wuben P<
enhihd
BOEDAPEST^,-)
SPROKE VAN DE
M*
een stad die al vaker geteisterd werd
!n 1686 van de
Turken bevrijd
KERSTBIJLAGE 1937
M<aar pluii'liny, kijk, wat liyt daar tussen stro te glinst'ren.
Het blonk als goud, snel stond zijn kleine voet er op
de avond en Matthan sloot ver
moeid zijn wijngaard toe. Zijn huis
waarts gaan was altijd vreugde en
bezinning, zijn huis was vrede en ztyn
slaap was zoet.
Hij was een wettisch man. Men
zag hem in de voorhof van de tempel,
als broeder onder broeders, het
volk dat de Verlosser wacht, die
Rome's scepter eens zou breken en
tonen zou hoe sterk de God van Isrel
tot hij dicht hij het kamp gekomen was. Kijk.
daar lag Albans stal. Zelfs in dit need'rig
huis en deze kleine Herberg, was het ypl
van vreemden.
Benhazi kwam nu heel dicht bij. Hij wik
de zien de wijzen in hun mooie kleren, waar
zijn vader thuis gesproken had. En ook
Hij wist heel 1
dat hij ook dit kind wou
't Romeinse juk woog
vergeet de zijnen niet.
Maar wat kwam daar? De droge weg joeg
wolken op. Daartussen door zag hij het goud
bruin van kamelen, en hoorde hij het rink'-
lend tuig.... een karavaan uit ver gebied
misschien.Ach ja. 't was waar, het Beth
lehem was vol van vreemden, omdat de kei
zer wel op perkament wou zien. hoe groot
hij was en heerlijk in miljoenen onderdanen.
Zo spoedde ieder zich op zijn bevel naar zijn
geboorteplaats.Een bitt're trek kwam
plots om Matthans mond. terwijl hij naast de
helrweg stond om het gerij te zien passeren
en Matthan trok zijn kaftan dichter voor het
hete stof.
Maar zie, daar stond opeens een neger
knaap met druk gebaren en sprak een taal
die Matthan niet verstond. Maar hij begreep
dat hij nu om moest zien naar een der
vreemden, een waardig man. geleerde of een
vorst misschien? Geboeid keek Matthan naar
het fijn bestikte lijnwaad dat hem sierde, de
tulband boven 't streng en vorstelijk gelaat;
het snoer van gouden zonnen en van halve
maantjes, dat fijntjes blonk terwijl hij liep.
..Vergeef mij. dat w'u staande hielden", zo
zei de man. ..maar wij zijn vreemden hier
dat de plaats niet die thans voor ons ligt?".
..Jawel heer, dit is Bethlehem, daar ligt
mijn huis en erve. maar kwaamt gij van zo
ver alleen om deze nederige plaats te zien?
En daarbij, heer. wie zal uw hoog gezelschap
bergen, de kleine stad is vol, omdat de kei
zer alle zielen tellen wil."
..Gij zijt een man uit Israël, en kent uw
schriften? en ik als vreemd'lmg weet, dat in
uw stad een koningskind geboren isgij
weet dat niet?"
..Gij zegt een koningskind?" .vroeg Matthan
diep verwonderd. „Een koningskind, wie
bracht u dit onwaar gerucht? Ik sta u borg.
ik zou het weten.,., een koningskind? Nee
heer. als dit uw tochtdoel is, gij reisde tever
geefs."
„Toch niet, kijk. keer u naar uw stad en
zie de sterren. Zie toch die ster. de konings
ster, zaagt gij die eerder daar?"
Weer was het Matthan die verwonderd
stond en opzag naar de hemel. Daar stond
een ster. veel groter en veel lichter dan hij
eerder zag.
„Laast gij die boodschap uit die grote ster?
Zijt gij^een wijze?"
„Gij zegt een wijze? Wie is er wijs? Wie
wijsheid gaart bespeurt eerst recht de duis
terheid van zijn niets weten. Maar gij moest
weten, dat 's werelds weg ook in de sterren
staat. En deze ster laat ons geen twijfel
we zochten het in boeken na wijst op het
jong bestaan van Isrels koning, waarop gij
wacht, hij is geboren in uw staid!"
„In Bethlehem?", vroeg Matthan weer.
„Gij moet u wel vergissen. De koning die
wij wachten wordt geboren ln Jeruzalem. Zie
daar ja wend u om en zie. het laatste
avondlicht speelt op de tinnen van de tempel.
Daar komt de koning die ons eens verlos
sen zal." De wijze schudde, diep nadenkend,
het hoofd en streek zich langs de baard.
..Helaas, ik kan u dit geloof niet geven,
maar wij gaan in uw stad toch zoeken naar
het kind, opdat wij het de ere mogen geven.
waarop het recht heeft als J
Vaarwel'"
i Herodes hier niet komen voor het
kind?
Ah, kijk. de stal gaat open. Snel sprong
Benhazi naar een schaduwplek. Daarbinnen
brandde helder licht.... zijn adem stokte
Een gouden wieg?of koninklijk vertoon?
Die ene flits liet hem het beeld van een
verlaten stal. Hoe vreemd. Was hij dan toch
verkeerd gelopen? Maar zie, hier waren toch
de wijzen in hun schitt'rende kledij. En ook,
daarboven stond de ster, waarvan zijn va
der had gesproken. En ook de wijzen waren
in een druk en blij gesprek. Hoe graag was
ook Benhazi ln de stal geslopen. Maar hoe
nieuwsgierig ooknee, dat dorst hij niet.
Diep in gedachten ging hij langs de velden
en zag de herders wakend bij het vuur
Een koningskind wordt immers in een mooi
paleis geboren? Hoe kwam hij dan in Albans
armelijke stal?
T"\E DAG daarop stond Matthan's zoon weer
L' bij de stal. 't Was heet. de oude, wrakke
deur stond nu wijd open. En binnen zag hij
slechts een jonge vrouw. Een kind lag op
haar schoot te schreien. Schoorvoetend
kwam Benhazi naderbij.
En toen de vrouw hem zag. kreeg zij iets
vriend'lijks in haar
ogen, zoals hij ook
weieens bij moe
der had gezien. Dit
had hem plots'ling
alle schuchterheid
ontnomen, en heel
nieuwsgierig kwam
hij aan haar zij.
Doch schuchter
klonk toch nog zijn vraag: „Is dit het konings
kind, waarnaar de wijzen zochten?"
„Wie heeft je dit gezegd?", vroeg nu Ma
ria, en zonder een'ge vrees vertelde nu Ben
hazi wat hij wist. Toen zei Maria: „Geloofd
zij God. M'n kind, gezegend zult ge wezen.
De wijzen die hier kwamen, hadden 't recht.
God heeft, wat Isrel was beloofd en al de
volken, geschonken."
Benhazi keek aandachtig naar het Kind,
en kop de woorden van Maria niet begrij
pen. Hij zag het stro, de kribbe en de kale
stal
„Maar waarom is Hij dan toch hier gebo-
Omdat Hij ook het deel der armen wezen
zal en heel de wereld eens zal toebehoren.
Je zult het later wel begrijpen jongen."
Benhazi streelde zacht het Kleine handje
van het Kind en keek weer vragend naar
Maria. „Mijn vader zei: De koning wordt
geboren in Jeruzalem."
Maria zweeg, diep in gedachten en zei
daarna: „Hoe velen twisten daag'lijks bij de
wet en de profeten, maar zijn verblind. Het
is nog altijd zo: een klein geloof is beter
dan veel weten! Geloof alleen, dit Kind is
heus uit God geboren en als je groot bent.
lees dan met geloof de profetieën door."
in zijn dromen.
Maar plots'ling, kijk, wat ligt daar tussen
't stro te glinst'ren. Het blonk als goud, snel
stond zijn kleine voet erop. Steels keek hij
om. Maria had zich over 't Kind gebogen.
Een sneUe greepen weg was nu Benhazi
uit de stal. Hij rende buiten adem de vel
den door en rustte eerst toen hij in Beth-
lem stond en daar bekeek hij goed wat hij
daargind er had gevonden. Een kleine, glad
de, gouden penning blonk in zijn hand. Hoe
kwam die daar? Hij wist opepns.van een
der wijzen. Dit was zo'n gouden zon, die aan
hun gouden keten hing. Had vader niet ver
teld hoe schoon die blonken? De klejne gou
den schgkel was verbogen.... Wat nu? De
wijzen waren bij de morgenstond vertrokken.
Terug naar 't Koningskind? Hij blonk zo
mooi. Benhazi kon het offer niet meer bren
gen. Hij hield dg gouden penning
als een diep geheim verborgen.
kracht te puttei
tot weerstand aa
't Romeinse juk.
Maar bijna elke dag, blonk even maar de
pepning ijl zijn hand enZo kwam de dag
waarop Benhazi weer met 't wonder klei
nood speelde en plotseling zag, hij was niet
blank en glad als in 't begin, maar fijn be
tekend en zie aan d'ene kant zag hij het
Kind weer op Maria's schoot en aan de an-
d're kant een droef gelaat bekroond mef
doornen.
Ontzet keek Matthan's zoon naar "t won
der in zijn hand. Wat wil dit zijn? Met wie
kon hij nu over dit mysterie spreken? Want
ledereen zou zeggen: Benhazi is een dief! In
bange strijd hield hij het gouden kleinood
verborgen tot op de dag waarop 'hem wreed
't mysterie van zijn penning werd onthuld.
WEER SLOOT een man het hek van Mat
thans wijngaard toe. Maar wie zou in die
man Benhazi nog herkennen? Zijn bruin ge
laat was diep gegroefd. Op zijn gekromde
rug, droeg hij de last van vele droeve jaren.
En spreek hem niet meer van het Konings
kind. Was alles niet een bitt're waan geble
ken? Herodes was gekomen ja, alleen
voor 't Kind. Maar hoe? Met bloed en
zwaard. De jam
mer van die dag
zijn oor geweken.
Het Romeinse juk
was niet gebroken.
Benhazi had d.e ge
sel van de beulen
in zijn vlees ge
voeld. Geen man was sterk genoeg gebleken.
En elk verzet werd snel in bloed gesmoord.
Zijn vader was in slavernij gestorven. Zijn
moeder was verkwijnd in al haar leed. Ben
hazi waande Israël voorgoed verloren
Maar op zijn borst hield hij nog steeds een
droom bewaard. Aan een scharlaken koord
hing daar de gouden penning met 't beeld
van 't Kind en van de Koning met de door
nenkroon.
Hij had weieens gehoord van een profeet,
die uit zijn Bethlehem was voortgekomen.
Die wond'ren deed en woorden sprak, waar
op de wetgeleerden hun mond niet durfden
opendoen. Maarmen zegt zoveel, wat gaf
het wat men in Jeruzalem beweerde. Ach,
Isrel had een leger nodig, een koning groot
en sterk in macht.
als hij des avonds keerde naar zijn een
zaam huis of opging naar Jeruzalem voor
Pasen, 't Was Isrel goed om te gedenken,
hoe God hen voerde uit Egypteland. om
maal, zie. een
oproep voor het
rechthuis van Pi-
latus. Hij hoorde
luid gejoel en zag
Pilatus voor het
rechthuis staan.
De drift steeg in
zijn bloed, weer
was er een gegre
pen, die boeten
moest voor een ge
rechte strijd.
Benhazi sloeg
zich wild een weg
naar voren. Hij
wilde zien wie daar
voor allen leed.
Had hij zijn va
der ook niet zo
zien lijden?.. Wie
is het?, vroeg hij
in het rond en uit
de warreling van
vloeken vernam
hij, dat die Man
zich koning noem
de van de Joden
en zelfs gezegd
had, dat Hij was de Zoon van God. Een
strijder dus.moest daarvoor dan het volk
Hem honen? Doch plotseling bleef Benhazi
als aan de grond genageld staan. Hij hoorde
nauwelijks Pilatus vragen: „Moet ik uw
koning kruisigen? Ik vind geen schuld in
Hem.
Ditzag hij het goed
beelt'nis van zijn gouden penning. Het hei
lig. droef gelaat, de koning met de kroon var
doornen. Benhazi worstelde zich
meer naar voren en schreeuwde tegen ,.'t
Kruist hem!" in: „Houdt opHoudt op!!
Hij is de Koning!!" Maar luider joeide't op
gehitste volk: „Alleen de keizer is de koning.
Kruist Hemen weg met Hem!!"....
HET OUD VERHAAL wil, dat Benhazi. als
laatste diep bedroefd de heuvel Golf
verliet. Maar of hij ook de Christus heei
vonden, dat meldt de onbekende schrijver
niet. Maar wel. dat veie jaren later Ben
hazi bij een oproer werd gedood. En in
Misschien is dit hiervan de diepste sprake:
De penning draagt het beeld van onze ziel,
waarop geschreven, de kribbe en het kruis
van onze Heer, tot zaligheid voor wie gelo
ven. Blank zal zij staan in d'ure van de
doodwant alzo "werd dè penning in Ben-
hazi's hand gevonden.-
En zo begon het wonder in de stal. De gouden penning aan de borst
geklemd, moest nog Benhazi leren, dat dit toch heus de Koning was voor
Israël en al de volken.
i koningskind.
OG STOND daar Matthan als verloren op
de weg te staren, toen 't stof al neersloeg
van de karavaan. „Een koningskind in Beth-
lehem? ik kan hët niet geloven'k
Vraag morgen in Jeruzalem of een der
schriftgeleerden daar iets van weet."
En zo kwam Matthan thuis, vermoeid, en
toen hij 't avondbrood gebroken, de wijn ge
schonken had. vertelde hij van zijn ontmoe
ting.
Maar wie het diepst door dit verhaal ge
troffen werd, was Matthans zoon. Benhazi.
een flinke opgeschoten knaap, die zich al
voornam vóór de nacht te speuren, waar
deze karavaan zijn tenten opgeslagen had.
nIJ WIST die avond ongemerkt uit huis te
komen en meed met zorg het witte maan
licht in de straat.. Maar hoe hij zocht, hij
kon de rijke karavaan niet vinden en spoe
dig stond hij aan de rand van Bethlehem. Kon
het daar zijn?, daar stond slechts hier en
daar een enk'le stal. een kleine herberg voor
de herders langs de wegen Wie zoekt een
koningskind nu in zo'n eenzaam en verval
len huis? Maar toch, zijn scherpe, jonge blik
ontdekte ln het veld de tenten en kamelen.
Dit moest die karavaan wel zijn.
Benhazi stak nu dwars de velden over.
/~\P DE TWEEDE SEPTEMBER van het jaar 1686 werd de Hongaarse hoofd-
stad Buda, of zoals de Westelijke wereld haar toen noemde Ofen, van
de Turken bevrijd. Van 1541, dus 145 jaren lang was deze stad in Turkse
handen en de verste Europese voorpost van het Ottomaanse rijk geweest.
Voortdurend werd van daaruit Wenen, de hoofdstad van het Duitse Heilige
Roomse Rijk, bedreigd en daarmee geheel Europa.
Niet dat ons werelddeel nu zo erg onder
de indruk was van dit inderdaad dodelijke
gevaar. Van tijd tot tijd, als de Turken
wat al te ver in de toenmalige beschaafde
wereld waren doorgedrongen, sloeg velen
de schrik om het hart, maar als het ge
vaar dan luwde ging Europa weer over
tot de orde van de dag: de onafgebroken
ruzies om belangen en belangetjes van
allerlei aard.
Toen echter in 1683 de Turken opnieuw
voor de poorten van Wenen stonden, drong
het tot het Westen door, dat nu eindelijk alle
krachten verenigd moesten worden om dc
Muzelman terug te slaan. Van alle kanten
kreeg keizer Leopold I hulp en zo trok een
waarlijk internationaal leger onder comman
do van Hertog Karei van Lotharingen in
juni 1686 op Buda-Pest af.
Het was in die
jaren maar een
klein stadje: hoog-
s tukken
uit 10.000
De boerenjongens,
die als landsknecht
of paardenpoetser
uit hun dorpje in
Beieren of Saksen
met hun keurvorst
waren meegeko
men, moeten zich
wel in een heel
vreemde wereld gewaand heb
ben, toen zij op de morgen
van de 18de juni 1686 de stad
Ofen in de verte zagen liggen;
inplaats van de vertrouwde
kerktorens zagen zij een enorm
aantal Mohammedaanse mina
retten boven de hoge muren van de stad uit
steken. Daar woonde de muzelman en bedreef
hij zijn godonterend heidendom zal hun
eerste indruk zijn geweest.
Er verschenen in die jaren nog maar wei
nig kranten, maar toch was heel Europa in
korte tijd op de hoogte, hoe het daar in dat
verre, barre land toeging. Reeds in hetzelfde
jaar 1686 kwam er in Amsterdam een
5root aantal vlugschriften en pamfletten uit,
ie de lezers precies op de hoogte hielden
van de gang van zaken.
Een zo'n pamflet vertelt hoe de Turken
..dese wilde Roofvogels" zich na de bele
gering van Wenen in grote vrees en ver
warring uit de voeten hadden gemaakt. Bij
deze terugtocht (met een technische* term
„retirade" genoemd) was er onder „dese
Barbarise beesten een soo schielijcke con
fusie en schrick" ontstaan, dat zij de stad
Pest niet lang hadden verdedigd. Ze roofden
de stad leeg. staken haar in brand en trok
ken zich terug naar de schipbrug, die Pest
met Ofen verbond. Toen de keizerlijke dra
gonders Pest echter hadden bezet vielen zij
de Janitsers bij het bruggehoofd over de Do-
nau van twee kanten aan, waardoor dezen
gedwongen werden hun post te verlaten,
maar niet nadat zij de brug (naar later zou
blijken tot hun eigen nadeel)
hadden gehakt.
„Bij dese rescontre", aldus onze 17e eeuw-
se verslaggever, „schoten de Turcken uyt
Offen met haer Canon seer scherp op de
Keyserl., maer sonder groot verlies. Alleen
wierd de jonge Grave van Breda, als Hooft-
man van 't Badische Regiment (die buyten
commando uyt nieuwsgierigheyt met syn
Doorlochtigheyt Prins Louis van Baden te
paerd op verscheyde gevaarlijcke plaetsen
sich sien liet om dese attaques so veel na
der te zijn) 't paerd onder 't lijf en tege-
lijck de rechter voet van een Canónkogel
weggeschoten".
Pest beschrijft hij als een stad met hoge
en dikke muren, een zeer sterke vesting
anno 1526 door Solyman veroverd en in
brand gestoken; anno 1541 opnieuw door de
Turken veroverd; anno 1602 weer in handen
van de Christenen, maar helaas anno 1604
door een lafhartige overste (Jagenruyter ge-
naemt) op 8 september zonder noodzaak
verlaten en op een boosaardige wijze de Tur
ken in handen gespeeld „die 't oock tot op
dese tydt behouden hebben daer het de
Christelijcke plaetsen een rechte pest ge-
Heeft de naam Pest voor onze verslagge
ver enige gevoelswaarde gemeen met de
verschrikkelijke ziekte de pest, wat de naam
Buda of Ofen be
treft zoekt hij naar
een meer plausibe
le afleiding. Hij
meent, dat zij Buda
is genoemd naar
de stichter der
stad, de broeder
van Attila; maar
hierin is hij er wel
naast, want een
tijdgenoot weet te
vertellen, dat Atti-
la's broer niet Buda, maar
Bleda heeft geheten
De naam Ofen zou de stad
gekregen hebben van Koning
Aba of Ovo. die ten tijde van
Keizer Hendrik III over Hon
garije geregeerd heeft. Ook
leidt men wel de naam af van de „veelheyt
der Kalckovens op die plaets voortghekomen".
Ook Buda heeft veel oorlogsrampen en an
dere ongelukken moeten doorstaan. Thans
echter verwacht onze speciale verslaggever
elk ogenblik de val van de stad. Vooral nu
de 10.000 man van de Keurvorst van Beieren
zijn aangekomen.
Die Beieren schijnen goede vechters ge
weest te zijn. Dapper en onstuimig en de
Turken hadden dit al spoedig in de gaten,
zodat zij hun krachten speciaal op deze sec
tor van het front concentreerden. Hierdoor
gebeurde het een keer. dat de Beieren lelijk
in het nauw werden gebracht. Dat zij zich
daarbij heel laf gedroegen en hun Saksische
wapenmakkers lelijk in de steek lieten ver
velt het in 1686 bij Aart Dlrksz. Ossaan te
Amsterdam verschenen Daghverhacl in een
heel merkwaardige geschiedenis. De ver
slaggever van het Daghverhael deelt het vol
gende mede;
„Des avonds van de 21 juli deeden de
Vijanden een sterken uitval aan de Be'yer-
sche kant; dreeven al het volk, 't „geen in
de linien was, er uit; hakten omtrent 60
man, waar onder een Overste Wachtmeester
van 't Steinausche Regiment ter neder; en
vernaegelden op de naeste batterij 3 stuk
ken geschut met een mortier. De Saxischen.
L- 1 Wist
die in d'eerste posten geavanceerd waren,
leedeji de meeste schade en brachten de
Beyerschen oock soo seer in confusie, dat
zij noch door hun Bevelhebbers, noch door
den Keurvorst zelve in 't eerst bewoogen
konden worden om den Vyand te resistee-
ren; zulks dat de Hooft-Officiers, om h»n
daertoe te dwingen, met eigen handen
gen moesten doorsteeken.
Zijn Keurvorstelijcke Doorluchtigheid
wierd zelfs de stok, welke hij met een gou- "e
den ketting aan zijn hand had, ontnomen en san
hy genoodzaakt na 't Badische Regiment te was
wijken: maer so haest als de Beyerschen leer
door den Prins Lodewijck van Baden gese- iedt
coureerd wierdon, hernamen zij moed, vie- mp.
len met groote verwoedheid op.de Turcken mm
aen en dreeven hen met tamelijck verlies 0
weer na Binnen",
II Emanuel.
Dagelijks nam hierna de strijd in felheid
toe. De Turken kwamen steeds meer in de
benauwdheid te zitten en stuurden onophou
delijk brieven naar de Groot-Vizier, die met
een aanzienlijke legermacht ln het vrije
veld stond, maar klaarblijkelijk niet de
macht of de moed had zijn belegerde ge
loofsgenoten te hulp te komen. Tal van deze I
brieven vielen de keizerlijken in handen en
H
door
EV. GROLLE
af. Zij zijn aandoenlijk om te lezen.
„Deser daegen", zo schrijft onze speciale
verslaggever, „gijn 4 persoonen, waerby een
Joode uyt de Stadt komen overloopen, seg-
gende: 1. Dat in de Stadt geen ander water
was, als dat alleen van den Donau en soo
men hun sulcks benam sy geen drie dagen
de Stadt konden houden. 2. Waren van Chris
tenen Jooden en Turcken noch ontrent 20.000
in Offen. maer qualijck 10.000 bequaem om
Wapenen te draegen. onder welcke 1500 Ja
nitsers en 500 Spahis. 3. Deden de Keyser-
lijcke Bomben groote schade aen Huysen en
Menschen. 4. Wilden sich de Janitsers noch
8 dagen defenseeren ende den Commandeur
na verloop van dien tydt als hy niet accor
deerde over de Stadtsmuren in de graft wer
pen. 5. Wisten de Turcken wel dat haer
secours geslagen was en wilde sich het ge-
meene Volck overgeven, maer vreesden dat
jrien haer geen woort houden soude. 6. Was
den 11 August! Kara Mahumed. Comman
deur, ende den 17 dito syn navolger aen ha
re wonden overleden. Tegenwoordigh com
mandeerde een Aga van de Janitsers veel
iurieuser als de voorgaenden, maer was
oock al verwont."
Dat zag er dus allemaal heel lelijk vóór
die Turken uit. Toch hield men het nog tót
de tweede september vol. Toen deden de kei
zerlijke troepen, alsof men weg wilde trek
ken. zogenaamd om het leger van de Groot-
Vizier te gaan aanvallen; een deel echter
wist ongemerkt door een bres in de stad te
komen, waarop het gehele leger begon storm
te lopen. In bloedige gevechten van man te
gen man, waarbij de Janitsers zich tot het
uiterste te weer stelden, moest Buda stukje
voor stukje veroverd worden.
De commanderende Bassa werd met de sa
bel m de hand gedood. Aan Oostenrijkse kant
eiste deze laatste stormloop 500 doden. Er
werd een zeer grote buit gemaakt. Er war«
veel soldaten, die wel 4 a 500 dukaten op zak
hadden. Ook werden tal van oude boeken
aangetroffen, die ongetwijfeld afkomstig wa-
r'n V»a,n 8chitterende bibliotheek, die Ko-
ning Matthias Corvinus indertijd had bijeen
gebracht. Voor het overige was het bevrijde
Budapest echter een puinhoop