IDO KEEKSTRA kwatmn 75 kunstwerken ORGELWERKEN VAN BACH EN FRANCK Cultureel venster J.K.Z.LAMPE ZONDAGSBLAD ZATERDAG 6 JULI 1957 uiiiiiir iiimiii umiiir iimiii iiiini timiiif tiiniiii iiiiiiu iiiiiiii ilium iiniiii) ilium iiiiiiii; iifimi Huur iiuimi minim iiiiiiiiii heimwee naar. de universele mens Z°' vaak ik in gesprek kom met protestantse auteurs, valt het mij op dat zij wel een min of meer heterogene groep vormen, maar dat zij ieder voor zich nog weinig zijn aangetast door het verschijnsel der voortwoekerende nivellering. Moet bijv. een instituut als de radio of de televisie zich wel noodgedwongen richten naar de grootste gemene deler, de protestantse schrijvers en dichters, die zich rondom het tijdschrift „Ontmoeting'' groeperen, hebben zich doorgaans vrij weten te houden van het envel de massa naar de mond te praten. Ido Keekstra (1809), Groninger van geboorte, be hoort niet tot het type dichters, dat aanleunt tegen de overheid of drin gend behoefte heeft aan het applaus van zijn lezers. Verre van dat. Als hoofd van de documentatieaf- zer grootste Neder landse bedrijven, heeft hij een ver antwoordelijke en vaak enerverende taak, die hem geen behoefte doet ge voelen aan steun of reclame op literair Wanneer we ons herinneren, dat Ido Keekstra in 1926 zijn eerste vers pu bliceerde (waarvan i opmerkte „dat 1 Hoewel Keekstra jong is begon- verteren. We kunnen ons tuel- len met verzen schrijven, valt het iswaar wat sneller verplaatsen, >p, dat van de dichters. we kunnen door de moderne "!iu*nï!J2£Pr,iïï5 communicatiemiddelen in één dag meer beleven dan vroeger in een jaar. We zijn in staat gebleken het zwakke en het zieke langer in leven te houden uitgeput", dan ooit tevoren. We kunnen het leven uitrekken maar dat !e Hierdoor vallen we onherroepelijk ten prooi aan de tijd die door het horloge wordt aangegeven. We Ètt de tyrannie „rk ben blij. dat ik het gevoel heb, dat het vermogen te maken nog niet is erkent hij. En dan vertelt hij iets over een nieuwe cyclus gedichten waaraan hij bezig is: „De middelste Maagd". Verzen *vaarin hij uitdrukking kunnen slechts geeft aan het levensgevoel „gemiddelde" christen. Wanneer ik hem vraag zijn ning te geven over het ge leven van deze tijd. komen werk 'als stodentenouderling. Hij neemt het zonder enige reserve op voor „het gezonde boerenver stand", dat de dingen niet ingewik kelder maakt dan ze zijn. van de tijd ontkomen dooi leven -te verdiepen. Door intens hêTgMstcuTk te leren leven leren we weer de ruimte ervaren waar Jezus is en waar we dus tiiet meer alleen zijn." „Onze kwaal is het specialisten- dom, waardoor wij hoe langer hoe meer het leven te eenzijdig erva ren", zegt hij. „Wij moeten, ten koste van ons „niveau" naar meer universaliteit streven en bereid zijn „op een lager pitje te zitten". Wie de gemeenschap', alles op één kaart zet, derailleert. Wat wij in onze kringen weer moe ten leren is, dat niet het weten schappelijk betoog, maar het ge tuigenis primair is. Misschien leren we dan ook hét getuigenis weer polyphoon verstaan." We hebben een dichter ontmoet. Een dichter die zuinig op zijn ta lent is en wars is van literaire kliekgeest. Een christendichter die zich in een gesprek, dat de diepste dingen van het leven raakt, profe tisch laat gaan. Een man die alleen durft staan en zich niettemin tot in alle vezels verbonden weet met en mede verantwoordelijk voelt voor P. J. RISSEEUW. „En ons gebrek i stijl?' vraag Toneelklassieken van vandaag en morgen Het internationale theatertijd schrift ..Worldtheatre" da' ons land wordt uitgegeyei Elsevier, heeft zijn voorjaa mer 1957 gewijd aan de „klassie ken van vandaag en aan de klas sieken van morgen". De toneel klassieken van vandaag zijn Ibsen en Shaw en in een tweetal arti kelen wordt hun hedendaagse bete kenis sterk in twijfel getrokken. Het Ibsen-jaar heeft een over vloed van opvoeringen op het in ternationale podium gebracht. Carl Frederik Engelstad schrijft ero ver in een zeer leesbaar artikel, dat prachtig verlucht is met vele foto's van de diverse opvoeringen. Over Shaw voeren Alec Clunes, Lionel Hale en Wolf Mankowitz een interessant gesprek. In een drietal artikelen komen voorts de Duitse. Angelsaksische en Franse „klassieken van morgen aan de beurt. Namen? Hasencle- ver, Hoffmannsthal, O'Neill, Thorn ton Wilder. Claudel, Sartre, Girau- doux enz. Een zeer geslaagd num mer van een zeer verzorgd tijd schrift. Gaan om te gaan Aannemende dat ,,Gaan om te gaan" i Dijk „Brandend huis" t Chagall, dat thans geëxpos wordt in het Gemeentemui te Den Haag. de Schrift een ander „ben jij die sufferd") cn dat hij sedert dien toch niet meer dan de bescheiden, klei ne bundel „Het Landhuis" het licht deed zien. speuren we onwillekeurig naar de oorzaak zal doorgaans van deze terughouding. Want Keek- taal spreken stra is toch ook weer niet de dich- minder streng ter van de ivoren toren. toon heeft iets bezwerends en ae Hij bewoog zich zowel voor als verzen wenden cich minder tot het na de oorlog gaarne in de geest- kunstzinnig begrip en tot de artis- verwante kring op de jaarlijkse tieke 6maak. dan tot de mens in „Als er maar meer christëlijk levensbesef zou zijn, dan is er ook meer echte levensstijl. Een waar achtig christen hééft manieren en hééft stijl." „Weet je", zegt hij, „in plaats van Gods medearbeiders, hebben we ons in de loop der jaren te veel Gods compagnons gevoeld. Door dat besef hebben we ons ver tild aan problemen waar Hij alleen im_ het antwoord op weet. We hebben »en ons aan de hand van leuzen ertoncn. De te .Vee^ Sehanteerd in een compe titie met de wereld alsof het geen Pasen en Pinksteren is geweest." „Hoe denk je over de vooruit gang van de techniek?" novene i Arnold debuut is, moet ik bekennen, dat deze eersteling knap geschreven is. Het verhaal is als de titel: weifeling, wat-doet-het er toe, geen beslissing of normen, al les is voorlopig kortom, een produkt van onze tijd onder Pierre Kemps motto: ,,Ik ben niet geko men om er te komen, ik ben er maar zo'n beetje heengegaan De dichter Adam Verwaal kan le ven zonder te werken; hij dicht wel maar publiceert nog niet; hij komt bijna tot overspel; zijn af spraken zijn eigenlijk onbelang rijk; hij is „alleen maar wan delaar". Opvallend is de humor in dit verhaal, dat zo treffend veler levensgevoel weergeeft (Uitg. Querido, 102 blz.) W.F.S. r ik mij zijn aangrijpend gedicht: Pinksterconferentie op Woudscho- zijn gehele ten, waaraan hij samen met Rijns- er bij het lezen koud van. zonder dorp een aparte toets gaf door hun te weten hoe." gezamenlijke stijlvolle avondslui- Wanneer Keekstra mij in de loop ting. Ook zijn deelneming aan het van het gesprek vertelt, dat zijn kerkelijk leven (o.m. als studenten- vader onlangs is ouderling) en zijn werkzaam aan- r deel aan kerkelijke culturele com missies, wijzen erop, dat hij zich zeker niet buiten de gemeenschap stelde. Schrijfvrees „Eigenlijk heb ik schrijfvrees", bekent hij mij. Jk schrijf al leen in uiterste noodzaak en heb dan nop dikwijls het gevoel dat ik over het ijs lopende, uan het ene wak in het andere stap. Ik geloof dat men evengoed dichter kan zyn zonder te pu bliceren. t Feit dat je het kunt is van belang. Door de jaren heb ik geleerd dat het alleen zin heeft iets te publi ceren als je iets gemaakt hebt „voor Gods aangezicht". Zelfs de reuk van „literatuur" moet er af zijn." ..Heeft de dichter en de chris tendichter in het bijzonder nog een functie? ,Ja zeker, want God luistert naar elk waarachtig geluid dat r.y. als laatste woord opklinkt uit het mensenhart. Is het niet zin- J)E Martin Luther-Ge- vol zich voor Gods oor te her- J-- kennen? Deze herkenning geeft hem, en velen met hem, bestand in een wereld vol twijfel en ongeloof. Het is eigenlijk won derlijk dat er zo weinig dich ters onder ons zijn en nog won derlijker dat als ze spreken er vrijwel niet geluisterd wordt, omdat ze onverstaanbaar schij- •xplosionsartige ontwik- u. >an de wetenschap geeft een bepaalde richting benauwend gevoel. Er ontdekken en dat is veel op ons bord ge (Van onze Kunstredacteur) DANK zij het feit dat het Guggenheim-Museum in New York wordt afgebroken en op diezelfde plaats over 2 jaren een geheel nieuw museum van de architect Frank Lloyd Wright zal verschijnen, is het thans mogelijk in ons land in het Haagse Gemeentemuseum een collectie uit dat museum te zien, welke collectie 75 schilderijen van moderne meesters omvat. In die collectie kan men niet schept. Het is onmogelijk alles te verorberen, laat staan te MIJN VADER EN IK Ik zag mijn vader naast mij gaan in 't spiegelend vensterglas. En toen ik staan bleef, bleef hij staan en zag dat ik het was. Rondom ons stond doodstil de herfst, vol ogen wijd en grijs. Ik dacht als nu mijn vader sterft moet ik alleen naar huis. H hief zijn hand. ik groette hem, mijn adem wcasde 't glas. Ach, ik hoor nog mijn vaders stem die vroeg of ik daar was. ook niet de bedoeling van het Guggenheim- Museum. Bij dit mu seum valt de nadruk noch op enigerlei stijl of beweging in de schilderkunst, noch op de historische ont wikkeling. Men wil slechts hoogtepunten hebben van wat er omgaat in de wereld der moderne kunst. maar ook Karei Appel en Kandins- ky. Chagall en Klee kan men er aantreffen, evenals Picasso en Franz Marc. En in één zaal han gen werken van Fernand Leger en Robert Delaunay; zij horen bij el kaar. De Amerikaan Lyonel Fei- ninger is er, maar ook de Oosten rijker Oskar Kokoschka. En zo kan men nog doorgaan met na men noemen, die elk een eigen ge luid in de beeldende kunst beteke- Een greep Het zou te ver voeren elk der 75 geëxposeerde schilderijen afzdhderlijk te bespreken. Laat ik slechts een greep doen en dan beginnen met Mare Chagall, wiens kunst soms geestig genoemd kan worden maar niet zonder de gedachte aan een ernstige luim. De luim van Chagall tracht al te grote tegenstellingen te vermijden, maar men kan niet Daarom zal men in het Haagse een bepaalde richting als toon- Gemeentemuseum, waar de expo- aangevend aanmerken. Er is mo- sitie tot 1 september a.s. wordt derne kunst in haar velerlei ver gehouden, dan ook tevergeefs zoe- schijmngsvormen. ken naar een vastomlijnd plan of Cézanne en Modigliani zijn er, sprookjeswereld. lar een bepaalde visie. Bij de Dé Uitgeweken Rus zweeft wil richting van de tentoonstelling dat althans eigenlijk boven die o,- ei en met succes ge- werkelijkheid uit. droomt, weg in een wereld van liefde en bloemen, van muziek en kinderen, van dwa zen en heiligen, van dieren en landlopers. VIA NAALD v;:, 18 HAAT „Misschien is Gods volk doof aar dat oor", zegt hü, niet zonder te leurstelling. Ik denk hierbij aan de karakte- risU.k. die Ri^dorp Keek- „fgamst.dirisert pro(, Karl Rldv jZJÏ'IJrïSZ Munched, di, döchtniskirche in Ber lijn staat bekend om haar zeer goede akoestiek. Niet alleen de radio, maar ook de grammofoonplatenin dustrie heeft dat ontdel t en reeds zijn er meerdere opnamen in deze kerk genuiakt. Bovendien beschikt deze kerk over een orgel uit 1934, dat voor die tijd niet alleen toonaangevend was, maar nog steeds de gelegenheid geeft tot een bevredigende ver tolking te komen van werken uit alle perioden van de orgelliteratuur. Het is een Walcker-orgel, dat op de eerste Adventzondag 1935 in gebruik werd genomen. alles van een klassieke transpa rantie, zonder veel lawaai, zonder overdonderende klanken, maar ge heel in de stijl vaji de barok. In het Adagio va en Fuga in C is er misschien iets te veel strijkend effect, tuur verrijkt met enkele sublieme werken, werken die van zulk een schoonheid zijn, dat men telkens weer bij het beluisteren wordt op geheven uit de sfeer van alledaags heid. Eis voor de vertolking van deze werken is echter een orgel, de opvattingen van Franck vol- korr TELEFUNKEN heeft daarom te- En zo zien we op deze expositie drie in dit opzicht heel bijzondere werken, werken waarin de wetten van zwaartekracht en logica wor den getart en zich een sterke ver beeldingskracht openbaart. Aller eerst is er het doek „Verjaardag" met de twee zwevende geliefden: Chagall en zijn verloofde Bella in 1915. Bella heeft later de dag waar op het schilderij gemaakt werd als volgt beschreven: „We verhie ven ons als vanzelf samen van de grond en zweefden door de kamer; we kwamen bij het raam en wil den er doorheen. Vanuit toet raam lokten ons de lichte wolken en een stukje blauwe lucht. De mur*n en de geklexirde doeken begonnen ons heen te dansen en ons duizelig. Wij vlogen landen vol bloemen, over slapen de huizen, daken, hoven en ker- een sterk suggererende voorstel ling oproept. iDe „Dolende ridder" van Oskar Kokoschka en de drie doeken van Franz Mare reken ik tot de schoonste van deze tentoon stelling. Als geheel maakt het zaaltje waar Leger en Delaunay samen vertegenwoordigd zijn misschien wel de beste indruk, waarbij ik echt niet wil spreken over kubis me en futurisme, doch alleen over heit vermogen van beide Franse schilders om in een nieuwe en misschien nog niet voor ieder aan sprekende taal zich verre te hou den van oppervlakkige Spielerei en hun vaak decoratieve kunstwer ken tot een grote monumentaliteit opvoerden. Bijzonder Heel bijzonder is het hier 6 Kan- dinsky's bij elkaar te zien, 6 wer ken van de meester der abstrac tie. Ik zal het niemand kwalijk nemen die zegt: Die Kandinsky's doen me niets. Maar ik neem het wel iemand kwalijk die zegt: Dat is nu precies dezelfde rommel die we bij heel veel jonge §childertjes zien. Want dat is nu juist niet waar. Wie goed kijkt zal bij Kan- dinsky de meester ontdekken, die door velen is nageaapt, maar nog maar zelden enigszins benaderd. Kandinsky wist in onbestemde kleurvlekken en lijnkrabbels inder daad een esthetische ontroering of een suggestieve werking te berei ken. En dat heft hem op boven zijn vele epigoontjes. Ook boven figuren als een Gottlieb, een Oka- de en een Soulages. van wie ook werk aanwezig is. Natuurlijk moet U op de expositie even kijken naar dat ver rukkelijke kleine werkje van Paul Klee: „Open boek", een werk dat mij heel sterk bekoorde. En ten slotte wijs ik op de 6 Picasso's waarvan zijn „Man doline en gitaar" en zijn „Accordeonist" wel heel bijzonder de sfeer der onder werpen geven. Er Inleiding tot de muziekgeschiedenis weler behoeft eigenlijk geen toe lichting meer. In 1927 verscheen de eerste druk en van die tijd af is dit boek het standaardwerk ge bleven op het gebied van de mu* ziekhistorie. Terecht, want alle an dere en vaak zeer te waarderen po gingen om tot dit gebied te 1 kwaliteit achter bij het werk van Höweler. Hier is de ge hele muziek geschied en ia deskun dig en overzichtelijk behandeld, waardoor dit boek bij uitstek ge schikt is voor de muzikale oplei ding. Daar Höweler het zo duide lijk en zo prettig heeft geschreven is het bovendien het aangewezen boek voor de leek, die zich op het gebied van de muziek interesseert weten. Thans is de 6e geheel op nieuw herziene druk uitgekomen bij H. J. Paris te Amsterdam en het is ook uiterlijk een prachtige uitgave geworden. De laatste ge gevens op muziekgebied zijn er in verwerkt. Wat echter bovenal van waarde is, is de kijk die Höwe ler de lezer geeft op de verschil lende perioden der ©ultuurge- naakten nog veel dat ^5? u: gl5 recht drie orgelwerken (Grande pièce symphonique. Final en Priè- doen vertolken op het echte Sleutel hier nog weest is en misschien ook nooit meer ko men zal. Daarom mag U deze tentoonstel ling niet missen. Hier ligt de sleutel dit 5 Keek- stra's poëzie geeft is dieptepoëzie. Zulk werk Telefunkcn heeft de Bach-plaat Hamer Toccata. Adagio Fuga in C-dur en Toccata en Fuga F-dur op speelt. D( dispositie van het or gel werd ontworpei door de organist dei schoonheid vastgelegd bekende r de werken Het is buiten kijf, dat Pszisko Martin Luther Jacobs kan schrijven en wat dat dachtniskirche. betreft hebber we dan c«>k alle waardering voor zijn jongste werk „Hamer" (een uitgave van de Ar beiderspers in Amsterdam. Ook de opzet van het boek i- goed Elk hoofdstuk dat een episode beschrijft uit het leven van een straatjongen, die bij het opgroeien allerlei revo lutionaire theorieën aanhangt en tal van beroepen beoefent, wordt voorafgegaan door een inleidi chenmusikdirektor Berthold Schwartz Het instrument telt r manualen cn peda a 1 en 51 registers. Voo; 1934 is het orgel bij zonder boventoon-ryk en men zou kunner zeggen, dat hier eer begin is gemaakt me orgelhervorming die vooral in Noorc Duitsland zich ster! ontwikkelde. waarin Jacobs' levensbeschouwing <je duidelijk naar voren komt en die ia de onze niet. En toch noemen wa het een sympathiek boek, laconiek en eerlijk geschreven. Aan het eind is het he' best. Dan be- «eft Hamer (de bijnaam van Jus tus Kerkling). dat hij. al is hij een zelfkantfiguur, toch een taak heeft: het helpen van zijn vrouw, het helpen volwassen worden van zijn r.__ zoon. hem voorbereiden, sterken, dackt 8', Gemshorn 8' leiden, voor de strijd, die onaf- oktave 4'. Rohrflöte wendbaar komt. Voor hen die zich speciaal daarvoor in teresseren volgt hier de dispositie: Haupt- werk: Quintade 16. Prinzipal 8'. Grobge- Het sociaal denken Het sociale denkeu in de mene. Uitgave va trum, Der Haag i', Quinte 2 2'3, Klein- oktova 2'. Mixtur 5- fach 11/3, Zymbel 3- fach Vi, Trompette 8 Posltlv: Gedackt 8' Quintade 8', Prinzipal 4'. Nachthorn 4'. Ok- tavlein 2'. Schwiegel 2', Terz 1 3/5, Boekencen- Quinte 113, Stfflöte 1', Scharff 4- fach. Krummhorn 8'. Oboe 8'. en in aparte zwelkast Eehobordun 8' en Vox Humana 8'. Oberwcrk: Ge- eerder zijn de werken uitzonder- Cafaillé-Coll-orgel uit de Sainte tassende werk: de symboliek "jlLg°®d «espeeid^Voor de orgel- ciotilde in Parijs, een magistraal u"' BMA-u ..-«.-i-i j_4 - -- jnstrument. En de vertolking heeft men l'aten verzorgen door grootste Franse organisten ze tijd. de blinde orgelmeeste Jean Langlais, thans organist vai de Ste. Clotilde. Deze thans 50-ja- liefhebbers en dat zijn ons land gelukkig veel een kost baar bezit. (Telefunken LW 50052, langspeelplaat 25 cm). het opgeheven ccll door de liefde boven al het der aards gewriemel. En datzelfde zwe- rie_ ven voelde ook de violist, die Cha gall schilderde, de man die al spelend ver uitsteeg boven het dorp, boven de huizen, boven de kunst. In de loop der tijden zijn de orgelopvattingen nogal gewijzigd, pri waarbij vanzelfsprekend de alge- iai: mene muzikale opvattingen maat- Vo gevend waren. Men kan de orgel- kunst nu eenmaal niet losmaken uit het totale muzikale beleven en het is dan ook zeer kortzichtig in generaliserende zin minderwaar dig te spreken over de orgelkunst uit de romantische periode. Men delssohn, Schumann, Brahms waren kinderen van hun tijd e o tijd had andere muziekidealen dan drie werken speelt raakt de tijd van Bach. Het subjectieve herroepelijk onder de ban element in de muziek was veel compositii sterker en zou j-— gelcomponisten Paul Dukas. Deze Lang de traditie Franck geheel voort en zijn orgelopvattingen zijn geheel gebouwd op de Franck- school, in weerwil van de huidige stroming tot het doen opleven 5.1 ®n van de oude instrumenten en de a n barokke orgelmuziek. Kan men zich een beter vertol ker en een beter instrument voor zij de composities van César Franck Zoals Langlais hier de vertolking. Persoon lijk ken ik op de grammofoonplaat geen beter Franck-spel dan van Langlais. Wie de Franse en zaï LC- di8li: gel als"dat in de Sainte pd®" Clotilde moeten verlangen. Fran- se orgelmuziek op barokke orgels aDi„' is altijd surrogaat. (Telefunken LT "ue g?lc. 6519, langspeelplaat 30 cm). CORN. BASOSKI. ■hier, die oor Telefunken ■ken speelde op het orgel Martin Luther-Gedachtnis- kirche te Berlijn. Dit boekje bevat enkele ten en studies, die in oecume- dackt 16y Prinzipal 8'. Rotu-ge- Karl Birhtur nisch verband over het vraagstuk dackt Wcldenpfeife 8'. Schwe- rf.V^l iLrü bung 8'. Oktave 4', Spitzflöte 4'. Nasat 2 2/3, ^Taldflóte 2', Mixtur de de verantwoordelijke maat schappij zijn verschenen. De ste vier zijn va de laatste twee commissie van dc Oecumenische Raad van Kerken in Nederland De- ''"'T,.' «,5" ze commissie heeft dit boekje ook bass 16. Gedacktbass 16. Oktave verzorgd en wil daarmee aan de 8', Gedacktbass 8'. Oktave 4'. rapporten en gedachten meer be- Pommer 4'. Flötonbass 2'. Rausch- kendheid geven. Of dit doel be- fpjfe 4_fach, p0Saune 16', Regal reikt zal worden, lijkt met het oog schalmei 4 op de voor een brochure .vel wat 8 en hate p.fjs ƒ3.25 de vraag. laatste leerling van de „organis- tenvader" Karl Straube uit Leip zig en hij werd in 1956 gevraagd de overleden Thomaskantor Gtin- ther Ramin op te volgen doch bleef liever in het vrije München ïen het dan de o: kwalijk nemei zich niet buiten hun eige (BI tijd hebben geplaatst. Bovendien kunst goed wil horen zal wat een figuur als Menselssohn Langlais moeten gaan nog aan voor die periode goede or- gelkunst heeft weten te scheppen, verdient toch nog steeds bewonde ring. al heeft hij dan ook zwakke momenten gehad. Maar die kende Bach ook. De grootste figuur op orgelge- bied uit de vorige eeuw was onge twijfeld César Franck (1822-1890). Wat de vormbeheersing betreft greep hij terug op Bach, wat zijn klankideaal betreft sloot hij zich geheel aan bij wat de orgelbouwer Cavaillé Coll schiep: een symfo nisch instrument. Toen Franck in 1860 benoemd werd tot organist aan de Parijse kerk Sainte-Clotil- de werd hij zo door het Cafaillé- Coll-orgel van die kerk gefasci neerd, dat hij voor dit instrument niet minder dan 6 grote orgelwer ken schreef, nl. Fantaisie, Grande pièce symphonique. Prélude. Fu gue et Variation, Pastorale, Priè- re en Final. Noch Cafaillé-Coll, noch César Franck zagen het orgel als een uitsluitend polyfoon instrument, vaarbij zoals bij Bach en zoals bracht hem a.h.w. in een ander* wereld. Het doek „De groene vio list" is ook op de expositie te zien, evenals „Brandend huis". Nu moet U eens even al die klas sieke eisen van perspectief opzij opmerken hoe geniaal Chagall hier met een kinderlijke directheid en zonder enig estheti cisme de sfeer rond het brandend boerenhuisje heeft vastgelegd, te gen een vlammend laaiend decor, waarop dieren en mensen als het ware in een enorme wanhoop ge raken, maar waarvoor andere mensen in volkomen vastberaden heid water aandragen. Gedichten van 'EN ANDERE FIGUUR die de acht trekt is Amadeo Mo de in 1920 te Parijs over- Italiaanse expressionist. Twee portretten van een studente ist zijn door de helder- Karl Richter op bovengenoemde i kleurrijkheid van de orgel- plaat zo prachtig aantoont er al door de prachtige leen sprake kan zijn Wie de plaat ruimtewerking. Bovendien men enthousiast zijn voor de wij ze waarop Karl Richter de wer- Karl Richter ken registreert en fraseert. Het is n-dynamick, dus zonder pe- neraal-crescendo. Franck zag het orgel zuiver symfonisch en in dit opzicht heeft hij de muzieklitera- Op het orgel van César Franck in de Sainte Clotilde te Parijs speelde Jean Langlais drie orgelwerken van Franck. als titel heeft. Wie •n gehele tentoonstelling van Mo digliani ziet zal wellicht aan een gemaniëreerdheid denken, maar twee van zijn portretten geven toch het genie Modigliani te zien, on danks alle bezwaren die in de loop der jaren tegen hem zijn inge bracht in allerlei beschouwingen in boeken en tijdschriften. Die twee portretten zijn teer. elegant maar bovenal expressief, bitingen van een eenzaam mens die ook niet de werkelijkheid aandurfde en zijn kunst in een schier klas siek maniërisme opbouwde, mo dern en toch teruggrijpend op een voorbije tijd. Fascinerend Een klein werk dat me bijzon der fascineerde was „Daken" van de Spanjaard Juan Gris (18871927). niet omdat het zo ontroerend is of omdat Gris 'ijn- zinmge tinten gebruikte, maar om dat Gris hier in een bijna weten schappelijk uitgedacht kubisme een enorme expressie en sugges tie heeft weten te leggen. En dan is er de „constructivistische" Rus Kasimir Malevitch 'geb. 1878) met zijn doek „Ochtend op het land na regen", waarin kleurvlakverdeling Zijne Excellentie W. F. M. Lampe, Gevolmachtigde Minis ter van de Nederlandse Antillen, heeft, uiteraard niet in zijn kwaliteit, maar eenvoudig als W. F. M. Lampe de uitgave be zorgd van een verzameling ge dichten, geschreven door wij len zijn broer J. K. Z. Lam pe. Deze uitgave is een daad van broederlijke genegenheid en piëteit. Toestemming daar toe was, zij het aarzelend, ge geven, maar de schrijver van de verzen heeft de verschijning van het bundeltje niet meer be leefd. De criticus, die geroepen is de gedichtjes te beoordelen, is met de sociale positie van de mensen, wier werk hij onder de ogen krijgt, voor zover hij daarmee bekend is, minder verlegen dan soms met het ter beoordeling voorgelegde werk zelf. In dit geval komt er nog bij, dat de relatie van de uit gever tot de dichter zeer innig is: hij noemt hem „mijn broer en goede vriend". Het gehele boekje heeft dan ook de sfeer van fami lie-intimiteit en van droefheid om het verscheiden van de man. die voor eigen genoegen nu en dan verzen schreef. De lezer krijgt ondanks zichzelf het gevoel dat hij onbescheiden is en zich in een fa miliekring waagt waar hij niet thuishoort. Als familiedocument heeft dit bundeltje natuurlijk voor de naaste omgeving van de over ledene een zekere waarde. Maar nu deze verzen aan de openbaar heid worden prijsgegeven en het oordeel van kenners gevraagd wordt, vallen sociale onderschei dingen en familierouw weg en concentreert de aandacht zich op de als poëzie bedoelde inhoud van de bundel. En daarmee is het zo gelegen, dat zelfs een niet-ge- schoolde criticus de gebrekkige techniek, de ouderwetse woord keus, het conventionele en on-oor- spronkelijke van de beeldspraak kan opmerken. Vooral storend zijn samentrekkingen zoals scept'r, d'Hemel, d'komst. d'klem. d'r Liefde en dergelijke. De dichter heeft blijkbaar in zijn vermoede lijk drukbezette leven nooit gele genheid gehad zich literair te ont wikkelen, goede verzén te lezen en zijn verstechniek op een zeker peil te brengen. Het is nu een maal zo, dat aandoening, per soonlijke bevrediging in het schrij ven en een (overigens zeer welko me) christelijke toon op zichzelf niet voldoende zijn voor het tot stand komen van poëzie. Deze "ersjes hadden beter in de fami liekring kunnen blijven. Daar hebben '.e een functie en een eigensoortige waarde; daarbuiten in het geheel niet. C.R.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1957 | | pagina 14