VOOR SINT-NIKOLAAS BLEEF DE DEUR GESLOTEN 3 IB-bondig DST ZOU IN ZE WILLEN GEVEN ...op rijm en heel kortstondig 1957 OE MAN bladerde lus- Hij zei tegen de serveer- teloos in het boek, dat ster: Net als altijd. Bief- voor hem lag. Zijn ogen stuk, aardappelen, erwtjes gleden over de letters zon- der dat hij de woorden in nog eens: onderstreepte gewóón weg. De man spitste de oren. en koffie toe. Traag werkte Drie woorden bleven in hij de maaltijd naar bin- zich' opnam. De avond nen. Net als altijd, dacht herhaalde ze: jagen we' kwam naderbij. De sche- de serveerster, die hem weg. Hij keek heel mering had de kamer al gadesloeg. Een kind, dat zichtig naar de moec grijs gemaakt. De man aan een tafeltje naast hem naar het kind en hij dacht keek naar de klok, die de zat, jengelde over Sint-Ni- zouden tijd wegtikte. Bijna vijf kolaas. Hou je mond, hoor- op deze avond Sint-Niko- uur, mompelde hij, 't wordt de hij de moeder zeggen, tijd om te eten. Hij legde niks geen Sint-Nikolaas. Hij vroeg de serveerster om de rekening en hij be taalde. Voor het eerst van zijn leven gaf hij meer ijn hoofd zweven en hij bedieningsgeld, dan nodig was. De serveerster was daarover zo verbouwe- ichtig naar de moeder en reerd, dat ze vergat te be danken. Hij merkte het mensen zijn, die niet. Hij trok zijn jas aan en liep op een drafje de laas van de deur durven deur uit. Bij een costumier wegjagen? en hij kreeg een huurde hij een Sint-Niko- idee. Hij dacht: als dit plan laaspakje en bij een ban ketbakker kocht hij tien- het boek neer en stond op. We doen d'r niet an, je slaagt, dan kan ik Toen hij naar de kamer- bent er veel te groot voor. vertrouwen in de mens deur liep, ging hij voorbij Sint-Nikolaas bestaat niet een spiegel en hij zag een en we hebben geen geld. niet. dan blijkt, dat"ik het wat boterletters en man met sombere ogen en Je kan vanavond opblijven altijd bij het rechte eind grote partij suikerharten. J J- om naar de televisie te heb gehad en zal ik mij tallen chocoladeletters, ki- heid hebben, slaagt het lo's marsepein, een stuk of een norse trek rond m.ond. Hallo, zei hij tegen kijken, daar heb je zijn spiegelbeeld, zo te zien heb je het niet naar je zin, ouwe jongen. Hij knikte tegen de man in de spiegel Dan jagen we'm weg, ant- En als-t-ie nou toch leven in eenzaamheid te- komt?, jengelde het kind. rugtrekken, zoals ik dat de de rest van mijn gn hij g[ng 0p pad, de zak met lekkers op de rug en dit is het begin van het en liep de kamer uit. woordde de moeder en ze eens proberen. laatste maanden heb daan. Maar laat ik het nog verhaal, dat tot titel zou kunnen hebben: Terwijl hij naar een tramhalte liep, overdacht hij in wat voor wijk hij zou beginnen. Na rijp beraad besloot hij de wijk te nemen, waarover hij kortgele den in de krant had gelezen, dat zij werd bewoond door mensen, wier leven hortend en stotend verloopt. Op het achterbalcon laken w «tel ovi er zal c h£t drUk:. Toen hij instapte werd hij deelir door wat opgeschoten jongens met ge- schril juich ontvangen. Nou, nou, zei een van naar hen. kon er dit jaar geen paard van af? Zeker ook al bestedingsbeperking. Een kind, dat probeerde hem een hand te geven, werd ruw door zijn moeder teruggetrokken. Kom hier, bitste ze. geef niet iedereen een hand. Laat die man daar maar rustig staan. Weet jij, waar hij vandaan komt? De conduc teur was nog het aardigste tegen hem, vond hij. Sinterklazen rijden bij mij Voor niks, zei hij joviaal. Als de chef in," itf opstapt, zal ik je wel een seintje geven Om 10' en dan stap je gewoon af. Begrepen? Dr Pier De man wasblij, toen hij de tram ote Kei me hebt binnengelaten, in uw huiselij ke kring. Ik had nietman, zanik niet, spreek geen stadhuistaal, viel een van de vrouwen hem in de rede. Hier drink mee, en ze schonk hem een glas bier in. Nee, dank u, weerde hij af. ik drink nooit alcohol, 'n Gezellige knul ben jij, lachte de vrouw, echt een vent om mee feest te vieren. Mag ik die hoed van jou eens passen? Ze rukte hem de mijter af en zette hem scheef op het hoofd. Nou, wat zeggen jullie vanme? riep ze uitdagend. Pardon, zei de man, past u op, dat er niets mee gebeurt, ik heb hem maar gehuurd en aansprakelijk voor. Wat heb je in de kaken. Achter zich hoorde hij in. Achter een van de deuren hoorde een hevig getik tegen de ruiten. Toen hij sitemmen. Hij wierp de deur open hij omkeek, zag hij de dame met uit- en stapte de kamer binnen. Zes men- gestrekte vinger naar het hek wijzen, sen staarden hem verbaasd aan. Ik De man tikte tegen zijn mijter, bij wij- ben Sint-Nikolaas, bulderde hij, en ik ze van groet en zwaaide naar haar met ben gekomen om goed te doen. Ik heb zijn gebroken staf. Hij ging het hek een zak vol lekkers en dat ga ik nu uit en liep het volgende binnen. Veer- uitdelen. Hij peuterde het touwtje los, krachtig stapte hij naar de deur en dat hij om de zak had gebonden, maar rukte aan de bel. Een meisje deed nog terwijl hij daarmee bezig was, rees hem open. een heer uit een van de stoelen en De man haalde diep adem. Hij duw- kwam langzaam op hem af. Wat moet de het meisje ruw opzij en liep de gang dat, vriendje! vroeg hij dreigend. Be ben Sint-Nikolaas, begon de man weer, maar hij kon zijn zin niet voleindigen. Gooi dat dronken lor er uit, Ben, hoor- het achterhoofd, waarop de hij roepen. Hij voelde zich stevig ontstaan. Dat is het eind. ken, die het bier op zijn mantel had achtergelaten. En hij wreef zich over buil was hij ge- kon verlaten. Succes vanavond, de conducteur hem na. Bij wijze groet hief hij de staf omhoog. Sintei stond hij in een stille straat, die slecht hij, dat gedeeltelijk opgebro- het dolle ik u iets aanbieden? Nee, dank je wel, zei ze, geen cadeautjes van een vent riep als mijn eigen vent er bij zit. Hier heb een mop banketletter Toen hij weer buiten stond, hoorde de kamer de pret tot in -- opgezweept. Zijn rode de -t ken. Hoe zal ik het nu aanpakken? mantel vertoonde natte bierplekken en dacht hij. Uit de huizen drong radio- zijn baard zat vol koekkruimels. Zijn ni muziek tot hem door. Schetterende mu- mijter was geknakt en zijn staf gebro- ziek, wild van cadans ton vj Hij hoorde flarden van zinnen: Ma rie. .vrijen..zoenliefde. Reso luut stapte hij op een winkel af, ken. Hij keek i zijn hand. Wat hij, wat een bende. Hij dacht: weet ik het. Nu heb ik voor lang drukte hij op de bel. Hij hoorde avond wel genoeg gezien. Wat heb ik de KR| -jots de,'dat haastige voetstappen, een gordijn, dat voor de winkeldeur hing werd opzij ge schoven en hij zag een meisjesgezicht, dat hem verbaasd, half lachend aan staarde. Ik ben Sint-Nikolaas, zei de man, kan ik binnenkomen? Het meisje bracht een vinger naar he^ voorhoofd feitelijk druk gemaakt. Wat kan mij bet schelen of de mensen in Sint- Nikolaas geloven. Een wilde woede laaide in hem op en hij -wist dat het was van teleurstelling. Hij wist, dat hij diep in zijn hart had gehoopt, dat hij overal vriendelijk zou worden ont liet' het gordijn vallen. En hij hoor- vangen, ontvangen als de i zich verwijderde. Twee huizen ver der dacht de man: laat ik nog eens pro beren. Op zijn bellen verscheen een jon ge vrouw aan de deur. Goeden avond, begon hij weer, ik ben,.Sinterklaas, die één keer per jaar dat beetje goed wil doen, waarnaar mensenharten kunnen verlangen. Met grote stappen liro hij straat in straat uit en hij kwam in een deftige laan met hoge bomen en grote herenhuizen, ik. Kan ik binnen- Tn zichzelf pratend liep hij ze voorbij, vroeg hij hoopvol. Hoe kom Wat een bende, wat een bende, hoorde 'chzelf zeggen. komen' je er bij, antwoordde de denk je dat je voor je hebt. Je boft, dat mijn beetgepakt en de kamer uitgeduwd de laten. Hij hief het hoofd toen hij voet- vige duw, dat hij de stoep afrolde bo- je wat lekkers i op zijn zak met lekkers. Wees blij, dat je er nog werd hem na gebeten. Het meisje i ogen- Op een bankje in het park eind van de laan rustte hij e blik uit. Zijn baard hing schuin zijn mond. Zijn mijter lag nog op het der. grindpad van het laatste herenhuis, wist hij. Waar zijn gebroken staf was gebleven kon hij zich niet herinneren. stond stil. Wat heb je? vroeg goed afkomt, gierig. De man graaide met zijn han den in die zak. Hij voelde wat brokken en kruimels die aan zijn vingers ble ven kleven. Het is niet veel, zei hij mistroostig, wat gebroken harten. En gerd, zei het meisje en liep haastig ver- De deur bleef overal voor hem gesloten maar ergens was er toch een klein meisje dat vol vertrouwen zijn komst tege moet zag naar de klok, die de tijd wegtikte. Bij na elf uur, mompelde hij, kom, ik ga mijn bed maar opzoeken. Hij legde het boek neer en stond op. Toen hij naar de kamerdeur liep ging hij voorbij een spiegel en hij zag een man met som bere ogen en een norse trek om de mond. Hallo, zei hij tegen zijn spiegel beeld, heb je nou je zin? Hij zag De man bladerde lusteloos boek, dat hij in de hand had. 'Zijn ogen mond zich tot een grimas vertrekken. Hij deed daartoe" ook geen poging. Laat gleden over de letters zonder dat hij Vooruit maar, oude jongen, kop op. maar dacht hij, ik zal de schade wel de woorden in zich opnam. De nacht mompelde hij. En hij haalde berustend vergoeden. Hij keek naar de grote vlek- kwam stil aangeslopen. De man keek de schouders op. i niet thuis is. Ik heb Plotseling stond hij stil. Uit e de kinderen, drong de de huizen klonken hem ijle kinderstem man aan. Ik heb geen kinderen, snib- de de vrouw, en verder heb ik met je praatjes niets te maken. Ze knikte ef- i sloot de deur. De tegemoet. Hij luisterde hoorde: Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan.. De man voel- n.20 zich het voorhoofd. Hij dacht: het n 1 moeilijk Sint-Nikolaas te zijn. De men- j Nws sen geloven echt niet meer in hem. Hij >.15 Re; schijnt zijn tijd te hebben gehad. Zou ichtingü ik er maar niet mee ophouden? Het is of dr 1 overal hetzelfde. Maar hij kon er niet geopend door een stemmig sratistie toe besluiten naar huis te gaan. Laat geklede dame. Pardon" ind 19 ik nog een keer mijn goede wil tonen, dacht hij. Hij klopte op de ramen van benedenhuis, van waaruit een onbe heerst lachen tot hem doordrong. Het werd ineens stil. Een gordijn werd op zij geschoven en hij zag een verhit mannengezicht, Kijk nou eens, hoorde hij, wie denk je dat we daar hebben: RO: 10' Sint-Nikolaas. Meer gezichten versche- lacherige gezich- ll'e oj j i Burgemeester Van Walsum I van Rotterdam, met de Europort JU de Triomphe in de hand - en als speelgoed op zijn tafel een scheepje in een fles. Niet zó maar een scheepje, o nee! Een grote tanker van wel 100.000 ton. -ö- -8- Zijn ambtgenoot burgemeester Van Hall van de hoofdstad, zou ik graag zijn eigen nieuwe P. W. wil- wat ^en 9even' bet dienstbetoon „Publiek lekkers te geven. De dame haalde haar Werkt" en hemzelf dan een leuk neus op. Mijn kinderen hebben van u' niets nodig, zei ze met afgemeten stem. overalletje van opper met een gouden En maak maar dat u gauw wegkomt, schepje op de schouder. Een lederen anders bel ik fa^booMj ceintuurtje ook. met het stedewapen wiste de zijn woede zakken. Een glimlach speelde om zijn mond. Hier moet ik zijn, dacht hij, hier wordt op mij ge wacht. Hij opende het tuinhek en liep over het grindpad naar de deur. Wild haalde hij de bel over. De deur werd het zwart zij, hem teen bekijkend. Ik ben Sint- Nikolaas, begon de man hoopvol, en ik hoorde kinderen zingen en nu wilde ik ogenblik binnenkomen ten. Kom binnen, man werd hem toege- raad weten met zulk volk als waartoe erop en elke dag treden de ploegen roepen. De voordeur ging open twee vrouwenarmen grepen hem bij de mantel en trokken hem in de kamer. Er hing een sterke bierlucht. Flesjes bier stonden op tafel, en twee schalen, waarop in stukjes gesneden boterletter. Goeden avond, begon de man, goeden avond, ik stel het zeer op prijs dat u behoort. De deur werd gesloten. De man stond op de stoep, op de net geschrobde gra- nietblauwe stoep, van drie treden. Hij liep deze drie treden af. moedeloos. Maar ineens begon hij hard te lachen, zo hard als hij in geen maanden had gedaan. Hij lachte tot hij pijn kreeg aan, blijmoedig en voortvarend. De scheppen in de zachte grónd: alles koek en y. 7757 Een P.W. JJET ZIJN niet alleen kinderen die bij mijn knie komen staan. Ook de groten in ons land krijgen in de eerste dagen van de maand December iets verwachtingsvols over braaf bij de schoorsteen staat te zich mijn verjaardag nadert; de 345ste nu al. Vandaag is het zover en vanmorgen ben ik manmoedig be gonnen te eten aan de taart met 345 kaarsjes, die mij uit Ooltgensplaat op de gewerd. Ik houd niet van kaarsvet maar ik eet moedig door. tanker van 100.000 ton. met een terzijde naar het gcuden schepje mr. Van Hall. risico, dat ik loop dat zie je zo, is dat bij dit grote feest, niemand deze regels leest. Maar bekend om initiatief, heb ik 't vak van schrijven lief; daarom nu bijzonder fijn, 'n dubbelgangertje op rijm. 't Leven gaat zo zoetjes door, in Rodeschool en Apeldoor. Mensen praten, zwijgen ook, raken soms wel van de kook. Kunnen in die toestand soms, aaklig doen, en ook veel doms. Zo was daar die jonge man, die een meisje vragen kwam. Hij had echter d'hele week, voor Sint gerijmd en was van streek. Toen hij onder 't venster stond, rolde 't rijm hem uit de mond. Sprak hij boud en zonder blaam: Annie, kijk eens uit je raam. Zie hoe ik hier koude lijd, en dat al voor jóu toch, meid. 't Herte brandt mij toch zo zeer, kijk eens lieflijk op me neer, trouw me toch nog deze week oh! je wordt van blijdschap bleek! Maar de jongen in zijn woe', zag niet Annie, maar haar moe. En die sprak met koude stem: kijk eens aan, daar heb je hém! Jongens, ga maar naar je bed, anders lijdt je vorstverlet. Annie is er heus niet hoor, ging er met een vent vandoor! groot verdriet, sprak Jan. Want wat ik in mijn werk graag doe, dat mag Ik thuis niet meer van moe. Zeg, sprak zijn vriend toen ongezou': mijn goede man, wat zeg je nou? Wat is het dan dat jij graag doet, maar waar je thuis steeds weer voor boet? Jan keek hem treurig kijkend aan, bleef midden op de thuisweg staan, en zei: wat 'k wél mag overdag, en wat ik thuis maar steeds niet mag: 't is, Piet, 't afblazen van stoom, ja heus, dat is mijn lief ste droom. Samen goed te verdragen waarom zou i'k zie zijn liefste wens: een nieu- ik het de groten niet doen? Minister P.W. Nee, géén Publieke Werken, staf, die vroeger al zo graag soldaat- nt die heeft hij al. Ik heb het oog je wilde zijn, Nu zit ik gereed om vanavond vlie gensvlug het hele land te ,,doen", en voor de drukste avond van mijn dienst „Publiek Werkt' ieder een eigen schepje in een soepel lederen foedraaltje, altijd bij de hand oo 's Morgens achterop de fiets, overdag formen, leunend tegen het bureau met paperas de ranj sen. En dan een blik op het dienstroos- raa] toi tertje aan de muur. Elf uur: graven geblazen. Daar gaat de wakkere_ borst, niet mocht. En nu: over alle soldaatjes graag willen geven jaar, mag ik graag wat peinzen,Over het schepje gereed in de hand. En de werkelijk, je werkelijk ten in ons land, zéér groten, die niet bij mijn knie staan, die géén verlang lijstje hebben ingediend en die ik toch zo graag wat zou willen geven uit mijn grote, vriendelijke hart. Minister Staf en burgemeester Kolfschoten samen op één plaatje, en dat komt omdat Sin terklaas ze zo graag samen een cadeautje zou willen geven: een ■ve Schevenxngse pier met een Ro- Gctwj tonde aan het eind. En op die Rotonde Po'rkël dan een startbaan voor een geleic oue pl projectiel. De warmte van de rakel zou dan gelijk voor het bakken van biefstuk kunnen worden gebruikt. :w Syri s% Cor Verolme komt voor in het dik ke boek van Sinterklaas. Hij is braaJ geweest, dit jaar. Maar toch heef de Sint in zijn hartje een wens ge vonden, die hij graag werkelijkheii zou willen doen worden: personee en bouworders voor zijn grote werf! de IJ-kant treft hij de ploeggenoten, wakkere borsten als hij, vrolijk schert send in de winterochtend, met boerti ge luim de mouwen opstropend en gretig luisterend naar de voorman met het gekleurde dasje twpe-hup! daar vliegen de spaden de grond in. De tunnel groeit, soms stort een stukje in, maar geen nood' ei, ei, dót gaat vlug. De ploeg van twaalven staat gereed, trappelend van ongeduld, blakend van de echtè geest- nu is hij de baas khaki laken, van de rang van soldaat tot die van gene raal toe. Om in de kast te hangen en af en toe eens voor de spiegel aan te trekken. Als hij een stout jongetje was, de andere jongetjes zoet samen te spe len. Met het jongetje, - dat nu burge meester Kolfschoten van Den Haag ge worden is bijvoorbeeld. En dan een "adeautje voor hen samen: een nieuwe Ejn" Scheveningse pier met op het eind op ie Rotonde, een startplaats voor gelei de projectielen.. Cursus Er is één 1 land, die 1 Triomph V CH ja. pieker je zijn ambtgenoot van Rotterdam, lurgemeester Van Walsum. Die zit in oijn ambtswoning nu ook al zenuwach- ig uit het raam te kijken, of ik nog niet kom... Hij heeft een vulpen en ?en eierwarmer gevraagd en die 'crijgt hij Ook. De vulpen met een lus eren dop en de warmer met gebor- 'uurde* kuikentjes. Maar zijn harte •ens ach! kon ik die vervullen lij denkt aan zijn Europoort en hij yreekt het zó uit. dat het lijkt op -e-poort. Een erepoort voor durf er 'isie, een Are de Triomphe. Ik gun herr 'us zo graa" de verwezenliikine var de Europort de Triomphc en hoekje van zijr hart zir met een scheepje erin: een minister Cals, dii in de Kamer nogal zwaar te verduren heeft gehad over zijn onderwijsbeleid. Minister Cals krijgt van mij als ik mijn zin kon doen dan ook iets, waar hii werkelijk wat aan heeft: een wat. Neem schriftelijke cursus voor iedereen in Nederland, onder de titel „Iedereen zijn eigen meester". Ik zie de advertenties in de kranten al: blijmoedige aanprij zing van de cursus onder het ernstig cn vermanend kijkend portret van mi nister Cals, een wolkje uit zijn mond waarin geschreven is: „Luister naar 'iw bovenmeester....!" Voor de vuis' weg noem ik zo wat onderwerpen or die in de cursus behandeld moeten wor len. „Hoe maak ik zelf mijn HBS-di iloma" fverdeeld in hoofdstukken „Ge- ichept en ongeschept papier" „Druklel ertjes namaken" en „Stempels en hand- ekeningen namaken"), „Honderr voorden om te gebruiken, opdat ieder 'en denkt dat u het VHMO hebt door lopen" en „Iedereen een krijtje in zijn Verveling £fEN grijze grootpapa uit Drente, spaart jaren lang reeds steeds maar centen. Hij pot die op in Keulse potten en vet die in tegen de motten. Nu is hij tachtig en gaat zeggen: wat zou 'k die cen ten laten leggen? Ik neem de trein en ga naar Keulen! En ieder zei: lust je nog peulen? Zo is hij voorge week vertrokken, zijn kleinzoons, dAe voorzagen brokken, als 'n oude man alleen in Keulen, met zovee1 centen rond gaat zeu len. Zij namen voorschot op 't salaris en stapten eerst eens naar notaris. Daar zeiden zij met grote nadruk- misschien gaat ginder wel papa stuk. Schrijf dus goed op in tien verbalen: wij gaan die man terug weer halen. Zij stapten in de voorste wagen, waar schillen in het gangpad lagen; zij hadden geen gepak te zeulen, en kwamen leeg- hands aan in Keulen. Zij zochten Wen in alle kroegen, geen man. die ze niet naar opa vroegen. Maar eindl\jk na wel wéken zoe ken en lunchen met Déventer koeken, kwam opa, die ze niet meer zochten, hen tegemoet in Stables-krochten. Hij sprak: mijn jongens! een verrassingIk neem ie mee naar lunchroom Assing. Naar huis, desnoods van de be déling ik ging hier dood van de verveling Stoom Een 1 laehinist uit Nieuwerkerk, ging steeds met hlijdschap naar zijn werk. En elke avond na vijf uur. dan weende hij en keek hij zuur. Ziin maat vroeg hem op zeekre dag: Zeg Jan, je gaat haast overstag. De tranen staan weer in je oog, je keel is van ontroering droog. Hoe komt dat toch, mijn beste man? Ik heb een Briljanten In een winkel kwamen steeds maar klanten, voor een gouden ring zónder briljanten. De juwe lier, de handen op zijn oren, riep toen vertwijfeld: moet je hóren! Mijn huis ligt vol, vol met bril janten en wat, wat vragen juist mijn Klanten? Zij willen gouden ringen zónder, en dat vind ik nu juist zo'n wonder! V/at is een ring toch zonder stenen? Het is een postbesteller zonder benen. Wat is een ring zonder geglenster. Het is een landhuis zonder venster! Zijn klanten staken toen de koppen bijéén en tapten wrange moppen. Ze spraken- juweliers zijn dommen, die nooit in goede wel stand kommen Dat kwam de juwelier te weten, heeft alle ste nen opgegeten, én rien toen luide door de straten: ,Als je't niet doen wil, moet je 't laten maar nu heb ik, wat jullie wouden: rinoen van die gladde, aouden. Wat is, mi in lieve. fTOUWe vrin den. dan de moraal hierin te vinden? Dat vogels, die »e vroeg toch zingen, het moeten doen met gladde ringen. Terwijl de man. die 't moest weten, alle briljanten heeft gegeten ZWERVERSMAAT angel Aan de cursus is geen leer len geven. Cornells Verolme heet hij. olicht, wel een onderwljs-plicht verbon- en in mijn dikke boek staat, dat hij jen: iedere Nederlander bij toerbeurt dit jaar braaf is geweest. Hém zou ik één dag per jaar voor de klas. Alle pro- graag mensen willen geven, arbeiders j. u VOQr z-jn werven en een djk pak blemen zijn dan ineens de wereld uit: ?een salarissen meer. die moeten wor den opgetrokken, geen tekorten, geen onderbezetting. De avond valt, ik moet eens opstap- oen. Piet, mijn jas. mijn hoed. Nog één man, die ik graag wat zou wil- ders voor grote, heel grote schepen ook al ziet hij er naar uit, dat hij da zónder die oude moedr SInterka; óók wel aan komt Maar is dat eigenlijk met mannen niet zo? deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 5