Wie schrijft of tekent mee? PRINSESJE <=3$loeme.n voor juUrouwt^oló mmmm (3233 KERSTBIJLAGE 1957 Voor Ria ter Horst was er heel wat gebeurd, voordat ze aanbelde met „Ga een beetje vóór me zitten", fluisterde Ria. Gehoorzaam duwde Marjan haar rug in de leuning van haar bank en probeerde zich zo breed mogelijk te maken. Maar juffrouw Pols leek wel door alles héén te kunnen zien. „Nee-nee-nee!" riep ze op het opgewekte toontje van iemand die zich lekker niet laat beetnemen. „Kom maar tevoorschijn, hoor Ria ter Horst, ik zie je toch wel. Geen schort bij je zeker?" De rug van Marjan zonk moedeloos inéén, 't Hielp nu toch niet meer. En Ria zei deertnoedig ze hoopte tenminste dat het deemoedig genoeg klonk: M'n moeder was nog niet kla§r met strijken, juf. „Je weel best dal je niet zonder schort de lessen mag bijwonen." zei juf frouw Pols vastberaden. „Of je moeder nog met strijken bezig is of dat ze nog gewassen moeten worden of wat dan ook, HET DOET ER NIET TOE!" Dal laatste sprak ze met zo'n stemverhef fing, dat een meisje op de voorste bank van schrik inéénkromp. Een ander kind schoot in de lach en toen werd juf frouw Pols kwaad. „Kinderachtige méiden die jullie zijn," zei ze. „Altijd met die goedkope smoesjes aankomen, hè? 't Moet maar eens uit zijn, hoor! Ga naar de direc trice, Ria en zeg maar dat ik jou zo niet in de klas wil hebben." Ria was zo verbluft, dat ze vergat op te staan. „Naar de directrice?" vroeg ze. „Omdat-ik mijn schort vergeten heb?" Marjan mompelde uit solidariteit „Komt er nog iets van?" riep juf frouw Pols. „Vooruit, schiet op! Vertel de directrice maar dat je moeder nog niet klaar was met wassen of strijken. Ik wens die uitvluchten niet langer te slikken!" Ria ging de klas uit met een nadruk kelijk schouderophalen, dat haar bij de andere meisjes nog wel enig succes be zorgde. Maar het was een schrale troost want ze moest naar de direc trice en die zou haar allesbehalve grap pig vinden. „Belachelijk", gromde Ria bij zichzelf. „Da's nog nóóit vertoond: naar De Bie omdat je je schort ver geetMet een nijdige ruk zwiepte ze haar paardestaart naar achteren en stevende de gang door, naar de kamer van de directrice. Ze klopte op de deur, en hoopte één moment, dat juffrouw De Bie zelf er gens aan het lesgeven was. Maar de stem van de directrice klonk vrijwel on middellijk: „Ja. binnen". Als 't dan moet. dan maar ineens, dacht Ria en ze stapte haast blindelings de kamer in en flapte er meteen uit: „Ik heb m'n schort vergeten en daar om ben ik er uitgegooi uit de klas gezet. Door juffrouw Pols." BEP HAD die avond heel wat te stellen met haar jongere zus, want Ria was door het dolle heen. Det was geen manier van die lui uit haar klas, om haar zó te kijk te zetten. Want natuur lijk zou juffrouw de Bie wel eens naar juffrouw Pols gaan kijken, en dan zou ze die bloemen zien en natuurlijk zou ze lezen van wie die wel afkomstig wa ren... „Die snertmeiden,huilde Ria „ik had best mee willen doen voor dat stomme dubbeltje, maar als je die ge zichten gezien had „Nou, bedaar nou maar, 't is ge beurd." zei Bep. Maar Ria stampvoet te van drift en begon toen ineens zó on bedaarlijk te snikken, dat moeder uit de huiskamer naar boven kwam. Er was uit Ria geen goed woord meer te krij gen. Bep moest het hele verhaal doen. En moÉer, die toch écht wel andere zorgen aan haar hoofd had, moest om dit grote probleem een beetje triest glimlachen, terwijl i sussend het hoofd streek. „Ik weet goede raad." zei te. „Je gaat haar ook uit Bep, omdat die een oud-leerling ten slot- was dat even een blunder! De broer van juffrouw De Bie, dip af en toe wel eens op hun dorp kwam en dan even bij zijn zuster aanwipte, zat in een stoel bij het raam en kon kennelijk zijn lachen i niet bedwingen. „Zodat is mooi", zei juffrouw De Bie. „Ja, nóu," zei Ria. „Is je dat wel eens vaker overkomen?" I Ria viel verontwaardigd uit: „Haast. nooit nog, juf! Echt niet! Ik snap echt niet waarom ik nou opeens naar u toe moet. Dat hoeft anders toch ook nooit!" Meneer De Bie scheen erg verkouden te zijn te oordelen naar het langdurig ge- I bruik dat hij van zijn zakdoek maakte. Juffrouw De Bie keek naar hem en schudde haar hoofd. „Nou enfin", zei ze tegen Ria. „Ga jij maar zo lang in het tekenlokaal, daar is toch geen les op het ogenblik. Ik kom straks wel bij je." i Maar het was niet juffrouw De Bie, i maar haar broer, die ongeveer tien mi nuten later met een samenzweerders- gezicht om de hoek van de deur keek en fluisterde: „Kun je 't nogal uithouden „Best", zei Ria wat moest je ook anders zeggen? Ze kende mijnheer De Bie nauwelijks. „Was je kwaad op juffrouw Pols?" vroeg mijnheer De Bie. Hij ging er ge zellig hij zitten. „Ja, nóu", zei Ria, net als zoeven bij de directrice. „Je vindt haar zeker niet erg aar dig?" „Ik kan d'r niet uitstaan", zei Ria naar waarheid trouwens. Maar ze schrok toch wel een beetje van zichzelf en voeg de er haastig aan toe: „maar dat moet u niet tegen juffrouw De Bie zeggen, „Natuurlijk niet," zei meneer De Bie. j „Maar als je nu wist, dat juffrouw Pols laat ik zeggen een beetje ziek is, of verdriet heeft, zou je het dan ook niet begrijpen dat ze wel eens uit haar humeur kan zijn?" „Daarom hoeft ze toch tegen mij niet zo gek te doen," zei Ria mokkend. „Nee. Dat is ook een argument, na- tuurlijk", zei mijnheer De Bie. Hij stond op en slenterde naar de deur. „Nou meisje, het beste. Krijg je „Weet ik dat?" zei Ria. Ze hoorde beot hoe brutaal dat eigenlijk klonk, maar het kon haar op dat moment ook weinig meer schelen. Hr' viel overigens mee met dat strafwerk Ze moest om twaalf uur bij juffrouw Pols komen, die een klas van de kinderverzorgsters les gaf. Stukjes inzetten. Ria wist ran Bep. haar ouder zusje, wat een lastig werk je dat was. Buiten op de gang hoorde ze juffrouw Pols al foeteren. ..Dal. is toch geen werk wat jij levert! Waar lijkt dat nu op!" Maar tegen Ria was ze tamelijk vriendelijk. „Kom in het vervolg vóór dat de les begint naar me toe en pro beer niet zo stiekem te doen", zeze. .Afaesproken?" Storm in een glas water." zei Mar jan later eigenwijs En Ria zei heel vinnig iets heel onaardigs over juf frouw Pols ..Hééééé zeg!" riep Mar jan. ..Nou ja laat se opvliegen dan. voor mijn part," zei Ria. Pols inderdaad op van Dijn name lijk. Ze was met haar bromfiets tegen een boom gebotst en had behalve een gebroken enkel en een lichte hersen schudding, schaafwonden en blauwe plekken opgelopen. De hele huishoud school was er ondersteboven van. „Je moet er niet aan dénken wat er gebeurd was als er misschien net een auto voorbij gekomen was," zei een meisje uit Ria's klas hoofdschuddend en een beetje huiverend. Ria vond dal ze zich aanstelde en ze zei het ook. Maar ze had niet verwacht zó'n commentaar te krijgen. Het was alsof de hele klas zich als één man tegen haar keerde, zelfs Marjan deed verongelijkt. „Ja, jij kunt haar nu eenmaal niet uit staan," zei een van de meisjes, „omdat je toen zo op je kop hebt gehad. Dat was toch zeker je eigen schuld? Had je maar niet zo stom moeten doen.*' Je weet best dat je altijd een schort bij je moet hebben." „Moet je dat horen!" riep Ria veront waardigd. „Ben je zelf soms altijd zo'n lieverdje?" Arme Ria! Haar klasgenootjes sche nen juffrouw Pols ineens allemaal een schat van een mens te vinden, die altijd o zo aardig was. En het was zó zielig voor haar, want ze zou in de Kerstvakantie naar de wintersport gaan en dat ging nu natuurlijk ook niet door t En Ria was een akelig kind dat ze het helemaal niet zielig vond voor juffrouw Pols. „Zég het nou maar", kefte een meisje, „jij vind het eigenlijk nét goed voor haar, hè"" Of Ria er nu boven stond of niet de manier waarop Nettie en Gré de dag vóór de vakantie naar haar toe kwa men met hooghartige gezichten en de afgemeten vraag, of ze soms mee wilde doen aan de bloemen voor juffrouw Pols, maakten Ria wel duidelijk dat haar klasgenoten zelf ook lang gedubd hadden over de vraag of Ria, die juf frouw Pols immers tóch niet kon uit staan, eigenlijk wel in aanmerking kwam. „Als 't op die manier gaat: nee", zei Ria. Het leek wel of de klas de adem inhield. Marjan zei: „Sukkel." En Bep Een grijs stenen bakje met een paar dennetakjes en wat hulst; daartussen heel behoedzaam nog verscholen in hun groene blaadjes, een paar tuipeknop- jes. Ria liep er voorzichtig mee. Haar hart bonsde heftig ze zag erg op te gen de ontmoeting met juffrouw Pnls. Maar meer nog dan dat hield haar be zig wat moeder die morgen, toen ze dï tulpjes kocht, gevraagd had. „Weet je nu ook waaróm je die bloe men gaat brengen?" „Dat heeft u toch zelf gezegd, dat ik dat doen moest!" „Móest?" vroeg moeder nadrukkelijk. „Nou ja kan," zei Ria korzelig. „Luister eens, lieverd," zei moeder, „het gaat mij maar hierom: als je die bloemen alleen maar naar juffrouw Pols brengt, omdat je je eigenlijk ge neert, dat jouw naam niet op dal kaar tje van de hele klas stond dan is er eigenlijk iets mis. Vind je zelf ook niet?" Ria had willen vragen, heel dom en heel onnozel: „Hoe bedoelt u?" maar ze wist dat ze met zoiets bij moeder niet hoefde aan te komen. ..Nou?" vroeg moeder. Ria zei, met een diepe zucht: „Ja. nou ik moet het natuurlijk ook om juffrouw Pols zelf doen." ik," z EEN JEUGDVERHAAL DOOR JEA KIERS „Och kind, dat heb ik hele maal niet gezegd!" „Nee, dat moest er nog bijkomen!" „Och, houd je mond toch!" HET WERD zo'n malle, domme ruzie, echt iets voor meiden van twaalf jaar. zei Bep, toen Ria het haar 's avonds vertelde op hun kamertje. „En nou willen ze van onze klas bloe men geven", zei .Ria zorgelijk, „maar nou weet ik niet wat ik doen moet. Als ik wél mee betaal, zeggen ze natuurlijk allemaal dat ik schijnheilig ben. en als ik ^het niet doe zeggen ze: zie je nou „Wacht nou maar eerst eens af, of ze wel bij je komen om het je te vra gen," zei Bep praktisch. „En dan?" ,Nou, dan geef jij ook je dubbeltje of hoeveel het is! Je wilt toch zeker geen woord hebben!" „Wat is dat?" Maar dat wist Bep niet zo precies. Ze dacht dat het iets te maken had met „er gekleurd op staan", of zo, maar in elk geval moest Ria er bóven staan. zei later; „Daar krijg je gezanik mee, geloof dat maar." Het begon Ria zo langzamerhand knap te vervelen maar tegelijkertijd werd ze zich bewust van een soort schuldge voel. Nu ja het was waar: juffrouw Pols was met de affaire van dat schortje een beetje kinderachtig geweest, maar daarna was ze toch wel weer heel ge schikt. En het was toch ook wel verba zend sneu, dat haar vakantie naar Zwit serland nu niet kon doorgaan. „Kan ik tóch nog niet meedoen?" vroeg ze later op de dag aan Marjan. Maar die zei verlegen: „Ze hebben de bloemen al gekocht „Nou ja," zei Ria berustend, ,,'t Gaat toch van de hele klas uit, dus Pols weet niet wie er niet aan meegedaan heeft." „Maar d'r is een kaartje bij, met de namen," zei Marjan. Ria verschoot van kleur. „En mijn naam staat er niet op," zei ze. „Nee", zei Marjan. „Weet je 't zeker?" „Ja, heus mams!" „Als je bloemen brengt aan iemand." hield moeder vol, „dan doe je dat om die iemand een pleziertje te doen. Niet om je zelf in de hoogte te steken. Ik hoop niet, dat het z RIA HAD EEN kleur als vuur gekregen. En nóg voelde ze een lastige blos als ze aan dat gesprekje terug dacht. Want eigenlijk had moeder zo vefschrikkelijk gelijk. Die hele ruzie met de klas had zij, Ria, veel belang rijker gevonden dan het on geluk van juffrouw Pols. Na- tuurlijk, het was wel erg zielig allemaal, maar had dal ene meisje eigenlijk niet een beetje gelijk gehad, toen ze riep: „Jij vindt het fijn, dat ze dat ongeluk ge kregen heeft!" Nou fijn was nu ook het woord niet, maar ze was er toch ook niet bar bedroefd om geweest. Het liet haar eigenlijk koud. Was het daarom niet een beetje een béétje gemeen die tulpjes „Ik hoop gaan brengen? het niet meer", dacht Ria. naar niet dat ze gaat vra- mijn naam nietWeet je wèt", bedacht ze ineens verheugd, „ik ga zeggen dat ik die dag niet op school was. Dat ik griep had dat heeft tooh iedereen tegenwoordig". Helemaal opgelucht belde ze aan bij het huis, waar juffrouw Pols haar ka mers had. En toen steigerde ze van schrik haast achteruit, want het was mijnheer De Bie, die opendeed. „Hallo", zei hij, ,van school soms? Héééé," viel hij zichzélf in de rede. „ben jij niet dat kind van dat schort?" Dat kind van dat schort zo moet je maar te boek staan. Ria wist niets te zeggen en stond daar maar met haar tulpjes. HET MOOIE PLAN VAN BERTJE EN HENK BERTJE en Henk hadden een plannetje. Ze von den het zelf geweldig, maar ze wisten eigenlijk niet of vader en moeder het wel goed zouden vin den en daarom maakten ze er een geheimpje van. Je moet weten dat Bert je en Henk iedere zaterdag hun vader mochten meehelpen om zijn bestelwagen- tje schoon te maken. Vader moest namelijk iedere dag brood en beschuit en koekjes rondbrengen in hun dorp en dat dorp was erg groot! Dat kwam door dat de huizen zo ver uit elkaar stonden. De wegen van het dorp waren niet zo erg best en soms, als het geregend had, zat vaders bestelwa- gentje onder de modderspatten. Je begrijpt dat het echt wel nodig was, dat vaders wagentje schoon ge maakt werd. NAAST het huis van Bert je en Henk woonde buurman. Eigenlijk vonden de jongens hem niet zo erg aardig, maar dat kwam, zei moeder, om dat buurman niet van kinderen hield. Buurman bromde maar zo'n beetje als hij de jongens zag en soms werd hij echt nijdig, als de jongens aan het voetballen waren. „Denk er om dat je die bal niet in m'n tuin schopt, want je krijgt hem niet terug!" dreigde hij dan. Buurman had ook een auto. Geen bestelautootje, zoals vader, maar een klein wagentje, een Fiatje, wisten de jongens. Buurman moest er ook hele dagen op uit en soms kon je haast niet zien, dat zijn autootje eigenlijk blauw van kleur was, zó stoffig en modde rig was die wagen dan. Meestal had buurman geen tijd om zijn wagen „Kom binnen, kom binnen", zei mijn heer De Bie. „Ik speel vandaag voor portier. Je mag nog niet naar de ka mer, want de dokter is er. Hang hier je jas maar op. Wel wel, wat een aller liefst bloemstukje. Daar zal ze blij mee zijn. Kom je haar die brengen uit dank baarheid?" „Uit dankbaarheid?" riep Ria stom verbaasd. „Waarom?" „O pardon." zei mijnheer De Bie. „Dat had ik natuurlijk niet mogen ver tellen. Nou, ik kan je wel zeggen, dat ze gloeiend kwaad op je was, die mor gen. En als ik toen niet met haar ge praat had en een beetje voor ie gepleit, dan zat je nóu nog aan je dertig knoops gaten, die je voor straf moest maken ..Nietwaarzei R>ia. „Knoopsgaten hoeven we nooit voor strafMaar haar gedachten tolden over elkaar. Juf frouw Pols was dus echt boos geweest die morgen en ze was van plan geweest om Ria strafwerk te geven, of wie weet. een strafbriefje voor thuis Mijnheer De Bie had voor haar gerileit en juffrouw Pols was gezwicht.Maar dat was tooh eigenlijk reusachtig van juffrouw Pols! dacht ze geestdriftig. Stel je voor, dat je vlak voor je Kerstrap port met een strafbriefje naar huis gaat! Vader zou je zien aankomen, die was in dat opzicht toch al niet gemak kelijk. DOKTER kwam de kamer uit. sJ Mijnheer De Bie gebaarde naar Ria dat ze maar naar binnen moest eaan. Zelf bleef hij nog even met de dokter praten. Het ging opeens allemaal zo gewoon en zo gemakkelijk. Ria liep op het bed toe. waarin juffrouw Pols lag. „Ik kom u een goed Kerstfeest wensen. En wat bloemen brengen." zei ze, „ook van Bep. En... ze haperde even „en ik wou u nog wel bedanken, dat u toen niet, dat ik toen met dat schort „Och, malle meid", zei juffrouw Pols. „En ik vind het heus echt vervelend voor u," zei Ria. Ze wilde opeens alles wel goedmaken, wat ze ooit fout of naar gedacht mocht hebben van juf frouw Pols. „Ik vind het erg vieiiu. van die vakantie in Zwitserland, dat die nu niet doorgaat. Enne..." Ze slikte. Moest ze nu ook nog een verklaring ge ven van het ontbreken van haar naam op het kaartje? Moedig begon ze: „En ik wilde heus wel meedoen, ziet u, maar ze begrepen het niet TUFFROUW POLS begreep het kenne lijk ook niet zo best. Ze lag maar een beetje te glimlachen en zei, toen mijn heer De Bie binnenkwam: „Kijk eens, Wiin, wat een beeldige tulpjes." „De hulde van de Cupido", zei mijn heer De Bie, die dus Wim bleek te he ten en Ria vond het maar een raadsel achtig geval. Maar juffrouw Pols scheen het opperbest te begrijpen ze lag stralend in de kussens en ze streelde de groene, prille blaadjes van de tulp jes. „U mag ze geen water op de bol ge ven," zei Ria deskundig, „alleen maar het mos een beetje vochtig houden." „Goed hoor kind", zei juffrouw Pols. Ze zette het bakje voorzichtig naast zich op het tafeltje. En ze zei: „Ik ben er erg, erg blij mee, Ria. Het heeft zo'n bijzondere betekenis voor ime, weet je Ria dacht tevreden: zó is het vast goed. Als ik dèt aan moeder vertel juffrouw Pols is echt blij dat ik geko men toer;. En ik vind het zelf ook fijn. De bloemen van de klas kunnen me niets meer schelen. Die zullen trouwens tooh al wel verdord zijn. Tulpjes hou den het veel langer uitNee, bestraf te ze zichzelf, daaraan moet je nou niet denken. „Wat wordt het zo toch een heerlijk Kerstfeest," zei juffrouw Pols met een „Iets voor een boek", zei mijnheer De Bie. „Alle misverstanden verdwenen, geen boze gezichten meer over en weer Hij gaf Ria een knipoogje. Die dacht aan moeder en zei hardop: „Zo hoort het ook. Anders kun je geen Ksrst- feest vieren, zegt mijn moeder." schoon te maken en dan reed hij weken achter el kaar met een grijze inplaats van een blauwe wagen. ,,'t Is jammer, man, je moest hem toch eigenlijk beter onderhouden," zei de vader van Bert je en Henk wel eens. „Heb ik daar dan tijd voor?" zei buurman korzelig. „Jij kan je jongens makkelijk aan 't werk zetten SOMS ging buurman wel eens aan 't poetsen en boenen en dan stonden Bertje en Henk op een afstandje toe te kijken. Ze wilden hem best helpen, maar ze waren bang, dat buurman weer boos zou worden. Maar op een dag in de Kerstvakantie, toen buur man een paar boodschappen was gaan doen, zagen Bertje en Henk hun kans schoon. Ze zouden buurman eens fijn gaan helpen! Zonder dat moeder het merkte haalden ze een emmertje water, deden er wat zeep uit een fles bij, net als vader altijd deed, en toen gingen ze aan het poetsen. Nou, het dient gezegd, de auto werd prachtig schoon! Hij begon gewoon te glimmen en werd echt blauw! „Weet je wat", zei Bertje tegen Henk, „we hebben nog wat hulst en wat takjes van de kerstboom. We gaan de auto van buurman versieren!" „Ja", riep Henk, dat is leuk!" Zo gezegd, zo gedaan. De jongens staken takjes in de bumpers, achter de kruk van de portieren.En toen ze bezig waren een takje hulst te steken achter de ruitenwisser, hoorden ze de stem van buurman: „Hééééé bengels, wat moet dat daar. Ja, nu zijn jullie aan de beurt, want je merkt wel, dat dit verhaal nog niet af is. Er moet nog een slot aan, een grappig of een blij of een droevigdat moet je zelf maar weten. iiwmniaa Jongens en meisjes van tien jaar en ouder moeten daar hun best maar eens op doen. Ze mogen het vervolg van dit verhaaltje maken, dat niet groter mag zijn dan twee blaadjes uit een schrift (aan één kant beschrijven Wie het mooiste slot maakt, krijgt een prijs van 15.de tweede prijs is 12.50 en de derde is 10.Je ziet dus dat het de moeite waard is. Stuur je opstel vóór 10 januari aan de redactie van onze krant. Schrijf op de linkerbovenhoek van de enveloppe: Opstelwedstrijd Kerstnummer. En wij dan? roepen nu zeker al die jongens en meisjes beneden de tien jaar. Stil maar, van jullie wordt er ook heel wat verwacht. Maken jullie nu eens een tekening van het verhaaltje dat je zojuist gelezen hebt. De kleintjes die nog niet kunnen lezen horen wel van vader of moeder waar hel om gaal. Die tekening, die je zelf maakt, ga je natuurlijk mooi kleuren of ver ven. En ook die tekeningen ver wachten we vóór 10 januari op onze redactie. In de "linkerboven hoek van de enveloppe moet staan: Tekening Kerstnummer. Ook voor jullie worden drie prijzen uitge loofd: voor de meisjes een pop, voor de jongens een garage en als troostprijs een gezelschapsspel, waar iedereen wat aan heeft zoekt een raam rt aan koning Saniidoor, soft een deur met gouden s op kleine rode belletjesschoentjes en in een jurkje van wit fluweal. Nat wil ze eventjes gaen zitten aan da voorkant, of ze denkt: „Misschien loopt ar nu juiit een haat door da moatfuin, dan zou ik dia juist niet kunnen zien..1" En rinkeldekinkel rent ze de gang door, naar het raam van de deftige bibliotheek, maar meteen draaft ze weer naar de uitkijktorai „Alt vader nu thuiskomt, zie ik geen iteekl" „Voor 't raam van onza zondagse eétzaal bloeien de rozen al 'n hele tijdl Je moet ze toch eens gaan bekijken," van de derde kromme bovengang," sprak de koningin statig, „er varer Ach, 't prinsesje had geen tijd om te rijden, die holde alweer door 't grote kasteel, op haar kleine, rode belletjesschoentjos Vandaag, op haar zeventiende verjaard moet ze vanzelf wat kalmer zijn, want ze draagt voor de eerste keer zi en die doen een heel klein beotje pijn. „Wil je wat wandelen op hit gras?" Maar het prinsesje schudt telkens haar hoofdje, omdat. ze nog nooit uit wandelen watl Straks, als de kastoelklok acht heoft geslagen, begint er een heerlijk verjaardagsfeest, in 't park, daar stralen wel duizend lichtjes, het is er nog nooit zó mooi geweestl i konijntje springt vrolijk voor haa i eekhoorntje speelt in de beukenla te hazen komen hear eventjes gro toningln an de koning komen g de trap af van het kasteel. - buiten zie 'k ólles tegelijkl" ir wordt de verjaarstaart aangadrager

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 17