\NDER de sterren 1 i de mensen Zie het tafereel onder die sterren- onaanzienlijk en helemaal worden was boven Bethlehem en sterren flonkerden toen is Jezus geboren. En in diezelfde nacht verscheen het oosten de wetenschap bracht: „God is tot de mer weg deed gaan naar Bethlehem, naar Jezus. Weer scheen de ster toen zij in Bethlehem kwamen hemel: Jozef en Maria, een timmerman en zijn vrouw, geleerd. Hun kind, in niets verschillend van andere kinderen. Maar die wijzen knielen bij dat kind neer en aanbidden het. Omdat zij wijs zijn. En zij geven hun geschenken, de kostbaar heden die zij hadden meegebracht. Een vreemd mensentafereel daar onder die sterrenhemel. Vreemd omdat hier twee werel den bij elkaar komen die schijnbaar niet bij elkaar horen. Hier ontmoet de rijkdom de armoede. En hier ontmoet de wetenschap het simpeTe geloof. En de rijkdom en de wetenschap knielen vneer Maar waarom vreemd Boven die sterrenhemel woont toch immers God. En die hoge, schijnbaar onbereikbare God is tot de mensen gekomen, is zelf Mens geworden. En dat be tekent toch immers een radicale verandering in die mensenwereld God is bij ons. En daarom is het Kerstfeest ^OENSDAG 25 DECEMBER 1957. Vanochtend worden mensen wakker. Ze listeren naar het gelui van kerkklokken. En zeggen: „Ja, het is vandaag Kerstfeest." laar of ze weten wat het betekent? Of ze ook ehoor geven aan de roepstem van die kerk- lokken? Mensenmensen als die wijzen uit het osten ze zijn er bij miljoenen. Niet naar het iterlijk: niet zo geleerd en niet zo rijk. Maar iet in hun hart datzelfde verlangen: het ver- ingen naar het wonder, dat God tot de mensen il komen. En met diep in zich diezelfde vage •etenschap: als God komt dan zal het goed zijn ier op aarde. Die wijzen uit het oosten wisten het ook niet heel precies. Ze waren kinderen van hun id en die tijd was een merkwaardige tijd. De arde veroveringsoorlogen der Romeinen wa in langzamerhand ten einde gekomen. Rond e ou&e wereldzee heerste vrede en zelfs een etrekkë^jke rust, omdat de onderworpen vol- eren zich schijnbaar geschikt hadden in hun it. En het ïhek of men op iets wachtte. Op iets eel bijzonders. Waarop? Daarop had ieder Bik zijn eigen antwoord, maar die antwoorden tdden alle iets gemeen: meh Verwachtte iets oddelijks op aarde, een schakel tussen God en ïensen. In Rome kwam de keizercultus in wang, de vergoddelijking van de keizer. En oe krachtig leefde in die tijd niet de Messias- erwachting in Israël. Denk aan Simeon die wist, dat hij de dood niet zou zien eer hij de Christus des Heren had gezien. En aan Anna, de profetes. Dit alles hebben de wijzen uit het oosten geweten. En ook zij hebben gewacht op dat wonder uit de hemel. Gewacht op hun wijze: zij waren astrologen en uit hun berekeningen van de loop der sterren geloofden zij het lot der wereld te kunnen doorschouwen. Wat zij in die nacht van Jezus-' geboorte precies aan de hemel gezien hebben we weten het niet. De Bijbel spreekt slechts van een ster en laat het ons genoeg zijn. En waarom ze juist naar Jeruzalem zijn gereisd we kunnen er slechts naar gissen. De Joodse Messiasverwachting moet hun bekend zijn geweest, maar veel meer hebben ze ,van die „Koning der Joden" ook niet geweten. Niet zoveel als de overpriesters en schriftgeleerden die haarfijn wisten te ver tellen, dat de Christus te Bethlehem geboren zou worden. Maar ze zijn in Bethlehem gekomen. En ze hebben zich door de schamelheid van het Koningskind niet laten afschrikken. Zij ver trouwden op de ster die hun was voorgegaan. En zij zijn neergeknield en hebben de Christus hulde bewezen.' yANOCHTEND worden mensen wakker. Ze zeggen: „Ja, het is vandaag Kerstfeest!" Maar ze volgen niet het voorbeeld van die wijzen uit het oosten: ze gaan niet naar Bethlehem. Waarom toch niet? Leeft in de harten van ons, mensen van 1957, dan niet meer die hoop volle verwachting die de wijzen uit het oosten op weg deed gaan? Geloven wij dan niet meer aan een verbinding tussen God en deze wereld? Willen we dan niet meer erkennen, dat boven de sterren God woont? Ach.janeen. Wat verwachten wij eigenlijk nog van deze wereld? Eigenlijkniets meer. Iets bijzon ders aan de sterrenhemel? In het begin hebben we nog getracht een glimp op te vangen van de Spoetnik I en de Spoetnik II maar daar zijn we al overheen, daar kijken we niet eens meer naar! En we denken er ook maar liever niet meer over. Want ergens, diep in ons hart, wéten we het heel zeker: er komt een dag, dat die spoetnikken dood en verderf zullen zaaien over de wereld. En we hopen alleen maar, dat wij dat niet meer beleven zullen. Onze kinderen op zulke ogenblikken kijken we naar hen met iets van wanhopige liefde in onze blikken. En met een wee makend gevoel in ons bin nenste.. Over zulke ogenblikken moeten we heen. En we zijn flink en zetten er ons overheen. Ieder doet dat op zijn wijze. De een stort zich op zijn werk met verbeten energie, want wie werkt denkt niet aan wat anders. De ander zoekt het in verstrooiing, in de prikkeling van de bioscoop of de spanning van de bridgeavondjes. En een derde is erin geslaagd zijn hersens stil te zet ten; hij-laat zich maar een beetje leven aan de hand van horoscopen uit onbenullige blaadjes, hoopt, dat hij nog eens de voetbalpool zal win nen of zich eens „rijk zal-kijken" en voor de rest: „'t Zal wel komen zoals het komen moet!" Maar tochga eens met al die mensen mee, hun huisdeuren binnen. Zie ze wonen met miljoenen vlak naast, vlak onder, vlak boven elkaar. Maar u kent uw naaste niet, tenzij ge mee gaat over zijn drempel. Thuis, op zijn veel te kleine flatkamer, misschien werpt hij daar even zijn masker af. Dat masker van de drukke zakenman, van de jolige bon- vivant, van de onverschillige cynicus. Misschien gunt hij u daar een kijkje in zijn hart. En dan ziet ge het ook daar leven. Dat verlangen, dat God eens tot de mensen zou komen. Dat ver langen naar het wonder: vrede op aarde. Echte wede, tussen de volkerén en tussen alle mensen onderling. Het wonder, dat de spanning zou verdwijnen die ieder mens met zich torst een ondraaglijke last. Als God eens echt op aarde zou komen KERSTFEEST 1957. „Weest niet bevreesd, want zie, ik verkon dig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen: U is heden de Heiland geboren, namelijk Christus de Here." Dat is de boodschap van God die ge vandaag horen zult, horen móet! God is op aarde, tot de mensen gekomen. Daarom is het immers Kerstfeest! Kerstfeest, jaja! Ga maar weer terug naar Bethlehem. De wijzen uit het oosten hebben hun geschenken gegeven. Zij hebben hun hulde bewezen aan de God die op aarde is gekomen. De hemelse ster heeft zijn taak volbracht: hij heeft mensen- van-verre, mensen die als het ware in een volkomen andere wereld leefden, tot Jezus gebracht. En nu keren ze terug naar hun geboorteland. Maar dan? Dan komen de solda ten van koning Herodes om het bevel van hun vertoornde vorst ten uitvoer te leggen: alle jongens van twee jaar oud en daaronder wor den zonder pardon ter dood gebracht. Herodes is ook wegwijs geworden door die ster. In bit tere ironie kan men het zo zeggen, dat de ster ook hem is voorgegaan. Mens, wat verwacht ge dan toch van God? Wat verwacht ge van Zijn komen op aarde? Vrede? Nog geen twee jaar na Zijn komst werden in Bethlehem tientallen onschuldige kinderen vermoord. En nu is het dan het jaar 1957 negentienhonderd zevenenvijftig jaar na de geboorte van Christus.en het moor den, de oorlogen, de honger, de onrechtvaar digheid, de wreedheid, de oneerlijkheid er- is in al die jaren geen einde aan gekomen. En het ziet er niet naar uit, dat het jaar 1958 anders zal zijn. Neen, het ziet er niet naar uit Maar God, wat dan? Waarom in 's Hemels naam is het dan Kerstfeest? Als het dan alle maal al waar is, waarom zijt Ge dan naar de wereld gekomen? Wij zijn allemaal zo moe en we willen zo graag die ondraaglijke last van de spanning kwijt. De spanning over deze wereld die zo duidelijk naar een catastrofe loopt en waarbij wij betrokken zullen zijn. Wijof onze kinderen God, wat dan? Is eris er misschien nog een ander Kerstfeest? Een Kerstfeest waarvan miljoenen dan blijkbaar geen weet hebben? Is er ook een Kerstfeest waarbij dat engelen woord: „Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap!" méér is dan een holle en eigenlijk lachwekkende frase? God, wees dan barmhartig en leer ook ons zo Kerstfeest te vieren. Verlos ons dan van het „vrolijkheids masker", dat we met Kerstmis plegen op te zetten en geef ons Uw grote blijdschap! JS ER EEN ANDER KERSTFEEST? Laten we nog' éénmaal de ster volgen, die de wijzen uit het oosten voorging naar Bethlehem. Want daar en daar alleen moet dan toch het geheim liggen. Maarvólg dan ook die ster. Kijk waar die u brengt. Die ster brengt u bij Jezus. Neen, niet bij de wijzen uit het oosten vergeet die maar even. En vergeet Jozef en Maria ook maar. En vergeet zelfs Herodes, de kindermoordenaar! Het gaat enkel en alleen om Jezus. Hij is uw Here en Uw Heiland en Hem moet ge volgen. Volgen.Ja, volgen. Ge gelooft toch niet dat die grote blijdschap uw deel zal worden als ge alleen maar toeschouwer blijft! Bethle hem is maar een begin, het begin van uw weg naar de hemel! Ge tmoogt het weten: het is geen gemakkelijke weg. Ge zult door Gethsé- mane moeten gaan en ge zult staan op Gol gotha. Dat wil zeggen: ge zult uzelf moeten verloochenen. Uzelf helemaal moeten wegcij feren. En dan nog zult ge staan naast Maria en zal er een zwaard door uw ziel gaan. Omdat ze uw Heiland kruisigen. Maai-maar waar is dan die grote blijd schap? Mens, luister toch, want het is zo eenvoudig. Wanneer is een kind blij? Als het goede vrien den is met zijn vader en moeder. Als het iets doet waarvan het weet dat het anderen blij maakt. Ge bidt tot God: Onze Vader die in de hemelen zijt. Welnu, omdat het Kerstfeest is, omdat Jezus in Bethlehem is geboren, daarom moogt ge God uw Vader noemen. Als ge zo bidt (en ge meent het), dan zijt ge een kind van God. Van God in de hemelen. Dan bete kent het dat ge straks ook in de hemel zult zijn. Straks. Als dit korte leven voorbij is en als ge de poort des doods zult zijn doorgegaan. Dan is alle ellende van nu voorbij. Voor goed. Is dat geen reden tot grote blijdschap? Is dat niet om buiten jezelf te zijn van blijdschap? „Och", zegt ge misschien, „Jaja, dat is alles wel mooi. Maar nu? Is er dan geen spoortje van die grote blijdschap te bekennen in dit leven?" Antwoord eens: „Wanneer zijt ge hier op aarde blij en tevreden? Als ge veel geld verdient? U „rijk kijkt" desnoods? Of als ge steeds meer tot eer en aanzien komt? Ge weet wel beter! Zo wijs zijn we toch al wel ge worden dat we weten dat geld niet gelukkig maakt en eer en aanzien evenmin." „Maar wat dan wel?" vraagt ge misschien. en ge weet het antwoord waarschijnlijk terwijl ge het vraagt. Want wij zijn (net als de kin deren) blij als we met God „goede vrienden" zijn. En denk daarbij dan aan dat grootse visioen dat Jezus Zijn discipelen schilderde kort voor Zijn lijden: „Want ik heb honger geleden en gij hebt mij te eten gegeven, ik heb dorst geleden en gij hebt mij te drinken gegeven, ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt ■mij gehuisvest, naakt en gij hebt mij gekleed, ziek en gij hebt mij bezocht, in de gevangenis en gij zijt tot mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: „Here, wan neer?" En de Koning zal hun zeggen: „Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders heb gedaan, zo hebt gij het mij gedaan!" Kijk, dat is de grote blijdschap in ons men senleven: anderen blij maken om Jezuswil. En til daar nu niet te hoog aan het gaat om de kleme dingen in dit leven. Met kleine dingen maakt u anderen blij en om kleine dingen bent u zelf blij. Op de dag dat de Russen een kunst maan lanceren of op de dag dat de Ameri- kanen een mislukking boeken kunt u blij zijn: omdat u iets voor anderen gedaan "hebt en omdat anderen iets voor u gedaan hebben. Anders gezegd: omdat ge u ook op die dag Christen voelt ONDER de sterren wonen de mensen en boven de sterren woont God. En omdat een ster ons is voorgegaan naar Bethlehem, omdat het Kerstfeest is, daarom wfeten we dat er een verbinding is tussen God en mensen. Die eindeloze afstand waarover we tegenwoordig meer lezen dan ons lief is, die is niet eindeloos meer: Jezus, Gods Zoon leidt u tot God. Ge behoeft niets anders te doen dan Hem te volgen. Vanoohtend worden mensen wakker. Een van die mensen zijt gij. Ge luistert naar het gelui van de kerkklokken en ge zegt: „Ja, het is vandaag Kerstfeest!" En grote blijdschap welt op in uw hart. Neen, ge zijt niet in een sentimentele bui de spoetnikken en de H-bom- men en de raketten vergeten maar ge weet het heel zekeren boven de sterren woont God, mijn Vader. Mijn Vader omdat het Kerst feest is. En ge zijt ook Indonesië niet vergeten. En de tanende welvaart niet. Niets. Maar wel weet ge dit zekerin zoverre ik iets kan doen voor een van mijn medeschepselen, zo doe ik dat voor mijn Koning!" Ja, een van die mensen zijt gij. Een mens met een blij hart. KERSTBIJIAGE 1957 VAN DE NIEUWE LEIDSCHE COURANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 11