IDO KEEKSTRA
kwatmn 75 kunstwerken
ORGELWERKEN VAN BACH
EN FRANCK
Cultureel
venster
J.K.Z.LAMPE
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 6 JULI 1957
uiiiiiir iiimiii umiiir iimiii iiiini timiiif tiiniiii iiiiiiu iiiiiiii ilium iiniiii) ilium iiiiiiii; iifimi Huur iiuimi minim iiiiiiiiii
heimwee
naar. de
universele
mens
Z°'
vaak ik in gesprek kom met protestantse auteurs, valt het
mij op dat zij wel een min of meer heterogene groep
vormen, maar dat zij ieder voor zich nog weinig zijn aangetast
door het verschijnsel der voortwoekerende nivellering. Moet bijv.
een instituut als de radio of de televisie zich wel noodgedwongen
richten naar de grootste gemene deler, de protestantse schrijvers
en dichters, die zich rondom het tijdschrift „Ontmoeting''
groeperen, hebben zich doorgaans vrij weten te houden van het
envel de massa naar de mond te praten.
Ido Keekstra
(1809), Groninger
van geboorte, be
hoort niet tot het
type dichters, dat
aanleunt tegen de
overheid of drin
gend behoefte heeft
aan het applaus
van zijn lezers.
Verre van dat.
Als hoofd van
de documentatieaf-
zer grootste Neder
landse bedrijven,
heeft hij een ver
antwoordelijke en
vaak enerverende
taak, die hem geen
behoefte doet ge
voelen aan steun of
reclame op literair
Wanneer we ons
herinneren, dat Ido
Keekstra in 1926
zijn eerste vers pu
bliceerde (waarvan
i opmerkte
„dat 1
Hoewel Keekstra jong is begon- verteren. We kunnen ons tuel-
len met verzen schrijven, valt het iswaar wat sneller verplaatsen,
>p, dat van de dichters. we kunnen door de moderne
"!iu*nï!J2£Pr,iïï5 communicatiemiddelen in één
dag meer beleven dan vroeger
in een jaar. We zijn in staat
gebleken het zwakke en het
zieke langer in leven te houden
uitgeput", dan ooit tevoren. We kunnen
het leven uitrekken maar dat
!e
Hierdoor
vallen we onherroepelijk ten
prooi aan de tijd die door het
horloge wordt aangegeven. We
Ètt de tyrannie
„rk ben blij. dat ik het gevoel
heb, dat het vermogen
te maken nog niet is
erkent hij.
En dan vertelt hij iets over een
nieuwe cyclus gedichten waaraan
hij bezig is: „De middelste Maagd".
Verzen *vaarin hij uitdrukking kunnen slechts
geeft aan het levensgevoel
„gemiddelde" christen.
Wanneer ik hem vraag zijn
ning te geven over het ge
leven van deze tijd. komen
werk 'als stodentenouderling.
Hij neemt het zonder enige reserve
op voor „het gezonde boerenver
stand", dat de dingen niet ingewik
kelder maakt dan ze zijn.
van de tijd ontkomen dooi
leven -te verdiepen. Door intens
hêTgMstcuTk te leren leven leren we weer
de ruimte ervaren waar Jezus
is en waar we dus tiiet meer
alleen zijn."
„Onze kwaal is het specialisten-
dom, waardoor wij hoe langer hoe
meer het leven te eenzijdig erva
ren", zegt hij. „Wij moeten, ten
koste van ons „niveau" naar meer
universaliteit streven en bereid zijn
„op een lager pitje te zitten". Wie de gemeenschap',
alles op één kaart zet, derailleert.
Wat wij in onze kringen weer moe
ten leren is, dat niet het weten
schappelijk betoog, maar het ge
tuigenis primair is. Misschien
leren we dan ook hét getuigenis
weer polyphoon verstaan."
We hebben een dichter ontmoet.
Een dichter die zuinig op zijn ta
lent is en wars is van literaire
kliekgeest. Een christendichter die
zich in een gesprek, dat de diepste
dingen van het leven raakt, profe
tisch laat gaan. Een man die alleen
durft staan en zich niettemin tot in
alle vezels verbonden weet met en
mede verantwoordelijk voelt voor
P. J. RISSEEUW.
„En ons gebrek
i stijl?'
vraag
Toneelklassieken van
vandaag en morgen
Het internationale theatertijd
schrift ..Worldtheatre" da'
ons land wordt uitgegeyei
Elsevier, heeft zijn voorjaa
mer 1957 gewijd aan de „klassie
ken van vandaag en aan de klas
sieken van morgen". De toneel
klassieken van vandaag zijn Ibsen
en Shaw en in een tweetal arti
kelen wordt hun hedendaagse bete
kenis sterk in twijfel getrokken.
Het Ibsen-jaar heeft een over
vloed van opvoeringen op het in
ternationale podium gebracht. Carl
Frederik Engelstad schrijft ero
ver in een zeer leesbaar artikel,
dat prachtig verlucht is met vele
foto's van de diverse opvoeringen.
Over Shaw voeren Alec Clunes,
Lionel Hale en Wolf Mankowitz
een interessant gesprek.
In een drietal artikelen komen
voorts de Duitse. Angelsaksische
en Franse „klassieken van morgen
aan de beurt. Namen? Hasencle-
ver, Hoffmannsthal, O'Neill, Thorn
ton Wilder. Claudel, Sartre, Girau-
doux enz. Een zeer geslaagd num
mer van een zeer verzorgd tijd
schrift.
Gaan om te gaan
Aannemende dat
,,Gaan om te gaan"
i Dijk
„Brandend huis" t
Chagall, dat thans geëxpos
wordt in het Gemeentemui
te Den Haag.
de Schrift
een ander „ben jij
die sufferd") cn
dat hij sedert dien
toch niet meer dan
de bescheiden, klei
ne bundel „Het
Landhuis" het licht
deed zien. speuren
we onwillekeurig naar de oorzaak zal doorgaans
van deze terughouding. Want Keek- taal spreken
stra is toch ook weer niet de dich- minder streng
ter van de ivoren toren. toon heeft iets bezwerends en ae
Hij bewoog zich zowel voor als verzen wenden cich minder tot het
na de oorlog gaarne in de geest- kunstzinnig begrip en tot de artis-
verwante kring op de jaarlijkse tieke 6maak. dan tot de mens in
„Als er maar meer christëlijk
levensbesef zou zijn, dan is er ook
meer echte levensstijl. Een waar
achtig christen hééft manieren en
hééft stijl." „Weet je", zegt hij, „in
plaats van Gods medearbeiders,
hebben we ons in de loop der jaren
te veel Gods compagnons gevoeld.
Door dat besef hebben we ons ver
tild aan problemen waar Hij alleen
im_ het antwoord op weet. We hebben
»en ons aan de hand van leuzen
ertoncn. De te .Vee^ Sehanteerd in een compe
titie met de wereld alsof het geen
Pasen en Pinksteren is geweest."
„Hoe denk je over de vooruit
gang van de techniek?"
novene
i Arnold
debuut is, moet ik
bekennen, dat deze eersteling knap
geschreven is. Het verhaal is als
de titel: weifeling, wat-doet-het er
toe, geen beslissing of normen, al
les is voorlopig kortom, een
produkt van onze tijd onder Pierre
Kemps motto: ,,Ik ben niet geko
men om er te komen, ik ben er
maar zo'n beetje heengegaan
De dichter Adam Verwaal kan le
ven zonder te werken; hij dicht
wel maar publiceert nog niet; hij
komt bijna tot overspel; zijn af
spraken zijn eigenlijk onbelang
rijk; hij is „alleen maar wan
delaar". Opvallend is de humor
in dit verhaal, dat zo treffend
veler levensgevoel weergeeft
(Uitg. Querido, 102 blz.) W.F.S.
r ik mij zijn aangrijpend gedicht:
Pinksterconferentie op Woudscho- zijn gehele
ten, waaraan hij samen met Rijns- er bij het lezen koud van. zonder
dorp een aparte toets gaf door hun te weten hoe."
gezamenlijke stijlvolle avondslui- Wanneer Keekstra mij in de loop
ting. Ook zijn deelneming aan het van het gesprek vertelt, dat zijn
kerkelijk leven (o.m. als studenten- vader onlangs is
ouderling) en zijn werkzaam aan- r
deel aan kerkelijke culturele com
missies, wijzen erop, dat hij zich
zeker niet buiten de gemeenschap
stelde.
Schrijfvrees
„Eigenlijk heb ik schrijfvrees",
bekent hij mij. Jk schrijf al
leen in uiterste noodzaak en
heb dan nop dikwijls het gevoel
dat ik over het ijs lopende, uan
het ene wak in het andere stap.
Ik geloof dat men evengoed
dichter kan zyn zonder te pu
bliceren. t Feit dat je het
kunt is van belang. Door de
jaren heb ik geleerd dat het
alleen zin heeft iets te publi
ceren als je iets gemaakt hebt
„voor Gods aangezicht". Zelfs
de reuk van „literatuur" moet
er af zijn."
..Heeft de dichter en de chris
tendichter in het bijzonder nog
een functie?
,Ja zeker, want God luistert
naar elk waarachtig geluid dat r.y.
als laatste woord opklinkt uit
het mensenhart. Is het niet zin- J)E Martin Luther-Ge-
vol zich voor Gods oor te her- J--
kennen? Deze herkenning geeft
hem, en velen met hem, bestand
in een wereld vol twijfel en
ongeloof. Het is eigenlijk won
derlijk dat er zo weinig dich
ters onder ons zijn en nog won
derlijker dat als ze spreken er
vrijwel niet geluisterd wordt,
omdat ze onverstaanbaar schij-
•xplosionsartige ontwik- u.
>an de wetenschap geeft een bepaalde richting
benauwend gevoel. Er ontdekken en dat is
veel op ons bord ge
(Van onze Kunstredacteur)
DANK zij het feit dat het Guggenheim-Museum in New
York wordt afgebroken en op diezelfde plaats over 2
jaren een geheel nieuw museum van de architect Frank
Lloyd Wright zal verschijnen, is het thans mogelijk in ons
land in het Haagse Gemeentemuseum een collectie
uit dat museum te zien, welke collectie 75 schilderijen van
moderne meesters omvat. In die collectie kan men niet
schept. Het is onmogelijk alles
te verorberen, laat staan te
MIJN VADER EN IK
Ik zag mijn vader naast mij gaan
in 't spiegelend vensterglas.
En toen ik staan bleef, bleef hij staan
en zag dat ik het was.
Rondom ons stond doodstil de herfst,
vol ogen wijd en grijs.
Ik dacht als nu mijn vader sterft
moet ik alleen naar huis.
H hief zijn hand. ik groette hem,
mijn adem wcasde 't glas.
Ach, ik hoor nog mijn vaders stem
die vroeg of ik daar was.
ook niet de bedoeling
van het Guggenheim-
Museum. Bij dit mu
seum valt de nadruk
noch op enigerlei stijl
of beweging in de
schilderkunst, noch
op de historische ont
wikkeling. Men wil
slechts hoogtepunten
hebben van wat er omgaat
in de wereld der moderne
kunst.
maar ook Karei Appel en Kandins-
ky. Chagall en Klee kan men er
aantreffen, evenals Picasso en
Franz Marc. En in één zaal han
gen werken van Fernand Leger en
Robert Delaunay; zij horen bij el
kaar. De Amerikaan Lyonel Fei-
ninger is er, maar ook de Oosten
rijker Oskar Kokoschka. En zo
kan men nog doorgaan met na
men noemen, die elk een eigen ge
luid in de beeldende kunst beteke-
Een greep
Het zou te ver voeren
elk der 75 geëxposeerde
schilderijen afzdhderlijk
te bespreken. Laat ik
slechts een greep doen
en dan beginnen met Mare
Chagall, wiens kunst
soms geestig genoemd
kan worden maar niet
zonder de gedachte aan
een ernstige luim. De
luim van Chagall
tracht al te grote tegenstellingen
te vermijden, maar men kan niet
Daarom zal men in het Haagse een bepaalde richting als toon-
Gemeentemuseum, waar de expo- aangevend aanmerken. Er is mo-
sitie tot 1 september a.s. wordt derne kunst in haar velerlei ver
gehouden, dan ook tevergeefs zoe- schijmngsvormen.
ken naar een vastomlijnd plan of Cézanne en Modigliani zijn er,
sprookjeswereld.
lar een bepaalde visie. Bij de Dé Uitgeweken Rus zweeft wil
richting van de tentoonstelling dat althans eigenlijk boven die
o,- ei en met succes ge- werkelijkheid uit. droomt, weg in
een wereld van liefde en bloemen,
van muziek en kinderen, van dwa
zen en heiligen, van dieren en
landlopers.
VIA NAALD
v;:, 18 HAAT
„Misschien is Gods volk doof aar
dat oor", zegt hü, niet zonder te
leurstelling.
Ik denk hierbij aan de karakte-
risU.k. die Ri^dorp Keek- „fgamst.dirisert pro(, Karl Rldv
jZJÏ'IJrïSZ Munched, di,
döchtniskirche in Ber
lijn staat bekend om haar
zeer goede akoestiek. Niet
alleen de radio, maar ook
de grammofoonplatenin
dustrie heeft dat ontdel t en reeds zijn er meerdere opnamen in
deze kerk genuiakt. Bovendien beschikt deze kerk over een
orgel uit 1934, dat voor die tijd niet alleen toonaangevend was,
maar nog steeds de gelegenheid geeft tot een bevredigende ver
tolking te komen van werken uit alle perioden van de orgelliteratuur.
Het is een Walcker-orgel, dat op de eerste Adventzondag 1935 in
gebruik werd genomen.
alles van een klassieke transpa
rantie, zonder veel lawaai, zonder
overdonderende klanken, maar ge
heel in de stijl vaji de barok. In
het Adagio va
en Fuga in C is er misschien
iets te veel strijkend effect,
tuur verrijkt met enkele sublieme
werken, werken die van zulk een
schoonheid zijn, dat men telkens
weer bij het beluisteren wordt op
geheven uit de sfeer van alledaags
heid. Eis voor de vertolking van
deze werken is echter een orgel,
de opvattingen van Franck vol-
korr
TELEFUNKEN heeft daarom te-
En zo zien we op deze expositie
drie in dit opzicht heel bijzondere
werken, werken waarin de wetten
van zwaartekracht en logica wor
den getart en zich een sterke ver
beeldingskracht openbaart. Aller
eerst is er het doek „Verjaardag"
met de twee zwevende geliefden:
Chagall en zijn verloofde Bella in
1915. Bella heeft later de dag waar
op het schilderij gemaakt werd
als volgt beschreven: „We verhie
ven ons als vanzelf samen van de
grond en zweefden door de kamer;
we kwamen bij het raam en wil
den er doorheen. Vanuit toet raam
lokten ons de lichte wolken en een
stukje blauwe lucht. De mur*n en
de geklexirde doeken begonnen
ons heen te dansen en
ons duizelig. Wij vlogen
landen vol bloemen, over slapen
de huizen, daken, hoven en ker-
een sterk suggererende voorstel
ling oproept. iDe „Dolende ridder"
van Oskar Kokoschka en de drie
doeken van Franz Mare reken ik
tot de schoonste van deze tentoon
stelling.
Als geheel maakt het zaaltje
waar Leger en Delaunay samen
vertegenwoordigd zijn misschien
wel de beste indruk, waarbij ik
echt niet wil spreken over kubis
me en futurisme, doch alleen over
heit vermogen van beide Franse
schilders om in een nieuwe en
misschien nog niet voor ieder aan
sprekende taal zich verre te hou
den van oppervlakkige Spielerei en
hun vaak decoratieve kunstwer
ken tot een grote monumentaliteit
opvoerden.
Bijzonder
Heel bijzonder is het hier 6 Kan-
dinsky's bij elkaar te zien, 6 wer
ken van de meester der abstrac
tie. Ik zal het niemand kwalijk
nemen die zegt: Die Kandinsky's
doen me niets. Maar ik neem het
wel iemand kwalijk die zegt: Dat
is nu precies dezelfde rommel die
we bij heel veel jonge §childertjes
zien. Want dat is nu juist niet
waar. Wie goed kijkt zal bij Kan-
dinsky de meester ontdekken, die
door velen is nageaapt, maar nog
maar zelden enigszins benaderd.
Kandinsky wist in onbestemde
kleurvlekken en lijnkrabbels inder
daad een esthetische ontroering of
een suggestieve werking te berei
ken. En dat heft hem op boven
zijn vele epigoontjes. Ook boven
figuren als een Gottlieb, een Oka-
de en een Soulages. van wie ook
werk aanwezig is.
Natuurlijk moet U
op de expositie even
kijken naar dat ver
rukkelijke kleine
werkje van Paul
Klee: „Open boek",
een werk dat mij
heel sterk bekoorde.
En ten slotte wijs
ik op de 6 Picasso's
waarvan zijn „Man
doline en gitaar" en
zijn „Accordeonist"
wel heel bijzonder
de sfeer der onder
werpen geven. Er
Inleiding tot de
muziekgeschiedenis
weler behoeft eigenlijk geen toe
lichting meer. In 1927 verscheen
de eerste druk en van die tijd af
is dit boek het standaardwerk ge
bleven op het gebied van de mu*
ziekhistorie. Terecht, want alle an
dere en vaak zeer te waarderen po
gingen om tot
dit gebied te 1
kwaliteit achter bij het
werk van Höweler. Hier is de ge
hele muziek geschied en ia deskun
dig en overzichtelijk behandeld,
waardoor dit boek bij uitstek ge
schikt is voor de muzikale oplei
ding. Daar Höweler het zo duide
lijk en zo prettig heeft geschreven
is het bovendien het aangewezen
boek voor de leek, die zich op het
gebied van de muziek interesseert
weten. Thans is de 6e geheel op
nieuw herziene druk uitgekomen
bij H. J. Paris te Amsterdam en
het is ook uiterlijk een prachtige
uitgave geworden. De laatste ge
gevens op muziekgebied zijn er in
verwerkt. Wat echter bovenal van
waarde is, is de kijk die Höwe
ler de lezer geeft op de verschil
lende perioden der ©ultuurge-
naakten
nog veel
dat
^5? u: gl5 recht drie orgelwerken (Grande
pièce symphonique. Final en Priè-
doen vertolken op het echte
Sleutel
hier nog
weest is en misschien
ook nooit meer ko
men zal. Daarom mag
U deze tentoonstel
ling niet missen.
Hier ligt de sleutel
dit 5
Keek-
stra's poëzie
geeft is dieptepoëzie. Zulk werk
Telefunkcn heeft de
Bach-plaat
Hamer
Toccata. Adagio
Fuga in C-dur en
Toccata en Fuga
F-dur op speelt. D(
dispositie van het or
gel werd ontworpei
door de organist dei
schoonheid
vastgelegd
bekende
r de werken
Het is buiten kijf, dat Pszisko Martin Luther
Jacobs kan schrijven en wat dat dachtniskirche.
betreft hebber we dan c«>k alle
waardering voor zijn jongste werk
„Hamer" (een uitgave van de Ar
beiderspers in Amsterdam. Ook de
opzet van het boek i- goed Elk
hoofdstuk dat een episode beschrijft
uit het leven van een straatjongen,
die bij het opgroeien allerlei revo
lutionaire theorieën aanhangt en
tal van beroepen beoefent, wordt
voorafgegaan door een inleidi
chenmusikdirektor
Berthold Schwartz
Het instrument telt r
manualen cn peda a 1
en 51 registers. Voo;
1934 is het orgel bij
zonder boventoon-ryk
en men zou kunner
zeggen, dat hier eer
begin is gemaakt me
orgelhervorming
die vooral in Noorc
Duitsland zich ster!
ontwikkelde.
waarin Jacobs' levensbeschouwing <je
duidelijk naar voren komt en die
ia de onze niet. En toch noemen
wa het een sympathiek boek,
laconiek en eerlijk geschreven. Aan
het eind is het he' best. Dan be-
«eft Hamer (de bijnaam van Jus
tus Kerkling). dat hij. al is hij een
zelfkantfiguur, toch een taak heeft:
het helpen van zijn vrouw, het
helpen volwassen worden van zijn r.__
zoon. hem voorbereiden, sterken, dackt 8', Gemshorn 8'
leiden, voor de strijd, die onaf- oktave 4'. Rohrflöte
wendbaar komt.
Voor hen die zich
speciaal daarvoor in
teresseren volgt hier
de dispositie: Haupt-
werk: Quintade 16.
Prinzipal 8'. Grobge-
Het sociaal denken
Het sociale denkeu in de
mene. Uitgave va
trum, Der Haag
i', Quinte 2 2'3, Klein-
oktova 2'. Mixtur 5-
fach 11/3, Zymbel 3-
fach Vi, Trompette 8
Posltlv: Gedackt 8'
Quintade 8', Prinzipal
4'. Nachthorn 4'. Ok-
tavlein 2'. Schwiegel 2', Terz 1 3/5,
Boekencen- Quinte 113, Stfflöte 1', Scharff 4-
fach. Krummhorn 8'. Oboe 8'. en in
aparte zwelkast Eehobordun 8' en
Vox Humana 8'. Oberwcrk: Ge-
eerder zijn de werken uitzonder- Cafaillé-Coll-orgel uit de Sainte tassende werk: de symboliek
"jlLg°®d «espeeid^Voor de orgel- ciotilde in Parijs, een magistraal u"' BMA-u
..-«.-i-i j_4 - -- jnstrument. En de vertolking heeft
men l'aten verzorgen door
grootste Franse organisten
ze tijd. de blinde orgelmeeste
Jean Langlais, thans organist vai
de Ste. Clotilde. Deze thans 50-ja-
liefhebbers en dat zijn
ons land gelukkig veel een kost
baar bezit. (Telefunken LW 50052,
langspeelplaat 25 cm).
het opgeheven
ccll door de liefde boven al het
der aards gewriemel. En datzelfde zwe-
rie_ ven voelde ook de violist, die Cha
gall schilderde, de man die al
spelend ver uitsteeg boven het
dorp, boven de huizen, boven de
kunst. In de loop der tijden zijn de
orgelopvattingen nogal gewijzigd, pri
waarbij vanzelfsprekend de alge- iai:
mene muzikale opvattingen maat- Vo
gevend waren. Men kan de orgel-
kunst nu eenmaal niet losmaken
uit het totale muzikale beleven en
het is dan ook zeer kortzichtig in
generaliserende zin minderwaar
dig te spreken over de orgelkunst
uit de romantische periode. Men
delssohn, Schumann, Brahms
waren kinderen van hun tijd e o
tijd had andere muziekidealen dan drie werken speelt raakt
de tijd van Bach. Het subjectieve herroepelijk onder de ban
element in de muziek was veel compositii
sterker en zou j-—
gelcomponisten
Paul Dukas. Deze Lang
de traditie Franck geheel
voort en zijn orgelopvattingen zijn
geheel gebouwd op de Franck-
school, in weerwil van de huidige
stroming tot het doen opleven 5.1 ®n
van de oude instrumenten en de a n
barokke orgelmuziek.
Kan men zich een beter vertol
ker en een beter instrument voor
zij de composities van César Franck
Zoals Langlais hier de
vertolking. Persoon
lijk ken ik op de grammofoonplaat
geen beter Franck-spel dan van
Langlais. Wie de Franse
en zaï LC- di8li:
gel als"dat in de Sainte pd®"
Clotilde moeten verlangen. Fran-
se orgelmuziek op barokke orgels aDi„'
is altijd surrogaat. (Telefunken LT "ue g?lc.
6519, langspeelplaat 30 cm).
CORN. BASOSKI.
■hier, die oor Telefunken
■ken speelde op het orgel
Martin Luther-Gedachtnis-
kirche te Berlijn.
Dit boekje bevat enkele
ten en studies, die in oecume- dackt 16y Prinzipal 8'. Rotu-ge- Karl Birhtur
nisch verband over het vraagstuk dackt Wcldenpfeife 8'. Schwe- rf.V^l iLrü
bung 8'. Oktave 4', Spitzflöte 4'.
Nasat 2 2/3, ^Taldflóte 2', Mixtur
de
de verantwoordelijke maat
schappij zijn verschenen. De
ste vier zijn va
de laatste twee
commissie van dc Oecumenische
Raad van Kerken in Nederland De- ''"'T,.' «,5"
ze commissie heeft dit boekje ook bass 16. Gedacktbass 16. Oktave
verzorgd en wil daarmee aan de 8', Gedacktbass 8'. Oktave 4'.
rapporten en gedachten meer be- Pommer 4'. Flötonbass 2'. Rausch-
kendheid geven. Of dit doel be- fpjfe 4_fach, p0Saune 16', Regal
reikt zal worden, lijkt met het oog schalmei 4
op de voor een brochure .vel wat 8 en
hate p.fjs ƒ3.25 de vraag.
laatste leerling van de „organis-
tenvader" Karl Straube uit Leip
zig en hij werd in 1956 gevraagd
de overleden Thomaskantor Gtin-
ther Ramin op te volgen doch
bleef liever in het vrije München
ïen het dan de o:
kwalijk nemei
zich niet buiten hun eige (BI
tijd hebben geplaatst. Bovendien kunst goed wil horen zal
wat een figuur als Menselssohn Langlais moeten gaan
nog aan voor die periode goede or-
gelkunst heeft weten te scheppen,
verdient toch nog steeds bewonde
ring. al heeft hij dan ook zwakke
momenten gehad. Maar die kende
Bach ook.
De grootste figuur op orgelge-
bied uit de vorige eeuw was onge
twijfeld César Franck (1822-1890).
Wat de vormbeheersing betreft
greep hij terug op Bach, wat zijn
klankideaal betreft sloot hij zich
geheel aan bij wat de orgelbouwer
Cavaillé Coll schiep: een symfo
nisch instrument. Toen Franck in
1860 benoemd werd tot organist
aan de Parijse kerk Sainte-Clotil-
de werd hij zo door het Cafaillé-
Coll-orgel van die kerk gefasci
neerd, dat hij voor dit instrument
niet minder dan 6 grote orgelwer
ken schreef, nl. Fantaisie, Grande
pièce symphonique. Prélude. Fu
gue et Variation, Pastorale, Priè-
re en Final.
Noch Cafaillé-Coll, noch César
Franck zagen het orgel als een
uitsluitend polyfoon instrument,
vaarbij zoals bij Bach en zoals
bracht hem a.h.w. in een ander*
wereld. Het doek „De groene vio
list" is ook op de expositie te
zien, evenals „Brandend huis".
Nu moet U eens even al die klas
sieke eisen van perspectief opzij
opmerken hoe geniaal
Chagall hier met een kinderlijke
directheid en zonder enig estheti
cisme de sfeer rond het brandend
boerenhuisje heeft vastgelegd, te
gen een vlammend laaiend decor,
waarop dieren en mensen als het
ware in een enorme wanhoop ge
raken, maar waarvoor andere
mensen in volkomen vastberaden
heid water aandragen.
Gedichten van
'EN ANDERE FIGUUR die de
acht trekt is Amadeo Mo
de in 1920 te Parijs over-
Italiaanse expressionist.
Twee portretten van een studente
ist zijn door de helder- Karl Richter op bovengenoemde
i kleurrijkheid van de orgel- plaat zo prachtig aantoont er al
door de prachtige leen sprake kan zijn
Wie de plaat
ruimtewerking. Bovendien
men enthousiast zijn voor de wij
ze waarop Karl Richter de wer-
Karl Richter ken registreert en fraseert. Het is
n-dynamick, dus zonder pe-
neraal-crescendo. Franck zag het
orgel zuiver symfonisch en in dit
opzicht heeft hij de muzieklitera-
Op het orgel van César Franck in
de Sainte Clotilde te Parijs speelde
Jean Langlais drie orgelwerken van
Franck.
als titel heeft. Wie
•n gehele tentoonstelling van Mo
digliani ziet zal wellicht aan een
gemaniëreerdheid denken, maar
twee van zijn portretten geven toch
het genie Modigliani te zien, on
danks alle bezwaren die in de loop
der jaren tegen hem zijn inge
bracht in allerlei beschouwingen
in boeken en tijdschriften. Die
twee portretten zijn teer. elegant
maar bovenal expressief, bitingen
van een eenzaam mens die ook
niet de werkelijkheid aandurfde
en zijn kunst in een schier klas
siek maniërisme opbouwde, mo
dern en toch teruggrijpend op een
voorbije tijd.
Fascinerend
Een klein werk dat me bijzon
der fascineerde was „Daken"
van de Spanjaard Juan Gris
(18871927). niet omdat het zo
ontroerend is of omdat Gris 'ijn-
zinmge tinten gebruikte, maar om
dat Gris hier in een bijna weten
schappelijk uitgedacht kubisme
een enorme expressie en sugges
tie heeft weten te leggen. En dan
is er de „constructivistische" Rus
Kasimir Malevitch 'geb. 1878) met
zijn doek „Ochtend op het land na
regen", waarin kleurvlakverdeling
Zijne Excellentie W. F. M.
Lampe, Gevolmachtigde Minis
ter van de Nederlandse Antillen,
heeft, uiteraard niet in zijn
kwaliteit, maar eenvoudig als
W. F. M. Lampe de uitgave be
zorgd van een verzameling ge
dichten, geschreven door wij
len zijn broer J. K. Z. Lam
pe. Deze uitgave is een daad
van broederlijke genegenheid
en piëteit. Toestemming daar
toe was, zij het aarzelend, ge
geven, maar de schrijver van de
verzen heeft de verschijning van
het bundeltje niet meer be
leefd.
De criticus, die geroepen is de
gedichtjes te beoordelen, is met
de sociale positie van de mensen,
wier werk hij onder de ogen krijgt,
voor zover hij daarmee bekend
is, minder verlegen dan soms met
het ter beoordeling voorgelegde
werk zelf. In dit geval komt er
nog bij, dat de relatie van de uit
gever tot de dichter zeer innig is:
hij noemt hem „mijn broer en
goede vriend". Het gehele boekje
heeft dan ook de sfeer van fami
lie-intimiteit en van droefheid om
het verscheiden van de man. die
voor eigen genoegen nu en dan
verzen schreef. De lezer krijgt
ondanks zichzelf het gevoel dat hij
onbescheiden is en zich in een fa
miliekring waagt waar hij niet
thuishoort. Als familiedocument
heeft dit bundeltje natuurlijk voor
de naaste omgeving van de over
ledene een zekere waarde. Maar
nu deze verzen aan de openbaar
heid worden prijsgegeven en het
oordeel van kenners gevraagd
wordt, vallen sociale onderschei
dingen en familierouw weg en
concentreert de aandacht zich op
de als poëzie bedoelde inhoud van
de bundel. En daarmee is het zo
gelegen, dat zelfs een niet-ge-
schoolde criticus de gebrekkige
techniek, de ouderwetse woord
keus, het conventionele en on-oor-
spronkelijke van de beeldspraak
kan opmerken. Vooral storend zijn
samentrekkingen zoals scept'r,
d'Hemel, d'komst. d'klem. d'r
Liefde en dergelijke. De dichter
heeft blijkbaar in zijn vermoede
lijk drukbezette leven nooit gele
genheid gehad zich literair te ont
wikkelen, goede verzén te lezen
en zijn verstechniek op een zeker
peil te brengen. Het is nu een
maal zo, dat aandoening, per
soonlijke bevrediging in het schrij
ven en een (overigens zeer welko
me) christelijke toon op zichzelf
niet voldoende zijn voor het tot
stand komen van poëzie. Deze
"ersjes hadden beter in de fami
liekring kunnen blijven. Daar
hebben '.e een functie en een
eigensoortige waarde; daarbuiten
in het geheel niet.
C.R.