VOOR SINT-NIKOLAAS BLEEF
DE DEUR GESLOTEN
3
IB-bondig
DST ZOU IN ZE WILLEN GEVEN
...op rijm en heel kortstondig
1957
OE MAN bladerde lus- Hij zei tegen de serveer-
teloos in het boek, dat ster: Net als altijd. Bief-
voor hem lag. Zijn ogen stuk, aardappelen, erwtjes
gleden over de letters zon-
der dat hij de woorden in
nog eens:
onderstreepte
gewóón weg.
De man spitste de oren.
en koffie toe. Traag werkte Drie woorden bleven in
hij de maaltijd naar bin-
zich' opnam. De avond nen. Net als altijd, dacht herhaalde ze: jagen we'
kwam naderbij. De sche- de serveerster, die hem weg. Hij keek heel
mering had de kamer al gadesloeg. Een kind, dat zichtig naar de moec
grijs gemaakt. De man aan een tafeltje naast hem naar het kind en hij dacht
keek naar de klok, die de zat, jengelde over Sint-Ni- zouden
tijd wegtikte. Bijna vijf kolaas. Hou je mond, hoor- op deze avond Sint-Niko-
uur, mompelde hij, 't wordt de hij de moeder zeggen,
tijd om te eten. Hij legde niks geen Sint-Nikolaas.
Hij vroeg de serveerster
om de rekening en hij be
taalde. Voor het eerst van
zijn leven gaf hij meer
ijn hoofd zweven en hij bedieningsgeld, dan nodig
was. De serveerster was
daarover zo verbouwe-
ichtig naar de moeder en reerd, dat ze vergat te be
danken. Hij merkte het
mensen zijn, die niet. Hij trok zijn jas aan
en liep op een drafje de
laas van de deur durven deur uit. Bij een costumier
wegjagen? en hij kreeg een huurde hij een Sint-Niko-
idee. Hij dacht: als dit plan laaspakje en bij een ban
ketbakker kocht hij tien-
het boek neer en stond op.
We doen d'r niet an, je slaagt, dan kan ik
Toen hij naar de kamer- bent er veel te groot voor. vertrouwen in de mens
deur liep, ging hij voorbij Sint-Nikolaas bestaat niet
een spiegel en hij zag een en we hebben geen geld. niet. dan blijkt, dat"ik het wat boterletters en
man met sombere ogen en Je kan vanavond opblijven altijd bij het rechte eind grote partij suikerharten.
J J- om naar de televisie te heb gehad en zal ik mij
tallen chocoladeletters, ki-
heid hebben, slaagt het lo's marsepein, een stuk of
een norse trek rond
m.ond. Hallo, zei hij tegen kijken, daar heb je
zijn spiegelbeeld, zo te zien
heb je het niet naar je zin,
ouwe jongen. Hij knikte
tegen de man in de spiegel Dan jagen we'm weg, ant-
En als-t-ie nou toch leven in eenzaamheid te-
komt?, jengelde het kind. rugtrekken, zoals ik dat de
de rest van mijn gn hij g[ng 0p pad, de zak
met lekkers op de rug en
dit is het begin van het
en liep de kamer uit.
woordde de moeder en ze eens proberen.
laatste maanden heb
daan. Maar laat ik het nog verhaal, dat tot titel zou
kunnen hebben:
Terwijl hij naar een tramhalte
liep, overdacht hij in wat voor
wijk hij zou beginnen. Na rijp
beraad besloot hij de wijk te
nemen, waarover hij kortgele
den in de krant had gelezen, dat
zij werd bewoond door mensen,
wier leven hortend en stotend verloopt.
Op het achterbalcon
laken w
«tel ovi
er zal c h£t drUk:. Toen hij instapte werd hij
deelir door wat opgeschoten jongens met ge-
schril juich ontvangen. Nou, nou, zei een van
naar hen. kon er dit jaar geen paard van
af? Zeker ook al bestedingsbeperking.
Een kind, dat probeerde hem een hand
te geven, werd ruw door zijn moeder
teruggetrokken. Kom hier, bitste ze.
geef niet iedereen een hand. Laat die
man daar maar rustig staan. Weet jij,
waar hij vandaan komt? De conduc
teur was nog het aardigste tegen hem,
vond hij. Sinterklazen rijden bij mij
Voor niks, zei hij joviaal. Als de chef
in," itf opstapt, zal ik je wel een seintje geven
Om 10' en dan stap je gewoon af. Begrepen?
Dr Pier De man wasblij, toen hij de tram
ote Kei
me hebt binnengelaten, in uw huiselij
ke kring. Ik had nietman, zanik
niet, spreek geen stadhuistaal, viel een
van de vrouwen hem in de rede. Hier
drink mee, en ze schonk hem een glas
bier in. Nee, dank u, weerde hij af. ik
drink nooit alcohol, 'n Gezellige knul
ben jij, lachte de vrouw, echt een vent
om mee feest te vieren. Mag ik die
hoed van jou eens passen? Ze rukte
hem de mijter af en zette hem scheef
op het hoofd. Nou, wat zeggen jullie
vanme? riep ze uitdagend. Pardon, zei
de man, past u op, dat er niets mee
gebeurt, ik heb hem maar gehuurd en
aansprakelijk voor. Wat heb je
in de kaken. Achter zich hoorde hij in. Achter een van de deuren hoorde
een hevig getik tegen de ruiten. Toen hij sitemmen. Hij wierp de deur open
hij omkeek, zag hij de dame met uit- en stapte de kamer binnen. Zes men-
gestrekte vinger naar het hek wijzen, sen staarden hem verbaasd aan. Ik
De man tikte tegen zijn mijter, bij wij- ben Sint-Nikolaas, bulderde hij, en ik
ze van groet en zwaaide naar haar met ben gekomen om goed te doen. Ik heb
zijn gebroken staf. Hij ging het hek een zak vol lekkers en dat ga ik nu
uit en liep het volgende binnen. Veer- uitdelen. Hij peuterde het touwtje los,
krachtig stapte hij naar de deur en dat hij om de zak had gebonden, maar
rukte aan de bel. Een meisje deed nog terwijl hij daarmee bezig was, rees
hem open. een heer uit een van de stoelen en
De man haalde diep adem. Hij duw- kwam langzaam op hem af. Wat moet
de het meisje ruw opzij en liep de gang dat, vriendje! vroeg hij dreigend. Be
ben Sint-Nikolaas, begon de man weer,
maar hij kon zijn zin niet voleindigen.
Gooi dat dronken lor er uit, Ben, hoor- het achterhoofd, waarop
de hij roepen. Hij voelde zich stevig ontstaan. Dat is het eind.
ken, die het bier op zijn mantel had
achtergelaten. En hij wreef zich over
buil was
hij ge-
kon verlaten. Succes vanavond,
de conducteur hem na. Bij wijze
groet hief hij de staf omhoog.
Sintei stond hij in een stille straat, die slecht hij, dat
gedeeltelijk opgebro- het dolle
ik u iets aanbieden? Nee, dank je wel,
zei ze, geen cadeautjes van een vent
riep als mijn eigen vent er bij zit. Hier heb
een mop banketletter
Toen hij weer buiten stond, hoorde
de kamer de pret tot in
-- opgezweept. Zijn rode
de -t ken. Hoe zal ik het nu aanpakken? mantel vertoonde natte bierplekken en
dacht hij. Uit de huizen drong radio- zijn baard zat vol koekkruimels. Zijn
ni muziek tot hem door. Schetterende mu- mijter was geknakt en zijn staf gebro-
ziek, wild van cadans
ton vj Hij hoorde flarden van zinnen: Ma
rie. .vrijen..zoenliefde. Reso
luut stapte hij op een winkel af,
ken. Hij keek i
zijn hand. Wat
hij, wat een bende. Hij dacht:
weet ik het. Nu heb ik voor
lang drukte hij op de bel. Hij hoorde avond wel genoeg gezien. Wat heb ik
de KR|
-jots
de,'dat
haastige voetstappen, een gordijn, dat
voor de winkeldeur hing werd opzij ge
schoven en hij zag een meisjesgezicht,
dat hem verbaasd, half lachend aan
staarde. Ik ben Sint-Nikolaas, zei de
man, kan ik binnenkomen? Het meisje
bracht een vinger naar he^ voorhoofd
feitelijk druk gemaakt. Wat kan
mij bet schelen of de mensen in Sint-
Nikolaas geloven. Een wilde woede
laaide in hem op en hij -wist dat het
was van teleurstelling. Hij wist, dat
hij diep in zijn hart had gehoopt, dat
hij overal vriendelijk zou worden ont
liet' het gordijn vallen. En hij hoor- vangen, ontvangen als de i
zich verwijderde.
Twee huizen ver
der dacht de man: laat ik nog eens pro
beren. Op zijn bellen verscheen een jon
ge vrouw aan de deur. Goeden avond,
begon hij weer, ik ben,.Sinterklaas,
die
één keer per jaar
dat beetje goed wil doen, waarnaar
mensenharten kunnen verlangen. Met
grote stappen liro hij straat in straat
uit en hij kwam in een deftige laan
met hoge bomen en grote herenhuizen,
ik. Kan ik binnen- Tn zichzelf pratend liep hij ze voorbij,
vroeg hij hoopvol. Hoe kom Wat een bende, wat een bende, hoorde
'chzelf zeggen.
komen'
je er bij, antwoordde de
denk je dat je voor je hebt. Je boft,
dat mijn
beetgepakt en de kamer uitgeduwd de laten. Hij hief het hoofd toen hij voet-
vige duw, dat hij de stoep afrolde bo- je wat lekkers
i op zijn zak met lekkers. Wees
blij, dat je er nog
werd hem na gebeten.
Het meisje
i ogen-
Op een bankje in het park
eind van de laan rustte hij e
blik uit. Zijn baard hing schuin
zijn mond. Zijn mijter lag nog op het der.
grindpad van het laatste herenhuis,
wist hij. Waar zijn gebroken staf was
gebleven kon hij zich niet herinneren.
stond stil. Wat heb je? vroeg
goed afkomt, gierig. De man graaide met zijn han
den in die zak. Hij voelde wat brokken
en kruimels die aan zijn vingers ble
ven kleven. Het is niet veel, zei hij
mistroostig, wat gebroken harten. En
gerd, zei het meisje en liep haastig ver-
De deur bleef overal voor hem
gesloten maar ergens was er
toch een klein meisje dat vol
vertrouwen zijn komst tege
moet zag
naar de klok, die de tijd wegtikte. Bij
na elf uur, mompelde hij, kom, ik ga
mijn bed maar opzoeken. Hij legde het
boek neer en stond op. Toen hij naar
de kamerdeur liep ging hij voorbij een
spiegel en hij zag een man met som
bere ogen en een norse trek om de
mond. Hallo, zei hij tegen zijn spiegel
beeld, heb je nou je zin? Hij zag
De man bladerde lusteloos
boek, dat hij in de hand had. 'Zijn ogen mond zich tot een grimas vertrekken.
Hij deed daartoe" ook geen poging. Laat gleden over de letters zonder dat hij Vooruit maar, oude jongen, kop op.
maar dacht hij, ik zal de schade wel de woorden in zich opnam. De nacht mompelde hij. En hij haalde berustend
vergoeden. Hij keek naar de grote vlek- kwam stil aangeslopen. De man keek de schouders op.
i niet thuis is. Ik heb
Plotseling stond hij stil. Uit e
de kinderen, drong de de huizen klonken hem ijle kinderstem
man aan. Ik heb geen kinderen, snib-
de de vrouw, en verder heb ik met je
praatjes niets te maken. Ze knikte ef-
i sloot de deur. De
tegemoet. Hij luisterde
hoorde: Zie ginds komt de stoomboot
uit Spanje weer aan.. De man voel-
n.20 zich het voorhoofd. Hij dacht: het
n 1 moeilijk Sint-Nikolaas te zijn. De men-
j Nws sen geloven echt niet meer in hem. Hij
>.15 Re; schijnt zijn tijd te hebben gehad. Zou
ichtingü ik er maar niet mee ophouden? Het is
of dr 1 overal hetzelfde. Maar hij kon er niet geopend door een stemmig
sratistie toe besluiten naar huis te gaan. Laat geklede dame. Pardon"
ind 19 ik nog een keer mijn goede wil tonen,
dacht hij. Hij klopte op de ramen van
benedenhuis, van waaruit een onbe
heerst lachen tot hem doordrong. Het
werd ineens stil. Een gordijn werd op
zij geschoven en hij zag een verhit
mannengezicht, Kijk nou eens, hoorde
hij, wie denk je dat we daar hebben:
RO: 10' Sint-Nikolaas. Meer gezichten versche-
lacherige gezich-
ll'e oj j
i Burgemeester Van Walsum
I van Rotterdam, met de Europort
JU de Triomphe in de hand - en
als speelgoed op zijn tafel een
scheepje in een fles. Niet zó
maar een scheepje, o nee! Een grote
tanker van wel 100.000 ton.
-ö- -8-
Zijn ambtgenoot burgemeester
Van Hall van de hoofdstad, zou ik
graag zijn eigen nieuwe P. W. wil-
wat ^en 9even' bet dienstbetoon „Publiek
lekkers te geven. De dame haalde haar Werkt" en hemzelf dan een leuk
neus op. Mijn kinderen hebben van u'
niets nodig, zei ze met afgemeten stem. overalletje van opper met een gouden
En maak maar dat u gauw wegkomt, schepje op de schouder. Een lederen
anders bel ik fa^booMj ceintuurtje ook. met het stedewapen
wiste de zijn woede zakken. Een glimlach
speelde om zijn mond. Hier moet ik
zijn, dacht hij, hier wordt op mij ge
wacht. Hij opende het tuinhek en liep
over het grindpad naar de deur. Wild
haalde hij de bel over. De deur werd
het zwart
zij, hem
teen bekijkend. Ik ben Sint-
Nikolaas, begon de man hoopvol, en ik
hoorde kinderen zingen en nu wilde ik
ogenblik binnenkomen
ten. Kom binnen, man werd hem toege- raad weten met zulk volk als waartoe erop en elke dag treden de ploegen
roepen. De voordeur ging open
twee vrouwenarmen grepen hem bij
de mantel en trokken hem in de kamer.
Er hing een sterke bierlucht. Flesjes
bier stonden op tafel, en twee schalen,
waarop in stukjes gesneden boterletter.
Goeden avond, begon de man, goeden
avond, ik stel het zeer op prijs dat u
behoort.
De deur werd gesloten. De man stond
op de stoep, op de net geschrobde gra-
nietblauwe stoep, van drie treden. Hij
liep deze drie treden af. moedeloos.
Maar ineens begon hij hard te lachen,
zo hard als hij in geen maanden had
gedaan. Hij lachte tot hij pijn kreeg
aan, blijmoedig en voortvarend.
De scheppen in de zachte
grónd: alles koek en y. 7757
Een P.W.
JJET ZIJN niet alleen kinderen
die bij mijn knie komen staan.
Ook de groten in ons land krijgen
in de eerste dagen van de maand
December iets verwachtingsvols over braaf bij de schoorsteen staat te
zich mijn verjaardag nadert; de
345ste nu al. Vandaag is het zover en
vanmorgen ben ik manmoedig be
gonnen te eten aan de taart met 345
kaarsjes, die mij uit Ooltgensplaat op de
gewerd. Ik houd niet van kaarsvet
maar ik eet moedig door.
tanker van 100.000 ton. met een
terzijde naar het gcuden schepje
mr. Van Hall.
risico, dat ik loop dat zie je zo, is dat bij dit grote feest, niemand
deze regels leest. Maar bekend om initiatief, heb ik 't vak van
schrijven lief; daarom nu bijzonder fijn, 'n dubbelgangertje op rijm.
't Leven gaat zo zoetjes door, in Rodeschool en Apeldoor. Mensen
praten, zwijgen ook, raken soms wel van de kook. Kunnen in die
toestand soms, aaklig doen, en ook veel doms. Zo was daar die jonge
man, die een meisje vragen kwam. Hij had echter d'hele week, voor
Sint gerijmd en was van streek. Toen hij onder 't venster stond,
rolde 't rijm hem uit de mond. Sprak hij boud en zonder blaam:
Annie, kijk eens uit je raam. Zie hoe ik hier koude lijd, en dat al
voor jóu toch, meid. 't Herte brandt mij toch zo zeer, kijk eens lieflijk
op me neer, trouw me toch nog deze week oh! je wordt van
blijdschap bleek! Maar de jongen in zijn woe', zag niet Annie, maar
haar moe. En die sprak met koude stem: kijk eens aan, daar heb
je hém! Jongens, ga maar naar je bed, anders lijdt je vorstverlet.
Annie is er heus niet hoor, ging er met een vent vandoor!
groot verdriet, sprak Jan. Want
wat ik in mijn werk graag doe,
dat mag Ik thuis niet meer van
moe. Zeg, sprak zijn vriend toen
ongezou': mijn goede man, wat
zeg je nou? Wat is het dan dat
jij graag doet, maar waar je thuis
steeds weer voor boet? Jan keek
hem treurig kijkend aan, bleef
midden op de thuisweg staan, en
zei: wat 'k wél mag overdag, en
wat ik thuis maar steeds niet
mag: 't is, Piet, 't afblazen van
stoom, ja heus, dat is mijn lief
ste droom.
Samen
goed te verdragen waarom zou
i'k zie zijn liefste wens: een nieu- ik het de groten niet doen? Minister
P.W. Nee, géén Publieke Werken, staf, die vroeger al zo graag soldaat-
nt die heeft hij al. Ik heb het oog je wilde zijn,
Nu zit ik gereed om vanavond vlie
gensvlug het hele land te ,,doen",
en voor de drukste avond van mijn
dienst „Publiek Werkt'
ieder een eigen schepje in een soepel
lederen foedraaltje, altijd bij de hand oo
's Morgens achterop de fiets, overdag formen,
leunend tegen het bureau met paperas de ranj
sen. En dan een blik op het dienstroos- raa] toi
tertje aan de muur. Elf uur: graven
geblazen. Daar gaat de wakkere_ borst,
niet mocht. En nu:
over alle soldaatjes
graag willen geven
jaar, mag ik graag wat peinzen,Over het schepje gereed in de hand. En
de werkelijk, je werkelijk
ten in ons land, zéér groten, die niet
bij mijn knie staan, die géén verlang
lijstje hebben ingediend en die ik
toch zo graag wat zou willen geven
uit mijn grote, vriendelijke hart.
Minister Staf en burgemeester
Kolfschoten samen op één
plaatje, en dat komt omdat Sin
terklaas ze zo graag samen een
cadeautje zou willen geven: een
■ve Schevenxngse pier met een Ro-
Gctwj tonde aan het eind. En op die Rotonde
Po'rkël dan een startbaan voor een geleic
oue pl projectiel. De warmte van de rakel
zou dan gelijk voor het bakken van
biefstuk kunnen worden gebruikt.
:w Syri
s%
Cor Verolme komt voor in het dik
ke boek van Sinterklaas. Hij is braaJ
geweest, dit jaar. Maar toch heef
de Sint in zijn hartje een wens ge
vonden, die hij graag werkelijkheii
zou willen doen worden: personee
en bouworders voor zijn
grote werf!
de IJ-kant treft hij de ploeggenoten,
wakkere borsten als hij, vrolijk schert
send in de winterochtend, met boerti
ge luim de mouwen opstropend en
gretig luisterend naar de voorman
met het gekleurde dasje
twpe-hup! daar vliegen de spaden
de grond in. De tunnel groeit, soms
stort een stukje in, maar geen nood'
ei, ei, dót gaat vlug. De ploeg van
twaalven staat gereed, trappelend van
ongeduld, blakend van de echtè geest-
nu is hij de baas
khaki laken, van
de rang van soldaat tot die van gene
raal toe. Om in de kast te hangen en
af en toe eens voor de spiegel aan te
trekken. Als hij een stout jongetje was,
de andere jongetjes zoet samen te spe
len. Met het jongetje, - dat nu burge
meester Kolfschoten van Den Haag ge
worden is bijvoorbeeld. En dan een
"adeautje voor hen samen: een nieuwe
Ejn" Scheveningse pier met op het eind op
ie Rotonde, een startplaats voor gelei
de projectielen..
Cursus
Er is één 1
land, die 1
Triomph
V CH ja.
pieker je
zijn ambtgenoot van Rotterdam,
lurgemeester Van Walsum. Die zit in
oijn ambtswoning nu ook al zenuwach-
ig uit het raam te kijken, of ik nog
niet kom... Hij heeft een vulpen en
?en eierwarmer gevraagd en die
'crijgt hij Ook. De vulpen met een lus
eren dop en de warmer met gebor-
'uurde* kuikentjes. Maar zijn harte
•ens ach! kon ik die vervullen
lij denkt aan zijn Europoort en hij
yreekt het zó uit. dat het lijkt op
-e-poort. Een erepoort voor durf er
'isie, een Are de Triomphe. Ik gun herr
'us zo graa" de verwezenliikine var
de Europort de Triomphc
en hoekje van zijr hart zir
met een scheepje erin: een
minister Cals, dii
in de Kamer nogal zwaar te verduren
heeft gehad over zijn onderwijsbeleid.
Minister Cals krijgt van mij als ik
mijn zin kon doen dan ook iets,
waar hii werkelijk wat aan heeft: een
wat. Neem schriftelijke cursus voor iedereen in
Nederland, onder de titel „Iedereen zijn
eigen meester". Ik zie de advertenties
in de kranten al: blijmoedige aanprij
zing van de cursus onder het ernstig
cn vermanend kijkend portret van mi
nister Cals, een wolkje uit zijn mond
waarin geschreven is: „Luister naar
'iw bovenmeester....!" Voor de vuis'
weg noem ik zo wat onderwerpen or
die in de cursus behandeld moeten wor
len. „Hoe maak ik zelf mijn HBS-di
iloma" fverdeeld in hoofdstukken „Ge-
ichept en ongeschept papier" „Druklel
ertjes namaken" en „Stempels en hand-
ekeningen namaken"), „Honderr
voorden om te gebruiken, opdat ieder
'en denkt dat u het VHMO hebt door
lopen" en „Iedereen een krijtje in zijn
Verveling
£fEN grijze grootpapa uit Drente,
spaart jaren lang reeds steeds
maar centen. Hij pot die op in
Keulse potten en vet die in tegen
de motten. Nu is hij tachtig en
gaat zeggen: wat zou 'k die cen
ten laten leggen? Ik neem de
trein en ga naar Keulen! En ieder
zei: lust je nog peulen? Zo is hij
voorge week vertrokken, zijn
kleinzoons, dAe voorzagen brokken,
als 'n oude man alleen in Keulen,
met zovee1 centen rond gaat zeu
len. Zij namen voorschot op 't
salaris en stapten eerst eens naar
notaris. Daar zeiden zij met grote
nadruk- misschien gaat ginder wel
papa stuk. Schrijf dus goed op in
tien verbalen: wij gaan die man
terug weer halen. Zij stapten in
de voorste wagen, waar schillen in
het gangpad lagen; zij hadden geen
gepak te zeulen, en kwamen leeg-
hands aan in Keulen. Zij zochten
Wen in alle kroegen, geen man.
die ze niet naar opa vroegen.
Maar eindl\jk na wel wéken zoe
ken en lunchen met Déventer
koeken, kwam opa, die ze niet
meer zochten, hen tegemoet in
Stables-krochten. Hij sprak: mijn
jongens! een verrassingIk neem
ie mee naar lunchroom Assing.
Naar huis, desnoods van de be
déling ik ging hier dood van
de verveling
Stoom
Een 1
laehinist uit Nieuwerkerk,
ging steeds met hlijdschap naar
zijn werk. En elke avond na vijf
uur. dan weende hij en keek hij
zuur. Ziin maat vroeg hem op
zeekre dag: Zeg Jan, je gaat
haast overstag. De tranen staan
weer in je oog, je keel is van
ontroering droog. Hoe komt dat
toch, mijn beste man? Ik heb een
Briljanten
In een winkel kwamen steeds
maar klanten, voor een gouden
ring zónder briljanten. De juwe
lier, de handen op zijn oren, riep
toen vertwijfeld: moet je hóren!
Mijn huis ligt vol, vol met bril
janten en wat, wat vragen juist
mijn Klanten? Zij willen gouden
ringen zónder, en dat vind ik nu
juist zo'n wonder! V/at is een ring
toch zonder stenen? Het is een
postbesteller zonder benen. Wat is
een ring zonder geglenster. Het is
een landhuis zonder venster!
Zijn klanten staken toen de
koppen bijéén en tapten wrange
moppen. Ze spraken- juweliers zijn
dommen, die nooit in goede wel
stand kommen Dat kwam de
juwelier te weten, heeft alle ste
nen opgegeten, én rien toen luide
door de straten: ,Als je't niet
doen wil, moet je 't laten maar
nu heb ik, wat jullie wouden:
rinoen van die gladde, aouden.
Wat is, mi in lieve. fTOUWe vrin
den. dan de moraal hierin te
vinden? Dat vogels, die »e vroeg
toch zingen, het moeten doen met
gladde ringen. Terwijl de man.
die 't moest weten, alle briljanten
heeft gegeten
ZWERVERSMAAT
angel Aan de cursus is geen leer len geven. Cornells Verolme heet hij.
olicht, wel een onderwljs-plicht verbon- en in mijn dikke boek staat, dat hij
jen: iedere Nederlander bij toerbeurt dit jaar braaf is geweest. Hém zou ik
één dag per jaar voor de klas. Alle pro- graag mensen willen geven, arbeiders
j. u VOQr z-jn werven en een djk pak
blemen zijn dan ineens de wereld uit:
?een salarissen meer. die moeten wor
den opgetrokken, geen tekorten, geen
onderbezetting.
De avond valt, ik moet eens opstap-
oen. Piet, mijn jas. mijn hoed. Nog
één man, die ik graag wat zou wil-
ders voor grote, heel grote schepen
ook al ziet hij er naar uit, dat hij da
zónder die oude moedr SInterka;
óók wel aan komt
Maar is dat eigenlijk met
mannen niet zo?
deze