Cultureel venster SCHILDERIJEN OP MUZIEK VAN MOUSSORGKSY latuur en SZunót Wij speeiden op orgels van Fróbenius ZONDAGSBLAD ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1957 £D DEN BESTEN, geb 1923, is een dichter van de jongere generatie, die tevens als essayist bekend heid heeft verkregen door zijn inleiding tot de Ne derlandse poëzie van na de oorlog: „Stroomgebied" (1954), geschreven in regeringsopdracht, benevens een daarbij behorende bloemlezing onder dezelfde titel. Sedert 1950 redigeert hij ..De Windroos", een serie dichtbundels van jonge Nederlandse auteurs. Zijn jongste dichtbundel heeft tot titel „Tegen mijn verlies"'. Met nog enkele andere jongere poëten, zo als Guillaume van der Graft, Jan Wit. Coert Poort, behoort hij tot een kleine groep christelijke dichters te midden van de bredere groep dusgenaamde ex perimentelen. In zekere zin kan men ook W. J. van der Molen tot hen rekenen. Dit zijn evenwel geen christelijke dichters in de traditionele zin van het woord, zoals de ouderen van de Ontmoeting-groep. Zij zoeken naar nieuwe wegen en nieuwe uitdruk kingsmiddelen. Ze versmaden de overgeleverde wij ze van christelijke verzen schrijven niet om redenen van stijl, of uit reactie tegen een al te gemakkelijk gebruik van een dichterlijke tale Kanaans. De zaak zit dieper: zij beleven het christelijk geloof anders. Ze zijn op hun wijze christelijke exis tentialisten. uit noodzaak, en ze hebben het daarbij niet gemakke lijk. Ze zitten OeKlemd tussen hun generatiegenoten, die a-religieus of ook wel anti-religieus zijn. en het christelijk publiek, dat nog grijpen, laat staan te waarderen. Den Besten staat wat zijn vormgeving betreft nog het dichtst bij de traditie, omdat hij behoefte heeft aan strofenbouw, metrum en rijm, zaken die voor hem van wezenlijk poëtisch belang zijn. Maar misschien is zijn werk juist daarom moeilijker dan dat van iemand als Coert Poort bijvoor beeld. omdat men zich op de ge dichten van Den Besten gemak kelijk verkijkt. Wanneer hij een vers schrijft als: DODELIJK „De herfst is voor mij alleen. Ik ben. Ik deel met mijzelf de appel dood. Ik delf het klokhuis onder mijn steen. December. Sluit het gewelf. Ik ben die ik ben. al een, een huid van herfst om mij heen". jong dermate ve deren zal ei bezig is te anderen, dat eigenlijk moet zijn om hiervan voldoen de doordrongen te wezen. De ouderen zijn al voor drie kwart historie. Bovendien moet men óók toege ven, dat het de dichters onder de jongeren zijn, die als het ware Ad den Besten, die bundel „Tegen mijn v publiceerde. dicht- seismografisch de nieuwe tekenen van de nieuwe tijden opvangen. Zij zoeken, ook als christen, naar een nieuwe levenshouding, die bij deze snel veranderende ttfd past en ze doen dit (het woord is misschien dichter verlangen dat hij zichzelf de klinkklank en vooral de vrome „cant" veracht; wie het niet om schoonheid zozeer als om waarach tigheid begonnen Is; maar die geen behoefte meer gevoelt te zoeken wat reeds gevonden is en uit te vinden wat reeds gezegd is of te volbrengen wat reeds volbracht is. Dit alles is dus allang geen kri tiek meer op de bundel van Den Besten, maar een oproep tot histo rische bezinning. Het geheim van de poëzie moet een publiek geheim blijven, want de geheime kant van de dichtkunst is slechts een aspect; ze moet ook open zijn. De kinderachtige, de arbeider en de volksman onderschattende ..be grijpelijkheid"' van Adama van acheltema's socialistische verzen verlangt niemand terug, maar zijn leuze had een element van waar heid. Poëzie is en blijft iets rij kers en veelzijdigers dan de heden daagse jongeren dat (misschien wel móeten) verstaan. Crypto grammen en mythologismen zijn boeiend, psychologisch belangrijk, maar ze kunnen voor mijn besef het hoogste noch het laatste woord in poeticis zijn. Lezer, ken daarom ook de dicht kunst van het verleden: koop wenk jes als ..Het Goud der Gouden Eeuw". ..Religieuze Poëzie der Ne derlanden" en dergelijke, toegan kelijk voor iedereen, zie hoe men het vroeger deed en laat uw be grip van dichtkunst nooit versmal len. zoals jonge dichters dat1, mis schien uit zelfbehoud, soms doen. Want poëzie is toch wel iets zeer hclangriiks en wat zal de taal van de hemel anders dan Doëzie zijn? C. RIJNSDORP de sterk- ^Toch olijven hier vragen ste gedichten van de bundel, dan Wordt, bij alle breuk met de bemerkt ieder, dat de vori het vers, ondanks het rijm, lijk sterk gelijkt op die hedendaagse gedichten komt het bij eens geheel kwijt raakt aan al die grote en heerlijke zaken waarvan f - 3« Bijbel spreekt? Uit de geanimeerde activiteit van de hier bedoelde groep ten aanzien van een nieuwe psalmbe rijming en nieuwe kerkliederen, een activiteit, waarvan het specia le nummer van Wending ..Zoals de Waard is" een welsprekend getuigenis aflegt, zou men bijna Subjectieve poëzie afleiden dat zij dit „ergens" (vol gens Aize de Visser een Hervormd t uw en hun dienst, woord, zoals „onlosmakelijk" een Gereformeerd woord is) beseffen dit werk als een tegen- tc groot, n hen tegen dat wil zeggen in de plaats voor en ten behoeve van hen die daarvoor minder bewerktuigd zijn of die er zich domweg geen reken schap van geven. speling van enkele Marcussen-orgels in Denemarken, werd. een bezoek gebracht aan de orgelbouwer Fróbenius te MuziftkWHZCr Lingsby bij Kopenhagen. Ook met hem werden vele onder werpen besproken, hetgeen zeer interessant was vanwege de Bij Daamen. Den Haag zijn de verschillen txissen hem en Marcussen. Van Fróbenius werden eerste twee deeltjes (in de Ooie- de orgels in de Gröndalslundkerk (1953), de St. Andreaskerk vaar-serie) verschenen van „Mu- (-iQfjfj) en de Sankt Jakobskerk (1953) te Kopenhagen bezocht. ziekwijzer" door Han Bos. Het le andere subjectieve poëzie, het Anema sinds jaar de verkeerde naam „impressionis- tisch" bestreden? Poëzie dus. waar- Met de titel ..Dodelijk" bedoelt bij de dichter het subject, cen- de dichter te zeggen, dat de onge broken heidense geest van dit kleine vers, dat toch voor een ogenblik de eerlijke uitdrukking van zjjn geestelijke situatie was, een dode lijk gevaar betekent. Dit vers staat evenwel min of meer op zich zelf. De meeste andere schijnen door hun op de traditionele poëzie gelijkende vorm ge makkelijker dan zij zijn. Men moet de ge- dachtenwereld van de dichter kennen en zijn intenties weten, men moet zijn persoonlijk zijn „dialect des harten" Men kan ook door Seerp hoe gelukkig is dat. dag onder Ook schrijver dezes is voor meer dan driekwart historie, zij het historie met een bijzonder klei ne h. Meer misschien dan anderen, door aan leg. levensloop, belang stelling, staat hU open voor het nieuwe In kunst en geestesleven. groeit ztfn overtuiging, dat we terugmoeten naar een, ook lyrische, dichtkunst die „het le ven uit eigen hand ver loren heeft", om een term van wijlen ds. S. deel heet „Beknot van Bach tot Bartók' deel „De grote zaal' die muziekcriticus, t en concert-organisator is. heeft getracht eer tingwijzers te maken bliek, dat vrij geregeld bezoekt zonder echter veel van muziek af te weten. En ook voor -het publiek dat dagelijks naar dp radio luistert. Hij .heeft^.bet. alles dus op een zeer populaire toon §e-. daan en ontkwam daarbij niét al-' tijd aan al te vage, omsohrijvin*, - gen. Maar het geheel is toch ondanks wat te veel subjectiviteit?,; o.a. ten aanzien van Brahms wel leerzaam. De bedoeling is dat? nog 3 deeltjes verschijnen, be ning zijn. dat de dichtkunst bezig te onherroepelijk vast te lopen en t ze een totale omzwaai moet maken naar wat men zou kunnen ermen zlJn natuurlijk verstaanbaar zijn, maar de ontoereikend) een „objectieve mening, dat poëzie poezie. Datema te gebruiken, handelend de kamermuziek, opera verstaan, wil men zijn poëzie geen dat onrecht aandoen. Nu kan men na- tuurlijk aan verzen de eis stellen, dat z dichter is geheimtaal is en hij verwacht zijn lezers zoveel intuïtief ..ver stand" dat ze tot die bedoeling. al ze zich maar aandachtig genoeg in zijn werk verdiepen, kunnen door dringen. en die alles heeft in Christus. Die daarvan duidelijk, voor een- voudigen en ongeletterden ook ver staanbaar, kan getuigen in een dichtstijl die om zo te zeggen alles doorgemaakt heeft, ook de jongste ontwikkeling (want die heeft ballet en oratorium, passie. Misschien kan Han Bos zich bij de volgende deeltjes wat meer inspannen en meer feitelijke gegevens over de werken ver schaffen. Die zijn voor het publiek toch belangrijker en interessanter waardevolle schemergebieden ver- dan de eigen gevoelens van de kend en deels ook geëxploreerd); schrijver. Niettemin aanbevolen, die evenzeer als de experimentelen deze pocket-boekjes. Redding uit de mythe Geldt dit vooral niet voor de christelijke dichter, die immers leven mag bij het licht van de openbaring Gods in Jezus Chris tus? Mag men ook niet van de belijdt hij op zijn wijze zijn ge loof. zonder hetwelk deze bundel, zoals hij het ziet. eenvoudig niet geschreven zou kunnen zijn. Het gaat in deze bundel, naar de dich ter ergens verklaart, om de moge lijkheid van redding uit wat hij noemt de ..mythe", een mogelijk heid die zich alleen in en via Je zus Christus realiseert. Verzen als „Ichthus" (die naar de titel al uitdrukkelijk verwijst). „Postzegels „Ontheemd", „Patriarchaal' ie" zijn dichterlijke belijde nissen. hoe ook cryptisch aan doend. van des auteurs oprecht ge- VIA NAALb CN RLAAT De heer Fróbenius Jr., die elektrotechnisch ingenieur is, is nog sterker dan Zacharias- sen tegen elektrotechniek in de orgelbouw. Daarentegen gelooft hij niet in de grote invloed van structuurveran dering op de toonkwaliteit in een tijdvak van 15 jaren (zie ons vorige artikel waarin we al verklaarden voor deze visie nog geen wetenschap pelijk bewijs te hebben ge kregen). De Frobenius-orgels iht~I953 voldeden ons bijzon- Van Kopenhagen ging de reis weer terug naar Duits land, nadat eerst nog het be roemde Compenius-orgel in de Slotkerk van de Frede- riksborg te Hilleröd werd bezocht. Daarover echter het een en ander in een slot artikel. Vanzelfsprekend werd in Duitsland het orgel van de St.-Jakobikerk te Lübeck niet vergeten, waar Johannes Brenneke organist is en ons uitvoerig vertelde over de beide orgels in deze kerk. Iet grote orgel dateert uit 1464 werd in 1670 uitgebreid tot 51 stemmen, verdeeld o/er 3 manua len en pedaal. Van het kleine or gel (bekend door de grammcfoor.- opnamen van Helmut Waloha) was het Hoofdwerk al aanwezig in 1467. Het instrument werd in 1636 uitge breid met een rugpositief en Borst- werk door Stellwagen. Beide orgels de laatste oorlog in bom- fOEN in 1874 door vrienden van de archi tect-schilder Viktor Hart- mann een tentoonstelling werd georganiseerd van het nagelaten werk van deze op 23 juli 1873 (op 41-jarige leef tijd) overleden kunstenaar, kreeg de Russische componist Modeste „Licht", versluierd ook „Bllndce- Moussorgsky de inspiratie tot het schrijven van zijn pianocyclus „De schilderijen-tentoonstelling", bestaande uit 10 pianostukken. „W Idtfus k het leven niet ademen in de poelen wan dood en doodsverdriet, ik loochende dit lied: een voze zwam, een zwoele doodsbloei van nietsbedoelen, anders wist ik het niet. Leven. ris die verschiet tussen het donker woelen van woekerend wier en riet hoe koel laat ge de koele dood door uw kieuwen spoelen. Leven, wist ik het niet.'" .Céén van mijn verzen", zegt de dichter, „is in navolging van de traditie van "80 als esthetisch avontuur geschreven" Het esthe ticisme. waarbij de ouderen zijn opgegroeid, heeft afgedaan. al werkt het nog bij verscheidenen na. De jongeren willen geen „vrij blijvende" poëzie schrijven: het zijn. bij de toonaangevenden al thans. bijna belijdenissen, al i Van der Graft en nog meer bij Jan Wit soeelser en luchtiger, dan bii Den Besten Ook kan de ver schijning van deze verzenbundel op het standpunt van de dichter gezien worden, litorai- gesproken, als een riskante daad. om de be wust christelijke keuze, die er voor de goede verstaanders in naar voren komt. Van Den Bestens authenticiteit dient men dus overtuigd te zijn. Ook zulien de ouderen moeten er kennen. dat het ingezette atoom tijdperk de wereld ook geestelijk Viktor Hartmann was een goe de vriend van Moussorgsky ge veest en de pianostukken zijn eigen lijk evcnzovele posthume eerbewij zen. directe impressies van wat worden met elkaar verbon den door een „promenade in Russische stijl", waarin de toe schouwer van het ene schilderij naar het andere loopt. Deze pro menade komt steeds terug in een ietwat gewijzigde vorm. Na de inleidingspromenade hoort men muzikale verbeeldingen van i 1. „Gnomus. die kreupele dwerg" (heel realistisch), 2. „Het oude kasteel" (stemmingsstuk).3. „Spe lende én bekvechtende kinderen in de Tuilerieën" (grappig kinder stuk), 4. „Bydlo. Poolse ossekar" (stemmingsstuk). 5. „Dans van de kuikens in de eierschalen" (ook een grappig kinderstuk». 6. „Sa- muel Goldenberg en Schmuyle" (raak geschetst dubbelportret van een rijke en een arme Jood), 7. „De markt in Limoges" (stem- mmgsstuk), 8. „Catacomben" (een verbeelding van een Romeins graf waarover Moussorgsky zelf zei: „De scheppende geest van Hart mann leidt mij naar de schedels roept ze aan de schedels PI voor Daarom- kan ik de plaat die piano geschreven, men mist er in ®s Master's Voice maakte van de oorspronkelijke versie eigenlijk Rudolf Schock in operafragmen- de kleur van Hartmann's verf ten onder de titel „Der strahlende aan. Ook Ravel bespeurde dit ge- Tenor" zeker aanbevelen. Want hij heeft „De schilderijen- Stralen doet deze stem in ieder gc- tentoonstelling" in een meesterlij- val- <25 cm. langspeelplaat WBLP ke orkestratie gegeven. Hij heeft 531 geschonken, het Prestant 4". Roer fluit 4". Octaaf 2'. Quint 1 2/3, Scherp 4-st., Kromhoorn 8', Trech terregaal 8" Pedaal: Prestant 16". Subbas 16'. Pommer 8'. Boudon 4'. Nachthoorn 1', Mixtuur 6-st,, Dul- 1 ciaan 8'. Trompet 4'. Cronet 2', Ba zuin 16'. DE reis is uiteraard te kort ge weest om een uitgebreid in door de Berliner Philharmoniker, zicht in de Deense orgelbouw te het Orchester der Stadtischen krijgen. Desondanks is op ver- Oper Berlin en een Groszes Opern- schillende zaken een verhelderend licht gevallen. Ook op het feit. dat afwisselende en rijke kleurengam- Columbia heeft het werk Moussorgsky in deze bewerking fragmenten zijn ook de stemmen onbekend verschijnsel uitgebracht, gespeeld door het Philharmonia Orchestra o.l.v. Her- bert von Karajan. (30 cm. lang speelplaat CX 1421). Het is een uit zonderlijke vertolking geworden, volmaakt in spanning en kleur, technisch formidabel. Herbert von Karajan heeft elk detail afgewerkt en steeds de klankdoorzichtigheid behouden. Hier is een ideaal sa mengaan van vele orkestinstru menten en niet een brij van klan ken. Bovendien is de plaat opna- metechnisch bijzonder goed ver zorgd. Elisabeth Griimmer. Ferdi- -nand Frantz en Gottlob Frick heel den dr: even te beluisteren. CORN. BASOSKI. kplaats Want i stuk levens- beginnen zacht te gloeien") l L.-i van Baba-Yaga" (een Russische heks. een stuk Russische sage). 10. „De grote jx>ort van Kiew" (een visioen van Heilig Rusland). is alsof iets daarvan ook te vin den is in deze „schilderijenten toonstelling" waar alles bijzonder ALS tegenhanger van deze mu- fijn en levendig gekarakteriseerd -TV 2jek een plaat voor opera- en wordt en waarin de Russische filmliefhebbers. Operaliefhebbers volksziel wordt weergegeven. Het leven lang niets anders gedaan heeft dan luisteren was een luisterend In deze muzikale verbeeldingen alles opving: Het geheim van de films vogels, het lied van het kind. het meestal met ritme van de arbeider, de melodie seerd verhaal. van het volksgezang, het ruisenj van de wind. Als hij enkele zwaar- gelaarsde boerenjongens moei zaam door de sneeuw ziet trekken, terwijl in de verte vrolijk en la chend enkele meisjes aankomen, dan ontstaat zijn „Intermezzo in houden natuurlijk opera's_van Massenet. Giordano. alsof Moussorgsky zijn Verdi. Wagner. Mascagni mots anrfffrs ff~<aan Filmliefhebbers honden na- f de tenor Rudolf verschillende Duitse triomfen heeft gevierd, wat geromanti- groot meester getoond. Tot zijn vriend Stassow zei Moussorgsky eens: „Niet de schoonheid als zo danig. maar de psychologische ont- karektenstiek van de ven dat is mijn opgave". Het Er zijn zangliefhebbers die zich te hoog vinden voor Rudolf Schock omdat hij ook lichte liedjes en operette zingt. Maar zo zou ik meer zangers kunnen opnoemen. Als die zangliefhebbers echter eens goed luisteren naar deze vertegen- om. U agner, Verdi en Puccini. Marcussen ston- n het type Swee- linckorgel in opbouw. De voorbereiding voor het bou- tieus. Alle onderdelen, ook de speelmechaniek. worden nauwkeu- rig berekend en in tekening ge bracht. Dit is een essentieel ver schil met verscheidene Nederland se orgelbouwers, die wel de plaat sing en de opbouw van dc windla den vooraf bepalen, doch de speel mechaniek pas daarna vaststel- De nauwkeurige voorbereiding Is een waarborg dat de speelmecha niek uiterst licht cn ....zonder „kin derziekten" functioneert. Dc into natie is prachtig cn getuigt van zeer persoonlijk inzicht. De basis wordt gezocht in historisch en tech nisch wetenschappelijk research, welke m.i. niet voldoende is en vermoedelijk juist daardoor een kunst oplevert, welke niet vrij is van reactionaire gevoelens. Zowel voor de Nederlandse als dc Deense orgelbouw geldt dat het stijlbegrip ontwikkeld wordt, maar dat men zich hoede voor de mentaliteit, waarvan in feite het electronische orgel ook een (zij het verguisde) exponent is. (Slot volgt). JOH. M. VETTER. BIJ EEN WAARDEVOLLE COLLECTIE zijn verschillend ook bij de romantiek (Van onze Kunstredacteur) piCASSO heeft eens in een vraaggesprek het volgende opge merkt: ,,Men spreekt altijd van naturalisme als tegenstelling tot de moderne schilderkunst. Ik zou echter willen weten of iemand ooit wel een natuurlijk kunstwerk gezien heeft. Natuur en kunst zijn geheel verschillende zaken, kunnen niet gelijk zijn. Om een voorbeeld te geven. Velasquez liet ons zijn voorstelling van de mensen uit zijn tijd na. Die mensen waren in werkelijkheid natuurlijk anders, maar toch kunnen we ons geen andere Philips IV voorstelled dan die van Velasquez. ORGEL REIS NAAR DENEMARKEN (III) bleven bij dc bombardementen, maai de fraaie Marienkerk. waar woordiger van het bel-caoto, dan Buxtehude eens zijn Abendmusi- zullen ze toch werkelijk wat mm- ken gaf. is totaal verwoest d«*r vooringenomen zijn. Want Ru- Voor hen die geïnteresseerd zijn dolf Schock heeft een uitstekende in de dispositie van het kleine or- tenorstem. een lyrische stem zoals Rol in de St. Jakobikerk te Lübeck er toch werkelijk niet zo heel, veel geven we deze hier weer: hoofd- modo classico". Als hij het lallen' zijri. En dan is het verrassend wat )verk: Prestant 16', Octaaf 8'. van een waanzinnige dorpsbede- hij maakt van Wagner- en Verdi- Spitsfluit 8', Octaaf 4', Roerfluit laar hoort, ontstaat zijn lied opéra's, waarin' soms zijn stem 4', Octaaf 2', Mixtuur 6-st en Trom- .Mooie Sawischna". Als hij het wat te veel open wordt gegooid, pet 8' (discant). Borstwerk: Ge- kind in zijn spel en zijn gebed maar waarin een soepelheid in de dekt 8', Quintadeen 4'. Woudfluit hoort ontstaat de mooiste cyclus materiaalbeheersing en bovendien 2'. Octaafcymbel. Regaal 8'. Schal- kinderliederen „De kinderkamer", een muzikaliteit worden gedemon- mei 4'. Rugpositief: Gedekt En zo is het ook met wat hij ziet. streerd. die enkele „aangebeden" Quintadeen^ 8\ met zijn beschouwing van Hart- zangers beslist niet hebben. P mann's schilderijen. Rubens heeft dezelfde Koning ge schilderd. maar op zijn schilderij lijkt Philips IV een heel andere man te zijn. We geloven aan de Philips van Velasquez omdat die ons overtuigt van zijn recht op de macht. Kunst is altijd kunst en nooit natuur geweest, zelfs niet bij de primitieven, die zich in hun werk bewust van de natuur distan tieerden." En ergens verder merkte Picas so op: „Men moet niet van de schilderkunst naar de natuur gaan. maar van de natuur naar de schil derkunst. Er zijn schilders die uit de zon een gele vlek maken, maar er zijn ook schilders die met over leg en kundigheid uit de gele vlek een zon maken. De schilderkunst heeft een zelfstandige waarde, on afhankelijk van de zakelijke schil dering der dingen. Men moet de dingen eerder zo schilderen als men ze in wezen kent, dan zoals men ze ziet. De schilderkunst heeft haar eigen schoonheid en zo kan men zich een abstracte schoonheid voorstellen, die schilderkunst is". Aan deze uitspraken van Picasso moest ik weer eens denken toen ik een uur lang tussen zo n vijftig schilderijen uit de Romantische en Haagse School liep. welke thans bij de bekende kunsthandel Pieter A. Scheen in Den Haag worden geëxposeerd en die door Scheen uit vele landen van Europa zijn bijeen gebracht. Kunst is nooit natuur en de schil derkunst heeft een zelfstandige waardeNatuurlijk. Picasso heeft groot gelijk en het is eigen lijk tragisch, dat dit toch nog zo weinig wordt ingezien. Want er zijn nog hele geslachten die van een schilderij alleen maar natuur verwachten. „Je zou die vrucht er zo afpakken", zegt men dan, niet wetend dat dit niets, maar dan ook niets met kunst te maken heeft, doch alleen maar met een handig vakmanschap. En als je dan eens bij die ro mantici kijkt dan is er ook wel zo het een en ander, dat je een verzwakking van de kunst kunt vinden. In de vorige eeuw is er in ons land namelijk enorm veel ge schilderd. ontelbare doeken en pa nelen zijn met verf bedekt. Maar het is echt niet allemaal kunst'ge worden. Men kan het nu prijzen in een kenner als Scheen onze Rijksadviseur voor deze periode dat hij steeds weer een collectie met waarde bij elkaar brengt. Een collectie waarin schilderijen zijn die wel kunst genoemd kunnen worden, hoe men mantiek of de Haagse School denkt. Het criterium 'AT is het criterium waarvan Pieter Scheen uitgaat? Dat is niet alleen de technische vaardigheid van de schilder, ook niet de aardi ge voorstelling. Evenmin is het alleen de goede kleurkwaliteit. Het criterium voor Scheen is de waarde als kunstwerk. dus als zelfstandig bestaand duig. als eigen schep ping van de kun stenaar. Scheen kijkt niet naar het plaatje, ook niet naar die „natuurlijke" vrucht of dat „water waarin je springen". Scheen zoekt naar de kunste naar in of achter die verbeelding. En dan kan men ci niet verwachten, dat zij tot ab stracte verbeeldingen komen. Maar wat zij aan de natuur ont leenden moet zodanig zijn, dat men de eigen persoonlijkheid én de eigen scheppingspotentie kan ontdekken. Zonder die heeft het werk geen waarde en is het niet kleurenfoto op lin- kleurstellingen, de materiaalbe handeling en de ruimtelijke sfeer een eigen gezicht heeft. Het is „Het muziekavondje" van de in Rotterdam geboren schilder Petrus Th. van Wjjngaerdt (1816—1893). een klein maar ge voelig paneel, gemaakt in 1860. Toegegeven, de schilder is nog niet helemaal los gekomen van de materie, maar het werk heeft toch een geheel aparte sfeer en is meer dan de natuur te zien geeft. Kerksfeer Een ander voorbeeld is het „Kerkinterieur" van Jan Jacob Schenkel (1829—1900). die in Amsterdam leefde. Heeft Schenkel, wiens werk nog wel eens voor dat van Bosboom wordt aangezien (een compliment voor Schenkel), hier de kerk als natuur lijk bouwwerk willen schilderen? Beslist niet, hij raakte geboeid door de zuivere sfeer, door het verrassende zonlicht en door de fraaie compositie met het kleine koororgel. En zo gaf hij zijn visie, zo trok hij de natuur naar de schilderkunst, omdat hij van het zuiver schilderkundige uitging. Helaas weet ik niet welke kerk dit is. Wellicht weet een van de lezers dit. Het is verleidelijk zo aan de hand van talrijke andere schilde rijen van deze waardevolle expo sitie verder te gaan. Een prachtig landschap van Ja cob Maris (bijzonder van kwali teit), een vroeg, verrassend mooie Springer („Stadhuis te Bruns- wijk") een bijzonder kleurrijk bloemstuk van Petronella van Woensel, een sfeervolle Nuyen („Oud gebouw aan een rivier") of een zeer sterke Schelfhout (.".Wintervermaak") nader te om schrijven. Uit al deze werken ont dekt men iets van de waarde van Picasso's woorden, een waarde die in de moderne kunst welis waar sterker wondt beleefd dan in de romantiek, maar die toch ook hier zich doet gelden. „Na tuur en kunst zijn geheel ver schillende zaken". Uit die werken constateert men ook de kundigheid van Pieter Scheen, die eens per jaar aan Nederlandse kunst een rijk bezit toont. Tot zaterdag 14 september heeft u de gelegenheid even te veirtoeven in een voorbije wereld, maar toch een wereld die ons ergens nog wel lief is. De Amsterdamse schilder uit de 19e eeuw Jan Jacob Schenkel schil derde dit sfeervolle Kerkinterieur op een grootte van 36 x 26 cm. W hier een schilderij af, dat op'het eerste gezicht nog het meeste van een plaatje heeft. Maar bij nader inzien toch in de compositie, de „Schelde, snelle Vliet" De zeer produktieve Zuidneder landse schrijver Emiel van He- meldonck heeft bij Lannoo/Tielt in Den Haag de roman „Schelde, snelle vliet" uitgegeven. Dit boek is meer dan een roman, omdat het tevens een boeiend beeld geeft van Antwerpen in de Napoleonti sche tijd. Hoewel men even aan het taalgebruik en de stijl van Van Hemeldonck moet wennen, raakt men toch spoedig in de ban van dit boeiende boek, dat getuigt van diepgaande studie van de achttiende-eeuwse toestanden en van een grote liefde voor de Bel gische sinjorenstad. Bovendien be wijst het. dat Van Hemeldonck als romancier kwaliteiten heeft. Het boek. dat keurig is uitgevoerd, is het achttiende deel in de Berk en Bremreeks, Schoonheid en karakter Nelly Posthumes Meyjes, kunsthistorica te Amsterdam, heeft bij de Uitgeverij Lankamp en Brinkman te Amsterdam (Uitg. Ploegsma) een boekje uit gegeven onder de titel „Karak ter en schoonheid van de Ned. schilderkunst in de 17e eeuw". Zoals de schrijfster in het voor woord opmerkt is het doel van het boekje om aan de hand van een beperkt aantal reprodukties naar bekende schilderijen uit Ned. musea karakter en schoon heid aan te tonen, waaraan dan tevens een samenvatting van de noord-Nederlandse schilderkunst uit de 17e eeuw met de algemene stijlkenmerken is verbonden. De schrijfster is in haar opzet bijzonder goed geslaagd en geeft zeer duidelijke en zeer instruc tieve zij het korte aanteke ningen bij de 80 zwart-wit re produkties op kunstdrukpapier. Haar inleiding tot de kunst uit de 17e eeuw is eveneens van een bijzondere klaarheid en ook des kundigheid. De uitgave is zeer mooi verzorgd en de tekst werd in het Nederlands en Engels af gedrukt, waardoor de waarde van het. boekje aanmerkelijk wordt verhoogd. Er zijn ook af zonderlijke Franse en Duitse uit gaven verkrijgbaar. Een waarde vol geschenk voor uw vrienden in het buitenland.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 14