- kenverzorgsters en de leiders en leid sters van de actievere therapie in de psychiatrische sector. Het meest be langrijke onderdeel van zijn betoog be trof de eventuele invoering van de mo derne beloningssystemen, d.w.z. de werk- classificatie, de taakanalyse en de me rit-rating voor degenen, die op dit terrein werkzaam ziin. In de overheidssector is reeds een begin gemaakt met het invoe ren en toepassen van deze systemen en uitvoerig werd de vraag behandeld of ook op het terrein van de particuliere ge zondheidszorg deze moderne belonings systemen al of niet moeten worden aan vaard en de invoering daarvan gestimu leerd. Daarnaast werd het vraagstuk van het creëren van nieuwe functies uit- •">«rig bphandpld. DIJ de lezing van het a.r.-rapport over de subsidie van kerkbouw treft allereerst, dat het oproept tot waakzaamheid voor wat betreft overheidssubsidiëring in het alge meen gesproken. Deze oproep ver staan wij. Liever is het ook ons, wanneer een instelling of wat ook de eigen kos ten bestrijdt rechtstreeks uit eigen middelen, opgebracht in offervaar digheid en verantwoordelijkheidsbe sef. Betekent dit dat wij onder alle' omstandigheden tegen subsidiëring van overheidswege stelling moeten nemen? Stellig niet. Wij zijn te gen overschrijding van de staats zaak; *ij zijn niet tegen de staat zelf en niet tegen wat de taak van de staat is. Bij lezing van bepaalde beschou wingen krijgen wij wel eens de in druk, dat men daarin geneigd is in de staat zelf een instelling te zien, aan het leven wezensvreemd en daaraan zelfs vijandig. De staat wordt dan een abstracte boze macht waarvoor men niet genoeg op zijn hoede kan zijn. Deze gedachtengang is een foutie ve. De staat is een nuttige en no dige instelling. De staat zijn wij zelf, zoals wij in onze menselij ke hoedanigheid zoveel zijn. De staat is tegelijk de staatsgemeen- schap en de bedenking begint pas waar de staat zijn grenzen over schrijdt. In onze hoedanigheid van staats- gemeenschap hebben wij de plicht hulp en bijstand te bieden waar deze uit welke omstandigheden ook ontbreken. Gaat op een school een onderwijzer zich te buiten, dan grijpt ook daar de staat in. Gaat in een gezin een ouder zich aan de kinderen te buiten, dan grijpt zelfs daar de staat in. Wij zouden het niet anders wensen. Er zijn op dit ogenblik tal van vormen van nuttige en nodige ac tiviteit die in hun voortbestaan be dreigd worden omdat de noodzake lijke middelen niet meer kunnen plaat trol worden opgebracht. Dit is stt| mede te wijten aan de wijze wu l0'*" op de staat aan zijn taken uitbn ding heeft gegeven en ais gevi pi daarvan zijn belastingen heeft Tl park zwaard. Dan spreken we tend door van staatsbemoeiing, een woa c„c ongunstige klank heeft. E tffCj streven dat staatsbemoeiing in i u,,: ze ongunstige zin tegengaat verdia 'd onze waardering. Maar er zijn ook activiteiten i haar voortbestaan bedrcid- worden los van de omstandighii La dat in onze tijd de staat doet dan nodig en onvermijdeli{ is. Men neme het onderwijs; neme het jeugdwerk in zovele vo^fln nap Natuurlijk, het ware beter al dit werk bulten de staat i bekostigd kon worden. Maar dit i ook wanneer men mèt ons 1 van mening is dat de vrijwllllff. a heid nog best kan worden aanper? wakkerd, vandaag een feitelijke oi mogelijkheid. Legt men dan door subsidiërinJboui te aanvaarden de verantwoordelijl held uit handen? Het rapport bi weert het en het doet dit, als nu heel zijn inhoud, met stelligheti een stelligheid intussen die ook hit niet overtuigt. Uiteraard legt men hier evenmi zijn verantwoordelijkheid uit hu den als dat men dit doet voor wi Jrot betreft heel het overheidsbeleü fag Ook daarvoor is men als staatsbod ger verantwoordelijk. Aan die verantwoordelijkheid ge«Jae" in een democratisch staatsbesld de staatsburger uitdrukking telken.' wanneer hij in het stemlokaal- het staatsbeleid aan een beoorde ling, aan een oordeel, onderwerpt Zijn belasting is bepaald niet hc enige wat de burger in de stasis gemeenschap inbrengt; hij bren(t ook zijn stem in en die stem be vat een aanwijzing omtrent dl staat, omtrent de staatstaak en o trent de wijze waarop hij wenst dit de staat aan zijn belastinggeld bf j steding geeft. IS KERKBOUW ZELF EREDIENST? De bondsvoorzitter, de beer P. Kapin- - Rotterdam, sprak een opwekkend l onderstreep CTAAN wij (als hierboven betoogd) tegenover subsidiëring vanuit de staatsgemeenschap dus wel met re serve, doch niet onder alle omstan digheden afwijzend, dit geldt ook de hulpverlening aan kerkbouw. Ook hier verdient het uiteraard de voorkeur, zo deze bouw geheel uit vrijwilligheid wordt bestreden. Wij willen niet beweren, dat in alle ge vallen het mogelijke daartoe wordt gedaan. Wel echter mag bekend heten, dat in onze tijd omstandig heden zich voordoen die ook de bouw van kerken in bepaalde ste den, dorpen of streken ongemeen verzwaren, Ons dunkt, dit is buiten kijf, al hadden wij in het a.r. rapport voor deze situatie gaarne meer begrip gevonden. Tegen hulpverlening aan kerkbouw keert dit rapport zich nu in het bij zonder „wegens de geheel eigen aard van de eredienst en wat daar toe behoort". Kerkbouw vinden wij in het rapport omschreven als „het scheppen van een noodzakelijke voorwaarde voor de verzorging van de eredienst". En, in aansluiting daarop: ,,De dienst van God is uit zijn aard een dienst die vrijwillig verricht moet worden." Ons bezwaar is, dat in deze zin sneden onderscheidene begrippen te- zeer zonder overgang aan elkaar gevoegd worden. Dat de dienst van God, in de zin van eredienst, een dienst ls die vrijwillig ver richt moet worden, nemen wij gaarne aan. (De dienst van God is zelf een omvangrijker begrip.) Maar is kerkbouw zelf ook ere dienst-in deze eigenlijke zin? Kerkbouw wordt in het rapport genoemd het scheppen van een noodzakelijke voorwaarde voor di verzorging van de eredienst; en zinsnede waarop, indien letterlijk genomen, wel iets op valt af t( dingen. Gelukkig is in de loop dei eeuwen ook zonder kerkbouw wel eredienst mogelijk gebleken. Maar aangenomen dat kerkbou» noodzakelijke voorwaarde is voor dl verzorging van de eredienst, wordt daarmede de kerkbouw zelf tol eredienst? Ons dunkt, een stelre gel waartegen zeker voor de testant, het nodige is in te bren gen. Wij hebben ons afgevraagd, of hel a.r. rapport, behalve de andere be denkingen die wij ertegen hebben aangevoerd, niet ook mnnk gaat aan deze ons iets te gemakke lijke vereenzelviging van kerkbou" en eredienst. Dat men de eredienst geheel uit vrijwilligheid wenst te voldoen, achten wij begrijpelijk alleszins respectabel. De wljrt waarop het rapport onder de dienst ook de kerkbouw zelf brengt geschiedt ons met net iets te gro te vlotheid. Nogmaals en ten slotte: subsidië ring zien wij niet als iets wat leen toejuiching verdient. Vrijwillig heid niet alleen voor wat betreft kerkbouw is ons meer waard «e de overheid mag niet door over schrijding van haar bemoeiingel aan deze vrijwilligheid in de we; gaan staan. Doch wat het a.r. r»P- port tegen subsidiëring in het alge meen en tegen subsidiëring via kerkbouw in het bijzonder, inbrengt, doet op zijn beurt vragen rijzen. Daarom zijn we met dit rapport niet onverdeeld gelukkig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1958 | | pagina 2