kOVER WINKELS
n ZONDAG zonder
ZEGEN
Een instructief boek
Een club van ezels
ng:
VOOR U GELEZEN:
EEN KORT VERHAAL DOOR JAN J. VAN CAPELLEVEEN
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 13 JULI 19»
HOEWEL de zondag nog
maar nauwelijks be
gonnen was, veegde ds. Kar
stens zich al voor de zoveel
ste maal het voorhoofd af.
„Jongens, aan tafel!" riep
hij nog eens maar Jantje
holde juist weer naar
buiten, de gloeiend warme
tuin in. Ergens op de
bovenverdieping gilde Piet,
omdat Wim zijn schoe
nen had verstopt. Alle ra
men van de pastorie ston
den wijd open, maar geen
zuchtje wind bracht verkoe
ling. Weer veegde dominee
zich het voorhoofd af. Het
was nauwelijks acht uur
's morgens en zijn zakdoek
was al doorweekt. Hij moest
niet vergeten straks een
schone bij zich te steken, zo
dacht hij. Wat moest dat
straks worden op de.kansel?
Zou hij zijn toga uit durven
laten? Misschien toch maar
beter van niet. Er waren
altijd mensen, die er aan
stoot aan namen, als alles
niet stipt volgens de regel
ging. Opnieuw riep hij Wim
en Piet, dat het tijd was
voor het ontbijt en toen suk
kelde hij op een drafje de
tuin in om zijn jongste
spruit, die zei, dat hij
niet wilde eten, te pak
ken en in de hoge stoel
te zetten.
r\NDERTUSSEN Jewamcn
ook de beide andere
Jongens, die ongeveer tien
jaar ouder waren dan de
Benjamin, de kamer bin
nen. Ze lieten zich puffend
op hun stoelen vallen.
„Gompes, Paps, wat is het
heet. Zul1 U ook effe lek
ker zwete straks." Ds.
Karstens keek zijn jongens
aan. Hun gezichten waren
vuurrood. Geen wonder
overigens, want ze waren
al van zes uur af aan het
«poken geweest Eerst had
hij ze met een boos ge
zicht weer naar bed ge
stuurd, maar ze hadden op
op de slaapkamer
de kerk toch half leeg." Hij voel
de het bijna als verraad, dat hij
zoiets kon denken, maar aan de
andere kant wist hij ook dat rijn
„bittere ik" toch wel een beetje
gelijk had. Buiten op straat was
het al druk. Het hele stadje scheen
op weg te zijn naar het strand.
vervoerden. gromden
Daartussen zwierden jonge meis
jes, wier veel te lange, blote be
nen uit te korte shorts staken
Luid bellend kwamen een paar
vrienden van Piet voorbij. Ze
zwaaiden zo hard, dat ze bijna van
de fiets tolden en een bromfiets
kon hen nog maar net ontwijken.
Piet zwaaide terug, niet erg er-
thousiast overigens, ,,'k Wou dat
ik ook mocht," hoorde zijn .rader
hem voor zich heen mompelen.
.Vader.. begon hij. Ds. Kar
stens keek hem aan en was on
middellijk op zijn qui vive. A'.s
zijn jongens „vader" zeiden in
plaats van het vertrouwelijke
„paps" was er opstand op til.
..Waarom mogen wij nou nooit
eens op zondag naar het strand,
't Is veel te warm om in de kerk
te zitten en er komt toch geen
kip."
Eigenlij* had hij een dergelijke
opmerking wel verwacht. Wat
moest hij nu zeggen? Dat de jon
gens het fijn moesten vinden om
naar de kerk te gaan? Dat het nu
eenmaal zo hoorde? Dat ze als
het tijd was om de kerk in te
gaan. Ze bogen hun hoofden en de
oudste ging voor m gebed. Nie
mand zei meer iets. maar uit de
blikken van verstandhouding die
gewisseld werden, 'maakte ds.
Karsten op dat de anderen de
houding van Witschap niet namen.
Hij zuchtte, terwijl hij de dienst
doende ouderling volgde. Straks
bij de koffie zouden ze wel hun
nood komen klagen. Hij had er
iets aan moeten doen. Hij had
Witschap moeten zeggen, dat mj
ook in het zwart behoorde te ko
men en zeker met een das om.
Plotseling voelde hij zelf ook een
ongemotiveerde wrok tegen de
man met zijn losse manieren.
DE KERK was meer leeg dan vol.
Hier en daar zat een gezin op
een kluitje, maar er waren zelfs
banken bij waar niemand zat. De
deuren en de ramen stonden tegen
elkaar open. maar het rumoer van
de bromf' ttsen was zo groot dat
de koster vlak voor de preek de
deuren maar weer ging sluiten.
Reeds voor de dominee sprak,
moest hij een paar maal zijn voor
hoofd afvegen. Zijn witte bef ging
iedere keer scheef zitten en als hij
hem weer rechttrok lieten zijn vin
gers er een groezelige vlek op ach
ter. Toen hij begon te preken werd
hij nog warmer en hoe meer hij
zich inspande hoe vaker hij zijn
voorhoofd moest afvegen. Op een
gegeven ogenblik liepen er een
paar straaltjes zweet over
zijn bril en kon hij ineens
I I niets meer zien. Hij pro-
I I beerde de glazen schoon
II te vegen onder het spre-
1J ken. maar maakte het
steeds erger met zijn voch
tige zakdoek. Vergeefs
zocht hij naar een schone.
Hij had nog wel een ex
tra zakdoek bij zich wil
len steken, maar was dat
ook vergeten. De woorden
van zijn manuscript dans
ten voor zijn ogen. Hij
stotterde en versprak zich
een paar maal. Waar was
hij ook al weer gebleven?
Als het een koele dag wa*
geweest was het zweet hem
ook uitgebroken, nu klopte
zijn hart wild en had hU
het gevoel <iat zijn hoofd
zou oarsten. Even rustig
TV7 AAROM gaat het de ene winkelier goed, en de ander minder goed? Dat ligt all
regel aan de manier waarop de zaak wordt geleid. Maar er zijn toch ook uit
wendige oorzaken. Men ziet die vaak wel min of meer, maar meestal niet deskun
dig genoeg. Daarom zal de winkelier die weet wat z'n taak is veel steun hebben
aan het boek „Over winkels" door Rein H. Fledderus. Wat ook de bedoeling ervai
is. Het is voor hem geschreven, niet voor architecten. De winkelier, die meent dat
hij van een architect en stedebouwkundige niets kan leren, moet het maar eens ko-
pen. Geboeid zal hij het uitlezen.
Langoren in dienst van
de mensheid
de slaap wilde
komen en uiteindelijk was hij
maar in pyjama in de studeer
kamer ?aaT1 zitten om zijn preek
De beschreven velletjes papier
waren al niet schoon meer ge
weest. maar ze waren er die mor
gen niet beter op geworden. De
randen zaten vol met vingeivlek-
ken en hier en daar was de blau
we inkt eenvoudig weggevreten
door een druppel bitter zweet. Veel
had hij van zijn studie niet meer
o-gestoken. Het was alsof zijn
hoofd gevuld was met een hete
brei. Was het toch het verkeerde
onderwerp geweest? Was het wel
de juiste exegese, die hij naar vo
ren wilde brengen? Vele vragen
waren op hem afgestormd en hij
was blij toen zijn vrouw hem
vroeg de jongens aan tafel te roe
pen, omdat ze bijna klaar was.
NU Piet, Wim en Jantje zo netjes
aangekleed aan tafel zaten,
klaar om naar de kerk te gaan.
was hij toch wel een beetje trots
op zijn stel. Ze waren druk en
soms haalden ze je het bloed van
onder de nagels weg. maar. Hij
kreeg geen kans om zijn gedach
ten af te maken. Moeder kwam
binnen met de eieren. Eén voor
één zette ze de zondagse tractatie
in dopjes.
„Ik hoef niet." Nauwelijks had
moeder het eitje voor de kleine
lergezet, of met een grote
zijn a
i maaide hij het
van tafel af. Het ei rolde uit het
dopje en danste wonderlijk
grijpen, maar miste net. Het ei
schoot tussen zijn vingers door en
brak op zijn zo keurig geperste
broek. Jantje, die een tik had ge
had van zijn moeder, brulde. Piet
en Wim hingen over de tafel he^n
schade, die het zachtgekook'.e geel
had aangericht op de gestreepte
pantalon Met een mes probeerde
vader zijn broek weer schoon ta
krijgen. Moeder kwam aanzetten
met een natte doek. maar hoe z.j
ook wreef, de vlek hield verbeten
■tand.
„Nu moet U wel in Uw toga
preken, Paps. want zo kunt U
niet in de kerk verschijnen. Uw
andere streepjesbroek heb ik net
gisteren naar de stomerij ge
bracht," meende Wim. „Is dat ef
fe een strop." Ds. Karstens mom-
pelde -naar wat. „We gaan bid
den." zei hij. meer om zich een
houding te geven dan om werke
lijk voor te gaan in gebed. Veel
eerbied was er niet. Jantje zat
nog steeds mokkend in zijn stoel
en de twee anderen raffelden hun
tafelgebedje af. Zelf versprak hij
zich wel twee. drie keer Als
het op de kansel maar beter ging,
dacht hij.
ALS ALTIJD op zondagochtend
kon hij zich niet losmaken van
zijn preek. Eigenlijk behoorden
de maaltijden op zondag nu niet
bepaald tot de gezelligste van de
week. Hij wist wel dat hij dan al
tijd wat kort en kribbig was. maar
op de één of andere manier kon
hij zich daartegen niet verzetten.
„Paps heeft kanselvrees", zeiden
de jongens dan en zijn vrouw sloeg
er maar geen acht op. Nu kon hij
zich echter helemaal niet bij zijn
boterham bepalen. Innerlijk had
hij het angstige gevoel, dat hij nog
lang niet klaar was om het Woord
te bedienen. Hij probeerde zich
tegen het weeë ge\o«! in zijn
maag te verzetten en de onrust
van zich af te schudden. „Wat
Eeeft het ook." dacht hij een ogen
lik schamper, „met deze hitte is
kinderen van een dominee toch
een goed voorbeeld moesten ge
ven? Dat het zondig was om naar
het strand te gaan?
Moeder was hem gelukkig voor.
Hij zuchtte bijna hardop van ver
lichting, toen hij haar hoorde zeg
gen: „Piet. je weet best dat de
zondag de dag van God is. Hij wil
tot ons spreken en dat kan nu een
maal niet in het geroezemoes van
het strand. En al kwam er nu nie
mand dan gingen we nog naar
God luisteren."
Piet zei maar niets meer. Ds.
Karstens kon als het ware zijn ge
dachten lezen. Als moeder zo be
gon en alles zo direct op God b^
trok kon je mets terug zeggen.
Hij wist best dat hij op het strand
een heleboel lol zou hebben en dat
hij daar eenvoudig niet aan God
zou denken.
UE WOORDEN bleven echter ook
bij de predikant zelf haken.
„God zou spreken!" God zou moe
ten spreken door hem, door die
preek, die eigenlijk nog lang niet
af was. De leegte van zijn hart
scheen zich tot in het oneindige
uit te breiden. Het brood werd in
zijn mond tot een kleffe klont, die
hij slechts met een grote slok thee
kon wegspoelen. Hij was blij dat
zijn bordje eindelijk leeg was. De
jongens waren nog lang niet klaar
en hij dankte vooruit om zich nog
even in zijn studeerkamer terug
te kunnen trekken. Zijn vrouw riep
hem nog na dat hij niet vergeten
moest een ander pak aan te trek
ken en een schone zakdoek bij zich
te steken.
Een uur later stond hij in de
kleine consistoriekamer. De dr.e
oudste ouderlingen waren er ai.
netjes gekleed in het zwart, alsof
de zon niet op de huizen bakte.
Ouderling Koster zou er niet zijn.
Die had een huisje in de duinen
en was weer eens een wrekenJ
weg. Hij kon het doen, want hij
had geld genoeg, maar in de ge
meente leefde behoorlijk wat cri-
tiek. Steenweg was weer ziek,
het wachten was nog slechts op
Witschap.
PLOTSELING zag ds. Karstens
een ouderling misprijzend naar
zijn broek kijken. Hij keek zelf
ook en kleurde. Hij was vergeten
zich om te kleden en midden op
zijn knie pronkte de eiervlek. Ter
wijl hij zonder iets te zeggen zich
om draaide en zijn toga uit de
kast pakte, kwam Witschap bin
nen. joviaal als altijd. Als jeugd-
ouderling was hij verreweg de
jongste van de mannen, maar te
vens ook degene die zich het minst
aan tradities en gebruiken hield.
Zoals hij binnen kwam in een los
overhemd zonder das. met zijn
jasje zeulend achter zich aan leek
hij een wandelend protest tegen
de keurig geklede medebroeders
„Goeden morgen." groette hij.
Ds Karstens wilde juist zijn toga
dicht doen. maar de scherpe ogen
var Witschap zagen nog net de
vlek op de broek. „Zo." lachte hij.
„gaat onze dominee de vlekken
onder het heilig gewaad verber
gen?" Ds. Karstens kon het grapje
niet helemaal waarderen. Hij was
te onrustig en te geprikkeld om de
humor te vatten, maar hij beet
zich op zijn lippen om geen fel
antwoord terug te geven.
„Witschap." vroeg de oudste
der ouderlingen aarzelend. „Je
gaat toch zó de kerk niet in?"
„Tuurlijk wel. Er is toch niets op
tegen'' Waarom zouden we het ons
moeilijk maken, als het gemakke
lijk kan. Er staat niets van in de
Bijbel dat je met een jasje aan
in de kerk moet zitten. De dames
moeten een hoed op hebben maar
van de mannen wordt niet gespro-
Bij
I-.M/<
O, ja, ineens wist hij
waar hij was: Alles is geoor
loofd., maar niet. alles, bouwt op..
Als christenen zijn wy vrije men
sen. maar dat wil niet zeggen
dat we anderen mogen ergeren
met onze daden. Terwijl hij -rak
gleden zijn ogen onwille ig
naar Witschap, die in zijn 1 .tig
overhemdje zo schril afstax bij
zijn geklede collega's. Hij zocht
weer even naar woorden om het
gezegde te illustreren, „zoals
om zich tijd te gunnen, herhaalde
hij het begin van de zin nog eens.
„zoals Wat stond er toch in
het manuscript? Als hij het maar
kon lezen. Alle woorden vloeiden
echte- door elkaar. Hij had het
gevoel, dat zelfs zijn hersenen
door elkaar vloeiden. Een ogen
blik was het, alsof hij niets meer
zag. slechts een witte vlek tussen
de zwarte jassen van de andere
ouderlingen drukte zich af op
zlm netvlies. ,.7p ls her
haalde hij nog eens en plotseling
hoorde hij zichzelf zeggen „Zoals
Witschap". Hij schrok ervan. De
kerk veerde op uit haar slaperig
soezen en iedereen keek naar de
ouderlingenbank. Witschap werd
rood. De andere ouderlingen wis
ten niet. hoe ze zich een houding
;even en staarden dom-
HOE HIJ ooit het einde van de
preek had gehaald, begreep hij
later nooit. Maar gelukkig kwam
het „amen" en de laatste psalm
en de zegenbede. In de consisto
riekamer keek Witsohap hem aan.
Hij was kennelijk ziedend. „Er
mag een vlek op Uw broek zit
ten." gromde hij. „maar er zit er
ook één op Uw hart." Voor ds.
Karstens iets kon zeggen was hij
de deur uit. De andere ouderlin
gen gaven Jiem een hand. Ze
mompelden iets binnensmonds en
verdwenen even spoedig. Toen hij
naar huis liep, volgden de ogen
van verschillende gemeenteleden
Thuis zei niemand iets over het
incident. Kennelijk had moeder
haar spruiten al onder handen ge
had. Ze dronken hun limonade
tenminste en verdwenen onmid
dellijk. Zelf roerde hij gedach-
tenloos zijn koffie, zonder ze op te
drinken. Moest hij niet naar Wit
schap toegaan om zijn veront
schuldigingen aan te bieden. Hij
had het immers zo helemaal niet
bedoeld.
open doen en even later hoorde
hij iemand de hal binnenkomen.
De deur ging open en voor hij zich
kon omdraaien, hoorde hij de stem
van Witschap zeggen „Domi
nee... Hij draaide zich om en
de ander kwam de kamer in. Ik
kwam nog even zeggen, dat ik er
nog eens over heb nagedacht er
dat U toch wel gelijk hebt. Ik had
kunnen weten dat ik de anderen
zou ergeren. Het spijt me."
Ds Karstens greep de uitgesto
ken hand en probeerde uit te
leggen, dat hij helemaal niet de
naam van de jonge ouderling had
willen gebruiken, dat hij zijn aan
tekeningen niet had kunnen le
zen. dat hij even niet had gewe
ten. wat hij deed en zei
Witschap keek hem verbaasd
aan. „In ieder geval heb ik mijn
les gehad." zei hij. Buiten begon
het te onweren, de eerste regen
druppels vielen. De jongens kwa
men door de tuindeuren naar bin
nen stormen. Toen ze echter va
der en Witschap daar zagen staan
verdwenen ze weer. De jonge
ouderling zei: „Dan heeft God
door een gedachtestoring gespro
ken. Maar gesproken heeft Hij."
Het opschrift van dit ar
tikel dekt de werkelijkheid
en niemand behoeft zich
gegriefd te gevoelen, want
het gaat hier inderdaad
om een club van lang
oren, van échte, dierlij
ke ezels dus. Het gaat om
niets meer en niets minder
dan om de „British Donkey
Club".
Eerlijk gezegd, wisten we
tot voor kort helemaal niet
van het bestaan van zoveel
ezels in Engeland af. Wél
was het ons bekend, dat in
de parades, welke zo van
tijd tot tijd worden gehouden
nogal eens ezelkarretjes
meelopen, maar dat er
naast de honderden pony
clubs ook nog een ezel
club bestond, was een ver
rassing.
In de eerste plaats meenden we
altijd, dat ezels niet zo gemakke
lijk te regeren waren, althans hier
in onze westerse landen niet. Maar
ook konden we ons moeilijk voor
stellen. dat er zóveel liefhebberij
bestond om op een ezel te gaan
rijden. Dat was ons ook alweer al
leen uit het Oosten, nabij en ver
af bekend. Een Westerling zit ech
ter niet op een ezel, maar op een
paard of een pony.
En toch is er een hele ezelclub
in Engeland en zij is nog populair
ook en is blijkbaar in Engeland
bekender dan daarbuiten, al geven
we toe in de Engelse pers er tot
nu toe ook vrijwel nooit iets óver
te hebben gelezen, hetgeen
Echtpaar Dinnage
De Donkey Club is een vereni
ging en niemand ontvangt voor
zijn medewerking of arbeid enige
geldelijke vergoeding! Een zeker
echtpaar Dinnage richtte in 1951
de Ezel-club op, met het doel om
de vele ezeltjes, welke in Enge
land nog steeds gebruikt worden,
te beschermen, want daaraan
schijnt nog wel eens wat geman
keerd te hebben. Voornamelijk na
tuurlijk uit onverstand. Maar het
echtpaar koppelde aan dit edele
doel nog een ander streven, dat
nóg verhevener was en waaraan
vrij zeker de enorme populariteit
van de Club is te danken. Zij wil
het n.l. zó inrichten, dat naast
een zekere sympathie voor de ezel
stand tegelijkertijd gelden kon
den worden verzameld voor mis
deelde kinderen. Men had het oog
op gebrekkige kinderen (kreupe
len), blinde en geestelijk niet ge
heel volwaardige stakkers en
voorts op wezen.
Sinds de oprichting van de Club
heeft men 300 ezels uit sla
gershanden kunnen redden, welke
op hun beurt weer meer dan
120 000 gulden bijeen hebben kun
nen brengen voor menslievende
doeleinden.
Om te beginnen is daar de Whll-
Monday-Donkev Show and Race
Meeting te Wivelsfield Green in
het graafschap Sussex. Deze sport
dag is alom bekend geworden en
meer dan.... 20.000 toeschouwers
zijn eik jaar weer present, waar
door het netto bedrag, dat voor
humanitaire doeleinden bestemd
kan worden, co om en nabij de
16.000 gld. ligt.
Ren op ezels
En dan is daar voorts nog de
Mummers Mokes Race, een ren op
ezels met als jockeys in den za
del ^beroemdheden van film eri to-
In het algemeen gesproken ls in
Sussex het rennen onder de regle
menten van. de Donkey Club zeer
populair geworden. Men- neemt de
zaak zelfs ernstig op, want elke
ezel moet vóór de ren door een
dierenarts onderzocht worden en
mag geen groter gewicht dan
voorgeschreven werd, dragen. Het
maximum gewicht, dat een ezel in
een ren mag dragen is 9 stones
(57,15 kg). Daar is het zadel na
tuurlijk onder begrepen, zodat men
weinig volwassenen „te ezel" zal
zien! Het zijn inderdaad meestal
kinderen, die als jockey optreden
en die rijden maar zo, zonder za
del, op de blote rug van de don
key. Sporen en karwats mogen zij
Gezien de eigenschappen, welke
nu eenmaal eens ezels zijn, kan
men er vrijwel van op aan, dat er
in elke ren merkwaardige dingen
1welke niet op het programma
staan voorkomen. „Donkey rac
ing" moet dan ook ontzettend aar
dig zijn.
Mooie opbrengst
Tot nu toe zijn er 9 van zulke
rennen en gemiddeld had men vijf
duizend toeschouwers. Het gehele
voordelige saldo moet voor liefda
dige doeleinden worden besteed, al
mag de renvereniging zelf bepa
len voor welke instelling zij het
wenst te bestemmen. Gedurende
de beide laatste seizoenen konden
op deze wijze niet minder dan
35.000 gulden worden geschonken.
Gebruiken uit de paardenwereld,
zoals opwekkende middelen (do
ping), gember, hulst, hete aardap
pelen zegt de regel mogen
bij ezels niet worden aangewend
(bij paarden trouwens ook niet).
De winnaar van de Mummers
Mokes Race in 1956 was niemand
minder dan de Amerikaanse zan
ger Johnnie Ray. Een verslag van
zijn optreden memoreert o.a. het
volgende: „Niettegenstaande een
slechte start doordat de ezel in een
verkeerde richting er van door
ging, wist de jockey toch al spoe
dig zijn rijdier onder controle te
krijgen. Nu ontwikkelde zich bin
nen enkele seconden een felle strijd
tussen zijn ezel Alvin en Four-
Eyes van Arthur Askey.
Laatstgenoemde leidde tot op en
kele yards van de finish, toen zijn
eze! een bekende ontdekte onder
de toeschouwers, van richting ver
anderde en op die wijze ezel Alvin
en zanger Ray de gelegenheid bo
den om de ren als eersten te be
ëindigen, al was het dan nog maar
met een kleine halslengte. It was
Want het eerste hoofdstuk
al direkt belangrijk. Het gaat
r de plaats van vestiging.
Wat is een goede plaats? Dat
hangt af van de soort winkel.
Fledderus onderscheidt: 1. city
winkels. die alleen in de kern
van de stad mogelijkheid van
bestaan hebben, bijv. een kunst-
handel; 2. wijk-winkels met ar-
tikelen waarvoor men „de stad"
niet ingaat als cosmetica, boe-
ken, potten en pannen, elektri-
sche artikelen enz.; en 3. buurt-
winkels, die in de dagelijkse le-
vensbehoeften voorzien, als een
bakkers- en slagerswinkeL
F Na bij een van deze drie eigen
F zaak te hebben ingedeeld, moet
F worden nagegaan of de voorge-
F nomen plaats van vestiging in
F „de loop" zal liggen. De schrij-
F ver zegt hoe men dit kan onder-
F zoeken. Hij konkludeert ten slot-
F te dat een city-winkel dient te
liggen zo dicht mogelijk bij het
theoretisch verkeers-zwaarte-
F punt van de stad, een wijkwin-
F kei in het verkeerszwaartepünt
F van de wijk doch in de richting
F van het stadshart, en een buurt-
winkel in het centrum van de
buurt, doch in de richting van
F het wijkcentrum. Met verkeers-
zwaartepunt wordt niet het rij-
verkeer bedoeld, maar de meest
intensieve „samenballing" van
Waardevol
Waardevolle wenken geeft de
schrijver over de aard van de za-
ken en panden in de buurt, hij
merkt op dat een winkel liefst
met meer dan 200 300 m. van
een parkeerruimte moet zijn
verwijderd, en is van oordeel
dat een centralisatie van bepaal
de aktiviteiten gewenst is. Eerst
dan is er het „stedelijk spekta
kel" dat zo stimulerend is voor
de verkoop. Als interessant voor
beeld daarvan noemt hij de ver
levendiging van de Herenstraat
te Voorburg door de eerst afge
wezen zaterdagmarkt.
Tal van resultaten van onder
zoeken. door hemzelf of door an
deren uitgevoerd, zijn door de
schrijver in zijn beschouwingen
verwerkt. Zo ontdekte drs. P. H.
J. F. Snellen, dat de samenstel
ling van de winkelcentra in de
grote steden percentsgewijs ge
lijkelijk over de artikelgroepen
is verdeeld. Dit betreft de Kal-
verstraat in Amsterdam, de
Spuistraat, Veenestraat. Hoog-
Verhouding
Ook voor de buurt- en wijk
centra bestaat een soort konstan
te verhouding van de daarin
aanwezige artikelengroepen.
Deze is in de nieuwe centra
over het algemeen nog niet be
reikt. De schrijver geeft aan hoe
het ontbrekende dient te worden
aangevuld.
Vervolgens behandelt het boek
in enige hoöfdstukken de eisen
van de winkels afzonderlijk. De
plaats van de deur bijv. moet
zodanig rekening houden met de
hoofdlooprichting van het pu-j
bliek dat men eerst de etalage
en daarna de toegang tot de
winkel voor zich ziet Wat be
treft de etalages meent de
schrijver dat over het algemeen
moer worden gekozen voor dei
Amor in het kippenhok,
door P. G. Wodehouse. Uit
geverij Het Spectrum,
Utrecht-Antwcrpen. Verta
ling A. Vuerhard-Berkhout.
Wodehouse geldt als de Engelse
nationale clown, al heeft hij zich
sinds enige tijd in de Ver. Staten
gevestigd. In dit boek spreidt hij
ook weer zijn humoristische gaven
ten toon. Een ongevaarlijk fantast
begint met veel enthousiasme en
zonder ervaring een kippenfarm,
benoemt een vriend, die schrijver
is, tot adjunct-directeur en...
werkt zich diep in de moeilijkhe
den. Hiervoor heeft hij meestal
een oplossing, die komisch maar
niet afdoende is.
Ondertussen zit zijn vriend met
het probleem: een aardig meisje
en een kribbige vader. Ook hier
voor blijkt een oplossing te be
staan. die Wodehouse natuurlijk in
het komische vlak zoekt. Een echt
boek voor de vacantie.
Nederlands Nieuw-Guinea,
julinummer. uitg-ave van de
stichting Het Nationaal Nw.-
Guinea-c omité
Dit nummer deelt mede, dat
de stichting een kinderziekenzaal
heeft gebouwd en nu een zieken
huis bouwt voor melaatsen. Bin
nenkort begint zij met de culture
le verzorging vanuit Nederland.
Het nummer oevat een artikel van
pater G. Zegwaard M.S.C. over
een varkensfeest in Sjoeroe in het
land der Asmats, het land der
menseneters over wie wij indertijd
een artikelenreeks publiceerden
Een artikel van de heer R. E. H.
Marcus schildert de grote omkeer,
die zich nu in de Vogelkop vol
trekt, terwijl de heer M. C. Bijle-
veld over sport in Nieuw-Guinea
schrijft. Voorts zijn er artikelen
over het karteringswerk der Ko
ninklijke Marine, over legendari
sche slangen en over eenden.
Handboek Pastorale Sociologie
onder redactie van prof. dr. W.
Banning. Deel IV. Uitgave van
Boekencentrum, Den Haag.
In dit vierde deel worden het
grootste ge'deelte van Overijssel
en Gelderland behandeld: gebie
den waar, de Hervormde Kerk
nog iets betekent. Ook ditmaal
hebben wij net genoegen gelezen.
Als steeds is waardevol mate
riaal verzameld, waardoor het
boek, al is het dan in de eerste
plaats een hervormd boek (en dan
nog een bepaald soort hervormd)
voor predikanten en kerkelijke
werkers uit andere gemeenschap
pen evenzeer van belang is. Door
dat wij dit deel enige tijd na het
verschijnen ontvingen, konden wij
kennis nemen van enkele bezwa
ren. We vragen ons in gemoede
af. of men echt boos kan zijn,
wanneer uit sociologisch oogpunt
de doleantie of de chr. school als
verbreker van de gemeenschap
worden gezien. Men mag dit niet
weerspreken: men mag wel me
nen, dat religieus gezien nodig
was wat sociologisch wellicht een
amp is. In dit deel komen enke
le uitmuntende schetsen voor, bijv.
over de Saks. De correctie is niet
steeds zorgvuldig geweest.
Agatha Christie, De moorde
naar waagt een gokje en
Zoek de moordenaar. Accola
de-serie. A. W. Sijthoff's
Uitgeversmij N.V. Leiden.
In een keurige uitvoering ver
schenen in de Accolade-serie van
Sijthoff's Uitgeversmaatschappij
twee detective-romans van Agatha
Christie. Deze Engelse schrijfster
weet knappe speurdersromans te
componeren, die de lezers tot op
het laatste ogenblik in het onzeke
re laten over de aard van de mis
daad en de dader. Maar hoe ge-
'iiiiii iiiiiiii iimir huid iiiini niiiiiiii iiiiiiiii iiiiiiii miiiii iiiiiii huw' dm mum limn mm mmm niiiiiii iiiniiii mum limn imiiiii miiiiii minim iiiimi miiiiiii iiiimi
'TiriririrtftrCrü'tftr
Samen aan tafel
SCHRIJVENDE over „oude"
en „nieuwe" kerken heb
ik verleden week één heel dui
delijk onderscheid nog niet ge
noemd: die van de gezamen
lijke maaltijd. Het samen eten
behoort bijbels tot de meest
wezenlijke kenmerken van de
christelijke gemeente. Het is
opvallend hoe het Koninkrijk
Gods in allerlei gelijkenissen
wordt voorgesteld als een feest
maal. Het Koninkrijk zegt
de Heiland in Mattheus 22
is gelijk aan een koning, die
voor zijn zoon een bruiloft
aanrichtte. In Lucas 14 wordt
gesproken van Iemand, die een
grote maaltijd aanrichtte en
velen nodigde. De gelijkenis
van de verloren zoon loopt uit
op het ,2.ij aten en dronken en
begonnen vrolijk te zijn
Dat zijn maar enkele voorbeel
den: menig geregeld bijbellezer
zal ze gemakkelijk verdubbe
len. Vooral wanneer hij er op
let hoe Jezus telkens en tel
kens opnieuw de scharen doet
nederzitten om hen te spijzi
gen Soms schijnt het wel alsof
Jezus nergens kan komen of
er moet gegeten en gedronken
worden: niet voor niets zyn
er vijanden die Hem beschul
digen een vraat en een wijn
zuiper te zijn! Maar nog eens:
de maaltijd behoort tot de
meest fundamentele bijbelse
gemeenschapsvormen Men kan
als het ware niet met God en
mensen omgang hebben, wan
neer men niet samen aan tafel
zit. Daarom loopt het laatste
Bijbelboek ook uit op zo'n diep
verlangen naar dat grote feest
maal aan het eind der tijden.
De oude gemeente heeft deze
dingen begrepen. Van meet af
aan komt men samen om te
eten. Aan de toestanden rond
deze aangerichte tafels laat
zich het bloeiende of verdor
rende leven der gemeenten af
lezen. Wanneer in Corinthe de
ketterijen opkomen, wordt dat
direct zichtbaar aan de ver
woeste tafelmanieren. De
apostel wijst er nadrukkelijk
op. Als mensen naar het ge-
meentemaal komen en niet
eens wachten kunnen totdat al
len aanwezig
zijn, of wan
de
zich vol zit te
stoppen, ter
wijl de an-
der gebrek
heeft, en de
derde dronken wordt, terwijl
de vierde geen slok te drin
ken krijgt dan deugt zo'n
gemeente niet. Dan zitten ach
ter die uiterlijke tekenen die
pe afgronden van ongeloof
verborgen. En dan komt de
apostel in het geweer, omdat
de maaltijd nu eenmaal altijd
verbonden is met het dage
lijks gevierde Heilig Avond
maal. Dat vast en zeker op
een onwaardige wpze wordt
gebruikt, wanneer men zo zon
der oog voor de naaste en dus
met een koud en ongelovig
hart aan tafel kan zitten.'
Uit de
VOLKSWIJK
yAN heel deze leer der maal
tijden is in de hedendaagse
oude christelijke kerken niets
meer over. Het Avondmaal
angstig beperkt tot vier bedie
ningen per jaar herinnert
slechts voor ingewijden in
verre verten aan de vormen
van de oergemeente. Het heeft
zijn maaltijdskarakter ver
speeld. Het gaat allemaal te
vlug, omdat men de andere
kerkgangers niet te lang wil
laten wachten. En het gaat ook
weer te langzaam omdat de
ene bete broods en de ene teug
wijn in werkelijkheid veel
minder tijd vergen. Daar komt
by dat het Avondmaal in de
practijk slechts
oor enkelin
gen
de
kindei en val
len er bui-
ten; vele ou
deren blijven
vaak misplaatste! schroom
verre van. En van een ge
meenschap is volstrekt geen
sprake. De wijze waarop velen
achteloos schaal en beker
doorgeven, legt daarvan be
nauwend getuigenis af.
Maar terwijl de oude kerk
zo volstaat met een Avond
maalsviering, die zijn rijke
karakter grotendeels verloren
heeft, komt in de nieuioe ge
meente het gemeenschapsmaal
spontaan te voorschijn. Het
verrassende is dat dit overal
onafhankelijk van elkaar, en
onverwachts is geschied: in
Duitsland, in Amerika, in En-
trtr-trtr-trb-iz-ü-b tr
geland, en ook bij ons in de
volkswijk. Het is helemaal niet i>
zo dat men deze dingen be- g
redeneerd heeft en gezegd:
„Laten we de oude gemeente
naapen!" Integendeel: men is
volkomen vanzelfsprekend tot
de ontdekking gekomen: wij
missen wat in onze .samen- ó-
komsten; wij voelen dat er nog
een dieperer gemeenschap ü-
denkbaar is; wij bidden samen, r£
wij zingen samen, wij luiste-
ren samen wacht wij be-
horen ook samen te éten en
fe drinken. En de volgende stap
kostte totaal geen moeite: men
ging samen eten en drinken, g
Niet zolang geleden hebben i>
we in de volkswijk nog een ó-
dergelijke maaltijd gevierd. Als
één machtigverwonderlijk
feest. Eigenlijk maar een heel X
bescheiden maal: soep. een 5
slaatje, boterhammen en kof-
ie Maar toen ik tijdens die 2-
maaltijd het evangelie van die 'i.
feestdag vertelde, was het me 2-
opeens of ik nog nooit ver-
moede diepten in dat verhaal
zag. Het werd een opwindend ü-
rijke ervaring: zó samen te zijn g
zoals eens de avostelen samen-
waren. In een gemeenschap vol 2-
geloof, vol vreugde vol blijd-
schap. Neen, een avondmaal J
was dit niet. Daar is de oude
kerk nog niet aan toe om dat
de nieuwe kerken toe te staan, ó-
Maar het leundeheel dicht
tegen Lucas 15 aan: en zij
begonnen vrolijk te zijn! z
W1JKPREDIKANT g
■CiirtiirirtrttirkiririrCr
gesloten en niet voor de open
etalage waar men door in de
winkel kijkt. Besproken wordl
de verhouding van de aandachl
die materiaal en architectuur
vragen tot die voor het verkoch
te artikel.
Verlichting,
De straatverlichting der
leidende straten moet langzaam'
in sterkte toenemen tot de cli-|
max in de centra wordt bereiktj
Verlichting om zeer goed te kun-'
nen zien, is niet genoeg. Straat
verlichting en gevel- en etalage-
verlichting samen moeten een
totaliteit vormen die een subtiel
gevoel van welbehagen oproept
van een blijde stemming, die
een „koopbererde sf.eer" bevor
dert. Dit wordt niet louter door'
meer licht bereikt.
Wat er te zeggen valt apa
over letters en opschriften is ookl
zeer behartigenswaard. Op ditj'
gebied wordt er enorm
misdreven. Ook hier geldt
voor heel de architectuur van -
kracht is. dat deze niet alleen le-1
vensvreugde en schoonheidsbe-r
leving geeft, maar tevens finan-
ciële baten brengt. Deze samen-
hang tussen de aesthetische en 1
de economische sector maakt dit
boeiende en deskundige boek
zelfs voor de meest nuchtere za-
kenman tot nuttige lectuur.
Het is zeer fraai uitgevoerd en
royaal geïllustreerd met platte
gronden, tekeningen en mooie
foto's. De winkelier die het koopt
en bestudeert, zal er geen spijt
van hebben.
Rein H.
raffineerd de bandieten ih Aga!
Christie's verhalen ook te w|
gaan, haar held, de scherpzir
ge Poirot, slaagt er steeds in I
alle raadsels op te lossen. Soms
deze speurder zo intelligent,
zijn oplossing geheel onver'
is en nauwelijks meer in h"
band te brengen met de
in het boek. Dan schiet Agai
Christie haar doel voorbij, zq
het geval is in „De moorden»
waagt een gokje". Nee, beter
viel ons „Zoek de moordenaaj
waarin verteld wordt hoe od j
weldadigheidsfeest een wedst;
„Zoek de moordenqgr" wordt I
houden en het slachtoffer in l
s£el werkelijk vermoord wol
„Zoek de moordenaar" is t
thriller van de eerste orde.
Roepend in de wind, door 1
van Manen-Pieters, Uitgave
H. Kok, Kampen.
Ondanks haar jeugd zij
nog geen dertig jaar heeft
van Manen-Pieters reeds enkl
malen van zich laten horen, j
door gedichten. Haar nieuwe bi
is het verhaal van broer en a
die op een zolderkamertje won
Zij is op kantoor; hij is stud|
in de theologie. Het verhaal ge
een serie belevenissen van di
jonge mensen van de Veluwe,
de grote stad. Het is vlot en r
vaart geschreven. Het boeit
ondanks dat de woordkeuze n
altijd geheel correct is. Dit I
hoeft echter aan de waarde
het boek geen afbreuk te dt
en we kunnen het dan ook in w
handen wensen. „Roepend in
wind" is goede lectuur, war
de vreugdevolle feiten en de ma
lijkheden, die zich zo vaak in 1
leven voordoen, elkaar zonder i
smuk afwisselen. De verzorg
van de uitgave is bij Kok w(
als vanouds in goede handen.
Serie Paraphrase Hellj
Schrift. Het boek Jona en)
boek Micha door ds. Jl
Francke. Uitgave van
Wever te Franeker.
In zijn inleiding behandelt
Francke de persoon van de
feet Jona. de tijd waarin hij 1»
de en de datering van de opdra<
de betekenis van het boek spi
aal in de verhouding tot de
tus en de zelfopenbaring Go
het boek Jona'. Het boek zelf
in vier delen behandeld en v
ontvluchting aan de opdracht,
verrijking en vervulling vai
dracht en de bediscutering
opdracht des Heren. Het geh
is uitvoerig en duidelijk weer
geven en van vele ophelderei
In de inleiding op het boek
cha laat de schrijver eerst j
Micha is en in welke tijd
om vervolgens het b
de Inhoud te behandel
Verder wordt in vijf delen
handeld de aankondiging van
gericht, de motivering en hersi
ling na het gericht en de zoi
in het gericht, om te eindigen
een profetische liturgie Het geh
Is weergegeven in dichtvorm
voorzien van vele verklarende
ten. Ook dit deeltje is weer
rig verzorgd en een aanwinst
de serie.
Gulliver's reizen, door Jc
than Swift. Nederlandse ve
ling van mr. S. Davids. 1
gave H. J. Paris, Amsterda
Het oude boek van Swift,
dikwijls reeds voor de jeugd
is thans als „avontuo
verschenen. Gulliver
weer naar het land der lillip
ters. naar dat der reuze
het zwevende eiland en r
land der edelpaarden. De schi
ver is zeker niet de eerste,
maatschappelijke toestanden
gefantaseerde verhalen heke
maar wel de bekendste. De <x
zaak hiervar moet waarsehijnl
worden gezocht in het feit.
hij ver in de toekomst schijnt
hebben gekeken. „Heeft Swift
twintigste eeuw voorzien?",
vraagt dr. W van Ravesteyn
een voorwoord en juist omdat
schrijver tijdens zijn gefantasei
de reizen in het verleden gei
geld op toestanden stuit, die vo
1e lezer van vandaag zo begrijp
'ijk zijn. is zijn werk nog alti
actueel Het boek is goed uitg
voerd cn met een prettige let!
gedrukt, terwijl aardige tekeni
g*n het sieren.